Minnaars kijken naar geen andere plek van het lichaam dan naar de ogen, waar de bescheidenheid woont. Aristoteles zei dat eens in een ver verleden tijdens zijn Rede tot de Atheners. Zou het kloppen? Ik weet één ding: ik heb de afgelopen dagen weer vooral en met nadruk op haar ogen gelet. Stonden ze grijs en uitdrukkingloos? Of was er een twinkeling en was er enig contact? Zeiden de ogen wat ze zelf niet meer zeggen kan of zwegen ook de ogen? Ja soms wel. Soms was ook uit de ogen het leven weg. Maar dan ineens weer niet. Het is en blijft een loodzwaar proces met een verwarrend ziektebeeld. Hoe je daarin staande te houden! Vrees de permanentie op bed in een foetushouding. Zoals ik patiënten met parkinson aantrof in de speciale kliniek van Lückerheide in Kerkrade. Het schrikbeeld. De strijd is vooral ook (en vooreerst) Ellen door deze afmattende zomer te helpen. De winter was vergeleken bij de zomer van 2018 een peulenschil. We kwamen onszelf nadrukkelijk tegen in de bloedhitte van De Panne. Maar waar elders zou dat niet zo zijn geweest? Maandag 23, dinsdag 24 en woensdag 25 juli 2018: verzengend! De mussen vielen al niet eens meer dood van het dak, ze haalden het dak eenvoudigweg niet meer. Voor Ellen was de bakoven een loden last. Maar thuis in Midden-Nederland was het nog vele malen erger. Thuis deed ons denken aan de geel uitgebleekte Povlakte in Italië en aan Parma waar hoogzomer geen druppel water meer in de rivieren stond. Het was niet louter het tropische weer met temperaturen van dertig graden en meer. Het was vooral ook de parkinson die normaal gesproken al heel brutaal veel energie wegvreet, maar ons nu dubbel en dwars parten speelde. Al na het ontbijt schoot de temperatuur ook aan de Belgische zuidkust als een raket omhoog. Het maakte een gezond mens al bij zijn eerste kopje koffie loom en sloom. Laat staan iemand met een hersenaandoening bovenop parkinson. Ooit spraken we liefkozend over ‘het zonnetje’. Het zonnetje werd gaandeweg ‘de zon’. En die zon heet nu ‘die tering zon’ waarvan we ‘schijtziek’ worden. Maar de huid werd bruiner en bruiner, en dat associeert met zonnebrand, natte nekharen, welvaart en welzijn. Welja! Ellen sliep of worstelde zich, met gebogen hoofd, door de uren. Zie de fotoreportage. De zon was haar ergste vijand geworden. Net als heel vroeger. Net als op Java. Ze bleef zo veel mogelijk in de schaduw. Op de boulevard van De Panne vooral, direct achter de fantasieloze huizenblokken van de projectontwikkelaars met hun inhalige praktijken die aan de maffia doen denken. Wat heeft de Belgen toch bezield om die projectontwikkelaars pal aan zee zó hun smakeloze gang te laten gaan? En wat staat er niet voortdurend te koop of te huur? Van een schoonheidscommissie schijnen ze langs het Belgische strand nog nooit gehoord te hebben. Maar nu profiteerden we van die betonnen gevaarten. Toch ook tot IN de zee geweest, jazeker IN de zee, in de meest zuidelijke Belgische badplaats. Flaneren langs de vloedlijn in een speciale rolstoel met knoeperds van banden die aan een militair voertuig deden denken. Flaneren dankzij de hartveroverende hulp van een paar gedienstige middelbare scholieren met vakantiewerk bij de reddingsbrigade van De Panne en Koksijde. Maar vooral Diana duwde Ellen langs de kust en door de golven. Ze wilde het zelf. Ze hield er spierpijn aan bovenarmen en kuiten aan over. Opnieuw dagelijks twee keer naar de favoriete strandtent Albert I van de humoristische uitbater en zijn prachtige Mexicaanse vrouw en twee juweeltjes van getinte kinderen. ‘We hebben de glaasjes witte wijn al ingeschonken, we zagen jullie komen over de boulevard. Geen borrelnootjes erbij? U bent bang dat u dan nog meer dorst krijgt? Eerlijk gezegd is dat nu juist de bedoeling.’ De uitbater in zijn kanariegele polo lachte er zelf het hardst om. Het werd een running gag. Na drie dagen Ellen (en Diana) weer terug naar huis. Als gepland. Om vervolgens naar De Panne terug te rijden in de bijkans nachtelijke uren voor een paar mantelzorgloze dagen met Jan. Die nam de kamer van Diana over in Cajou met deze dagen in het hoogseizoen een topdrukte. Veel Fransen met name. Keek met Jan zo nu en dan kokhalzend naar nog tamelijk jonge afzichtelijke stellen bij wie de lichaamsomvang vier keer de normale was volgevreten. Hoe hadden ze ’t voor mekaar gekregen! Jan: ‘Als ik dat zie dan is het net alsof ik in Amerika ben.’
Ach ja, mijn maatje, mijn onmisbare Ellen, ik raak jou steeds verder kwijt, maar wil er niet aan toegeven. Ik mag dat ook niet. Ik heb het mezelf verboden. Ik blijf de glans zoeken in je ogen. ’s Nachts in Cajou, met alle ramen open en het dekbed ver weg gefrommeld in een ladekast, hield ze onophoudelijk mijn hand vast. Moest er een paar keer aan terugdenken samen met Jan bij Albert I aan de witte wijn en hij bovendien aan één van zijn twintig dagelijkse sigaretten. Zijn het er trouwens niet meer? Jan is weduwnaar. Alweer veertien jaar intussen. Je kunt merken dat hem dat extra levenservaring heeft gebracht. Jan oordeelt niet. Hij is niet van de ongevraagde adviezen. Die laat hij graag over aan anderen. Hij heeft nu een vriendin met wie hij naar Odessa aan de Zwarte Zee wil. Naar de palmbomen. Die vriendin vindt alles goed als hij onder die palmbomen maar stopt met roken. Eigenlijk had Jan in De Panne de rolstoel van Ellen nodig. Wandelen was er niet bij. Het was trekkebenen. Om de zoveel meter moest hij even op een muurtje gaan zitten. Hamstring? Te enthousiast gefietst in de omgeving van Hoofddorp. Te lang en te hard. Probeerde een beetje voor Tom Dumoulin te spelen. En met Jan op een muurtje bekeek ik de vrolijkheid van De Panne. Ellen, dacht ik dan, als het leven ons nu eens niet een streek had geleverd…. Dan, ja dan… Misschien kunnen mensen beter alleen blijven. Dan weten ze niet beter. Hoe confronterend kan ziekte zijn. En toch… Want de zon, de zee, het strand, de vrolijke muziek op de boulevard van de plaatselijke muziekkapel en de gastvrijheid van Cajou en De Panne neemt niemand ons ook in deze bloedstollende finale van juli meer af. Het wachten was op regen. Zeker in De Meern. Liefst daar. Eindelijk zaterdag 28 juli een paar behoorlijke buien. De tuin, de planten, te lezen viel dat we ons nog meer moeten prepareren op zomers met extreme warmte en droogte. En dan plots hevig onweer en wateroverlast. Maar dan is het voor een aantal planten al te laat. Dat zal de tendens worden. De hortensia’s die deze zomer niet overleven zullen bij ons niet als hortensia vervangen worden. We gaan voor de toekomst. Het worden sparren en dennen. En misschien wel wat onuitputtelijke grassoorten. Zoals in de duinen. Nee, nog even geen asfalt of stoeptegels in de tuin. Maar wel een aanpassing. We zullen de 2500 zonuren van Nice niet halen, maar het gaat wel die kant op. We zetten ons schrap. Ondertussen houden we het hoofd koel. En nemen we een lauwwarme douche. Want zo lazen we in De Panne in een Belgische krant: een koude douche lijkt het einde, maar is dat niet. Een koude douche sluit de poriën af. Ach Ellen, dat we nog eens naar achttien graden zouden gaan verlangen!
Eind van de week, als negers weer thuis, met een over De Panne zeer enthousiaste Jan, ‘Wat een gemoedelijke stek zeg!’, ontving Ellen ons met een brede lach en ogen die niet dof stonden maar die spraken. De helft van de week in De Panne en de andere helft weer thuis was voor Hare Majesteit een goede zet gebleken. Diana had uitmuntend voor haar gezorgd. En ze had weer Afghaans gekookt. Haar bedank ik met name in dit blog voor haar bijdrage aan een onvergetelijke vakantieweek. Geweldig dat ze bij ons een Afghaanse vriendin ontving tijdens haar oppas. ‘Nee, we zijn niet de tuin in geweest, het was er niet te harden.’ Diana voelt zich bij ons thuis. We zijn er dolgelukkig mee. Ik bedank ook Jan die als een goede vriend voor een paar dagen mee was naar De Panne. En ja Ellen, mijn hartsvriendin en mijn in feite alles: ‘Heb je me een paar dagen gemist schat?’ ‘Ja’. ‘Heb je me echt even gemist?’ ‘Ja, natuurlijk.’ ‘Ik jou ook, dat weet je wel hè.’ ‘Ja.’ De glimlach. Die onweerstaanbare glimlach. Een enkel woord is voldoende. Ik blijf herhalen: onderschat dementerenden niet. Ze worden nog veel te vaak te vroeg afgeschreven. ‘Ellen, vind jij ook niet dat Diana en Jan geweldig zijn geweest deze week?’ Aan haar ogen zie ik dat ze er net zo over denkt als ik. En dan plots: ‘Lief hè.’ Vertelde Ellen van de paniek ’s morgens vroeg aan de Belgische kust waar meerdere hotels bleken aangewezen op brood van een speciale bakkerscentrale. Daar was iets mis gegaan. De nieuwe bakkersknecht had de oven niet aangekregen. Dus geen brood aan de Belgische westkust. Met kunst en vliegwerk bracht Bianca in Cajou toch een paar sneetjes brood op tafel. Het zweet stond op haar voorhoofd. Ze had in paniek Bruno uit zijn bed gebeld. Het enige wat de hotelbaas van Cajou had kunnen uitbrengen was: ‘Is dit normaal?’ Ellen keek me ernstig aan. Uit haar oogopslag viel niets op te maken. Moest weer eens aan de zwaar gereformeerde Hanny uit Zeeland denken die me had ingehuurd voor een praatje in een Middelburgs mantelzorgcafé. Ik moest maar goed voor Ellen blijven zorgen, want ik zou er later voor worden beloond. Door wie eigenlijk? Was vergeten het haar te vragen. En hoe wist Hanny dat zo precies? Diana was naar huis. Jan ook. En Ellen had haar laatste medicijnen van de dag gekregen en sliep onverzadigbaar. Ik zat ernaast met een weinig opbeurend boek over Noord-Korea. Zaterdagavond half tien. Het beloofde de warmste nacht ooit gemeten te zullen worden. Sommige planten in de tuin hadden een emmer koud water over zich heen gekregen. Maar dankbaarheid? Ik was nog in vakantiestemming. Ik pakte mijn autosleutels, er kon niets fout gaan, zag ik in minder dan één oogopslag, en besloot mijzelf voor een uurtje of anderhalf ergens op twee pilsjes te trakteren. Vond het wel even gezegend met Zeeuwse Hanny en de christelijke beloning achteraf.
Juli begon zoals juni eindigde. En augustus begint komende week zoals juli afsloot. Het is nog lang niet voorbij die alle records brekende zomer.
De fotoreportage is van FOTOBUREAU DIANA SHARIFI.
Aan Bruno en zijn mensen van hotel Cajou.
Hartelijk dank voor uw bijzondere gastvrijheid vorige week samen met Johan Carbo. Ik had in z’n boeken al het nodige gelezen over uw hotel. Maar de werkelijkheid tart alles! Leuk om mensen te ontmoeten die ik tot nu toe alleen uit z’n boeken ken. Alleen op reis gaan doe ik niet. Ik hoop dat ik met Johan nog menigmaal bij u kan komen. Jan van Ewijk. PS: Kan ik, bij bestelling vooraf, de volgende keer ook op een (grote) zeetong rekenen?