Ze hadden me in het verpleeghuis al meermaals gewaarschuwd. ‘Je moet het zelf weten hoor, eigenwijs tot en met, maar ontzie je rug, je hebt er maar één’. Afgelopen week toch maar eens geluisterd en niet zelf voor hijskraan gespeeld bij het uit de rolstoel optakelen van mijn lieve echtgenote. Onno, een van mijn favorieten in de verpleeghuis, kwam met de veelvuldig luidkeels bezongen stalift aanzetten. Ellen een lavendelkleurige gordel om, een groot uitgevallen zwemvest, zo leek het wel. Een riempje links en een riempje rechts die nog ergens aan vastgezet moesten worden. De handen van mijn vrouw aan wat ik maar gemakshalve het stuur noem. Het beeld doemde op van een schavuit op het schavot. Ja en toen? Ik zag Onno prakkiseren. Moesten de riempjes niet andersom? Het korte oponthoud ontlokte aan Ellen met een stalen gezicht het snedige: ‘Hè, hè, ben je nou eindelijk eens klaar?’ (We lachen graag en de laatste jaren door ziekte veel te weinig).
Het is soms vermakelijk met die tillift. Fysiotherapeut Henk toen we hem van Onno vertelden: ‘Ik had eens met een bewoonster dat ik dacht: wat loopt die lift vandaag toch zwaar. Hees ik een mevrouw met rolstoel en al omhoog’. Henk zat ongetwijfeld prompt met lege batterijen. Toen hij de anekdote vertelde, zag ik uit mijn ooghoek dat Ellen mee genoot, ik kon het me natuurlijk verbeelden, maar het leek er waarachtig op dat ze reageerde op die rolstoel die een paar centimeters van de grond kwam.
Gisteren inspireerde de stalift bewoonster B. tot een couppoging de leiding van de verpleeghuisafdeling over te nemen. En dan blijken dementerenden net kleine kinderen op zoek naar de zwakste schakel. Of beter: kleine kinderen die hun nieuwe au pair uitproberen. B. richtte haar bemoeizucht op de uitzendkracht Meike die gelukkig onverstoorbaar als een Boeddha bleef glimlachen. Petje af voor die stoïcijnse vrouw met Indonesisch bloed. Als blije fans van de spectaculair keepende springveer Kenneth Vermeer waren we teruggekeerd van een avondje Feyenoord bij vrienden. Bewoonster B. liep me in het verpleeghuis al meteen met haar rollator en dwingelandij voor de voeten. Tegen niemand in het bijzonder: ‘Daar wil ik dan anders eerst eens ernstig met Onno over praten, want ik pik natuurlijk niet alles’. De invalkracht: ‘U vergist zich mevrouw, Onno is vrij vandaag, u moet Ron hebben’.
Het ging om die lift, zo werd snel duidelijk. Mevrouw B. vond het ‘onverantwoord’ dat het gebruik van de stalift niet te voren bij haar was aangekaart. Op kantoor vroeger was ze dat zo gewend. Zulks hadden we al veel eerder begrepen. Bij de verzorging van Ellen wilde ze zich er al mee bemoeien. De boot was pas echt aan toen Wim aan de beurt was om in bed te worden geholpen. Wim is een gevaarte. Hem krijgt een vrouw niet alleen uit zijn luie stoel. De lift dus die door Meike de gemeenschappelijke huiskamer werd binnengereden. En daar was bewoonster B. het uiteraard niet mee eens. ‘Oh nee hoor, dat vind ik niet goed. U gaat niet dat ding voor hem gebruiken. Dat is veel te gevaarlijk. En als u niet naar me luistert dan maak ik er werk van’. De uitzendkracht groeide naar grote hoogten met het o zo simpele: ‘Als u me er gewoon eens even doorliet’.
Die verpleeghuismedewerkers zijn vaak net trapezewerkers zonder vangnet. Bewondering voor hoe ze op de denkbeeldige balk van enkele millimeters breed hun evenwicht weten te bewaren. Zelf had ik er al een kunstkop van gekregen: ‘Hoepel nou eens op mevrouw B. Neem een borrel’. ‘Een borrel? Hoor hem! Ik moet nog naar kantoor vandaag, ik moet nog werken’. ‘Maar mevrouw het is zondag’.
Je zag het aankomen. B. klampte de hele parochie aan over de tillift, de brokken die er mee gemaakt konden worden, en ‘die afschuwelijke vent’ die haar had toegebeten dat ze moest opkrassen. ‘Dat accepteer ik natuurlijk allemaal niet’. Voortdurend een samenscholing van verpleeghuisbewoners op de gang met even verderop een stopcontactkaars vanwege een nieuwe overledene. Mevrouw B. het verongelijkte middelpunt. Bewoner H. die het allemaal niet meer kon volgen en zich aan de eettafel terugtrok met hoofdpijn en appelsap. ‘Wat doe ik hier eigenlijk?’ De uitzendkracht bleef de rust zelve. Ze was wel wat gewend, kende zowat alle Utrechtse verpleeghuizen van binnen.
Gelukkig gaan de intriges, of wat daarvoor moet doorgaan, want ook mevrouw B. (in wezen niet onprettig) zit natuurlijk niet voor niets in een verpleeghuis – gelukkig gaat het verpleeghuisgestommel aan Ellen voorbij. Die komt en die gaat. Die keert terug, laat de hijskraan met startkabels komen, en doet vervolgens haar ogen dicht. Liefst met een muziekje erbij. ‘Oh niet weer hè, niet wéér die man’. (We lachen graag en veel te weinig).
B. had als activiste duidelijk indruk gemaakt. Ik droomde naderhand van ‘die man’ die met een stalift – beter nog tillft) zijn comeback vierde in Ahoy. Hij had Onno en Henk meegenomen om ‘dat ding’ te bedienen. Elke handeling ging in goed overleg met mevrouw B. zoals ze dat altijd op kantoor gewend was geweest.