Niets tegen een negen tot vijf baan natuurlijk. Die moeten er ook zijn. Niets tegen van negen tot vijf, als de uitoefenaar maar niet vanaf drie ’s middags zijn tas al heeft ingepakt en voortdurend op de klok kijkt om naar huis te gaan. Kom nog maar net uit het universum van de zorginstanties. Gezegend een Koert Lindijer met veertig jaar correspondentschap in Afrika waarover kortelings zijn boek ‘Een wolkenkrabber op de Savanne’ verscheen. Een magistraal boek over Afrika, zeg ik journaliste Caroline de Gruyter volmondig na. Correspondenten hebben nooit rust. Ze gunnen zichzelf geen rust. Ze onderschatten meermaals de gevaren waaraan zij zich met hun nieuwshonger wagen. De bundel gaat ook over óns, recenseert Caroline de Gruyter, en inderdaad: de terugblik op veertig jaar Afrika brengt de mondaine mens in de rijke Westerse wereld voor de spiegel.
Ze zou vandaag jarig zijn geweest.Leven op de herinnering. Op de vele herinneringen. Wat zou ik weer ontzettend graag voor haar willen zorgen. Dag en nacht. Kon dat maar. Kon ik maar toveren. Mijn prinses. Mijn koningin. Ze zou jarig zijn geweest, vandaag, 10 maart. Voor het eerst in veertig jaar een verjaardag zonder haar. Het sneeuwde. Kan me geen verjaardag van Ellen heugen met sneeuw. Nu dus wel. In en om het huis daarmee een extra bijzondere sfeer. Niet alleen verstrooiing van haar as in De Panne, op landgoed Bronbeek, trouwkasteel Haarzuilens, en ook zoals eerder in het Drentse Gasselte, maar tevens – op haar geboortedag – in haar eigen achtertuin. Halverwege waar tot enkele maanden geleden nog een blauwspar torende. Die was met kerst 2016 gekocht toen Ellen de verpleeghuisepisode achter zich had gelaten. De blauwspar symboliseerde de kracht en de wil tot leven. Maar moest er uiteindelijk toch aan geloven. Leven op de herinnering. Op de vele herinneringen. Vrijdagmiddag 10 maart 2023 om 17.00 uur. Even de tuin in voor Ellen. Naar de plek waar die levenslustige blauwspar stond welke intussen is vervangen door twee kleinere exemplaren. Na de korte plechtigheid, heel ongedwongen in feite, een goed glas wijn, een toost op het leven en het licht, en een maaltijd waarmee deze blogschrijver hopelijk heeft afgerekend met het fabeltje als zou hij niet kunnen koken. Het recept? De eerste maaltijd die Ellen en ik voorgeschoteld kregen in het krankzinnig gezellige hotel Edelman, van de vrolijk geschifte baas Arie Edelman, die uit de verzekeringswereld kwam, op de Astridboulevard van Noordwijk aan Zee. Arie maakte van zijn hotel een Fawlty Towers gebeuren en het liep er storm. Jong en oud. Duitsers, die vooral, lieten zich in de maling nemen, en je vroeg je af: wat is dat voor een volk. Arie was een touringcar met Duitse gepensioneerden vergeten, de bedden nog niet opgemaakt, de kamers verre van klaar, en om tijd te winnen liet hij de bejaarde oosterburen onder aanvoering van zijn assistente, een soort dansmarieke, met hun koffers over het strand naar de vloedlijn van de Noordzee zeulen en weer terug. Ze gaven geen kik. Verder dan die vloedlijn kwamen ze destijds óók al niet, ik zal het ze inpeperen, kraaide Arie Edelman, niet toevallig ook prins carnaval in Noordwijk. Leven op de herinnering. Op de vele herinneringen. Onder het hoofdgerecht ’s avonds wilde Arie nog wel eens goochelen met een hoge hoed en daarin de horloges van zijn vrouwelijke hotelgasten. Niet zelden raakte er een horloge zoek. Waarbij niet moet worden verondersteld dat de hotelbaas een dief was. Hij kon gewoonweg niet goochelen, of misschien wel té goed. We kwamen er veel in de vroege jaren negentig. Leven op de herinnering. Die eerste maaltijd bij Arie Edelman en zijn assistente die met haar arm in het gips zat, en twee jaar later nog steeds. Hoorde dat ook bij alle acts die er in het hotel werden opgevoerd? Het was gissen en speculeren op dit stukje Noordzee. En ja, die eerste maaltijd bij Arie Edelman: toeval of niet, het sneeuwde toen ook. Het was koud aan zee. Ook een vrijdag. We kwamen van ons werk. Het strand veranderd in een wit tapijt. De open haard was aan. Arie bracht pasta op tafel met een saus van garnalen, krab, dobbelsteentjes spek, gefruite uien en knoflook en avocado. Natuurlijk de crème fraiche niet vergeten. Vrijdag 10 maart 2023: het eerste diner met Ellen in hotel Edelman op de Astrid Boulevard in Noordwijk aan Zee nagebootst. Het hotel is er niet meer. Net als Ellen. Maar de herinnering leeft voort. De herinnering trekt sporen door de wulpse sneeuw.Helin en Wil, ook zij beleven bijzondere momenten. Dank aan Jan van den Heuvel voor de foto’s.
Herinneringen werden opgehaald aan zware maar tegelijkertijd ook mooie jaren met de zieke Ellen. Zoals door Diana. Helin vertelde van een journalist uit Koeweit van wie ze een filmpje had bekeken. Hetzelfde verhaal als het onze. De journalist uit Koeweit (82) had nog langer voor zijn vrouw gezorgd: twintig jaar. Ook hij had erover geschreven. Boeken. Boeken over de Liefde van zijn Leven. De Koeweiti: ‘Ik was het verwende kind van mijn vrouw. Ik was haar alles. Zoals zij mijn alles was. Ik ben niet trots op wat ik al die jaren voor mijn vrouw heb gedaan. Het voelde als een vanzelfsprekendheid, een vanzelfsprekende verplichting, en meer dan dat, het hoorde zo vanuit het hart. Ik deed het gewoon, uit liefde. Ik hield van mijn vrouw, ik had niet zoveel meer nodig dan schrijven en mijn vrouw. Als ik aan het schrijven was dan was alleen al de aanwezigheid van mijn vrouw voor mij genoeg. Zij in mijn nabijheid.’
Johan, wat een prachtige en waardige middag en wat een fantastische avond met jouw kookkunst. Heerlijke maaltijd. Gezellige gesprekken en veel gelachen. Om nooit meer te vergeten. Jan van den Heuvel.
Hoe onderwijs niet georkestreerd wordt door de werkelijkheid, en de eisen van die werkelijkheid, zoals het natuurlijk zou moeten, zoals het zou behoren, maar door de perceptie van de werkelijkheid zoals die werkelijkheid in het werkveld zou bestaan. De nadruk op ZOU, in het werkveld ZOU bestaan. De vernielers in onderwijsland. Het almaar voortwoekerende afbraakproces geleid door cowboys. Onderwijs is geen uitprobeersel.Desondanks wordt er godbetert maar raak geëxperimenteerd in de schoolgebouwen.Of je nu manager bent in een kippenslachterij, een kozijnenfabriek of een onderwijsinstelling, wat maakt het uit. Wie kritiek uit is natuurlijk ouderwets en negatief.Advies, denk goed na alvorens je zoon of dochter naar een hbo-instelling van het zuidelijke Fontys te sturen. Of het moet de faculteit Circus zijn. ja die bestaat écht. De HILL methode, met ‘de student primair eigenaar van zijn eigen leerproces’, aldus de hoogste pief van Fontysin een wolk van meel.
Ik nam ook bij Fontys-Journalistiek ooit examens af. Het competentiegerichte rugzakjes onderwijs, dat we in de maag gesplist kregen, zat vol verrassingen. Kwam er eens een meisje met een afstudeerproductie in haar portfolio aanzetten waarin het wemelde van de taal- en constructiefouten. Het was een ratjetoe. Die konden we dus niet laten slagen. Geen diploma nochtans. De collega die naast me zat was het er roerend mee eens. We namen nog maar eens een pepermuntje. Het meisje riep de hulp in van de directeur, mentor, tutor, pastoor en wie allemaal niet. We hadden haar ten onrechte laten zakken. Want voor de taal en de uitdrukkingsvaardigheid op papier was ze volgens de normen van het competentiegerichte onderwijssysteem al volledig competent bevonden. Dat was al veel eerder afgevinkt. De wereld lag aan haar voeten. Blijkens het portfolio was mevrouw taalcompetent. De rode loper naar de media lag al uit. Dus kon ze met haar verdere teksten aanknoeien zoveel ze wilde, knoeperds van dt- en stijlfouten produceren, ze kon daar niet op worden ‘afgerekend’. Het eindexamen dus een wassen neus. Ik verloor de slag. Ik had het competentiegerichte rugzakjes onderwijs niet goed begrepen. Het meisje huppelde vrolijk met een diplomaatje in Tilburg de Prof. Gimbrèrelaan uit op weg naar de dichtst bij zijnde bushalte. Ellen kreeg een chagrijnige echtgenoot thuis.
Ja lieve Ellen, jij had met dat competentiegerichte gedoe niet altijd een gezellige man in huis. Het vrat aan me. Ik wist hoe Het Parool van mij een bovengemiddeld goede journalist had gemaakt en die aanpak stond ver af van het competentiegerichte afvinken. De onderwijsvernieuwers zaten aan mijn vak. Ze zaten aan mijn ambacht. Ze zaten aan mijn arbeidsverleden en mijn identiteit. Het waren in feite steeds platvloerse bezuinigingsrondes in het onderwijs. Marktgerichte escapades waarmee door al dan niet obscure netwerkers kaviaar werd verdiend. En nu is het weer raak bij Fontys. Heel goed dat de Volkskrant er zijn tanden in zet. Het lijkt bij Fontys nog beroerde dan toen ik er vertrok. Ik had via via al zoiets vernomen. Onderwijs is geen uitprobeersel !!!Studenten verdienen het klassieke onderwijs.Fysiek onderwijs noemen we dat. Daarmee valt ook vast te stellen uit welk hout de student gesneden is.
Afstuderen aan een hbo met veel te weinig kennis en vaardigheden. Het Nieuwe Leren !!! En het nóg nieuwere Nieuwe Leren!!! De trompet. De symfonie. Patsers met een vette portefeuille. In het Nederlandse onderwijs maken hun eigen zakken vullende bestuurders en managers, inhalige en naar harte lust netwerkende adviseurs, valse onderwijsprofeten en al evenzeer dik betaalde ideologen de dienst uit. Nog steeds. Waar blijft ons geld ???!!! Naar die elkaar de bal toespelende apostelen van rapport op rapport, niet naar de studenten. Hele generaties zijn er al de dupe van geworden. Ik kan me je boosheid, waarde oud-collega, over het verkwanselen van het onderwijs bij Fontys heel goed voorstellen. Dat gebeurt al twintig jaar. Welk een dedain en onbesuisdheid om de klassieke hoorcolleges te schrappen. Je zou de student eens van kennis voorzien, en van vaardigheden. Ruim 34 jaar gewerkt bij Journalistiek, jij, en moeten aanzien dat de boel volledig naar de knoppen is gegaan – erger je maar niet aan die padvinderij bij Fontys.
Ik zag het in mijn jaren bij Fontys al betreurenswaardig bergafwaarts gaan. Die bestuursvoorzitter Joepie Houterman zwetst over een belangrijke maatschappelijke opdracht die hij met zijn onderwijsgroothandel te vervullen heeft. En ergens verderop in zijn verhaal verzekert hij ons dat de studenten in contact zijn met docenten. Maar wat is daarvan de nieuwswaarde als het om een school gaat? Hooguit moet je hier misschien wel uit afleiden dat àls hij dat zo benadrukt, de studenten en docenten geen of heel weinig (!!!) contact met elkaar hebben. Het is compleet carnaval en kermis in het hoofd van Joepie de bestuursvoorzitter. Geen hoorcolleges meer, uitgedacht door iemand met een strafblad, ook dat nog, je verstand staat er bij stil. Het nieuwste Nieuwe Leren. Hoorcolleges zijn behalve kennisoverdracht ook tests in concentratie en luisterenen registreren.
In antwoord op jouw mail over het artikel in de Volkskrant aangaande alle rumoer bij onze oud-werkgever Fontys: Onderwijsvernieuwing is werkgelegenheid voor mislukte lesgevers, zei Ellen ooit eens. Prachtige zin hè! Het is nog waar ook. Ai! Als je voor de klas niet meekan, dan nog altijd wél aan de tekentafel. Ik heb hier zicht op het boek van onderwijsgoeroe Leon de Wolff. Die prietpraat! Hij gaf ook eens een presentatie bij ons op de hbo-instelling. Kort, korter, kortst. De lezer had geen tijd meer om te lezen. En dat hij geen zin had kwam niet door hem maar door ons, door ons schrijvers. We waren te uitleggerig. En daarom moest het zo kort mogelijk. Ik parafraseer, maar zo was het wel. Alles moest anders. Sneller en oppervlakkiger, maakte ik eruit op. De maatschappij vroeg om tempo en staccato. In een analyse vloog de ene na de andere zin eruit. Kort, korter, kortst. Het eind van het liedje was dat er niks meer overbleef en het geen analyse meer was. Maar inderdaad: het was een kort stukkie geworden. Handzaam, heette dat. Het was hoogzomer en uit walging en protest zaten we met een paar in korte broek en in hemdsmouwen naar die malle Leon te luisteren. De Wolff was hot zogezegd en verdiende een dik belegde boterham met zijn evangelie. Hij was hot bij directies en raden van bestuur. Na hem beleefden we een nieuwe onderwijsvernieuwing, want de blijde boodschap van Leon deugde toch niet geheel en al, en daarna een nog nieuwere onderwijsvernieuwing, en nog één. Wedden dat Fontys bezig is de pas ingevoerde duizendste onderwijsvernieuwing weer te vernieuwen?! Studenten vluchten voor beter onderwijs tegenwoordig naar België of Duitsland. Onze gesjeesde lesgevers aan de tekentafel begrijpen daar niks van. Bestuursvoorzitters al helemaal niet.
Fontys het neusje van de zalm in onderwijsland. Jaja. Een voorbeeld voor onze omringende landen, voor de gehele EU welhaast, en dan zo’n onrechtvaardig en woest artikel in de Volkskrant…. Als voorzitter van het college van bestuur van het edele merk Fontys zou ik studenten en medewerkers verbieden om nog langer met een Volkskrant onder de arm één van de schoolgebouwen te betreden. Probleem is alleen dat de locaties veelal leeg staan en gedurende de dag leeg blijven, als ik de info van insiders goed begrepen heb. In elk geval die van Journalistiek en Communicatie. Er wordt, afgaande op de berichten van ingewijden, weinig lesgegeven. Dus ja, en dan kun je eigenlijk niet eens spreken van slecht onderwijs. Word ik cynisch? Ja, ik word cynisch als het om Fontys gaat.Ik heb op het laatst in Tilburg enkele kostbare jaren van mijn arbeidzaam leven verspeeld. Aan Fontys terugdenken kan alleen maar met binnen handbereik een boek van bijvoorbeeld de zotte Vlaming Herman Brusselmans die tot lachsalvo’s verleidt. Ik gaf destijds voorlichtingsbijeenkomsten aan adspirant-studenten en hun ouders en kreeg het verzoek niet al te zeer te hameren op de hoge eisen die het vak van journalist aan verslaggevers en redacteuren stelde. Het moest vooral leuk. Voor de centen moesten er zoveel mogelijk eerstejaars worden binnen geharkt. Geld, geld geld. In de verkeerde portemonnee.
Op je nuchtere maag Jan! Hoorcolleges in Tilburg afgeschaft? Docenten die niet meer doceren? Hooguit nog feedbackgevers? En dan nog op afroep? Hier staat je verstand bij stil! Belangenverstrengeling bij Fontys met het gevolg van een excellente beoordeling? De bedenker van de huidige ongein een Belg met een veroordeling wegens verkrachting van een studente? Heb ik dat goed? Ik plukte zo-even van internet een ontroerende reactie van het ‘gemaltraiteerde’ hoofdbestuur van Fontys op dagblad de Volkskrant dat het had bestaan de kwaliteit van deze ‘geweldige onderwijsonderneming’ in twijfel te trekken. ‘Helaas blijven veel perspectieven onderbelicht’, huilt de gekneusde bestuursvoorzitter van Fontys. Het is allemaal heel eenzijdig gebracht, jankt hij de bekende riedel van iemand die publiekelijk in de hoek wordt gezet. De critici hebben het, als zo vaak, weer niet goed begrepen. De bestuursvoorzitter had het artikel zo graag zelf geschreven. Wat ik eruit opmaak is dat Fontys zijn tijd ver vooruit is; en ja zieners en helden worden zelden geëerd in eigen land. Een student is zijn eigen docent…. Die liturgie. De student geeft zelf aan wanneer het tijd is voor een diploma. Dat competentiegerichte onderwijs met portfolio en al die andere flauwekul, het zit me nog steeds verschrikkelijk hoog, en dat terwijl het alweer acht jaar geleden is dat ik bij Journalistiek van Fontys vertrok. Om nog meer voor Ellen te kunnen gaan zorgen, toegegeven, maar zou ik aan de Prof. Gimbrèrelaan in Tilburg gebleven zijn als ze nog gezond was geweest? Ik denk het niet. Het verschil met de opzet van de postdoctorale opleiding journalistiek aan de Erasmus in Rotterdam werd bij Fontys groter en groter.
Praten over journalistiek is nog niet het handwerk beheersen. Journalistiek, een mooi voorbeeld, is niet in kleine groepjes met lego spelen en een docent die verderop met een breiwerkje in een hoekje wacht totdat ie gevraagd wordt er even bij te komen. Journalistiek is oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Slijpen, en almaar slijpen. Docenten die over de schouder van hun studenten mee kijken. Luisteren naar een ervaren docent in volle collegezalen ook. Pennen die over het papier razen om alle informatie van kenners op te slurpen. Goeie studenten, ook op het hbo, willen niet voor studentje spelen maar student zijn! Ze willen zich student voelen en dat betekent dat ze serieus genomen willen worden. Geen gefröbel. Op de PDOJ van de Erasmus in Rotterdam leerden de studenten in een halfjaar meer dan de studenten van de Fontys Hogeschool Journalistiek in vier jaar. Zeker vanaf de invoering van het competentiegerichte systeem waarin ze ook zelf min of meer voor docent speelden. Het lesbord belandde bij de antiquair. Het krijtje ook.
Maar weer even terug naar de bestuursvoorzitter. Je hoort hem niet over lege leslokalen en gangen waar je een kanon kunt afschieten zonder een student of docent te raken, hooguit slechts de conciërge. Je hoort de bestuursvoorzitter niet over het experimenteren steeds maar weer met nieuwe onderwijssystemen waar studenten en docenten in de aanloopfase op een gruwelijke wijze het slachtoffer van zijn. De onrust. De onzekerheid. Weggooien wat er was opgebouwd. Je hoort de man niet over schele hoofdpijn bij docenten en studenten met steeds maar weer het wiel uitvinden. Misschien is ook wel het probleem dat 45.000 studenten over de gehele organisatie genomen toch aan de té royale kant is. Dat valt niet meer te managen. Fabriekswerk. De vermarkting. Vier kabinetten Rutte. En 5000 medewerkers? Uiterlijk vertoon, het maakt geen indruk op mij. Ik lees weinig over hun kwaliteiten, hun kennis van de praktijk en hun bevlogenheid. Ach ja, en zo sukkelen we door en strooien we onszelf zand in de ogen. Die maatschappelijke opdracht, waar deze hooggeleerde heer het over heeft, is geblaat met meel in de mond. Het gaat om wat er op de werkvloer gebeurt en wat je ziet. Niet om de zelfgenoegzaamheid van de bestuurskamer. Niet lullen maar poetsen, zeggen ze in Rotterdam. Dat artikel in de Volkskrant is een ongelofelijke blamage voor Fontys. En daar kun je dan wel een draai aan proberen te geven, het maakt het alleen nog maar erger. Ik zie het niet als een trap na van oud-medewerkers en oud-studenten maar als een vingerwijzing naar verzakende onderwijsmanagers van de tekentafel. Ik keek destijds mijn ogen uit bij Fontys, het was geen aangename ervaring, het deed me zeer aan de ogen. Zet nu onder het schrijven maar vast mijn zonnebril op.
Mensen helpen hun talent te ontwikkelen voor een betekenisvolle bijdrage aan de samenleving van morgen…. Met lege leslokalen en dito gangen ???? Met onduidelijkheid over de koers ???? Met onnavolgbare volzinnen over waar Fontys wel of niet voor staat ???? Het is niet meer dan foldertaal, reclametekst. Het is blabla. En ook niet meer dan dat. De bestuursvoorzitter zal wel even zeggen, blijkens zijn reactie hieronder, hoe de Volkskrant zijn verhaal had moeten schrijven. Hij beticht de Volkskrant van feitelijke onjuistheden, maar geeft niet één voorbeeld. Welk belang heeft de Volkskracht trouwens met feitelijke onjuistheden?! Mag de krant op zijn eigen kompas varen? De krant is geen lakei, bestuursvoorzitter! Het gaat niet goed in uw organisatie, anders zouden niet zoveel mensen opstappen. Maar, meneer de bestuursvoorzitter, gaat u door met het enthousiasme en de betrokkenheid die de Fontys-gemeenschap kenmerken. Ik geloof er geen fluit van.
Ook ik heb als oud-medewerker slechte ervaringen met Fontys. Hele slechte zelfs. De onderwijsinspectie had er aan te pas mogen komen. Bij Fontys-Journalistiek liepen veel te weinig docenten rond die uit het vak zelf kwamen en die met hun poten in het journalistieke bluswater hadden gestaan. Ze waren er nauwelijks. Docenten met 0 journalistieke achtergrond keken werk van studenten na met een spiekbriefje. Het betrof dan bij de propedeuse het onderdeel nieuwsbericht. Je zult daar maar je zoon of dochter aan toevertrouwen, dacht ik dan. We hadden met de derdejaars een schitterend project Krant. Het was een soort Ambachtsschool voor jongens en meisjes die stonden te trappelen om bij een dagblad te gaan werken. En ze kwamen er ook. De reputatie van project Krant was dusdanig dat NRC, de Volkskrant, Trouw en noem verder maar op graag studenten van ons een stageplek boden. Ik overdrijf niet als ik zeg dat NRC bij ons aanklopte als er nog een extra stageplek te vergeven was. De chef eindredactie en stagecoördinator destijds van NRC, Hans Wammes, noemde project Krant in Tilburg de beste in zijn soort, buitengewoon scherp toegesneden op de praktijk. Ineens moest alles anders. De gehele opzet van project Krant werd door de leiding van Fontys Hogeschool Journalistiek in heel zijn bizarre wijsheid naar de prullenbak verwezen. Liefdeloos. De docenten bleven met frustratie achter.
In die tijd van plotselinge verandering zat ik eens in Drenthe in de wachtkamer van een crematorium. Ik werd er aangesproken door een andere bezoeker. Ik was toch docent op een hbo ergens elders in Nederland?! Of ik kon verklaren waarom zijn zoon nauwelijks meer naar zijn hbo-opleiding in Zwolle hoefde en met een onnavolgbare rugzakjes onderwijsvernieuwing voortdurend vreugdeloos thuis zat te hangen? Ik kon geen verklaring vinden. Ikzelf was als docent een afvinker geworden. Als een student ergens competent in was bevonden, kon hij verder aanknoeien wat hij wilde, hij bleef competent. Maar was je op de krant niet altijd net zo goed als je laatste productie? In Limburg liep ik een echtpaar tegen het lijf dat zijn dochter hoofdschuddend van een Nederlandse hbo had afgehaald en vlak over de grens op een Belgische school had gedaan. Daar werd nog ouderwets onderwijs door de nonnen gegeven, zogezegd. Die nonnen gaven je nog net niet met een lat een tik op de vingers als er iets niet deugde, maar voor het overige gold dat je in het zweet des aanschijns je diploma ging verdienen, of niet.
Het competentiegerichte onderwijs dreef docenten tot wanhoop die hun vak verstonden en fysiek onderwijs wilden geven. Niet het onderwijs als voorschot op de lockdown van de coronapandemie. Onderwijs is niet iets om mee te experimenteren en maar mee te blijven experimenteren. Ellen had er vroeger in het basisonderwijs ook veel last van. Onderwijsvernieuwingen werden meestal uitgedacht door lui die het voor de klas niet hadden kunnen maken en van armoe maar werden doorgeschoven en weggepromoveerd naar de gemeente of de overheid. En de meesters en juffen zaten met de brokken. Het vervelende aan onderwijsvernieuwingen is dat ze zelden tot iets goeds leiden. De beteren verlaten het onderwijs. Ze zien er geen been meer in. Het personeelstekort loopt op. En wie zijn de dupe? Wie vooral? Bij Fontys werd door sommige collega’s de competentiegerichte afstandelijkheid, want dat was het, les op afstand, te vuur en te zwaar verdedigd. Maar toen de grond ze te heet onder de voeten werd, kozen ze voor een andere baan. Buiten het onderwijs. Zogezegd als nieuwe uitdaging, een nieuwe stap in hun carrière. Het onderwijs hoorde nooit meer iets van ze. De betere docenten waren al voorgegaan.
Wat vooral ook duidelijk wordt uit de brief van de voorzitter van het college van bestuur van Fontys is dit: de afstand tussen hem en de docenten en studenten is veel te groot. Het is wollig allemaal. Veel woorden nodig om niks te zeggen. Het is als andere grote vraagstukken met het ruttelen, zoals dat inmiddels al wordt genoemd. De marktwerking, het wegkijken, de verbazing, het niet-weten, het ontbreken van contact tussen beleidsmakers en managers aan de ene kant en hun slachtoffers aan gene zijde.
De reactie van de miskende bestuursvoorzitter……….Gelukkig vindt hij kritiek geoorloofd. Het zal me benieuwen hoe lang het nog duurt voordat deze bestuursvoorzitter ‘in goed overleg met de minister’ aan de kant geschoven wordt.
De Fontys-voorzitter:
Zaterdag 25 februari is er een artikel in de Volkskrant verschenen over onderwijsvernieuwing binnen Fontys. De inhoud én de manier waarop het stuk tot stand is gekomen, hebben ons onaangenaam verrast. De verslaggever citeert een aantal (oud-)medewerkers en (oud-)studenten die negatieve ervaringen hebben met ons onderwijs. Dat kan en dat mag. Wij staan open voor kritiek.
Ons bezwaar is dat de Volkskrant onvoldoende hoor en wederhoor heeft gepleegd. Het ‘wederhoor’ is beperkt tot een interview met Arian Steenbruggen, zonder dat de krant openheid gaf over de rest van het artikel (en de daarin gebruikte citaten). Ook heeft de krant zich niet aan de belofte gehouden ook medewerkers of studenten met heel andere ervaringen te spreken; hierdoor blijven veel perspectieven helaas on(der)belicht. Het artikel geeft een eenzijdig beeld van Fontys waarin wij ons niet herkennen. Bovendien bevat het stuk een aantal feitelijke onjuistheden. In een reactie op het conceptartikel hebben we deze onjuistheden opgesomd en de krant gevraagd die recht te zetten. Helaas heeft de krant de onjuistheden slechts in beperkte mate willen corrigeren.
Een uitnodiging van onze kant om zonder restricties met vele betrokkenen binnen en buiten Fontys te spreken over ons onderwijs is door de Volkskrant niet aangenomen.
Fontys heeft een belangrijke maatschappelijke opdracht: het ontwikkelen van talent via onderwijs en onderzoek. We hebben ons onderwijs ingericht op basis van vijf wetenschappelijk onderbouwde ‘uitgangspunten voor leren’: iedereen wordt uitgedaagd zijn talent te ontdekken en ontplooien; leren vindt zoveel mogelijk plaats in authentieke leeromgeving; leren is samen kennis en vaardigheden opdoen, onderzoeken en ervaren; de student is primair eigenaar van zijn leerproces; en leren vindt plaats in een omgeving waar studeerbaarheid centraal staat.
Binnen de kaders van deze uitgangspunten zijn onze instituten en opleidingen vrij in hun keuze voor een manier van leren. Zij beschikken over de benodigde onderwijskundige en inhoudelijke kennis; zij zijn in contact met studenten en werkveld. De zogenoemde HILL-methode, waar de kritiek van de geïnterviewden zich voornamelijk op toespitst, is een methode. Het is een van de methodes die binnen Fontys worden toegepast om de uitgangspunten van leren vorm te geven in de praktijk.
De wereld om ons heen, de samenleving waarvoor wij het talent ontwikkelen, verandert razendsnel. Het aanpassen van ons onderwijs aan de ontwikkelingen in de buitenwereld (en aan nieuwe didactische inzichten) is een ingewikkeld vraagstuk. Het vraagt om veel, heel veel afstemming, een continue dialoog én om openstaan voor kritiek. Want eerlijk is eerlijk: niet alles gaat goed in een organisatie met 45.000 studenten en 5.000 medewerkers.
Een artikel zoals nu in de Volkskrant staat, leidt vaak tot scherpere tegenstellingen. Dat betreuren wij. Hoe dan ook gaan wij verder met het enthousiasme en de betrokkenheid die de Fontys-gemeenschap kenmerken. We zijn trots op ons onderwijs. En blijven dat verder verbeteren. Zodat we onze maatschappelijke opdracht zo goed mogelijk uitvoeren: mensen helpen hun talent te ontwikkelen voor een betekenisvolle bijdrage aan de samenleving van morgen.
Namens het college van bestuur van Fontys Hogeschool, Joep Houterman, voorzitter.
****
Als een trouwe abonnee van de Volkskrant lees ik in verband met jouw oude werkgever ook over nauwe contacten met een veroordeelde verkrachter van een studente die het huidige onderwijssysteem zou hebben uitgedacht. Ook dat nog Johan! Spreeks weer en groet, Jan van Ewijk.
****
Johan, woedend kan ik over de hele gang van zaken bij Fontys worden, arme studenten…. Het erge is ook dat ik het allemaal heb zien gebeuren. Het moest anders, en zodra het anders was, moest het weer anders. Jan van den Heuvel.
****
Hallo Johan. Wat een afbraak, concludeer ik als voormalig onderwijskracht. Hier zou van overheidswege streng tegen opgetreden moeten worden. Halverwege dit verhaal moest ik even van het scherm weg om iets sterks voor mezelf in te schenken. Wat een afbraak, zei ik al. Ik heb met de studenten te doen. Lieve groet, Wil.
****
Goeie vriendin Elly leverde kritiek op wat ze in het verpleeghuis om zich heen zag misgaan ten koste van de bewoners. Elly is er nog één van de oude stempel. Ze kreeg te horen dat ze negatief was. Negatief… De slijmerds bij de leiding komen verder. De strategen die niet met hun vak bezig zijn en de normale eisen die het vak stelt doch met hun eigen belangen. De naar de mond praters. Een grijze mopperaar met haaruitval begin ik te worden. En Elly? Die stopt nog liever. Weer iemand met ervaring en kunde die er waarschijnlijk de brui aan geeft.In de zorg nog wel.
Het journalistieke is een reddende laag onder je leven. Daardoor overleef je altijd. Acteur en theatermaker Paul Haenen kan daar wel eens groot gelijk in hebben. Hij schreef zich door een moeilijke periode in zijn leven. Zijn dagboeken zijn uitgegeven. Schrijven, ervaar ikzelf, is als zalf met geneeskracht. Ook al blijft het litteken zichtbaar. Maar schrijven verzacht wel enigszins de pijn. Zoals de pijn om mijn muze Ellen. Met wie ik zo dolgraag andere pensioenjaren had doorgebracht. Gelukkig verstaan we de kunst de emoties in woorden uit te drukken. En ze bovendien van beelden te voorzien. Dat alles ook maakt het boek over de jubeljaren van Parool Sport, dat deze week uitkwam, zo ontzettend boeiend. ‘Uit de kleedkamer van Parool Sport; Een exclusief kijkje achter de schermen’, een bijbel zowat, verhaalt over Andere Tijden Sport, Andere Tijden Krant, Liefde voor het Vak, en doet je terugverlangen naar jaren die mij mijn ondergebit kostten vanwege het vele tandenknarsen in mijn slaap.
Met recht de tanden op elkaar voor een mooie carrière, Maar had ik ze ook in mijn slaap maar op elkaar gelaten. In de auto naar de krant voor mijn sportverhalen stopte ik bij elke benzinepomp. Om een nóg betere zin in mijn verfomfaaide blocnote te pennen. Schrijven deed ik in mijn beginperiode met een blikken doosje Wilde Havana’s binnen handbereik. Naast de oude Remmington. En met bij mijn stoelpoten de proppen kopijpapier met mislukte zinnen en doodlopende alinea’s. Nog maar weer eens opnieuw beginnen. Er moest bloed door je verhaal stromen. Je verhaal moest mals zijn. Als een medium gebakken biefstuk. Boter gaar. Ja, die sigaren. Schrijven deed ik ook met mijn longen. Of beter: ten koste van mijn longen. Al bleef schade uit, voor zover ik nog steeds kan overzien. Het was een harde leerschool en met de verhalen daarover trok ik jaren later volle collegezalen op de Erasmus en bij de Academie voor Journalistiek. Ineens had ik het gevoel te kunnen schrijven, het kunstje onder de knie te hebben. Het was op een doordeweekse avond en ik kwam terug van SC Amersfoort dat bankroet was verklaard. Het schreef ineens zo lekker weg.
Harde leerschool maar achteraf bezien honingzoet. ‘Uit de kleedkamer van Parool-Sport’ kan voor de redactionele ijzervreters uit de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw als een menukaart worden beschouwd voor een volgende reünie, en vervolgens misschien nog één, waarbij we niet op een rollator of looprekje meer of minder kijken. Zolang de mond nog beweegt en de oogopslag nog redelijk oké lijkt… Zelf heb ik geprobeerd het in het boek over de Gouden Jaren van Parool Sport niet mooier te maken dan het was. Het was al mooi genoeg. Eigenlijk had ik mijn grootste flater uit de vijf jaar bij Parool Sport moeten opbiechten. Waarom niet gedaan? Verdrongen waarschijnlijk in de loop der verdere jaren. Die flater? Het wereldkampioenschap honkbal voor het eerst op Europese bodem, in Italië. In de badplaats Rimini, heerlijk toeven daar, behalve toen de stad ’s nachts een keer onder water liep en de stoom uitviel, verschalkte Nederland zijn opponent Nicaragua. Klein duimpje won van een reus. Een ronkend artikel van mijn hand. Historisch en wereldprestatie en meer van dat geblaat. Oranje stijgt boven zichzelf uit, dat gelul. Geen besef, en weer staat het schaamrood op mijn kaken en krijg ik het warm als onder de zonnebank, geen benul dat in Nicaragua zojuist een burgeroorlog was uitgebroken. We noteren 1978. De sandinisten. Vernoemd naar de guerrillaleider Augusto Césor Sandino. Daniel Ortega, de nieuwe leider. Managua dat brandde als een fakkel. Tanks en doden.
De honkballers van Nicaragua waren er natuurlijk totaal niet bij met hun hoofd. Die waren met hun gedachten heel ergens anders. Dat bleek ook wel in het perscentrum waar ze zich verdrongen rond de telefooncellen. En zelfs toen ging er nog geen lampje bij me branden. Mijn grootste miskleun ooit. Ik heb het niet bewust verzwegen op de bij toebedeelde pagina’s van ‘Uit de kleedkamer van Parool Sport’. Wat het wel is geweest, het blijft me een raadsel. Misschien wel omdat ik voor het boek de honkbalanekdotes wilde beperken en ik vond dat het wel voldoende was Piet van der Wilk van Sparta aan te halen die me eens in Diemen met een honkbalknuppel achterna zat vanwege een iets te kritische noot in een verslag van een week eerder. Het frappante is dat ik juist die middag in Diemen een familielid mee had om hem te laten zien hoe leuk het werk van sportverslaggever wel niet was. Hij zag met eigen ogen dat schrijven over honkbal grote risico’s inhield en dat je god op je blote knieën mocht danken als je weer heelhuids thuiskwam.
Afgaande op ‘Uit de kleedkamer van Parool Sport’ moeten enkele ‘Paroolridders’ uit de jaren ’60 maar reuze blij zijn dat ze al een hele poos dood zijn. Henri Knap bijvoorbeeld. En ook Rien Bal. Een overhaast vertrek kan nog wel eens tot gevolg hebben dat er heel veel later nog rare dingen uit je bureauladen te voorschijn komen. Bij Knap bijvoorbeeld. Hield er een dubbele moraal op na, als we Gerrit Overdijkink mogen geloven, en we geloven Gerrit, we geloven onze godfather op zijn woord. En ja en dan ‘rien bal’, mijn bovenbuurman begin jaren ’80 in de flat Niagara in Amstelveen. Hij ging later op het Amsterdamse stadhuis werken. Kreeg bij zijn pensioen waarschijnlijk van de gemeente een vishengel mee. Daar zat hij beneden aan de waterkant mee en maar hopen dat hij geen vis van het haakje hoefde te prutsen. Toen dat een keer wel zo was riep hij klaaglijk zijn vrouw weg van hun balkon op zes hoog, of hoeveel wat ’t. Lees voor ‘rien bal’ de verhalen van Theo Gerritse. Theo (opmaker toen met potlood en gummetje, veel gummetje) die ik eens midden in de nacht, na een dienst bij Het Parool, tijdens een lift van de Wibautstraat naar zijn huis in Amstelveen, uit mijn Honda dreigde te flikkeren. Omdat ik dat wekelijkse Amsterdamse gezuig van hem richting de ‘provincialen’, ook deze Utrechter rekende hij daaronder, spuugzat was. Maar ja, Theo had toentertijd alleen nog maar een fiets en dan is alles ver weg van Mokum, ook Utrecht. Ik meende het, ik had hem langs de kant van de snelweg gedropt met het telkens weer kiezen van een mikpunt. Amsterdammers namen niet-Amsterdammers de maat. Nee, Theo zou inbinden. ‘En rij nou maar door, ik verlang naar mijn bed, jullie deden weer veel te lang over die artikeltjes van jullie‘, schamperde de blanke pit.
Later, tijdens weer eens zo’n lift van Theo naar zijn huis bij die voetbalvelden in Amstelveen, heette die club daar niet NFC?, vroeg hij me plotseling onderweg te stoppen. Daar ergens wat toen nog het Tulpziekenhuis heette. ‘Ben jij van plan je hele leven over sport te blijven schrijven?’ Daar had ik nog niet eerder over nagedacht. Ik deed meer dan over graspollen schrijven. Ik was van de voetbalfaillissementen. FC Wageningen en SC Amersfoort. Ik vergeet er misschien nog één. Bij SC Amersfoort wachtte onze plaatselijke drogist Marco Cabo al een hele poos op zijn poen. Keepte Nico van Zoghel er toen niet? Theo zakte onderuit in de Honda Civic. Ik deed ook de commissie Sport van de gemeenteraad van Amsterdam. De dagen van burgemeester Ed van Thijn. En ik liep voor een verhaal mee met de hooligans van ADO Den Haag. Die werden aangevoerd door een kleerkast, een boom van een kerel, die in het dagelijks leven de bodycard van de politicus Hans Janmaat was. Ik dartelde zo gezegd niet achter de bal aan, maar voor de bal uit. ‘Ik wil dat je de nieuwe politieverslaggever wordt, je bent lekker lastig, of noemen ze dat in jouw kringen kritisch?, kom naar de stadsredactie, daar zit ik nu ook.’ ‘En als ik nou eens nee zeg’. ‘Dat zeg je niet, start die motor van je auto maar weer.’ Die nacht aan de kant van de weg met Theo Gerritse vergeet ik mijn leven niet meer. Ik kan hem citeren alsof het gisteren gebeurde. Maar het was in 1983, veertig jaar geleden, niet veel eerder dan de ontvoering van de biermagnaat Heineken. Zonder anderen tekort te willen doen: de bijdragen van Overdijkink en Gerritse zijn echt schitterende kleedkamerverhalen. De Volewijckers tegen SC Drenthe, kom er maar eens op, Het Parool versloeg in die dagen àlles.
Het Parool verslaat àlles! Even heeft die tekst als reclame op de Amsterdamse trams gestaan. Maar omdat het edele Parool ook wel eens iets miste aan nieuws en er veel de draak werd gestoken met die journalistieke masturbatie werden de trams weer bliksemsnel overgespoten. Andere Tijden Sport. Andere Tijden Krant. Met nog telex, fax en steno. Rammen op een oude schrijfmachine van Remmington. Kopijpapier. Koppenbriefjes. Buizenpost. De oude kettingroker Ten Have kopijloper bij de ingang van de redactie. Buizenpost ja. Die zoog vaak slechter dan een gepensioneerde prostituee met bronchitis. Verhalen van de overkant in de Wibautstraat waaiden over. Henk Wehberg hield meer van alcohol dan van haast. Hij was weer eens te laat met het inleveren van zijn verhaal. Kreeg op zijn falie van zijn chef. En het excuus van Wehberg: hij had een prachtig stuk geschreven, over een profvoetballer van Den Haag die ook als jehova de deuren langs ging, maar zijn hond had er zijn tanden in gezet, in dat sfeerverhaal, en opgevreten. Iedereen wist beter. In het boek van Parool Sport bleef Henk Wehberg niet onvermeld. Zoals ook Theo Koomen. Zoals zoveel anderen. Wie wordt eigenlijk niet genoemd? Dan ben je er slecht aan toe. Ontroering bij de necrologie over Rob van den Dobbelsteen. Hij kanker in coronatijd en zijn Truus dement in een gebarricadeerd verpleeghuis, Truus die al zover heen was toen dat ze van de doodstrijd van haar jeugdliefde en maatje geen flauw idee had. Beiden konden ooit de hele wereld aan. Fietsten in Frankrijk naar de top van de hoogste bergen. Dierbare herinneringen aan eindredacteur Henk de Groot. Hij was al gehandicapt, kwam door een losliggende stoeptegel ten val, we liepen toen samen weg van de krant naar de begrafenis van een collega die bij het skiën was verongelukt. Rampzalige dag. Een ongeluk komt nooit alleen, zeggen ze wel eens.
Met Henk naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis in die zijstraat van de Wibautstraat waar tram 3 doorheen gaat. Hij belandde thuis op bed, met zijn moeder bij hem thuis in de Arubastraat bij het Surinameplein in Amsterdam als mantelzorger. Nooit meer de oude die Henk, en hij was al invalide. Van hem, die een vriend was, kregen Ellen en ik eens een vrieskast cadeau. Die reikte tot aan het plafond. Daar kon ons in mootjes gehakte lam uit Drenthe in. Dat lamsvlees in pakketjes moesten we al gauw weggooien. Utrecht en omgeving getroffen door een geruchtmakende stroomstoring van bijna een vol etmaal. Henk de Groot ja, Amerika-kenner, veelvraat afgaande op zijn boekenkasten, alweer een paar jaar dood. Het journalistieke blijkt inderdaad een reddende laag onder je leven. Voor mij althans zeker wel. Het was als balsem voor de ziel met Ellen zo dubbel ziek.En datis het nog steeds. Schrijven als gevoelsuiting. Voelen met je pen. De basis ervoor werd bij Parool Sport gelegd. Niet zozeer bij het Nieuw Utrechts Dagblad dat op mijn eerste werkdag te horen kreeg dat het ophield te bestaan. Dat kan niet aan mij hebben gelegen. Je brengt niet in één dag een krant om zeep. In Utrecht had het NUD het allang verloren van het UN waar ik veel later mijn vetste jaren zou beleven.
Nog altijd geldt het journalistieke als een reddende laag. Vatte vanmiddag het plan op de 80plusser Gerrit Overdijkink eens te bezoeken in Maarssen-Dorp. Vlakbij immers, steenworp. Hij had me na de dood van Ellen al eens uitgenodigd en afgelopen week trof ik hem weer bij de reünie van Parool Sport. Kreeg toen niet de kans een paar woorden met hem te wisselen. Hij vertelde, zijn vrouw Martha vertelde vanmiddag in het vredige Maarssen-Dorp, beiden naar de negentig, en ik vertelde. Ze zijn gezegend. Ze hebben elkaar nog. Ze wonen nog steeds in hun mooie huis nabij de Vecht. Ik vertelde ze over het omgaan met het verlies van Ellen, een wond met een pleister erop. De wond gaat nooit over. Geregeld begint die wond te bloeden. Zo maar ineens. Maar dan hoor je over de afloop van Rob van den Dobbelsteen en zijn Truus. Je leest het ook in het boek over Parool Sport. Je hoort dat Rob Fleur aan alle kanten door een ongeluk in de kreukels lag en ook nog eens zijn zoon verloor. Het leven verkocht Fleur een rot schop.Zo liepen er meer deuken en krassen op.Tim Overdiek verloor op jonge leeftijd zijn vrouw en bleef met twee kleine kinderen achter. Tranen van Liefde.Het leven levert menigeen een gemene streek.
En ondertussen was het tussen alle diepzinnigheden lachen geblazen in Baarn tijdens de reünie en werd er teruggekeken op platina jaren. Geen gouden jaren maar platina jaren. Schrijven is als balsem. Als zalf met geneeskracht. Dat was niet zo toen ik 25 was en het avontuur mijn leven beheerste. Maar nu wel. Meer melancholie. En dat maakt de betekenis van schrijven daarom misschien ook wel extra groot. ‘Uit de kleedkamer van Parool Sport’ is veel meer dan de titel suggereert. Het boek is het leven. Mannen en vrouwen op leeftijd blijken hun gezamenlijke geschiedenis nog niet vergeten te zijn. Het boek is blij en dankbaar zijn voor verschrikkelijk mooie jaren van stress en presteren, onder tijdsdruk vaak, in de journalistiek en daar de juiste waarde aan toekennen. Liefst meteen. Maar vooral achteraf. Het boek is bovendien relativeren. Beseffen dat je de dag moet plukken. De één mag langer plukken dan de ander. Dat dan weer wel.
De overpeinzing.Het was een mooie tijd, eerst voor een habbekrats medewerker honkbal en ijshockey bij het zieltogende Nieuw Utrechts Dagblad. Daar ook kopijloper, postbezorger en koffiezetter. Echt begonnen, met de nadruk op die é, bij Parool Sport. Daarna als politieverslaggever twee ontvoeringen waarvan het nieuws de hele wereld overging. Wie kende ze niet, Heineken en Heijn. Beiden aan het hoofd van een bedrijf met miljardenwinst. De val van de Berlijnse Muur. Er live getuige van. En daarna Praag en zo verder naar Roemeniëmet de executie van een ongeletterde eredoctor in veelvoud in de literatuur. Mevrouw Ceausescu kortom. En laten we haar dierbare echtgenoot niet vergeten, de schurk. Wat was nou eigenlijk het hoogtepunt in mijn carrière? De buitenlandredactie van het Utrechts Nieuwsblad? Of toch universitair docent op de postdoctorale opleiding journalistiek van de Erasmus bij Henri Beunders? Het mentorschap in Paramaribo van de hoofdredactie en de redactie van de Surinaamse krant De Ware Tijd? Het fijne van jezelf een vraag stellen is dat je hem niet hoeft te beantwoorden.
****
door Jan van Ewijk
De titel van het boek is ‘Uit de kleedkamer van Parool Sport’. Met als ondertitel ‘Een exclusief kijkje achter de schermen’. Dat klopt, stel ik vast nadat ik het halve boek heb gelezen. Gelet op de doelgroep (oud-redacteuren van Parool Sport) zou de ondertitel wel geschrapt kunnen worden. Alle redacteuren zijn toch wel op de hoogte van het reilen en zeilen in die kleedkamer? Ik schrijf dit op omdat ik een interview in Het Parool met Cees van Nieuwenhuizen en Henk van der Sluis heb gelezen over het boek. Beiden vermeldden dat ‘als er een uitgever geïnteresseerd is er wel te praten valt over een grotere verspreiding’. Ik denk niet dat die interesse groot zal zijn. Ondanks dat ‘de opbrengst dan naar het goede doel zou gaan’. Want, ‘de verslaggevers willen er niets aan verdienen’.
Niettemin heb ik het boek (althans tot halverwege) met interesse gelezen. Er staan leuke anekdotes in. Het verhaal van Mark van den Heuvel over het EK Voetbal in 1996 vond ik geinig, Het aanspreken in Engeland van volstrekt onbekenden met ‘My love’ gebeurt er vaak . Vaak door mannen, maar ook door vrouwen. Zonder enige bijbedoeling. Ook jouw weergave, Johan, van je sollicitatiegesprek met Sandberg is een parel. Vreemd dat hij jou -toen als redacteur van het NUD- in het geheel niet kende. Of, hij zou dat ook hebben geveinsd?
Wat jij in je bijdrage (‘Niet zonder kleerscheuren – II’) over journalistiek schrijft is feitelijk niet geheel nieuw voor mij. Daar kennen we elkaar te goed voor. Ik heb – toen je de brui wilde geven aan het schrijven van blogs – al tegen je gezegd dat je dat niet moest doen. Niet alleen omdat ik jouw posts op het internet waardeer (en velen met mij), maar zeker ook -of nog meer- omdat jij niet zonder formuleren op papier kunt. Ik kies bewust het woord ‘formuleren’. Want voordat je wat aan het papier toevertrouwt moet je erover nadenken. Schrijven houdt een mens scherp. Lezen ook. Zoals jij -refererend aan Paul Haenen- schreef: “Daardoor overleef je altijd … Ik merk het dagelijks in de situatie met de vrouw van mijn leven”.
Misschien heeft een van de chefs sport nog geschreven hoe freelancers zoals ik werden aangetrokken. Ik denk dat Parool Sport in die dagen toch voor B-sporten zoals honkbal freelancers had aangetrokken. Een Houtkamp, of het nu Nol of Andy is, zou als verslaggever bij Het Parool van toen hebben gefaald. En dan heb ik het nog niet eens over achtergrondverhalen.
Blijf schrijven Johan!
****
Daar zou je wel eens groot gelijk in kunnen hebben, Jan. Ook ik denk niet dat de interesse voor ruimere verspreiding via de boekhandel groot zal blijken. Het zijn vlot geschreven verhalen, vermakelijk dikwijls ook. Maar voor grotere verspreiding had wellicht voor een andere opzet gekozen moeten worden. (JC).
****
Per saldo vind ik dat de titel van het boek de lading niet dekt. Het boek is aanzienlijk minder Parool Sport dan de titel ‘Uit de kleedkamer’ doet verwachten. Mooi opgeschreven verhalen, heus dat, maar toch. Jan van Ewijk.
Of de Syrische vluchteling zo vriendelijk zou willen zijn een stap opzij te doen, vraagt de zonnebadende Britse vrouw hem op het strand van Zuid-Engeland. De Syrische vluchteling staat in HAAR licht …
De vluchteling gehoorzaamt gedwee. Later die dag gaat hij met een brief naar de huisartsprakrijk in de Engelse badplaats. Hij gaat er heen voor zijn vrouw, blind geworden bij een bombardement in Aleppo. Het wordt erger en erger met haar. Geestelijk vooral. Apathie. Als hij eindelijk na heel lang wachten aan de beurt is, krijgt hij te horen dat het adres van zijn tijdelijk pensioen in de brief ontbreekt. ‘Maar dat adres kan ik u zo wel geven.’ ‘Nee’, zegt het secreet aan de balie’, ‘dat is tegen ons beleid, u zult met een nieuwe brief moeten terugkomen.’ De Syriër is voor even buiten westen. Zijn vrouw, hij, afgescheept door de bureaucratie die geen genade en mededogen kent. Zo maar een paar zinnen uit een indrukwekkend roman. Voor menigeen in Nederland een mooi geschenk in eigen kring met Valentijnsdag.
Het is maar een heel dun laagje dat wij beschaving noemen.
Geen enkel boek bracht me tot dusver zó dicht bij de Ellen van de afgelopen jaren als ‘De bijenhouder van Aleppo’. In de ruim 330 pagina’s tellende paperback schetst de Britse schrijfster Christy Lefteri, in 2016 en 2017 als vrijwilliger bij de vluchtelingenopvang in Athene, op meesterlijke wijze de hartverscheurende sprong van een getraumatiseerd echtpaar in het duister. Een sprong vanuit de hel op aarde; van de smeulende puinresten van de door genocide getroffen Syrische stad Aleppo naar het veilige Groot-Brittannië. Een sprong in de spreekwoordelijke afgrond in feite vol verlies, maar ook vol liefde, veerkracht en hoop. Afra is blind en volledig afhankelijk, maar dan ook volledig afhankelijk in alles, van haar man, de imker Nuri. Beiden dragen een onverteerbaar groot verdriet met zich mee. Hun enige zoontje Sami is omgekomen bij één van de vele bombardementen met drones in het voorheen zo trotse Aleppo, het economische hart van weleer van Syrië. Natuurlijk zijn de omstandigheden niet met elkaar te vergelijken, natuurlijk niet, maar toch. Het is de onverbrekelijke trouw aan elkaar, de levensovertuiging.
Ik voel de hartslag van Nuri. Ik voel hem op elke bladzijde. Ik voel de warme hand van Afra die langs het gezicht van Nuri strijkt. Het is de afhankelijkheid, de volledige overgave van Afra aan Nuri, het vertrouwen in hem, de berusting dat slechts verder leven nog kan met vertrouwen in de partner, en dat alles ongewis blijft. Zelden stond ik in mijn bibliotheek voor de rij boeken die ik schreef over het, sámen met Ellen, sámen met haar, omgaan met haar ziekte die onvermijdelijk zou lijden tot haar dood. Met ‘De bijenhouder van Aleppo’ in de ene hand streel ik met de andere hand de titels van mijn boeken over mijn laatste tien jaar met Ellen en druk ik een kus op ‘Dankjewel voor je liefde’ welke de zieke Ellen tegen mij haast bedremmeld uitsprak. En met welke woorden de op de vlucht uit Syrië aan de hand meegevoerde blinde Afra haar man Nuri eveneens de facto decoreerde. Nuri brak en kreeg tegelijkertijd een stroomstoot aan nieuwe energie. Zoals dat ook voor mij gold bij dat ‘Dankjewel’ van Ellen, en ik wist dat ik over elke toren zou kunnen blijven springen. Voor haar, ja voor haar, al was het de Dom in Utrecht.
Vluchten, de verhalen erover benemen je de adem. Dat was al zo in 1989 als reporter voor Het Parool in Zanka aan het Ballatonmeer in Hongarije waar vluchtelingen uit het op zijn laatste benen lopende DDR verzameld waren. Het had iets sinisters. Maar naar het heden. Ik ken een vrouw die jaren geleden uit vrees voor de Taliban in boerka met twee hummeltjes aan de hand Afghanistan ontvluchtte en die via allerlei omwegen en slingerwegen en op millimeters langs ravijnen in Oezbekistan en Tadjikistan dwars door het zomerse bloedhete Rusland moest met voor alle drie één flesje lauw water. De kinderen kregen ieder een flesje. Het derde werd bewaard voor later, voor de twee peuters, een meisje en een jongentje. Moeder bewaarde haar flesje water voor de kinderen. Had deze vrouw het verdiend om tenslotte in de val te lopen en op te botsen tegen een VVD-hek aan de randen van de Europese Unie?! We hebben het in Buitenhof een doorgewinterde VVD’er overduidelijk horen zeggen. Is het leven van die vrouw en haar kinderen niet even waardevol als het leven van die neoliberaal wiens gladde praatjes door correspondente Step Vaessen gelukkig werden doorgeprikt met argumenten en onderbouwing van die argumenten resulterend in conclusies over de tentenkampen in Griekenland van een ooggetuige? Ik ken een Afghaanse, een arts, die op haar vlucht werd gesnapt en werd teruggebracht naar waar ze vandaan kwam. Kon ze weer gaan sparen voor een mensensmokkelaar en kon ze het allemaal opnieuw proberen. Ze kwam uiteindelijk uitgeput, berooid en op blote voeten aan de poort van Ter Apel. Had ze vooraf op een hek van de EU moeten stuiten, zoals de VVD’er ijspegelig bij Buitenhof uit misselijk makend electoraal belang zat te oreren? Als de rollen nu eens omgedraaid waren?
Zoals ook zijn dooddoener van opvang in de eigen regio? Zie die regio thans na een paar aardbevingen en hoe de Syriërs zich uit die nieuwe ellende moeten zien te redden. Op een God hoeven we niet te vertrouwen, dat zijn sprookjes, ouderwetse drugs voor domme wezens, we zullen het zelf moeten doen. Niet ‘ze’ maar ‘zij en wij’. Humanitair kan het er niet erger. De duvel schijt altijd waar niks is. Wat wordt er zondag door de dominee vanaf de kansel geroepen? Hopelijk dit: “Onverbeterlijk naïeve gelovigen ga terug naar huis, u verdoet uw tijd hier in de kerk.” Ik geef les in de Nederlandse taal aan iemand van wie de tante bij een oversteek te water ging zonder te kunnen zwemmen. Het moést, commandeerde de smokkelaar. Haar eigen kinderen spartelden zich naar de overkant met een volgende tussenstop in de vluchtpoging. Maar hun moeder verdronk. Voor de ogen van haar kinderen. Welk recht hebben wij als lidstaten van de EU om een hek of een betonnen muur om ons territorium te plaatsen? Daar komen alle mensenrechtenorganisaties terecht tegen in het geweer. Het verhaal Mais, de peuter van drie die op de vlucht uit Koerdisch Syrië haar ouders verloor, en gelukkig in haar broekzak een briefje had met naam en adres van haar opa en oma op de Veluwe, ze werd er als het ware door Post.nl middenin de nacht als een levend pakketje afgeleverd. Drie jaar nog maar en alleen naar Nederland. Kippenvel. Dát zijn de verhalen die het woord hek een misdadige connotatie geven. Een menswaardig bestaan in vrijheid behoort eenieder toe te komen, niet alleen onszelf. Kunnen we het vluchtelingenvraagstuk niet aan dan zetten we nog maar een tandje bij. Elke gemeente in Nederland een behoorlijk aandeel in de opvang, een groot aandeel zelfs, en wel meteen, zonder verder gezever, op straffe van flinke sancties. Desnoods gijzeling van een compleet gemeentebestuur. We zijn mede schuldig aan bijvoorbeeld de beelden die Thomas Erdbrink deze weken vanuit Afghanistan laat zien in de bloedstollende serie ‘Onze man bij de Taliban’. We liepen braaf en lafhartig achter Biden aan.We gaven Afghanistan terug aan bandieten die we daarvoor bestreden. We zijn medeplichtig aan wat vrouwen en meisjes in Afghanistan nu wordt aangedaan.
Het is maar een heel dun laagje dat wij beschaving noemen.
De zwaar getraumatiseerde imker van Aleppo, hij ziet meeuwen voor gevechtsvliegtuigen aan, duikt ook buiten Syrië voor bombardementen weg die er niet zijn, heeft nog maar één doel voor ogen: zijn neef en zakenpartner Mustafa terugvinden die Groot-Brittannië wist te bereiken en die daar weer is begonnen met het houden van bijen. Want waar bijen zijn, zijn bloemen. En waar bloemen zijn, is nieuw leven. En waar nieuw leven is, is hoop. En hoop vergroot de weerstand. De Britse krant The Guardian vergeleek het boek ‘De bijenhouder van Aleppo’ met ‘De vliegeraar’ over de Hazara in Afghanistan en met ‘De tatoeëerder van Auschwitz’. Dit boek verdient het in lovende woorden te zijn ontvangen. Ook zo’n juweeltje al is dit in dit verband een ongelukkig gekozen woord. The Guardian recenseerde het boek van Lefteri als een vurig pleidooi voor medemenselijkheid dat mogelijk zelfs de lezer inspireert. Medemenselijkheid met de zwaarst getroffenen in deze wereld. Niet weten of je over een kwartier nog leeft, laat staan over een uur, volledig overgeleverd zijn aan…, aan wat eigenlijk?, een tocht naar de vrijheid, een leven zonder angst en tralies, die op de meest indringende wijze door Christy Lefteri in ‘De bijenhouder van Aleppo’ over het voetlicht wordt gebracht. In de duisternis vat Nuri moed. ‘Deze roman opent je de ogen’, recenseert Heather Morris, auteur van ‘De tatoeëerder van Auschwitz’. Inderdaad: bewustwording, en deze voortreffelijke roman zou eigenlijk op het nachtkastje moeten liggen van elke VVD’er en eenieder nog rechtser van die partij. Je kunt je ogen wel sluiten, je kunt wel over muren en hekken beginnen, maar mensen die niets meer te verliezen hebben, die zich in de apocalyps Aleppo bevinden met vele duizenden en nog eens duizenden doden op het wegdek en de trottoirs in de straten, lijken in ontbinding die er blijven liggen vanwege de sluipschutters, die overlevenden van de hel lopen met de wanhoop in hun ogen als het moet dwars door het beton van een muur of dwars door prikkeldraad om aan gene zijde in het Beloofde Land desnoods dood te bloeden.
‘De smokkelaar wuifde ons naderbij en we schuifelden naar de vloedlijn. Eén voor één klommen we met zwemvest in het deinende rubber bootje. Het jongetje Mohammed, dat alleen de vluchtpoging ondernam, waar waren zijn ouders?, kroop dicht tegen me aan. Hij zei dat we misschien wel dood gingen, ik beaamde dat. Afra had nog altijd geen woord gezegd, geen lettergreep was over haar lippen gerold, maar ik voelde haar angst. Haar ziel was nu even donker als de hemel, even rusteloos als de zee. De smokkelaar beval ons de telefoons en zaklantaarns uit te doen. De buitenboordmotor werd gestart, het rubber kreunde op de golven. Het valt mee, hoorde ik een kind zeggen. Er klonk triomf in het stemmetje van het kleine meisje. “Ssst!”, siste haar moeder. Een man begon een koranvers te reciteren. Ik stak een hand in het water en hield hem daar. Ik voelde het ruisen van de zee, ik voelde levenskracht, en ook de toenemende kou naarmate we verder van de kust verwijderd raakten. Mijn andere hand legde ik op de arm van Afra, maar zij reageerde niet. Het jongetje Mohammed, zeven nog maar, begon te klappertanden. Hij mompelde dat we nog steeds niet in het water waren gevallen. Mohammed klaagde over natte voeten, ikzelf ook. Ik staarde de donkerte in. Was dit wat Afra elke dag zag, de afwezigheid van contouren en vormen? Het meisje begon te huilen. Sttt!, commandeerde haar moeder. Plots was het een moment volslagen donker. De snijdende kou voelden we al niet eens meer. Ineens was Mohammed weg. Ik speurde het wateroppervlak af, de zwarte golven, zo ver mijn oog reikte, en toen, zonder erbij na te denken, sprong ik erin. Ik zwom rond, deed mijn zaklantaarn aan, schreeuwde om Mohammed. Ik bleef onder water zolang ik kon. Toen ik geen zuurstof meer in mijn longen had, toen de dood aan me begon te trekken, worstelde ik me naar de oppervlakte. En in een vlaag zag ik dat een man Mohammed vasthield en in het bootje hees. We naderden de Griekse kust. Ik hoorde mijn naam roepen. En weer, en weer, en steeds maar weer mijn naam. Ik zag sterren boven me en Afra’s gezicht. “Oom Nuri, oom Nuri, een schip, er komt een schip aan.” Mijn zwemvest was langzaam leeggelopen, maar ik trapte met mijn benen om mijn hoofd boven water te houden. In de verte naderde een helder licht en ik huilde diep van binnen met een blik op Afra.’
‘De bijenhouder van Aleppo’ is prachtig geschreven, meeslepend, een pageturner. Geen chronologie maar flashbacks. De opzet van de bundel is schitterend gekozen. Indringende dialogen en observaties. Uiteengereten families in de tentenkampen. Drugshandel in de kampen op Lesbos waar het naar urine ruikt en naar stinkende ontreddering, verontmenselijking, en de prostitutie welig tiert. Nog een stap verder: orgaanhandel. De verleiding is groot veel van de inhoud te verklappen, ik doe het niet. Maar toch nog dit: Nuri vraagt Afra of ze mee gaat een wandelingetje maken naar het stand in Zuid-Engeland. Ze reageert niet. Dat verlies van communicatie, het breekt hem telkenmale. Dan maar alleen. Hij ziet de attracties verderop op de pier. Hij beseft dat de muziek hier op de boulevard vierentwintig uur per dag klinkt. “Pardon”, hoor ik iemand achter me zeggen. Ik draai me om en zie een vrouw in een strandstoel fronsen. Haar huid is zo bruin dat het lijkt alsof ze op de zandvlaktes van Syrië heeft liggen bakken. “Zou u zo vriendelijk willen zijn niet in mijn licht te gaan staan? Dank u wel!” Ze bedankt me nog vóór ik een stap heb verzet.’
Het is maar een heel dun laagje dat wij beschaving noemen.
Welke woorden moet je nog kiezen als uit representatief internationaal onderzoek blijkt dat van de Nederlanders na 1980 geboren een kwart niet in de Holocaust gelooft en die afdoet als een mythe ?! De Holocaust inderdaad afdoet als een verzinsel !!! Er zijn domweg geen woorden voor. Mogen we hier even heel diep ademhalen ?! Ruim 23 procent van de Nederlanders tot veertig jaar is van mening dat de uitroeiing van de Joden in de Tweede Wereldoorlog, en in de aanloop ervan, niet is gebaseerd op waargebeurde feiten en kortom niet heeft plaatsgevonden. Claims Conference komt met méér schokkende bevindingen. Maar liefst 59 procent van de Nederlandse ondervraagden na 1980 geboren weet niet dat door de nazi’s van Hitler zes miljoen Joden zijn omgebracht en dat er vernietigingskampen als Auschwitz, Bergen-Belsen en Dachau hebben bestaan. Claims Conference stelt vast dat de onderzoeksresultaten nergens in de wereld zó schokkend zijn als in Nederland.
Wat is de oorzaak van die bedroevende cijfers in Nederland? Ouders – de babyboomers vooral ook – die verzuimd hebben het oorlogsleed door te geven aan latere generaties? Ons onderwijssysteem met al die verlammende en tot ongelukken leidende hervormingen door de jaren heen, welke strapatsen veel ouders in onze grensprovincies zelfs deden besluiten hun kinderen in België of Duitsland op school te doen? De vakken geschiedenis en maatschappijleer geschrapt uit de lespakketten? Niet leuk genoeg, geschiedenis? Maakte zelf als docent op een rommelige hogeschool voor journalistiek mee dat het niet meer ging om hoe de docent dacht over de student, een normaal gegeven zou je denken, maar hoe de student de docent beoordeelde. De student mocht zelf op een zo gezellig mogelijke wijze zijn lespakketje met roostertje in elkaar knutselen op weg naar het einddiploma dat hem als het ware in de schoot geworpen werd. Want hoe meer einddiploma’s, hoe meer bonussen naar de verantwoordelijke onderwijsinstellingen. Hoe komt het toch dat Nederland zo vaak zo slecht scoort als nu weer bewezen met de Holocaust? De ontlezing die in weinig landen zo significant is als in Nederland? Het kabinet dat tijdens de lock-down in verband met de coronapandemie wel de slijter openhield maar niet de boekwinkel? Het kabinet dat de culturele sector al jaren de voet dwars zet?
Ben zelf ondertussen aangeland op de laatste pagina’s van ‘De zussen van Kobani’, adembenemend, tranen wellen op, het voortdurend slikken en wegslikken, en vraag me af hoeveel Nederlanders van na 1950 – ik doe maar een greep – geïnteresseerd zijn ín en iets afweten ván hoe er door Syriëgangers en het barbaarse en goddeloze schrikbewind van het kalifaat werkelijk is huisgehouden onder de Koerdische bevolking van bijvoorbeeld de provincie Aleppo nog geen tien jaar geleden. Wat heeft zich daar werkelijk afgespeeld? Al het slechte dat maar te bedenken valt, dát is dáár gebeurd. De hel op aarde. De apocalyps. Het einde der tijden. Huiveringwekkend. Ontvoeringen, verkrachtingen, seksslavernij, martelingen, onthoofdingen, lichamen gespiesd, uithongering, landmijnen en raketaanvallen, en waar moet ik in die opsomming stoppen? De reeks is eindeloos. Huiveringwekkend, als gezegd. Dood en verderf. In zijn meest extreme vorm. Achter mijn rug klinkt: Alles wat je aan vreselijkheden kunt bedenken heeft in Noord-Syrië plaatsgevonden, en waar was de rest van de wereld? We konden geen kant uit.’ Laura H. die in Mosul belandde en naar Nederland terug vluchtte, de vuistdikke pil over haar met lilapaars getint kaft, het boek ligt in mijn bibliotheek op een stapel waaraan het boek over de hemeltergende tragiek van de Koerden in Noord-Syrië wordt toegevoegd. Laura H. in Mosul en het kalifaat en alle misdaden in Kobani – we hebben het over krek dezelfde jaren in de recente geschiedenis van een wereld die zich heeft ontaard en tot een morele vuilnisbelt heeft gedegradeerd. Een kwart van de Nederlanders na 1980 geboren wuift de Holocaust weg als een fabeltje. Dat zal met de de slavernij op de plantages van Suriname wellicht ook zo zijn, en met de inhoud van ‘Zarifa’ en Afghanistan (33 graden onder nul momenteel) vermoedelijk niet anders, en met ‘De zussen van Kobani’ eveneens. Om maar te zwijgen over ‘Sisters in Arms’ van Caroline Fourest met in de hoofdrol Dilan Gwyn.
Ik citeer uit ‘De zussen van Kobani’. Ze kamden een klein hotel aan de rand van de stad uit, waar een grote groep IS-terroristen zich had schuilgehouden, de Koerdische strijders hadden de terroristen één voor één uitgeschakeld. In de kluizen achter de receptie troffen ze een groot aantal paspoorten aan van leden van het kalifaat. De commandante van de Koerdische vrouwenbrigade vroeg de Franse journalist Jean-Luc om de paspoorten te bekijken. De correspondent was gaan zitten op de enige bank die nog in de hotellobby stond en had de passen op stapeltjes gelegd. Journalist Jean-Luc bekeek de paspoorten. En hoe meer hij er inzag, hoe misselijker hij werd. Op een gegeven moment had hij nieuwe stapeltjes gemaakt en de paspoorten op land gelegd. Hij had paspoorten uit Noord-Afrika verwacht, en uit het Midden-Oosten. Maar nee. De terroristen kwamen uit Frankrijk, Engeland, België, Zweden, Noorwegen, Denemarken en uit Nederland. Jean-Luc stuurde zijn artikelen naar zijn krant. Maar die plaatste de verhalen niet (meer). Te ongeloofwaardig, te surrealistisch, opgeklopte verzinsels van een op locatie gehersenspoelde verslaggever, vond zijn hoofdredacteur. Druk van buitenaf in Parijs. Daar bezweek de hoofdredacteur onder. Turkije, de NAVO en de EU. De machtsmechanismen. Of de journalist dat in zijn werk wilde verdisconteren. Jean-Luc spatte tussen alle doden en gewonden en de puinresten in het door IS belegerde Kobani uit elkaar van woede en moest zich tijdens de telefonische tirade geregeld bukken om een kogel te ontwijken. Hij nam in razernij ontslag bij zijn krant, sloot zich aan bij Koerdische milities, bleef produceren voor internationale persagentschappen die hem en zichzélf serieus wilden nemen, en stierf tijdens een reportage smartelijk bij een raketaanval.Niet de westerse pers maar de Koerden van Noord-Syrië brachten hem de laatste eer.Zo verging het Jean-Luc.
Op 26 januari 2015 heroverden de Koerden met de Peshmerga, hun onwaarschijnlijk sterk gedisciplineerde vrouwenbeweging van vrijwillige strijders, een toonbeeld aan veerkracht, hun stad Kobani op IS. Duizenden en duizenden doden en verminkten onder de Koerdische bevolking. Op de heuvel werd de IS-vlag neergehaald en kon de Koerdische er weer wapperen. Het zijn aangrijpende pagina’s in het boek over Koerden, hun moed, hun trots en hun besef van hun geschiedenis. Doet me aan de Holocaust denken. En de onwetendheid in een land dat beheerst wordt door decadentie. Kobani bevrijd tegen de achtergrond die we momenteel maar al te zeer weten vanwege Oekraïne. De lijklucht die in de straten hing. Vermengd met de geur van urine. Er was veel bloed vergoten en de overlevenden van Kobani beloofden elkaar geen enkele druppel bloed ooit te zullen vergeten. De overlevenden beloofden elkaar dat ze hoop zouden blijven inademen en dat ze met hart en ziel zouden blijven vechten tegen het gemis aan respect voor het leven. Het gemis aan respect voor het leven in de meest vreselijke, en van hieruit nauwelijks voor te stellen, gedaanten. Beestachtig? Het doet geen recht aan dieren dit alles zo te formuleren. ‘De zussen van Kobani’ is een op waargebeurde feiten gebaseerd meesterwerk over het tienermeisje Zozan, een uitzonderlijk goede scherpschutter, en beschrijft ragfijn het gezin van vier personen waaruit ze voortkomt, van wie het meisje als enige de oorlog in haar geboortestad wist te overleven. Haar iets oudere zus werd door een IS-bandiet onthoofd waarvan Zozan getuige was omdat er satanisch – geen beter woord kan ik bedenken – een filmpje door IS was gepost en op social media rondging. Een grijzende IS-terrorist die twee hoofden zonder lichaam aan hun haren in de lucht hield en kwijlend droomde van de beloning van 72 maagden in het uiteindelijke paradijs. Het zou één maagd worden, een maagd van 72, en dat nog niet eens. In een zoekactie werd hij naar de eeuwige jachtvelden geschoten.
De Arabische lente die eerder in Tunis begonnen was, sloeg snel om naar de omringende landen waar dictatoriale regimes de knoet hanteerden en het bijvoorbeeld ook de Koerden verboden was een eigen vrije wil te hebben en uiting te geven aan hun eigen taal en cultuur. De opstand werd vooral door vrouwen geleid, onvoorstelbaar moedige vrouwen. Ze blijven nog steeds actief en strijden voor een vrije en seculiere samenleving. De vrouwen van Kobani werden uiteindelijk wereldberoemd. Er zijn nog altijd ettelijke honderdduizenden vrouwen die leven als slavinnen, staat in het nawoord van ‘De zussen van Kobani’ geschreven. Het boek mag zeker ook worden gelezen als een niet malse aanklacht tegen de Europese Unie, die vergadert en nog eens vergadert en waarvan de hoogste kwaliteit is het afgewende hoofd uit lafhartigheid en misrekening. Tijdens de bevrijding van Kobani hoort de onverschrokken Zozan ineens een stem achter zich. Ze draait zich om. Ze kijkt, ze kijkt nog eens, ze kijkt door haar tranen heen en ziet daar op de puinresten haar oma staan, ze slaakt een kreet, rent op haar oma af, en valt in haar armen . Ook oma blijkt de oorlog te hebben overleefd. Dus toch. Het zijn waargebeurde feiten. De tekst kruipt onder je huid. Leerlingen van het middelbaar en hoger onderwijs in Nederland, en al iets oudere leeftijd, het gaat om waargebeurde feiten !!!
We laten Zozan aan het woord.‘Het gezicht van mijn oma stond intens verdrietig en tegelijkertijd heel gelukkig. Ogen zo helder, zo helder als glas, een gezicht zo oud geworden en zo vol groeven. Ik keek recht in het gezicht van ware LIEFDE.’ Het meisje was rijk. Ondanks de verloren jeugd. Ze kwam er achter wat ware LIEFDE in werkelijkheid was. En betekende. Dat was oma in Kobani en niet de gsm met beursberichten in de neoliberale westerse onbeschaafde nepwereld op weg naar verder jagen en jakkeren met een kromme vinger. Oma teruggevonden, maar in de strijd om Kobani tegen IS wel haar beide ouders en haar zus verloren, de één op nog gruwelijker wijze dan de ander. Hier valt deze blogschrijver stil.
Een ontroerend slot en terwijl ik het boek dichtsla lees ik over een kwart van de Nederlanders, na 1980 geboren, die de Holocaust als een mythe afdoen. En dat ruim meer dan de helft van de Nederlanders, na 1980 geboren, niet weet dat Hitler-Duitsland de vergassing en zo meer van zes miljoen Joden op zijn geweten heeft. Wat zullen de Nederlanders van de Koerden in Syrië, Turkije, Irak en Iran afweten? Geen klap? Huiveringwekkend. Om tegen deze bikkelharde feiten een daad te stellen mag er nog één onderwijsvernieuwing komen. Drie keer raden hoe en waar? De bijenhouder van Aleppo? Geschreven door Christy Lefteri. De vlucht van meer dode dan levende wanhopigen van hun hart beroofden uit Aleppo? Waar ligt dat ergens? Bestaat dat echt? De meest betreurenswaardige stad op aarde? Genocide? Allemaal fabeltjes waarschijnlijk.
De buik van het vliegtuig stond wijd open, het felle licht priemde het donker in. Een rij stille mensen schuifelde vooruit over de startbaan van Kabul. We noteren de zomer van 2021. Mijn verloofde Bashir gaf me een zacht rukje aan mijn hand. ‘Kom, we moeten gaan.’ Ik stond daar als aan de grond genageld. Ik probeerde mijn voet op te tillen en het verdoofde gevoel van me af te schudden, maar kon me niet verroeren. Ik wilde ontzettend graag die laatste momenten, voordat ik in Kabul aan boord ging, vasthouden en bukte me om een handvol aarde op te scheppen, die ik vervolgens in een slip van mijn hoofddoek knoopte. ‘Kom nou.’ Een nieuw salvo geweervuur – staccato, indringend – barstte los achter de omheining van het vliegveld: tadadadada. Lichtspoorkogels tekenden als dansende vuurvliegjes een boog onder het licht van de sterren.
Bashir trok weer aan mijn hand, harder nu. Ik schoot met een schok vooruit en sloot me aan bij de rij die het vliegtuig in ging. Binnen lieten we ons op de vloer zakken. Om ons heen zagen we uitdrukkingsloze gezichten en vochtige ogen, we werden ondergedompeld in het zachte gegons van lieve woordjes dat onderdrukte snikken overstemde. Uit vuile rugzakken kwamen aandenkens tevoorschijn. Schooldiploma’s. Babyschoentjes. Mijn verlovingsfoto’s. Ik zag een gelukkige vrouw die ik nauwelijks nog herkende. Het was heel onrechtvaardig. Voor mijn moeder, voor wie dit gewoon het zoveelste verlies was in een leven vol verliezen. Voor mijn broers en zussen, die altijd hadden gehoord dat ze een beter Afghanistan zouden erven. Voor de andere families die dagen en dagen bij het vliegveld hadden gestaan. Voor de radeloze achterblijvers natuurlijk ook, zij zeker ook, zij al helemaal.
In de laatste ogenblikken dat ik in mijn vaderland was, zong ik een lied over ballingschap.
Mijn land
Zo uitgeput van kwellingen
Mijn land
Verlangend zonder remedie en dus hoop
Mijn land.
Als iemand die gelaten afwacht
Mijn land
Als een woestijn vol zand
Mijn land
Als een treurend hart
Mijn land.
Ze zong. De tranen hoefden niet te komen, ze waren er al.Het land van haar vader. Aan het woord een imponerende jonge vrouw van nog geen dertig jaar. Ze omschrijft zichzelf als een prettig obsessief ambitieuze vrouw die niet wilde accepteren dat Afghanistan in de goot belandde, maar nu moet toegeven dat het toch de goot is geworden van waaruit geen terugkeer meer mogelijk lijkt. Biden, de westerse wereld, Nederlandse politici ook, het drama, de gewetenloosheid en de herinnering die niet alleen Rutte op gewenste momenten in de steek laat. Men heeft alleen maar herinnering aan zijn eigen heldendaden. Misschien wel omdat die zo gering zijn. Het land van haar vader. Haar moedige vader die zijn dochter liet studeren, zelfs liet studeren aan een universiteit in India. Die zijn dochter burgemeester liet worden van een aartsconservatieve provincie niet ver van de hoofdstad Kabul. Haar vader die zijn voetje voor voetje veroverde inzicht op gelijkwaardigheid tussen man en vrouw had moeten bekopen met zijn leven. Op straat, ja voor de deur van zijn huis en gezien door één van zijn kinderen, vermoord met kogels uit een kalasjnikov van de ontaarde Taliban. De moord werd nooit opgelost. Er werd zelfs geen moeite gedaan. De herinnering aan het geboorteland via een paar zandkorrels, haastig meegenomen naar de startbaan van de luchthaven van Kabul. De exodus van talent, de diaspora.
Het boek van Zarifa Ghafari grijpt je naar de strot. De jongste vrouwelijke burgemeester ooit in Afghanistan schrijft in Zarifa naar een adembenemende apotheose toe welk indringend slotakkoord de lezer niet meer loslaat. Ze schildert verderop in het boek als met penseelstreken op het doek de val van Kabul in de zomer van 2021 en ik zie nog Diana toen huilend hier thuis voor de tv zitten naast het bed van ons aller Ellen. De geschiedenis had zich herhaald in het land waar ook zij, Diana, net als Zarifa Ghafari , geboren was en ook zij, de o zo dappere Diana, net als de vrouwenrechtenactiviste, haar vader begraven wist. Ook zij zal het graf van haar vader nooit meer in haar leven gevaarloos kunnen bezoeken. Ze zou het lot tarten. Hoe mooi trouwens kan taal zijn. Proza zowel als poëzie. Hoe mooi is het te penselen met woorden die zinnen worden en die aansluiten op de vorige. Het boek van Zarifa is schitterend geschreven. Heel veel emotie, maar niet de emotie om de emotie, ik denk aan onze opdringerige talkshows, aan de blabla, aan Jinek en Beau, nee het is de taal, het geschreven woord over de geschiedenis en over hoe onze generatie de geschiedenis in gaat.
Zarifa Ghafari behoorde tot de vluchtelingen op de luchthaven van Kabul na alle politieke opportunistische lafhartigheid van de vrije rijke westerse nepwereld voor welke wij westerlingen ons diep, maar dan ook kraterdiep zouden moeten schamen. We zijn niet eens bestand tegen een avondklok omwille van onze eigen gezondheid met de coronapandemie. We vernielen Rotterdam omdat we in onze vrijheid zijn beknot. We brengen idioten voort als die mislukte dansleraar Engel. En het complotgenie op wiens naam ik gelukkig al niet meer kom. De rommelende rommelige defensieminister van Duitsland wier wartaal met een idiote kerstboodschap deze dagen terecht met beschamend ontslag werd bestraft. Soms kunnen we het nog. De autobiografie van Zarifa Ghafari is een regelrechte aanrader voor eenieder die onze planeet niet meer kan begrijpen en dat ook niet eens meer wil. De wereld zit vol Poetins. Medeschuldig aan barbarij. We vergaderen. We vergaderen maar al te graag. We vergaderen om ons gebrek aan talent, en het gemis aan dadendrang, te verdoezelen. Onze intrinsieke geopolitieke lafheid die honderdduizenden levens kost. De wereld van de weggebonjourde defensieminister van Duitland? Vol interessante ontmoetingen als een spannend jongensboek als we de maffe Duitse nu ex-minister Lambrecht mogen geloven. Maar hopelijk zijn er nog genoeg die dat niét doen.
Afgelopen zaterdag op uitnodiging op een ceremonie van de familie en vrienden van Diana. Er was een toespraak van de bevlogen oom Sangin, ooit burgemeester van Kabul in tijden dat bijvoorbeeld meisjes ook nog naar de universiteit konden. En dat je voor gek liep in een boerka, als achterlijk. Er was muziek. Er was eten. Veel te veel eten. Genoeg overheerlijke Afghaanse gerechten wat Diana ertoe bracht twee schalen in het vooruitzicht te stellen om mee te nemen naar huis. Om er ook Helin mee te verrassen en te verwennen. De veertig dagen rouw om het verlies van tante Lativa uit Baarn waren verstreken. Om mij heen stijlvolle mensen, kosmopolieten, die vanuit Afghanistan een veilig heenkomen hadden gezocht, en weten te vinden, in een eerdere shift toen de Taliban aan de macht kwamen. We spreken over de eind jaren negentig en de eeuwwisseling. Aan ons tafeltje bij de herdenking van de zus van de vader van Diana kwamen we ook te spreken over Zarifa Ghafari. De duim ging omhoog. Meer duimen gingen omhoog. Een vrouw die zich tegen de tradities en de stroom in omhoog had gewerkt in de vrouwonvriendelijke Afghaanse cultuur van irrationele achterstelling met misbruik bij de uitleg van de koran.
Schrijfster Zarifa van het gelijknamige boek keerde met internationale bescherming (Angela Merkel onder meer) en veiligheidsbeloften van de Taliban nog voor een paar dagen vanuit Duitsland terug in Kabul. Om er met knikkende knieën en koude rillingen de bouwstenen aan te dragen voor een hulporganisatie voor vrouwen. Ze organiseerde inzamelingsacties, onder meer voor een straatarme jonge weduwe die voor tweeduizend dollar haar jongste dochter van dertien wilde verkopen om de andere drie kinderen te eten te kunnen geven. Het meisje van dertien hoefde niet verkocht te worden aan wildvreemden met welke plannen die ook met het meisje zouden kunnen hebben gehad.De BBC riep Zarifa Ghafari uit tot een van de honderd meest inspirerende en invloedrijke vrouwen ter wereld. Ze ontving tal van onderscheidingen. Ze overleefde zes aanslagen op haar leven. Bij één ervan stond een deel van haar lichaam in brand. Haar kleren zaten vast aan de huid. In Duitsland, waar ze nu woont, staat ze onder permanente politiebewaking.
Het boek is een must to read. Absoluut. Nog even bukte deze dappere vrouw voor een handvol aarde van het getormenteerde en verweesde Kabul. Het is meer dan een aanrader, veel meer zelfs. Zoals ook ‘De zussen van Kobani’ waarschijnlijk eveneens aangestipt en gearceerd gaat worden als indringend, ingrijpend en meer dan een aanrader. Gelukkig worden er nog juweeltjes van boeken geschreven. ‘De zussen van Kobani’ is het verhaal over de kracht, de moed en de zelfopoffering, gebaseerd op waargebeurde feiten, van vrouwen die in Koerdisch Syrië het hart van de defensie vormen in de strijd tegen rivaliserende terroristen en terreurorganisaties, tegen het ultieme kwaad dat van meerdere kanten komt. De internationale gemeenschap keek toe. We geven een wereld door aan volgende generaties waarin niet meer te leven valt. Niet moeilijk te raden wie me op de inhoud van dát boek met heel zijn achtergronden gewezen heeft. Ze zat er zelf even voor in de gevangenis.
Het boek ZARIFA vloog bij de boekhandel in De Panne rond de jaarwisseling de deur uit. En terecht. Schitterend geschreven biografie/ autobiografie van een heldin.Hoogst actuele tekst in een wereld die van de wereld is. Een rijke aanvulling van de bibliotheek. De NPO (televisie) begint op 2 op de zondagavond intussen aan de vierdelige serie over Kabul.
Ze moest nog vier worden, Mais. Gevlucht uit de oorlog in Koerdisch Syrië. Op de vlucht via allerlei omwegen, vermoeienissen en onzekerheden haar ouders kwijtgeraakt. Nog geen vier jaar, en alleen in Nederland terecht gekomen. Helemaal alleen. Moet ik verder gaan? In haar broekzak een briefje met telefoonnummers en adressen van familie in Nederland. Drie jaar geleden middenin de nacht de bel bij de ouders van Helin op de Veluwe. Medewerkers van een hulporganisatie die een bundeltje kleren afleverden met daarin een heel klein frêle meisje: Mais. Een ‘postpakket’. ‘Dit zou weleens Uw kleindochtertje kunnen zijn.’ En het wás inderdaad het kleinkind van de verbijsterde en huilende opa en oma, de ouders van Helin. Op de arm van medewerkers van een hulporganisatie het nichtje van Helin en haar zussen en broers. Iedereen verdrong zich rond de vondeling. De ‘postbezorgers van DHL’ sloten de deur. De vondeling vocht tegen de slaap. Het keek beteuterd naar al die onbekende gezichten. Het keek maar zag niet. Het is als een kerstvertelling.
De ouders van Mais, oudere zus en zwager van Helin, waren op hun vlucht via omzwervingen als onder meer Bulgarije en Griekenland hun dochtertje in alle hectiek met improvisaties verloren. Er is geen voorstelling van te maken. De zus van Helin wil er nog steeds niet over praten, met niemand niet, te traumatisch. Tragiek in alle toonsoorten. Maar heeft het woord tragiek bij ons in rijk Nederland niet onder inflatie geleden? Bestaat hier eigenlijk wel een woord voor dat de lading goed dekt? Wellicht niet nee. Een groep vluchtelingen ontfermde zich over het kleine meisje en nam de dreumes mee naar Schiphol. Het briefje in de broekzak van de peuter, dat opgevouwen briefje, als dát er eens niet was geweest! Middenin de nacht: ‘Dit zou wel eens Uw kleindochtertje kunnen zijn.’ Hoeveel emotionele littekens kan een mens aan?!
Heel lang zei Mais op de Veluwe geen stom woord. Maanden en maanden ging dat zo. Ze keek alleen maar heel verdrietig voor zich uit. Eten wilde ze aanvankelijk niet. Haar ouders strandden in Griekenland, en niet voor even maar voor heel lang. Maanden en maanden gingen voorbij. Het werd een jaar en meer dan een jaar, bijna twee. Ogen van Mais die dof stonden. Opa en oma regelden alles voor het meisje dat ze alleen nog maar van Syrië kenden als pas geboren baby. Mais ging op de Veluwe naar school. Ze kreeg er een bijzondere behandeling van een heel bijzondere juf. De aanpassingsproblemen waren gigantisch. Geduld, alles draaide om geduld. Je kunt een kind uit de oorlog halen, zei Helin me eens, maar ook een oorlog uit het kind? Kun je de oorlog en het kwijtraken van haar ouders uit het kind halen? Wat ging er in deze peuter om?
Helin had me al eens eerder over Mais verteld. Maar gisteren, bij het ophalen van Helin na de kerstvakantie met haar familie, zat de inmiddels net 7 geworden Mais (Boogschuttertje) bijna een uur lang op de bank naast me en praatte honderd uit. Mijn hand rustte op haar schouder en een glimlach kruiste de mijne. Was dit het meisje over wie je een dik boek zou kunnen schrijven? Ja, dit was ze. Dit was ze echt. Vlechtjes. Bruine knikkers van ogen. Heel sociaal. Assertief ook. Goedlachs. Zo vertrouwd. Bewondering, diepe, ja zeer diepe bewondering voor de ouders van Helin die het kind twee jaar lang opvoedden en een bestemming in het leven gaven. Geduld, alles draaide om geduld. Twee stapjes naar voren en weer één achteruit. Twee stapjes naar voren en drie achteruit. NOAD, nooit opgeven altijd doorgaan.
‘Johan, we gaan toch naar de dierentuin? Dat heb je beloofd. Met mijn tante Helin hè? En met oma. Maar opa toch ook?! Gaan we morgen al? Want maandag moet ik weer naar school.’Vloeiend Nederlands. Zachte stem. Rollende r. Af en toe zwaaien en ondertussen haar broertje van negen maanden in de gaten houden. Ze geeft in de tuin een demonstratie trampolinespringen.
Oh lieve Ellen, mijn onvergetelijk soulmate, liefste van me die ik nog elke dag mis, voor wie ik doorga alleen al om haar niet teleur te stellen, Ellen hier had je bij geweest moeten zijn. Zulke poppies had jij vroeger in de klas. Ik had altijd verschrikkelijk mooi werk. Ik had een gulzig vak zelfs. Altijd meer, meer, en nog eens meer. Het slokte je op. Maar dat van jou, Ellen, dat mocht er helemaal zijn. Jij gaf pas echt. Mais, de kaartjes voor de dierentuin in Amersfoort worden vandaag nog besteld hoor! Welke dieren wilden ze het liefst zien? Oh ja, de papegaaien en de tijgers. ‘Zijn er ook leeuwen in de dierentuin, Johan?’
Nog een vleugje van het kasteel De Haar.
Ach ja, de herinnering blijft aan een oudejaarsavond die ik met open vizier in ging, die met al dat heerlijke eten en drinken mijn dood had kunnen worden, en die me nu al heeft doen besluiten over een jaar voor de oudejaarsavond bij Cajou in De Panne bij te tekenen. Het plaatje met kreeft, oesters, krab, zalm en garnalen uit de vorige blog betrof in Cajou nog maar de ‘eenvoudige’ entree naar een culinaire, en ook in andere opzichten, gestoffeerde avond of zo men liever wil: een hoogmis. Of we later op de avond met de ganzenlever een beetje haast wilden maken, want in België mocht vanaf 1 januari geen ganzenlever meer in de restaurants geserveerd worden. We maakten haast en keken op de klok. De wijzers gingen verraderlijk snel naar twaalf uur. Plezierige avond met mijn tot oudejaarsavond nog onbekende tafelgenoot, de apotheker uit Brugge. Na de burgemeester van Veurne dan nu de apotheker van Brugge. Een avond zonder de zorg van de mantelzorg, maar als ik dan tóch had mogen kiezen…
Er valt vaak niet te kiezen.Ja, wel of geen hond. Daar kun je nog voor kiezen. En bij wél een hond, wat voor één. Een fatsoenlijke of een hond die je linkt aan een psycholoog. Een pekinees, moet meteen aan een pekinees denken. Zo’n afschuwelijke pekinees. In Nederland kun je ze zelfs thuis laten bezorgen. Met DHL. Dat kost dertig euro, meldt internet. Meer dan ooit leken er met deze jaarwisseling van die afschuwelijk kleine Franse hondjes in De Panne te bivakkeren. Van die schel keffende eenkennige onderdeurtjes. Aandoenlijk beeld die kleine hondjes in een overkapte kinderwagen . Want het regende. Het miezerde! Een brok in mijn keel. Geen peuter in de kinderwagen maar één of twee van die Franse…. En nu volgt een heel ‘vies’ woord. Sorry, dit woord is niet van mij, zo druk ik mij niet graag uit, in de regel niet nee, maar zo noemde Ellen dat griezelige speelgoedhondengrut altijd. Ze had er een bloedhekel aan. Er was een opvallende overeenkomst tussen de eigenaren. Gepoederde muisjes in De Panne met een alpinopetje boven een permanentje. Ze frequenteerden de traiteur. Zelfs heel af en toe een half zachte man met een hondje (met oorbellen !!!) in een kinderwagen gesignaleerd. Het kon niet erger. Dacht er zelf een rammelaar bij. Natuurlijk wagen de uitgehongerde Afrikanen met duizenden tegelijk op wiebelbootjes hun leven om via Spanje of Italië in Frankrijk en België naar die hondjes als toeristische attractie te komen kijken. En ja, en dan dat kleine dwergpekineesje in een kinderwagen in De Panne ter hoogte van de Casa met een bepluimd mutsje op en een truitje over het ruggetje met daarop de kerstman . Zo schattig. Zo liefdevol van de ouders van het pekineesje. Zo Joling. Het ding knabbelde op een zuurtje. Het ontroerde me met het boek Zarifa Ghafari uit Afghanistan onder de arm. Zarifa, weet U nog, die de International Woman of Courage Award won en tal van andere onderscheidingen kreeg uitgereikt onder zware politiebewaking. Ach lees dit boek en elke bezitter van een pekinees werkt op de lachspieren. Joling ook.
Leve de pekinees. Kan niet wachten om ze in De Panne weer te zien. Liefst in kerstuitmonstering. Of als paasei strakjes. Of met een strandhoedje. En in bikini. Welja. Ik zou er Joling wel eens over willen horen. De lieverd huilt nog dagelijks om zijn overleden moeder die 92 of zo mocht worden. Hoeveel kan een mens van zijn mamma houden. En dat cultiveren. Afgezien van mezelf en de Wit-Russen aan de overkant rukte iedereen hier meteen op 2 januari de kerstverlichting van de bomen. Of van de muur. Of de balustrade. Zo jammer. Rijd maar eens van De Bilt naar Zeist. Of omgekeerd. In alle tuinen nog volop kerstversiering. Rijd maar eens door Laren en Blaricum. Eén groot lichtjesfeest, nog steeds. Straks steek ik hier iedereen de ogen uit als het sneeuwt en mijn balkon associaties oproept met Oostenrijk en de wintersport. Dat wordt een ansichtkaart. Hoorde op de radio dat in tal van gemeenten de aanvankelijk trotse bezitters van een kerstboom niet eens de moeite namen om het ding van zijn piek en ballen te ontdoen. Nog volledig aangeklede kerstbomen aan de stoeprand. We jakkeren, we jagen, we hebben haast en zijn alweer met de paaseieren bezig. De gemeentereiniging spreekt alweer van een nieuwe trend. Uit Hoofddorp meldde Jan van Ewijk dat bij hem op oudejaarsdag het vuurwerk al ’s middags om drie uur begon en pas tegen tweeën ’s nachts ophield. Niet veel later want het was in Hoofddorp überhaupt verboden om particulier vuurwerk af te steken. Het waren bulderende bommen en granaten en Van Ewijk waande zich in Oekraïne, een land dat hij voor de oorlog graag met een bezoek vereerde.
En wat moest ik lachen om de mevrouw aan de kassa bij de Plus tegen wie ik op 2 januari zei dat het zo lekker rustig in de winkel was.
De kassière is een bekende van me en priemde haar wijsvinger in mijn richting: ‘Weet jij wat wij hier in de winkel op nieuwjaarsdag in alle vroegte meemaakten?’
‘Nee, geen flauw idee, want toen zat ik in De Panne?’
‘De Panne, waar is dat in godsnaam. Wat moest je daar?’
‘Ik wilde onder mensen zijn met een Bourgondische inslag. Geen spruitjesgeur. En het vuurwerk met kanonskogels ontvluchten waar ze in De Panne, Veurne, Ieper en Nieuwpoort sinds de Eerste Wereldoorlog tabak van hebben. Wat maakte je mee op nieuwjaarsdag, want dat wilde je me toch vertellen?!’
‘Nou, we gingen nieuwjaarsdag om 9 uur ’s morgen weer open. Middenin de nacht voor mijn gevoel. Hele drommen maffe mensen liepen elkaar zowat onder de voet en vlogen naar binnen de winkel in. Een cabaretvoorstelling. En maar rennen met hun karretje. Kwamen er twee van die uitgehongerde doorzonvrouwen naar me toe met de vraag waarom we pas om 9 uur waren opengegaan en niet om 8 uur. Want dat was anders ook altijd zo. Bij hun was de koelkast alweer leeg. Ik dacht: het eten nu alweer op? Ik keek in de winkelwagentjes van die twee en was rijp voor een ambulance. Alles in die karretjes weer hoog opgestapeld aan diepvries bitterballen, stokbrood, paté, flessen wijn, treetjes bier, chips, gevulde koeken, chocolaatjes en verzin het allemaal verder maar. Nieuwjaarsdag negen uur. Een normaal mens ligt net op bed. Of we al aan het afprijzen van de kerst- en oudjaars levensmiddelen waren toegekomen?! Ze bedoelden de wildgerechten in champignonsaus. Nee, we waren er niet ’s nachts voor in de Plus gebleven. Of we volgend jaar op nieuwjaarsdag om 8 uur wilden opengaan. Ik zal het doorgeven, zei ik.’
Ze nam een tabletje tegen brandend maagzuur.De kassière is volgend jaar met Oud & Nieuw vrij. Heeft ze nu al geregeld.
Ach arm Nederland. Het tekent het hedonisme. Ze knikte met haar blonde hoofdje., de kassière. het kakelde mee over arm Nederland . Verschrikkelijk zielig en kneuterig Nederland. Geen tijd te verliezen om op 2 januari weer de kerstversiering van de muur te rukken. Wachten nu op sneeuw en een wintersport tafereel. Land met een nieuwe directeur betaald voetbal die in nota bene Qatar schijnt te wonen en wiens tatoeages boven zijn overhemd uit komen. Maar liever serieuzer nieuws dan de KNVB: Internist en hoogleraar geneeskunde Marcel Levi deed met kerst weekenddienst in het ziekenhuis en het was er ‘Oud en Koud’, zoals hij schreef. Hij behandelde meerdere ouderen die met extreem lage lichaamstemperatuur meer dood dan levend door buren of familie op de vloer van hun woning waren aangetroffen en in allerijl naar het ziekenhuis moesten worden gebracht. De energierekening die deze ouderen dachten niet meer te kunnen betalen – de kachel maar alvast op twaalf graden. In het steenrijke maar o zo liberale Nederland, beet de bewogen Levi de regering in zijn column toe, vinden we het kennelijk al heel normaal dat ouderen met kerst onderkoeld op de vloer van hun huis liggen. De tegenstelling tussen onderkoelde bejaarden en de energiemaatschappijen die er meer dan warmpjes bijzitten. We hebben geen verzorgingshuizen meer zoals vroeger. De verpleeghuizen hebben geen personeel. En het weinige personeel dat er nog is vergadert en als het personeel niet vergadert zit het wel in overleg. Waarover? God mag het weten. Het neoliberale VVD- en CDA-denken heeft ons volledig gedemoraliseerd.Nu maar hopen dat die twee partijen bij de komende verkiezingen hun trekken thuis krijgen.
De weg werd in de Nederlandse gezondheidswereld geplaveid voor cowboys. Weet er alles van door mijn jarenlange mantelzorg. Ze pikten graag je persoonsgebonden budget in, reden in dure auto’s rond, gingen achter een bureau zitten van kapitale panden en verplaatsten paperclips en stuurden over het algemeen heel middelmatige verzorgenden op je af. Die ene, die ene uit Afghanistan, die was de uitzondering. Ach arm Nederland ja. Je wordt vanzelf een mopperende oude man. De politieke regie ontbreekt. Er zijn geen gezagdragers met gezag meer. Nederland: burgemeesters die het vuurwerk verbieden dat in hun stad overal open en bloot te koop is. Het is eigenlijk om je een rotje te lachen. Een openbaar bestuur dat keihard middenin zijn gezicht wordt uitgelachen. Wetshandhavers die niet handhaven omdat er geen beginnen aan is. Hulpdiensten die werken met gevaar voor eigen leven. Die zijn al blij als ze weer heelhuids thuiskomen. Wat zei de apotheker van Brugge ook alweer? Hij had even moeten slikken toen Bruno hem vertelde dat een Nederlander zijn tafelgenoot op oudejaarsavond in Cajou zou zijn. De apotheker hield immers van goede manieren. Het was met het neoliberalisme niet veel beter dan in Nederland, maar Nederlanders konden zo grof zijn en ongemanierd. Hij bezat een appartement in Benidorm en schaamde zich maar al te vaak voor de mensheid. Vooral voor Nederlanders. Broodje Dobben was nog tot daar aan toe, maar het volk dat achter Broodje Dobber schuilging!
Even later brak hij met veel lawaai en weinig decorum de steel van zijn lepel in een poging een krab van zijn stugge omhulsel te ontdoen. Of ik ook niet zo’n lekkere krab wilde uitproberen? Nee, in dat geram met een lepel waren Nederlanders niet zo bedreven. Ik kon hem oudejaarsavond nog niet vertellen dat de volgende dag om negen uur alweer de Plus in mijn woonstede volstroomde met overspannen koopjesjagers op zoek naar kant en klare afgeprijsde krab, tot deernisvolle ergernis van een het blonde hoofdje.
Een tweede anekdote om het jaar maar luchtig en goedgemutst mee te beginnen.
Helin op kerstavond. ‘Johan, je moet een dokter bellen, want met die griep van jou loopt de temperatuur op naar bijna meer dan 39 graden. Je bent de jongste niet meer.’
‘Schei nou uit, Helin, ik bel helemaal geen dokter. Hij ziet me aankomen. Dat bellen is voor mensen die bijna dood gaan.’
‘En toch wil ik dat je belt. Doe dat nou alsjeblieft’.
‘Nee, Helin, ik bel niet.’
‘Dan bel ik de weekenddokter, maar wie zeg ik dan dat ik ben? Ben ik je kamerhuurster, je huisgenote, je studente Nederlands, wat moet ik zeggen?’
‘Als je niet belt dan hoef je je daar ook niet druk om te maken.’
‘Ik bel wel.’ Ze drukt weer die thermometer tegen mijn voorhoofd. En nog eens checken in mijn hals.
‘Nou, als je per se wilt bellen, zeg dan maar dat ik je opa ben.’
Ze giechelt en ze grinnikt. ‘Die doen we, die is leuk.’
‘Dokter, mijn opa heeft 39.7 en ik maak me zorgen. Wat zegt U? Ik zal het opa vragen.’
‘De dokter vraagt naar je BSN, je nummer.’
‘Dokter, mijn opa zegt dat hij daar zijn bed niet voor uit komt.’
Ze houdt de gsm tegen haar rug. ‘De dokter zegt dat hij je groot gelijk geeft. Hij moet dat vragen, maar hij vindt het zelf ook onzin. Je geboortedatum is voldoende.’
‘Ja dokter, mijn opa is 72. Hij is al 72. Hij is heel eigenwijs ja. Ik zal hem zeggen wat hij moet doen. Paracetamol en thee, hij mag dus vier paracetamols per dag. Kamillethee. Ik geef het door. U wilt opa zelf spreken? Ik geef hem wel even.’
‘Ja dokter, zegt U het maar, ik luister.’
‘Wij doen weekenddienst om gebeld te worden hoor. Ik doe liever iets nuttigs op kerstavond dan duimen draaien. Het was heel verstandig van Uw kleindochter om te bellen. U mag trots op haar zijn. Begin meteen met twee paracetamols en nee, zoals U vertelde, glühwein is niet de beste remedie om van die koorts af te komen. Uw kleindochter is verstandiger.’
****
Hallo Johan !
Net je blog gelezen: ontroerend en hartverscheurend. Iets bekend over de ouders van Mais? En in Het Parool een artikel over een boek dat volgende maand uitkomt over de gouden jaren van Parool-Sport die jij als lid van de sportredactie hebt meegemaakt in de jaren zeventig en begin tachtig. Begrijp ik goed dat er ook een bijdrage van jou in zit? Wanneer laten we de horeca weer eens wat aan ons verdienen?
Groet,
Jan van Ewijk.
Groet van mij ook voor Helin, en natuurlijk ook Diana.
****
Oh Johan, wat een verhaal over Mais. Mijn hart breekt. Ja, dit is vluchten hè, ontroerend wat ik las, potverdorie nog aan toe zeg!
Jan van den Heuvel.
****
Ha Johan,
Wat een verhaal weer, van Helin, één van de talloze vluchtelingenverhalen. En dan zijn er altijd weer zowel aardige als kwaadaardige mensen op hun pad. Heel goed dat jij haar van die kamerverhuurders hebt bevrijd. Die zullen helaas wel weer een ander slachtoffer hebben gevonden. Ja, als de kassa maar rinkelt, gatverdegatver. En wat mooi dat Helin Ellen nog heeft gekend, dat moet voor jou in ieder opzicht heel prettig zijn!
En nu zat je weer in De Panne, dapper dat je dat aan durft. Ik weet niet waarom, maar het lijkt mij nu dubbel moeilijk. Laten we hopen dat de apotheker uit Brugge een aangenaam soort tafelgenoot was, niet van het klaaglijke type, maar iemand om mee te praten en naar te luisteren.
De dag dat jij mailde, waren wij bij het testcentrum in de RAI. En ja hoor, na bijna drie jaar voorzichtig zijn hadden we dan toch ook corona. Niks geen oud en nieuw bij vrienden aan de Waal, afspraken afgezegd en in zelfisolatie - wat een idioot woord - met een volle ijskast, een klein beetje alcohol, paracetamol, een stapel boeken en elkaar. Dat laatste was natuurlijk het beste, dat hoef ik jou niet uit te leggen.
We waren een beetje van de wereld, maar af en toe kun je die ook goed missen. Overigens kwam het ellendige wereldnieuws via de televisie wel binnen. Gisteren hebben we ons beter verklaard en het isolement beëindigd.
Johan, veel nieuws heb ik nog niet te zenden, ik laat het hierbij! O ja, jij hebt het over je bijna bonus kleindochter, wij hebben een soort bonus kleinzoontje van 7, kleinkind van mijn alweer vijf jaar geleden overleden zus. Andere keer vertel ik wel eens wat aardige anekdotes!
Hartelijk gegroet,
Jeannette
Hallo Johan,
Wat een hartverscheurend verhaal van Mais en wonderbaarlijk dat ze zich zo goed hersteld heeft. Een prachtig kind nu dat zich helemaal thuis voelt in Nederland. Met ontroering gelezen je blog.
Lieve groet, Wil.
****
Hi Johan, ijskoude handen en kippenveld kreeg ik toen ik het verhaal van Mais las. Het is zó herkenbaar. Op zo’n vlucht uit de oorlog kan je alles overkomen, het is allemaal ongewis. Tot morgen!
Liefs Diana.
****
Lieve Johan!
Dank voor je prachtige blog. Wat een mooi verhaal over Mais zeg! Ik heb het gelezen in mijn bed, griep, en was diep ontroerd! Je kunt je zoiets nauwelijks voorstellen en dat alles dan “ goedkomt” bij de ouders van Henin, het is werkelijk een wonder! Zo is de cirkel rond voor dit lieve meisje Mais.
Tot gauw weer, Wietske, en ook John.
****
Ha Johan, dat is een indrukwekkend verhaal! Wat een levenskracht heeft die hele familie als je zo een paar van hun overleversverhalen hoort. En dat de kleine Mais nu zo opgewekt en zo te horen ongestoord door het leven gaat, is natuurlijk het allermooiste. Laat ze alsjeblieft niet ineens over een x aantal jaren toch vreselijke last van die traumatische gebeurtenissen krijgen.
Gek genoeg zag ik net jl donderdagavond op NPO 2 een heel goede BBC documentaire samengesteld uit filmpjes die een aantal vrouwen op hun mobieltjes maakten tijdens de belegering van Mariupol, o a in het ziekenhuis. Heel sterke overlevers ook. Een van hen had het telefoonnummer van haar moeder in de jaszak van haar kind gestopt, voor het geval het zoek zou raken. Was gelukkig niet nodig, maar je beseft ineens hoeveel mensen in uiterste nood weer tot zulke klassieke methodes grijpen.
Ja, wat zal je Ellen dan extra missen, als je zo’n meisje tegenkomt en haar op een ontspannen manier tot steun wilt zijn… Je hebt denk ik heel veel van Ellen geleerd als het gaat over kinderleed en hoe met kinderen om te gaan. Dat besef je toch wel hè?!
En natuurlijk gaan jullie naar de dierentuin met de hele familie!
Mooier, nóg symbolischer, kon niet, lieve Diana. Deze afbeelding die je me bij het ingaan van oudejaarsavond, een beladen laatste avond voor ons na een bewogen jaar, toestuurde op mijn retraiteadres Cajou aan de Meeuwenlaan in De Panne is alleszeggend. Die handen.Die vogels. Leven in vrijheid. Die opengevouwen handen. Het open gebaar naar de toekomst toe. De vrijheid voor de vogels, een vrijheid die eigenlijk de vrijheid afsmeekt voor alle vrouwen in Afghanistan op een menswaardig bestaan. En juist die is nu zo ver weg. Ik lees momenteel Zarifa Ghafari. Bij toeval zowat vond ik het boek over je bijna obsessief dappere landgenote bij De Standaard in de winkelstraat van De Panne. Daar ga ik altijd neuzen. Ik kan daar zeker een uur rondsnuffelen. Je kent die boekhandel. Verzengend eerlijk, dat boek. En mooi geschreven. Verfijnd. Ik verslind de pagina’s en buiten mijn hotelkamer raast 2022 zich met regen-woedeaanvallen een weg naar 2023. Ook in sombere donkerte buiten huist een zekere symboliek. De schrijfster Zarifa Ghafari uit Kabul moest na het laffe terugtrekken van de grijsaard Biden in de zomer van 2021 haar geboorteland halsoverkop ontvluchten. Ze was één van die wanhopigen op de landingsbaan van Kabul die zich in de complete chaos aan de laatste vlucht(en) vastklampte. Haar leven stond nóg meer op het spel dan alreeds het geval was. Zarifa Ghafari maakte, Diana, het gebaar van op jouw kaart. Maar voor de Taliban is ze er niet veilig mee. Ook in Duitsland niet. Ze staat in Duitsland onder permanente politiebewaking. Toen aartsconservatieven met een ziek hoofd Zarifa Ghafari niet te pakken kregen, namen ze wraak op haar vader die zijn dochter had laten studeren, in India nog wel, en zich verder had laten ontwikkelen. Een meisje hoorde niet te studeren maar te poetsen en kinderen te baren, net zo veel als haar man schuine streep eigenaar wenste. Een meisje dat naast haar vriendje op de bijrijdersstoel in de auto zat. De verknipte baardapen werden blind van woede. Ik lees dat één op de tien vrouwen in Afghanistan een bevalling niet overleeft. Bij het kind is het nog dramatischer. Het grote omslagpunt voor Zarifa Ghafari kwam in maart 2015 toen de 27-jarige Farkhunda Malikza door een grote menigte mannen op straat werd gelyncht. Met stokken en riemen sloegen ze op haar in. De studente Farkhunda was valselijk beschuldigd van het verbranden van de koran in een godshuis. De mannen hadden een verzetje nodig. Dus beschuldig je een jonge vrouw maar van iets wat ze niet heeft gedaan. De vele omstanders staken geen hand naar het slechtoffer uit. De misdadigers lieten een automobilisten stoppen en vroegen die over Malikza heen te rijden. Alles werd door enthousiaste toeschouwers gefilmd en de beelden gingen de hele wereld over. Ze noemt haar land mooi, de schrijfster, veel muziek en poëzie, bergen, imposante bergen, en kristalheldere luchten, maar het extremisme sleurt met heel zijn verdwazing het land de goot in waar het misschien wel nooit meer uitkomt. Afghanistan is momenteel al helemaal weer terug in de middeleeuwen. De daders van de lynchpartij werden niet gestraft, de zaak werd gesloten bij gebrek aan bewijs, en de ouders van Farkhunda vluchtten naar het buitenland. Onberedeneerbaar. Zoals Charkov in Oekraïne al melding maakt van legio – minstens 25 – martelkamers voor zelfs kinderen. We leven in een gespleten wereld. Waar schepen we het nageslacht mee op? De babyboomers zoals ik hebben er een puinhoop van gemaakt. We hebben gefaald.Ik begin nu aan de laatste uren van het sterfjaar van Ellen. Ik ben nerveus en ik heb lichte maagpijn. Ik ben onrustig. Het komt ergens vandaan en ik weet ook waarvandaan. Ik weet het. Straks val ik hier in Cajou in het feestgedruis. Ik heb er bewust voor gekozen. Het is niet goed te gaan kniezen. Ik heb een tafelgenoot voor de oudejaarsavond die ik nog helemaal niet ken. Een apotheker uit Brugge. Verloor ook de liefde van zijn leven. Helin zei het zo-even voortreffelijk aan de telefoon vanuit haar ouderlijk huis. Ik moet de veertig jaar met Ellen koesteren, veertig jaar met een vrouw als Ellen, dat overkomt niet iedereen. Spijker op z’n kop Helin, bravo!
Beste Johan,
Ja, wat een bewogen jaar heb jij achter de rug als in je kerstbrief aangegeven – en meteen aarzel ik, want is het wel achter de rug? Je hebt het zelf over naschokken, wat een goede omschrijving, vooral als je beseft dat de naschokken zwaarder kunnen zijn dan de schokken zelf. En dat laat je dan ook zien, hoezeer Ellen er niet meer is en tegelijk nog dichtbij en zelfs aanwezig zoals je schrijft. “Niemendalletjes” is beslist een understatement. Ik las het als de schok die je bij op het oog onbelangrijke handelingen – de niemendalletjes – kunt krijgen als je keihard beseft dat ze er niet meer is. Terwijl je haar nog zo ziet, hoort en voelt en ze er ook wel degelijk nog is, in je beleving van wat goed en mooi was en wat je meeneemt in je manier van dóór leven. Je blijft betrokken bij alle helpers, bij de actualiteit van Ter Apel en – godbetert – demonstrerende kinderen in Tubbergen.
Je hebt je gelukkig niet opgesloten in je rouw, maar je gaat door in het verlengde van de jaren met Ellen toen jullie huis dikwijls gevuld werd met helpers die daardoor ook weer krachtiger en zelfstandiger konden worden in hun nieuwe wereld. Wat ontzettend goed dat je Helin onderdak hebt gegeven, iemand die genoeg heeft meegemaakt, maar gelukkig ook niet bij de pakken neer gaat zitten en kennelijk haar draai weet te vinden in de wondere wereld van het Nederlandse Hoger Onderwijs. Je vraagt je af hoe iemand in een paar jaar zo goed Nederlands heeft kunnen leren dat ze op basis daarvan al kan studeren! Intelligentie, gedrevenheid en discipline en nu dus ook een stimulerende “hospes” met kopjes koffie en beslist ook wat bijstand daar waar het Nederlands misschien nog struikelblokken biedt.
Ik krijg de indruk dat je je leven met Ellen een plaats hebt weten te geven in het leven van nu, je verloochent je verdriet, het grote missen, niet maar je leeft wel dóór, je staat open voor anderen en je maakt je nuttig. Dat is goed om te horen in een wereld van veel te veel persoonlijk en maatschappelijk leed en agressie.
Johan, ik hoop en denk dat je het volhoudt, toch wens ik je daarbij veel kracht toe, want het gaat beslist niet vanzelf. Houd je goed!
Heel hartelijk gegroet,
Jeannette.
*
Hoi Johan, wat een prachtige mail van haar. Jeannette kan heel goed beschrijven, en schrijven. Was ze ook een journalist? Interessant dat ze een voormalige docente is en afgestudeerd is in de Duitse taal! Indrukwekkend! Ze heeft jouw situatie onder mooie woorden gebracht. Ik knoop aan bij wat ze heeft gezegd. Inderdaad in een wereld van zeer persoonlijk en maatschappelijk leed en agressie. Ik bel je deze oudejaarsavond als het twaalf uur is in Cajou op! Ik ken het daar hè, het is er zó warm. Fijne avond alvast met je vrienden daar. Wees niet verdrietig. Met veertig jaar liefde van Ellen was je rijk. Liefs vanaf de Veluwe, ook van mijn familie, Helin.
Lieve Johan, we missen je, maar zien je weer gauw, maak er maar een welverdiende gezellige oudejaarsavond in De Panne van. Groet al de mensen van me die ik er ken. Liefs Diana.
Lieve Johan. Sterkte vanavond en straks om twaalf uur. Laat de tranen gerust maar even komen. Is goed voor je. Bijzondere avond, zo beleven wij dat ook hier in Leeuwarden. Kus. Wietske en John.
Ha Johan. Er komt veel voorbij aan wensen op kaarten en in mails. Champagne en wijn. Maar belangrijker dan wijn: dat we in het nieuwe jaar gezond zijn (en blijven). Dat we het gezellig hebben ook. Bijzondere jaarwisseling zonder Ellen. Ook ik mis haar. Lieve groet, Wil.
De verschillende traiteurs van het op Frankrijk georiënteerde De Panne deden oudejaarsdag goede zaken. Lange rijen voor de overvolle winkels. Alleen al de vitrines waren een feest. Een feest van genot.
De aanvang op oudejaarsavond in Cajou van een culinaire hoogmis. De entree met kreeft, oesters, krab, garnalen en ham naar een vijf gangen diner toe tot ver na het nachtelijk uur. Er zou later op de avond nog ganzenlever volgen en hertenbiefstuk. (Met de ganzenlever moesten we ons haasten, want de restaurants in België mogen in 2023 geen ganzenlever meer serveren). Voor de liefhebber bij elke ronde een andere wijn. Ach, we hadden het misschien wel verdiend, zo’n uitspatting bij de afsluiting van dit jaar. Het leven is ook de kunst van dóór leven. Het leven op de rails houden. Ook om jezelf geven. Om twaalf uur bij het ingaan van een nieuwjaar kwamen inderdaad de tranen. Met champagne even alleen op mijn hotelkamer. Een heildronk, een gebaar naar het luchtruim. Lieve, lieve Ellen, kon je deze avond maar met me delen. Diana die me mailde dat ze me miste, dat besef al, gemist te worden, en Helin die me belde om te zeggen hoeveel ik voor haar betekende en dat ze als adoptie kleindochter van me hield. En ik dacht aan Ellen en gunde haar de rust na haar lange strijd (samen met mij) die op 30 april in het net verstreken jaar gestreden was. In gedachten altijd bij jou lieve onmisbare Ellen, my love!
*
Hallo Jeannette.
Dank voor je mooie mail die ik met belangstelling heb gelezen aan het ontbijt op mijn vaste logeeradres aan de Belgische kust welke met dit hondenweer noodt tot binnen blijven en onder de wol kruipen. Ik kom vandaag mijn gebruikelijke kamer 310 niet af, voorzie ik. Ik vrees enigszins alle opgelegde pandoer van de oudejaarsavond, het worden de beladen laatste uren van een bewogen jaar, maar ik moet er doorheen, ik heb immers mijn leven behoorlijk op de rit kunnen houden. Daar ben ik enkele personen wel zeer in het bijzonder dankbaar voor. Voor het eindjaardiner hier in hotel Cajou hebben ze me gevraagd of ik een tafel wil delen met een mij nu nog onbekende apotheker uit Brugge die ook zijn vrouw verloren is, en met een ingenieur die niet uit Brugge zelf komt maar uit de buurt ervan. Mij zijn boeiende conversaties in het vooruitzicht gesteld. Ik heb hier in De Panne een interessant, zeg maar gerust leerzaam en lezenswaardig boek gekocht: Zafira Ghafari, vechtster voor vrouwenrechten, de jongste vrouwelijke burgemeester in Afghanistan ooit. Vrouw en burgemeester van Changa in de provincie Wardak, maar vorig jaar voor de Taliban gevlucht naar Duitsland waar ze onder permanente politiebewaking staat. Ze overleefde zes aanslagen op haar leven. Haar vader moest de onverschrokken strijd van zijn dochter voor vrouwenrechten in Afghanistan bekopen met zijn leven. Nog niet eens dertig nu, deze imponerende Zafira Ghafari. Vertel me bij gelegenheid eens hoe het met jou, met jullie, is. Want ik hoor het graag.
Ik leerde Helin kennen toen ze nog maar betrekkelijk kort in Nederland was. Was het een halfjaar? Bij aanvang van de corona in elk geval. Ze had het azc nog maar net achter zich gelaten. Ze had zich gemeld bij Het Gilde voor een taalcoach. Het Gilde bestaat uit gepensioneerde types zoals jij en ik onder leiding van de vroegere rector van het Stedelijk Gymnasium in Utrecht. Vier jaar geleden vluchtte Helin hier alleen naartoe, achttien jaar nog maar, via Beiroet. Alleen al de verhalen over het ogenschijnlijk veilige Beiroet doen je nekharen recht overeind staan. Ze durft haar klassenfoto’s niet meer te bekijken want de helft erop is dood, in de oorlog omgekomen. Landmijnen, raketaanvallen. De exodus, de diaspora. Als door een wonder is Helin herenigd met haar ouders. Daar is ze nu, daar heb ik haar naartoe gebracht, en daar, diep op de Veluwe, haal ik haar over een dikke week weer op. Ik kan me er nu alreeds op verheugen, want het is stil hier in dit prachtige huis. Met die ouders heb ik heel goed contact, ze behoorden op mijn trouwdag 18 december laatst tot mijn gasten. Ik heb ze meegenomen naar het kasteel De Haar. Daar stonden ze naast hun dochter toen die met een traan ook een beetje as van Ellen verstrooide op de bijkans heilige plek. Helin heeft Ellen nog gekend. Haar zorgzaamheid viel meteen op. Er gaat iets van haar uit, veel zelfs gaat er van haar uit. De kinderen van Tubbergen denk ik dan. Vergeef ze oh Heer, ze wisten niet wat ze deden met dat stuk karton voor hun harses, maar hun ouders wisten het drommels goed, die godvergeten egoïstische en schaamteloze welvaartsouders die hun oren volledig hebben afgestemd op de ritsig-hedonistische STER-reclames. Eigenlijk zou je die voor twee weken aan de frontlijn in oorlogsgebied moeten droppen. Het zou ze leren, of niet eens…
Helin kwam veel bij ons thuis, ze was op haar veel te dure piepkleine snertkamertje van eerst in Leidsche Rijn heel eenzaam. Ze kocht bij een afzetter een tweedehands fiets die altijd stuk was en dan liep ze met haar boodschappen en die fiets aan de hand in de stromende regen huilend moederziel alleen terug naar haar aanvankelijke kamertje van drie keer niks. Had ik dat toen maar geweten. Daar mocht ze van een griezelige hospita niet eens bezoek ontvangen, zelfs haar ouders en zusjes niet, en geen geluid maken. Ze kwam voor les naar ons, maar tegelijkertijd om Diana te assisteren, en ze verzorgde mijn Ellen heel liefdevol. Bij ons kwam ze op warmte en gezelligheid af, nu bij mij heeft Helin boven de complete zolderetage. Haar kamer is als een warme deken die over haar heen sluit. Ze is statenloos. Van Syrië heeft ze geen paspoort meer, van Nederland nog niet, en Koerdistan bestaat niet. Maar Helin heeft al snel aan alle inburgeringseisen voldaan en ik loop nu met haar bij de IND. Van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, via een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, naar het Nederlandse paspoort. Ze droomt ervan arts te worden in een Nederlands ziekenhuis, of een Afrikaans. Alles in het teken van haar studie en het inhalen van de tijd die ze door de oorlog tekort gekomen is. Wat dat betreft doet ze me denken aan de Afghaanse schrijfster die nu in Duitsland ondergedoken zit en van wie ik een leerzaam boek onder handen heb. Op zaterdag doet Helin voor haar cv vrijwilligerswerk in het Diaconessenhuis voor zwaar gehandicapte kinderen. Nee, niet die van Tubbergen, die zijn anders gehandicapt. Ja, de niemendalletjes. Ik hoef niet met Ellen dure dingen te doen, maar gewoon voor elkaar een kop koffie zetten of even naar de Jumbo. Nog even genieten hier aan zee.
Ik kan wel blijven vertellen.Straks begint mijn nieuwe normale leven weer. Dan in de vroege ochtend het broodtrommeltje van Helin vullen en haar met broodtrommeltje naar het station rijden voor de trein naar de VU. Vast ritueel. In de auto peuzelt de studente haar yoghurt met fruit op. In de auto nog even wat lipstick op. Ik zou het niet meer kunnen missen. In dat opzicht voel ik me gezegend. Ik zie voorbeelden om me heen van stilstand en dat is niet goed. Ze vroegen me hier of ze een apotheker uit Brugge op oudejaarsavond aan mijn tafel mochten zetten. De apotheker verloor ook zijn vrouw. Welnu, zo blijf je als weduwnaar onder de mensen en in gesprek. Je doet nieuwe contacten op. Goed uiteinde en een gezegend begin. Treur niet te lang over de dood van die 95-jarige emeritus-paus, maar dat zit bij jou gelukkig wel snor.De dood van Pelé zegt ons allen meer.
Lieve groet. Met een goed uiteinde en een dito goed begin. Johan.
Ha lieve Johan,
Ondanks het enorme gemis van jouw grote liefde Ellen wil ik je vanuit Bali via deze minder persoonlijke weg toch een voorspoedig en vooral gezond 2023 toewensen. Laten we contact blijven houden.
Hartelijke groet,
Je oude honkbalmaatje tot in Parma toe, waar ik je verkering zag krijgen met Ellen,
Hans Walraven.
Zijn vader kende ik al wel, Ernst nog niet. Zijn vader maakte ik voor het eerst mee in Groningen toen hij daar korpschef was en ik in Amsterdam politieverslaggever voor Het Parool. Hoofdcommissarissen namen in die tijd geen blad voor de mond, het waren publieke figuren, en Eric was er al helemaal zo één. In Groningen gunde hij mij het nieuwtje dat hij de nieuwe hoofdcommissaris van politie van Amsterdam zou worden. Nou ja gunnen? Er zal wel iets anders, of tenminste meer, achter gezeten hebben. Uit strategische overwegingen koos de man natuurlijk voor de grootste krant van Amsterdam, de belangrijkste in elk geval: Het Parool. En Eric was een beetje links, PvdA, Annemarie Grewel, zo heette ze toch?, en Ed. van Thijn. Het bleef niet bij dat ene interview in Groningen. Er volgden er meer, veel meer, in de Marnixtraat tegenover de Lijnbaansgracht, met een glas donkerrode wijn en klassieke muziek uit een platenspeler of wat het ook was. Bach en Beethoven. Chopin ook. Het was allemaal anders dan anders. Een korpschef aan de rode wijn bij Beethoven over tasjesrovers in de Bijenkorf en verder rond de Warmoesstraat. Interviewde eens een Minister van Staat, Van der Stoel, Max van der Stoel, die een zo ongelofelijke asceet was, de Dood van Pierlala in persoon in feite, dat ik ‘m aan de Kneuterdijk moest vragen of het licht misschien aankon omdat ik mijn aantekeningenboekje wel in mijn hand voelde maar niet meer zag. Koffie of thee vergat Van der Stoel. Van een verwarming had hij nog nooit gehoord. Eric had zo zijn eigen entourage. Waarin hij opvallend vaak minder sprak over parkeerbonnen en draaideurcriminelen maar meer over Glimmen en die ene jongen van hem die later wel eens hoge ogen zou kunnen gooien in de journalistiek. Trots, hij was trots.
Die jongen studeerde aan Windesheim. In Zwolle. Die jongen deed hbo journalistiek en had volgens zijn vader een goed stel hersens. En nu kom ik zoetjesaan toe aan de titel van mijn bijdrage bij de veel te vroege dood van Ernst. DE PLEK, zo noem ik dit stukje. Ik geef dit stukje die titel mee: DE PLEK. Ik weet niet meer wie er nou eerder in verpleeghuis De Ingelanden een ‘hotelkamer’ betrok, Ernst of mijn lieve vrouw en muze Ellen, ik weet het waarachtig niet meer, maar daar in die toen nog tochtige bouwput Leidsche Rijn kwamen we elkaar voor het eerst tegen. Ernst had besloten zich met weinig mensen in te laten, maar voor Ellen en mij, en Elly Wolf, en de vrachtwagenchauffeur Paul, maakte hij graag een plezierige uitzondering. Of was Paul van de boortorens? Zulke details ben ik kwijt. De krant, en alles wat met de krant te maken had, en nieuws, en dan belangrijker nieuws dan de Heilige Graal Van Gaal, bond ons, Ernst en mij, van meet af aan.
Maar er was meer: de ergernis over mensen die zich te veel met je bemoeiden, die aan je privacy zaten en over je heen liepen als je niet uitkeek. We hielden het personeel in het verpleeghuis zogezegd kort. Het was in ieders belang dat ze een beetje bang voor ons waren. Wij waren de baas, in elk geval over onszelf. ’s Winters maakten we er een goede gewoonte elkaar rond vier uur ’s middags te ontmoeten in het ‘exclusieve hotel-restaurant’ van gekkenhuis De Ingelanden alwaar wij bij de ‘gerant’ een glas van het één of ander bestelden. Meestal was het wijn. Zwaar gesubsidieerde wijn. Dat proefde je ook. Volgens mij dronk Ernst rood. Had hij natuurlijk van zijn vader. Zelf hielden Ellen en ik het bij wit. De ‘gerant’ van het verpleeghuis, Rooie Wil of een Indisch schepsel dat voornamelijk Maleis sprak, zei dat het chardonnay was. We namen het voor kennisgeving aan. Het Indische wicht eens gevraagd of ze even snel met een glas water kon komen want Ellen had zich verslikt. Ellen stikte zowat. Nee, de idioot mocht van Rooie Wil niet achter de tap weg en niet aan tafeltjes bedienen. Ellen liep intussen rood aan. Natuurlijk schreeuwde ik Tante Jakarta (het is dat ze daar zo’n heerlijke keuken hebben, op Java) achter de toonbank vandaan en kwam ze met een glas water aandrentelen. Ik heb er tot de dag van vandaag spijt van dat ik haar niet heb vermoord. Ze wisten soms het bloed onder je nagels vandaan te halen, de imbecielen. Soms zaten Ernst en ik liever in de bajes dan in een verpleeghuis.
In mijn herinnering dronk Ernst ook wel port. Rode port. Ik vond hem geen jongen die bij De Telegraaf hoorde. Daar had hij te veel hersencellen voor. Zelfs meer nog dan ik. Zelfrelativering is niet mijn slechtste eigenschap. Zo’n beetje de enige met wie we ons inlieten was de directrice, mevrouw Sandra Kuypers, voor wie Ernst en Ellen toch wel een beetje haar favoriete bewoners waren. ‘Dag heren journalisten’, zei ze steevast als ze met een zware hutkoffer gelijk een minister onze tafel passeerde op weg naar huis. We hadden een vette streep voor. Ik schrijf dat zonder schroom. Zat eens in zwembroek voor haar bureau omdat ze me onmiddellijk wou spreken. Ze was net terug van vakantie op de Molukken of daar in die buurt. De aanleiding was weer eens een incident. Sandra was als de dood dat ik de bijna-dood van Ellen door verstikking aan de grote klok zou hangen. Een mevrouw van een paar deuren verderop was gaan dwalen en had ’s nachts een kussen op het gezicht van de slapende Ellen gedrukt. De nachtwacht bevond zich niet waar de nachtwacht zich had moeten bevinden. Dit had zo maar verkeerd kunnen aflopen.
Zijn journalisten een beetje arrogant? Of wensen journalisten niet door stratenmakers op zee gestoord te worden in hun analyses over het wereldgebeuren? Zijn ze überhaupt kritischer dan de gemiddelde? In elk geval hadden we voor ons drietjes zo’n beetje een vaste tafel om vier uur ’s middags met idioot kleine stationsrestauratie glaasjes. Daar paste je valse gebit zelfs niet in om even door te spoelen. Of de wijn naar migraine leidde viel na afloop niet vast te stellen. Migraine hadden we toch al vanwege de afhankelijkheid van derden en de frustratie over wat er allemaal om ons heen gebeurde. We waren ook nog eens tot ‘geheim’ adviseur van Sandra Kuypers benoemd. Buiten de lieve bewonerscommissie om. Het bleef bij veertien dagen, dat onbezoldigd adviseurschap. We leenden ons niet voor bezigheid-therapie. Het was geldsmijterij naar een adviesbureau dat niet serieus genomen had moeten worden. We waren blij als het voorjaar zich aandiende en we het gekkenhuis voor dikwijls een hele middag konden verlaten. De plek was Haarzuilens. In die bocht. De Vier Balken. Dat vriendelijke meisje met die te grote tatoeage dat er bediende. Was het in d’r nek? Ik kan het Ernst niet meer vragen. Zoenlippen had ze in haar nek staan, als ik me niet vergis. Haarzuilens. Het terras. Die monumentale bomen. Haarzuilens, ja. Dat schoolgebouw in rood en wit. Zondag 18 december ben ik er even gestopt om Ernst te herdenken.
Gisteren, zondag 18 december 2022. Het begon alweer vroeg te schemeren. Het zat zo: met een klein gezelschap kwamen we terug van Kasteel De Haar. In de kasteeltuin hadden we vanuit kleine potjes wat as van van mijn onmisbare Ellen gestrooid in de kasteeltuin. Aan de voet van het kerkje vooral. Daarna naar binnen het kasteel in. Overweldigend. Zeker ook naar de trouwzaal waar Ellen en ik op een halfjaar na 35 jaar geleden in het huwelijk waren getreden. Het ontroerde me. Kon je de tijd maar stilzetten. Ellen die op het gladde houten bruggetje naar de trouwzaal toe bijna één van haar pumps verloor en later de trouwring liet stuiteren tot onder de verwarming. Veel om aan terug te denken op 18 december in het sterfjaar van Ellen. Eric Nordholt die zijn vaste chauffeur aan de Odenveltlaan 9 in Vleuten een fles rode wijn van superkwaliteit liet afleveren voor het bruidspaar. Ik ben het nooit vergeten, hoofdcommissaris Eric!
Een bijzondere zondag in 2022. IJskoud, een vrieskist zowat. De wateren bevroren. Hockeysticks op een kasteelslootje. Veel buitenlandse toeristen. Japanners en Chinezen vooral. Amerikanen ook. Chocolademelk met slagroom. Wel de veertig jaren samen gehaald, Ellen en ik, de 35 huwelijksjaren net niet. Terug van het kasteel reden we door Haarzuilens, en op de plek waar Ellen en ik tig keren met Ernst een glaasje hadden genuttigd bij een salade van het één of ander daar stond nu een grote tent voor een ijsbaan met van pret kraaiende dorpskinderen. De ouders verderop aan een glaasje niet-gesubsidieerde wijn dan wel rode port, en zonder in een verpleeghuis betutteld te worden. Zondag 18 december 2022. Gestopt voor een foto. Een plek met veel herinneringen voor drie mensen van wie er dus twee dit jaar waren overleden. Eerst Ellen, op zaterdagavond 30 april, en acht maanden later Ernst. Moest terugdenken aan de gesprekken die we in Haarzuilens voerden. Over de journalistiek, hoe kon het ook anders! Over de ethiek maar al te vaak. Over de mores. Over advocaten en strafrecht. Veel in retrospectief. Maar het ging dieper. Over verlies van waarden, eigenwaarde, door betutteling en bemoeizucht, als je niet uitkeek. Over zijn scheiding, zijn kinderen. Over mijn boeken. Zoals ‘Dankjewel voor je liefde’, subtitel ‘Omgaan met parkinson en dementie’, mijn boek uit 2014 dat hij had gerecenseerd. Wij wel, hij niet. Zijn scheiding. Een meesterwerk, noemde hij ‘Dankjewel voor je liefde’, dat hij niet zonder tranen had kunnen uitlezen. Wij wel, hij niet.
En toen zaten we eens op een zwoele doordeweekse voorjaarsavond met z’n tweetjes op DE PLEK. Ellen lag in De Ingelanden al te slapen. De monumentale bomen van Haarzuilens als eerder aangehaald. De vogels bouwend aan hun nestje. Gepensioneerden die langs fietsten en hun hand opstaken. Zij wel, wij niet. En toen ineens begon Ernst te vertellen over het verlies van een kindje. Hij had nu drie kinderen kunnen hebben, maar hij had er twee. Maar in zijn hart… Hij vertelde over het verlies van dat ene kindje. Dat was nooit ver weg. Noemde een naam, en toen ineens… Wil je van deze plek de plek zien waar we de as van het kindje hebben verstrooid? Wil je het echt? Breng me er in de rolstoel maar heen. Breng me maar naar de plek. Het is een paar seconden lopen. Nou iets meer dan een paar seconden maar het scheelt niet veel. Kijk, daar verderop. Die boerderij en dan… Ik ben graag in Haarzuilens. Ik berust in mijn lot. Ik accepteer die rolstoel. Het zij zo allemaal. Fijn dat je me één keer eerder tegenhield omdat ik het niet meer aankon.’
De plek ja, van een wel zeer bijzondere betekenis. We stonden inmiddels aan de voet van het kasteel. Bij het gietijzeren toegangshek. Met die spijlen. De lange laan naar het kasteel zelf. Wij naar de plek niet ver van de plek. Daar nu stopte ik zondag 18 december 2022. In het volle besef dat Ernst lag opgebaard bij zijn ouders thuis in Vleuten. Ik pak de kaart erbij en weet het weer: Anniek.
Ha die Johan.
Net je blog gelezen. Goed dat je blijft schrijven. Schrijven is voor jou als eten: eerste levensbehoefte. Overigens meen ik me te herinneren dat pa Nordholt naar de VVD geswitcht is. Mogelijk heb ik dat vernomen toen hij in Buitenhof verscheen. Griep? Hoorde ik dat goed? Thee jongen, veel thee drinken, en ervoor zorgen dat je De Panne niet hoeft te missen.
Jan van Ewijk.
*
Dank Johan, heel erg mooi. Dank ook voor je lieve woorden naar aanleiding van de uitvaart. Mirjam Nordholt.
*
Ha lieve Johan!
Hoe waren je kerstdagen?
Dank voor je prachtige kerstbrief met zulke mooie foto’s en weer zulke prachtige verhalen. Dank daarvoor!
Tot ziens in het nieuwe jaar en lieve groet van hier, uit het 'Griephuis'.
John en Wietske 💕💕