Een tastbaar stukje verleden dat onder geen beding mag worden aangeraakt

20190825_152700_HDR_resized

‘Nee nee, niet aanraken! Niet aanraken, mevrouw! Wilt U dat alsjeblieft niet aanraken?!’
De Indisch man krijgt het op zijn zenuwen en fluit een paar hoge ijle astmatische toonladders in de tent waar het kwik naar boven de veertig graden is opgelopen.
Het zweet staat eenieder op de rug. Er is koffie en cake in overvloed. Natuurlijk, waar Indische mensen bij elkaar zijn moet er gegeten worden. Straks de rijsttafel. In elk geval rijst met boontjes en saté. 
De totok, daar houd ik haar in elk geval voor, geschrokken van de vermaning, ‘Niet aankomen’, brengt haar rechter hand vliegensvlug naar haar linker met cake. Ze kan een klein verlegen giechellachje niet echt onderdrukken.
Maar vanwaar al die drukte van die Indisch man om een lap gore, half vergane stof uit zijn poetsdoekenmandje thuis?  
Nu willen ook enkele andere bezoekers van de jaarlijkse herdenking van de jappenkampen voor vrouwen en meisjes graag weten welke geheimen de gedrongen Indisch man deze bloedhete zondag van 25 augustus heeft meegenomen naar zijn stand op het landgoed Bronbeek.
‘Nee, nee, niet te koop, dit hier is één van de pronkstukken uit mijn collectie.’
Niet aanraken dus, en de beker met koffie op veilige afstand houden. Maar de Indisch man vertelt graag. Heldere opgewekte stem.
‘Dit is een schort zoals U ziet.’ Inderdaad, dat zien we allemaal. ‘Dit schort heeft één van de vrouwen destijds meegenomen het jappenkamp van Ambarawa in. Ambarawa 6. Kijk, daar staat het: Ambarawa 6. Kennelijk konden ze in het kamp nog borduren. Ze hadden er naald en draad. Dit schort is in het jappenkamp van Ambarawa helemaal met borduurwerk verfraaid voor de Kerst van 1943. Leest U maar.’
Mogen we er niet heel even met onze vingertoppen overheen? Geen sprake van, gebiedt de Indisch man. Hij moet bij het KNIL gezeten hebben. 
Zou? Nee, waarschijnlijk niet. Zou dit schort van de moeder van Ellen kunnen zijn geweest? Zij borduurde graag, weet ik uit de overlevering. Sta gefascineerd de tekst te lezen op het schort van Kerst 1943. En ik vergeet de Indisch man te vragen naar hoe hij aan het relikwie gekomen is, en of hij ook weet van wie het borduurwerk afkomstig was.
Evenzo interessant is een vuistdik boek met kartonnen kaft vol foto’s over Ambarawa van destijds. Het rijk geïllustreerde boek ligt op een halve meter van het schort. Het boek mogen we wél aanraken. We mogen er van de Indisch man zelfs doorheen bladeren. Foto’s van het kampleven. Je ziet kinderen. Zou één van die kinderen Ellen zijn? Je ziet kampbewoners gehurkt met stokjes in de aarde schrapen. Op zoek naar iets? Maar op zoek naar wat? Naar mieren en zo. Om hun van leegte samengekrompen maag te vullen. Je ziet op de foto’s de onhygiënische toestand. Je ruikt de racekak. Het kamp werd steeds voller. Steeds meer mensen. Ieder een steeds kleinere ruimte. En maar inschikken. Privacy ho maar. Steeds minder eten. Hongeroedeem. Maar ook hier en daar een lach op de gezichten van de bewoners die de mensonterende omstandigheden probeerden te trotseren. Ik probeer me voor te stellen anno nu zo een uur te moeten leven. Het lukt me niet. Het schort was niet te koop, maar dit boek misschien wel? Na zijn dood, bast de Indisch man. Het is moeilijk in te schatten hoelang dat nog gaat duren. Hij oogt fit.
Vlakbij in de broeierige tent – de EHBO is gelukkig om de hoek – een kraam met kleding en de meest uiteenlopende snuisterijen. Daar geen strenge Indisch man maar een totok zoals hij vertelt. Hij is in Indië geboren uit Europese ouders, net als Ellen. De man draagt een karakteristiek Indisch zijden hemd. Dat lijkt me ook iets voor Ellen die met Diana thuis is achtergebleven. Ik mis Ellen hier op Bronbeek. Ik mis haar voortdurend. Kon een mens de tijd maar stilzetten. Maar Ellen mee naar Arnhem is geen doen, zeker niet met die hoge temperaturen. Buiten is het al 35 graden. Ik ga voor groen. Een groene zijden blouse. En samen met Diana moet ze daarin natuurlijk later op de dag op de foto. We gaan 25 augustus thuis in de tuin vieren met een barbecue en een klein gezelschap om ons heen.
Bronbeek 2019: 74 jaar na de bevrijding van de jappenkampen voor vrouwen en kinderen. Op hun tiende werden de jongens door de jap als volwassen beschouwd en weggerukt bij hun moeder. De beelden ken ik. Nu nog was er een aparte herdenking van de jongens in de kampen in de Archipel. Zoals broer Wiebe van Ellen. Niet volwassen geworden maar volwassen geschopt. Hij stierf in een inrichting in Haarsteeg bij Den Bosch. Geen aparte herdenking dus langer. Vanaf volgend jaar niet meer. Dan komt de herdenking al helemaal in het teken te staan van moeder en kind tijdens de Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands-Indië. Gelijk het beeld in de grote tuin van Bronbeek. Moeder en geborgenheid. Moeder en veiligheid. Moeder en ook ontreddering. 
Het is deze zondag 25 augustus 2019 drukker dan ooit tevoren op Bronbeek. De organisatie heeft duizend klapstoelen op het gazon klaar gezet en die duizend zijn zo’n beetje allemaal bezet. Mooie zang, als altijd. Een geweldige toespraak ook van de presentator van het tv-programma ‘Andere Tijden’ wiens opa bij het KNIL zat. De spreker vertelt hoe hij zijn opa naar diens verleden vroeg. Handelingen van opa die tegenwoordig al niet meer zo vanzelfsprekend zijn als ze vroeger waren. De derde generatie die informeert naar de geschiedenis, de eerste (wat daarvan nog over is) die alle herinneringen naar boven haalt. Voor de één herinnering, voor de ander geschiedenis. En de tweede generatie die er in veel gevallen nooit over had durven beginnen. Eerste en tweede generatie deden er het zwijgen toe. Je zweeg over de oorlog. Je zweeg over de ontberingen. Je zweeg over het kolonialisme. Je zweeg. Je zweeg over alles. Je verdrong. Maar dat verandert. Er wordt steeds minder gezwegen. Er wordt ook steeds minder verzwegen. Ook niet meer over het slechte visitekaartje dat Nederland na de Tweede Wereldoorlog met de politionele acties afgaf. Wilhelmina werd door veel slippendragers en slaafse Oranjegezinde biografen de hemel in geprezen, maar bleek in feite dom en star. Ongeletterd zowat. Een koningin op klompen. Lees de historicus Gerard Aalders. Hij is niet van de verdoezeling. Wilhelmina had geen enkele notie van de veranderde verhoudingen in de wereld na de oorlog. Ze rebbelde en bazelde als een kip zonder kop vroom christelijk over Indië zonder er zelf ook maar één dag te zijn geweest. Haar ministers waren geen spat beter. Ieder een dreumes op het wereldtoneel. Dwergen. Uitgelachen kabouters. KVP-minister Joseph Luns van buitenlandse zaken niet uitgezonderd. De blinddoek. En dat verandert in het huidige tijdsgewricht in snel tempo. Er wordt niet meer uitsluitend geloofd in het eigen imperialistische gelijk. Herinnering en geschiedenis, ze vinden elkaar over een generatie heen.
Opa en oma – kleinkind. Ze waren er op Bronbeek in 2019 in groten getale, de kleinkinderen. Een stapje verder. Ook de kleinzoon van zes van Diana begint steeds meer te vragen. Over Afghanistan. Over het land waar zijn baba geboren is. Het land waar oma met twee kinderen uit wegvluchtte, kinderen in de leeftijd van haar kleinzoon nu. De deur ging achter hun dicht en er viel weinig tot niets mee te nemen. Bijna geen foto’s van vroeger. Bijna niet. Net als Ellen. Nauwelijks tastbare herinneringen aan de geschiedenis. Hun geschiedenis. De herinnering in het hoofd. Met lege handen aan de poort van Nederland. Zoals ook Ellen met bijna niets met Holland kennismaakte destijds.
Op Bronbeek klonk weer het Wilhelmus. Onderwijl, zo triest om dat te zien, vielen enkele bezoekers flauw van de tropische omstandigheden. Flesjes water kwamen te laat. Een ambulance kwam stapvoets het gazon op rijden. Het contrasteerde. En ook weer niet. Op Bronbeek ging andermaal een heel bijzondere driekleur in top. Een vlag van meer dan driekwart eeuw oud. De vlag was in drie banen geknipt en diep weggestopt geweest in een barak van één van de jappenkampen voor vrouwen en meisjes. Ambarawa 6 misschien? Net als dat schort? En…?  
In de namiddag van zondag 25 augustus genieten we in de achtertuin van de stilte om ons heen. Het doet Diana aan Afghanistan denken. Het Afghanistan van vóór de Mudjahedien. Het Afghanistan van vóór de Taliban. De tuin van het ouderlijk huis in Afghanistan met dat grote grasveld, met aan één kant allemaal uitbundig rood bloeiende tuinplanten, met die vijver en dat gastenverblijf met meerdere kamers. De onbezorgde jeugd in een milieu van apothekers. Ineens werd alles anders. Ineens vervaagde het geluk. Ze verloor niet alleen haar vader maar ook voor een hele tijd het geloof in een betere wereld. Ze vertelt van haar overbuurman die door een granaatinslag getroffen werd. Uiteengereten, die buurman. Delen van zijn lichaam kwamen bij Diana op het balkon terecht. In bloed gedrenkt onrecht en verdriet. Niemand die het balkon voor Diana opruimde, dat moest ze zelf doen. Traumatisch.
Even eerder had ze buurman Charles een foto van haar ouders laten zien. Die had ze nog wel kunnen meenemen op haar ongewisse vlucht naar Europa. Een foto ook van vorige week van haar kleinzoon die met zijn baba en diens aanstaande bruid op vakantie/ familiebezoek was in Bosnië. Je ziet op de achtergrond in Mostar nog enkele huizen die door de Balkanoorlog van de oorlogshitsers Milosevic en Karazic in geraamtes werden veranderd en er nog net zo bijstonden. 
Ach, het geborduurde schort uit Ambarawa. Kerst 1943 op Java. Met wel een schort maar geen eten. Het fotoboek met alle verschrikkingen in de jappenkampen. De lange rij onschuldigen op de gedenkborden van Bronbeek die de Japanse bezetting niét overleefden. De bombardementen op Afghanistan, de ledematen van de overbuurman, het uiteengeslagen Joegoslavië en de huizenskeletten van Mostar – niets vergeleken natuurlijk, werkelijk niets, vergeleken goddomme bij het leed dat de Denen Donald Trump met Groenland aandeden. De brutaliteit een verwend kind de aankoop van Groenland te weigeren. De kras over de ziel van die lul van Trump. 
‘Niet aanraken Trump! Blijf er met je gore inhalige narcistische vingers vanaf Trump, verwend welvaartskind!’ Ik hoor het de Indisch man van Bronbeek vol walging zeggen met zijn ijle stemgeluid.
****
Stichting Japanse Vrouwenkampen,
Ik begin ermee U andermaal te complimenteren met de herdenkingsbijeenkomst van afgelopen zondag 25 augustus op Bronbeek. Dank.
Ik vertegenwoordigde er mijn vrouw Ellen Carbo-Palstra, overlevende van kamp Ambarawa. Ik doe dit alweer enkele jaren. Voorheen gingen we altijd samen naar Bronbeek.
Mijn vrouw is van 1942, geboren te Bandoeng, jongste dochter van twee zendelingen in Nederlands-Indië namens het Leger des Heils. Zij krijgt jaarlijks van U een speciale invitatie.
In 2010 werd Ellen getroffen door parkinson. Niet veel later werd bovendien het aan parkinson gelieerde syndroom van Lewy Body gediagnostiseerd.
De ceremonie van afgelopen zondag bracht mij tot twee punten die ik graag aan U voorleg.
1. Was het, net als vorig jaar, en ook al vaker eerder, met 32 graden niet veel en veel te warm voor een herdenking van dik een uur op een open gazon indachtig de leeftijd van veel bezoekers? Zou daar niet iets op gevonden moeten worden? Eerder in de ochtend beginnen bijvoorbeeld? Of ’s avonds? Of binnen, in een zaal die ruimhartig is voorzien van airco? Het was een pijnlijk gezicht om iemand onder het Wilhelmus gestrekt in het gras te zien gaan die even later per ambulance naar het ziekenhuis werd afgevoerd. Enkele anderen zag ik vroegtijdig vertrekken. De oorzaak was duidelijk: de tropische omstandigheden zonder enige bescherming van bomengebladerte of iets dergelijks.
2. Is het nou zó belangrijk om als eerste(n) instituties c.q. een minister of staatssecretaris een krans te laten leggen? Dat is toch allang niet meer van deze tijd? Waarom begint U vanaf volgend jaar niet met de mensen voor wie zo’n kranslegging de meeste betekenis heeft en die zulks ook het meest verdienen? Ik doel natuurlijk op de mensen die de gruwelijke kampen hebben overleefd en op hun nageslacht. De eerste, tweede en derde generatie Indische Nederlanders voor wie Indië als een rode draad door hun leven loopt. Uw bezoekers komen niet voor een minister, staatssecretaris en burgemeester. Voor deze personen is de kranslegging ook vaak niet meer dan een formaliteit. Ze staan thuis voor de spiegel en roepen wellicht: ‘Daar gaat weer een vrije zondag.’ Hoe anders wordt dit door overlevenden en hun familie beleefd! Daar komt bij dat het koningshuis en de kabinetten van destijds niet bepaald een fraai visitekaartje aangaande Nederlands-Indië afgaven. De ten onrechte bejubelde Wilhelmina voorop. Lees hieromtrent maar de biografen die onafhankelijk bleven van de Oranjes, Aalders bijvoorbeeld, en die geen zoete broodjes bakten. 
Bezoeker Johan Carbo.