Sinterklaas noopt tot een veilige extra jaeger onderbroek

Ik wens de kring rond Ellen (en mij) een mooie intocht van Sint en Zwarte Piet toe aan ditmaal de feeërieke Zaanse Schans. Het beloven schilderachtige plaatjes te worden op tv. Tenzij die zullen schuilgaan achter kruitdamp en stampij met oorlogstaferelen. Ik wil de kring het volgende niet onthouden en zelfs meegeven op weg naar 5 december. Kleuterleidsters willen het deze dagen nog wel eens in hun broek doen. Je kunt te veel aandacht krijgen en desondanks – of juist daarom – tot een verwaarloosde groep behoren. Herinner me deze vroege grijze zaterdagochtend dat Ellen vroeger altijd met haar schoolpeuters Sint en Piet bij miserabele klimatologische omstandigheden als vrieskou, flarden mist, gure wind en vale schemering van de boot haalde. Dat gebeurde aan het Amsterdamrijnkanaal. Zie ginds komt de stoomboot naar de Rooseveltlaan in Utrecht waar nu Ikea zeven dagen per week voor verkeersoverlast zorgt. ‘s Morgens deed Ellen als extra veiligheid altijd de dikste onderbroek van mij aan. Eerst haar eigen slipje en daar overheen die dikke jaeger onderbroek. Niet voor haar blaas. Welnee. Niet vanwege dat bijna doorgeroeste bootje (de bodem was gaar) op het Amsterdamrijnkanaal waar Sint mee arriveerde. Er werd altijd rekening mee gehouden dat Sint als een drenkeling uit het kanaalwater moest worden opgevist. De brandweer was paraat. Maar die extra onderbroek was vanwege de ogenschijnlijk vrome Goedheiligman in de klas. Ja, in de klas! Sint was eerder gretig dan bedaard. Had niet de naam erg onschuldig te zijn. Nog net geen viespeuk. Ellen moest daar in de klas altijd bij Sint even op schoot komen zitten. In oktober werd ze al onrustig. Was Sint zelf waarschijnlijk ook al. De meest geschikte onderbroek werd in oktober al apart gelegd. De kinderen van Sint waren al zeker tien jaar van school af, langer zelfs, maar hun vader bleef maar komen. Verkleed. Ook toen-ie al ruimschoots in een verzorgingstehuis  zat te zeveren. Zo heette dat toen nog, een verzorgingstehuis. Daar werd je nog met U aangesproken toentertijd. Ellen kleedde zich voor het moment bij hem op schoot. Misschien had Sinterklaas het wel verdiend om de bronstige verleider Harvey Weinstein vooraf te gaan als schietschijf voor de beweging MeToo. We horen van filmproducenten, van studiobazen, van tv-makers. We horen van psychiaters en van psychologen. En ze weten allemaal van de prins geen kwaad. Van wie horen we niet? Van Sinterklaas niet, niet van Sinterklaas in de klas. Misschien is het wel met Sinterklaas in schoolklassen begonnen. Misschien verkeerde de vele Sinterklazen met hun hop paardje hop wel in de experimentele fase van MeToo. O kom maar eens kijken – jaja. Moet het woord ‘knecht’ trouwens niet uit de gezangenbundel van Sint worden gegumd? Het is tegenwoordig vragen om moeilijkheden. Het blijft bij Sinterklaas met dat hop paardje hop niet bij  schoorsteendaken. Die in Zaandam vandaag draagt een kogelvrij vest. En hij heeft een pistool ter hoogte van zijn kruis bungelen. Zo voor het grijpen. Je kunt nooit weten tegenwoordig. Onder de mijter heeft de Sint eveneens kogelwerend materiaal verstopt zitten. Geloof het of niet: twee jaar geleden ging ik met Ellen naar de intocht van Sinterklaas in winkelcentrum (of beter: gruwelijk tochtgat) Vleuterweide. Ook hier voorzorgsmaatregelen. Alle drie de politieagenten van Vleuten hadden dienst. Jawel, alle verloven waren ingetrokken. De staat van beleg was in Vleuten afgekondigd. Komen we daar ter hoogte van Blokker met de rolstoel aan, ik zweer dit, zegt één van die drie smerissen: mag ik even in de rolstoel kijken. Hij verschoof het dekentje. Impertinentie natuurlijk. Ik stond versteld. Het overviel me. Dat was bijna aanranding. Dit was nog brutaler dan de glimmende Sint op school aan de Marco Pololaan op het Kanaleneiland destijds. Ook de politie van Vleuten rijp voor MeToo. We mochten door en moesten vervolgens door een poortje. Een detectiepoortje richting het carillon. We vierden een kinderfeestje. Het was heel gezellig allemaal. Wie zoet is krijgt lekkers, zongen we. Daar kwam de vuurwapengevaarlijke Sint. Liep wijdbeens. Was een heel raar gezicht. Hij moet toen in Vleuten een uzi onder zijn tabberd hebben gehad. Misschien wel een mitrailleur rond zijn eigen carillon. Nou staat Vleuten ook bekend als een zeer gevaarlijke stad, een broeinest van narigheid. Overdrijf ik? Welnee. Zo ging het echt. Het was zoals ik nu het twee jaar na dato opschrijf op deze dampende zaterdagmorgen van 17 november 2018. Ellen woonde twee jaar geleden al niet meer in De Ingelanden. Verzorgende Wies van Home Instead was mee naar de intocht. Het carillon begon te spelen. Sint kreeg een stoel aangeboden, maar was zo kogelwerend ingepakt dat de lieve kindervriend onmogelijk kon gaan zitten. Dus bleef-ie staan. Het was geestig. We misten nog een tank en een kanonsloop. En helaas ook (nog) geen scherpschutters op de daken. Kwestie van geduld. Die komen nog wel. Het was een heel leuk kinderfeest. Echte Zwarte Pieten nog. Er hoefde gelukkig geen schot te worden gelost. Die zaterdagmiddag begon het al vroeg te schemeren. Een beetje natte sneeuw. We gingen naar de keurslager voor erwtensoep. Bij de Hema een rookworst. Alle oorlogsdreiging rond Sinterklaas was voorbij. Vanmiddag kijk ik met erwtensoep en rook wordt van de Hema naar de Zaanse Schans. En dan neem ik Ellen heel even op schoot.

Hallo Johan en Ellen,

Wat een prachtig verhaal met die extra onderbroek.
En inderdaad, die mooie herinneringen van de Sinterklaasintochten. Vroeger ging ik met mijn ouders naar Utrecht, ergens kwam Sint dan aan met de boot. Als kind vond ik dat altijd enorm spannend. Ik heb ook lang geloofd dat de Sint bestond. Totdat ik op mijn 12de hoorde dat het mijn ma was die altijd aanbelde op de flat!!
Ik was ontroostbaar en had zoveel vragen.
Nu gaan Norbert en ik vanavond op pad. Gisteren de laatste aankopen gedaan. En toen ik de bruine schmink af ging rekenen keek de verkoopster me aan en zei: ‘Mevrouw, U durft het aan om geschminkt te gaan? Dat durft U echt? Ik zei absoluut, het is een kinderfeest en daar horen zwarte pieten bij. De verkoopster keek me stralend aan!’
Dus vanavond gaan we er bij onze dochter Kim een prachtig feest van maken. En we weten nu al dat, zodra ze we helemaal verkleed binnen komen, Kim zal roepen: ‘Hoi pap, hoi mam.’
Jullie ook veel plezier bij de intocht.
Groetjes van Feest Piet

Hazy Meredith en de andere luchtmachtmilitairen van de vliegbasis Soesterberg

Actiefoto UVV - De Volewijckers - UN 1964 
Het echtpaar Line en Ton Klein regeerde ministerieel – in feite zelfs presidentieel – over het honkbal en softbal bij UVV in de jaren zestig en zeventig. Utrecht liep tijdens hun kabinetten warm voor deze Amerikaanse zomersporten. UVV zette de toon. Geen enkele andere Utrechtse vereniging die ooit de eerste klasse en laat staan de hoofdklasse haalde. UVV was er letterlijk en figuurlijk niet weg te slaan. De Amerikaanse luchtmachtmilitairen van de vliegbasis Soesterberg gaven UVV een stroomstoot. Een boost. En smoel. Daarin speelde vooral ook de honkbalprofeet Kees Hiele een grote rol. De tribunes waren te klein en het publiek lag letterlijk in rijen tot aan het buitenveld. Actie eerste honkman Jan van Ewijk in 1964. Links op de foto achter de veldscheidsrechter de Yankee Mike Howick van de basis. UVV-De Volewijckers, uitslag 5-4. Glansrol vooral voor UVV-werper Haywood Meredith. De chemicus Ton Klein, adjunct-directeur bij Philips Duphar, in die tijd eens tegen zijn international Van Ewijk (zo oud als die was): ‘Wat ga je doen Jan? Doe dat mandarijntje eens terug in je tas, straks spat het nog op de bekleding van mijn auto.’  Voor Jan van Ewijk was Meredith in de periode 1963-1965 één van de beste spelers die UVV in de loop der jaren van de vliegbasis betrok. Misschien wel de beste. Hij was in de eerste inning vaak nog wel te raken, maar daarna niet meer. Een te korte warming up? Nonchalance? Zelfoverschatting? Insiders houden het daarop. Kees Hiele en Jan Kars noemden ook anderen als ‘heel goed’. Ike Eigen onder meer. Gene Bowman. Was hij het niet die zich op een zaterdagavond in volle vaart morsdood reed bij Breukelen? Ook vielen in gesprekken met Kars en Hiele namen als Stanton, Reardon, Duncan, Mathew Campbell. Met die laatste als werper keerde UVV in 1962 naar de hoofdklasse terug. De kranten uit die tijd, Utrecht had er vier(!), schreven over meer dan 2500 toeschouwers. Het aantal ging richting de 3000, aldus de verslaggevers. Ze overdreven niet. Het waren hoogtijdagen op sportpark Hoge Weide dat toen nog niet was omgedoopt tot sportpark Verthoren. In 1964 tegen HCK, het latere Kinheim, was Meredith verhinderd. Moest volgens bronnen wachtlopen op de basis. Ook stand-in Kenny Tynan had het weekend dienst in Soesterberg. Of was het arrest? Zou zo maar kunnen. Coach Kars probeerde als werper hun collega uit het leger Bill Finnell uit. Catcher Rob Rijnders zat volstrekt overbodig achter de plaat. Spek en bonen catcher. De ballen werden door het HCK van de net uit Utrecht naar Haarlem verhuisde Arie van Driel-Krol links en rechts voor honkslagen het buitenveld in getimmerd. Binnen een mum van tijd stond het 0-10. Finnell was geen succes. Als honkballer niet nee. Hij speelde nog een poos niet onverdienstelijk, maar weinig opvallend, als buitenvelder in het tweede. Maar om hem toch recht te doen: hij (De Stekel) was bij de UVV-Daggers met meters afstand de allerbeste basketballer die daar enkele seizoenen rondliep. Een puntenmachine! Ook voor het basketbal in Utrecht waren de Amerikaanse luchtmachtmilitairen van grote, zo niet doorslaggevende betekenis. Ze bepaalden de sportcultuur in Utrecht. Gaandeweg werd hun betekenis minder. UVV maakte nog gebruik van Clark, de werper Floyd voor een blauwe maandag, Bernard en Griffin, beiden voor het tweede honk, maar het stopte – volgens de officiële berichten omdat Klein onafhankelijk van de basis wilde zijn. Maar ook omdat Soesterberg minder hoogvliegers begon op te leveren. De betere honkballers onder de Amerikaanse luchtmachtmilitairen moest je van lieverlee zoeken in Duitsland. In Mannheim en in Wiesbaden. Die legerplaatsen vooral. En in Frankrijk bij Evreux. Daar trok coach Kars in de jaren zestig met zijn selectie naartoe voor een trainingskamp. Er is eindjaren vijftig en beginjaren zestig het nodige te doen geweest over de invloed van de Amerikaanse luchtmacht op de Nederlandse honkbalcompetitie. Vervalsing, noemden veel clubs het die verder weg zaten van een vliegbasis. Protesten en wegwerpgebaren. Boze brieven en opstandige interviews. Opgewonden discussies en verzoenende armgebaren. Zo konden ze het ook, zeiden ze bij OVVO, Schoten, EDO, VVGA en noem verder maar op. De behoudende bondspenningmeester Jan Sibille uit Eindhoven had het er knap lastig mee. Van de basis Volkel meldde zich bij PSV een Amerikaanse militair die graag een balletje wilde komen mee-gooien. Een zekere White. Die kon als werper de ballen letterlijk laten dansen. Dat hadden ze bij PSV nog nooit eerder gezien. Een curve van vele meters lang en een knucklebal om al eveneens van te watertanden. En dan plots produceerde White een fastball zonder snelheidslimiet. Het maakte PSV onbespeelbaar. Maar Sibille greep in. Hij was als goeroe van PSV wel gevoelig voor de protesten van competitievervalsing. En daarom speelde White net zo vaak niet als wel. Zat hij op de bank. Tegen HCAW werd de grootmeester halsoverkop ingezet om verlies te voorkomen. Dat toch weer wel. De Amerikaan stelde orde op zaken en PSV won. Prompt opende HCAW vanuit Bussum de aanval vol vuur op de sportieve Marshallhulp. Grote maatschappelijke veranderingen in de jaren zestig. In het onderwijs bijvoorbeeld. In de muziek. Van Bob Dylan naar de Beatles en zo verder naar Cat Stevens. A Whiter Shade Of Pale. Maar ook in de sport turbulentie. In het honkbal. Zo toonde onder meer de aimabele Philipsman Jan Sibille zich lange tijd binnen de bond ook een fel tegenstander van firmanamen op de rug van spelers. Hij vond het ‘hoereren’. Citaat van Sibille in het Eindhovens Dagblad in die woelige dagen van vernieuwing en sociale onrust: ‘In de huidige verhoudingen is beroepssport een sociaal kwaad. In Nederland profiteren daar slechts enkelen van. De meesten zullen slachtoffer blijken.’ Aldus de bondspenningmeester gedecideerd in oprechte verontwaardiging. En hij kreeg bijval. Niet van iedereen, zeker niet van iedereen. Maar de van oorsprong Amsterdammer uit de Spaarndammerbuurt had medestanders. Zoon Frits, een goeie honkballer destijds, noemde zijn vader naderhand gekscherend ‘een fundamentalist’ en ‘een Taliban avant la lettre’. Het was ook nog de tijd van wortelsap en de Morele Herbewapening. In die sfeer legde ook het straat- en wijkhonkbal van Utrecht het loodje. Het werd gezien als een wilde en onbezonnen actie (en flirt) met Coca Cola, Fanta en winkels in sportartikelen onder regie van doordrammer Kees Hiele die met een royement werd gedreigd. Sibille op een bondsvergadering: ‘Houd in het honkbal het amateurisme van vreemde smetten vrij.’ In 1967 stapte hij op. De sponsoring deed niet zonder slag of stoot zijn intrede in het honkbal. Velen waren aanvankelijk allerminst voor ‘levende reclamezuilen’. Maar ze kwamen uiteindelijk van een koude kermis thuis. Ze deden hun intrede. Allereerst bij ABC in Amsterdam. Een bedrijf in fotorolletjes, als ik me niet vergis. Iets Japans. Het kunnen ook camera’s zijn geweest. ABC ja met op de eerste honk de latere televisieverslaggever Hugo Walker. ABC, een dependance van Haarlem, met de werpers Doby Peters en Ruud Zijlstra, met catcher Arnoud Blom, en met de binnenvelder Hans Slaap. Ik herinner me ook Buiskool. UVV haalde een sponsor uit de Zadelstraat in Utrecht tussen een uitstalling van voornamelijk tennisrackets vandaan. Er kwam ook een uitgaanstenue met blazer (+ embleem) en pantalon. Amerikanen, vliegbases, sponsoring, discussies over goed en kwaad en de essentie van een sportleven – kenmerkend voor de jaren zestig die politiek werden ingekleurd door barricadestudenten als de halve Fransman en halve Duitser Daniel Cohn-Bendit. ‘Rooie Danny’ van de Sorbonne. In het revolutiejaar 1968 maakte UVV voor het laatst gebruik van Soesterberg. De laatste was de robuuste werper Ron Sampson (bij zijn debuut vernederend weggeslagen door Quick Amersfoort). UVV bleef dat jaar ternauwernood in de eerste klasse. Met meer geluk dan wijsheid. De grand slam home run van Henk Heinen was een ongekend mirakel. De club stond er dagen lang van op zijn kop. UVV was door het oog van de naald gekropen. De wedstrijd in de modder tegen Thamen had ook al zo’n merkwaardig verloop in het voordeel van UVV. Matswerk van scheidsrechter Jan de Groot, een supporter uit Overvecht in feite. Een bizarre ontknoping van een heel slecht jaar. Het trio spelers Jan van Ewijk, Wim van der Ster en Rob Rijders was er zo van geschrokken dat ze overschrijving naar HCAW aanvroegen. Roley Wout was het drietal bijna gevolgd. Hij wachtte nog een jaar. Dankzij het straat- en wijkhonkbal werd het verlies van het hart van het eerste team UVV niet noodlottig. En zo bewees het avontuur van Kees Hiele in Utrechtse parken en plantsoenen zijn onbetwiste waarde maar weer eens. Ze stonden klaar de nieuwe gladiatoren. Co van Angelen en Ron Bekkering waren al doorgebroken, nu volgden ook Ton Camue. Tom van Zijl, Jos Kervers, Henny Jenken, Joop Maalsté en nog veel meer aan straathonkbaloogst. Je hoefde bij wijze van spreken maar aan een boom te schudden. Voor wat aanvullende routine werd van ABC uit Amsterdam de Antilliaanse derde honkman Lem Briessen aangetrokken. SEC uit Soest beleefde eind jaren zestig onder de naam Knickebockers promotie op promotie met een team van louter Amerikanen van Soesterberg die UVV niet meer nodig had of zei niet meer nodig te hebben. Bij HCAW een Amerikaan van Soesterberg in de keystone, net als bij Ajax. Die twee waren hartstikke goed. De luchtmachtmilitairen brachten honkbal, Coca Cola, kauwgum, spijkerbroeken, gympies, borstelhaar, het rauwe Engels als voertaal, sigaretten en pruimtabak, jacks met grote letters en nummers, condooms, grote brandstof slurpende sleeën van auto’s, een liefdevolle interesse voor de Dodgers, de Yankees, de Cubs, de rassenrellen in de zuidelijke staten van de VS met Martin Luther King die in de dug-out impact kregen, Vietnam, enzovoorts enzovoorts. Het kwam allemaal naar Utrecht, en naar elders. Maar ze zullen toch voor eeuwig en altijd eerst en vooral worden geassocieerd met UVV. En als we dan toch mogen kiezen: Meredith was de beste. Neem die wedstrijd in 1964 tegen HCAW. Het HCAW van Rob Hoffmann. Met deze international vocht Meredith in de regen een prachtig pitchersduel voor fijnproevers uit. Het leek 0-0 te blijven. Totdat Jan Kars zichzelf als pinchhitter inzette. Met een zijden sjaaltje om. Ik lieg niet. Kars was verkouden. Maar niet zo verkouden dat hij Haywood Meredith met een tweehonkslag aan de overwinning hielp: 1-0. Liep Arie Hagen niet het winnende punt binnen? Meredith was ongenaakbaar. Ook hij liet de ballen dansen. Ook hij overschreed vanaf de heuvel snelheidslimieten. Met hem kon je op de nul spelen. Maar dan moest je de eerste inning aan een ander laten. Aan Tynan bijvoorbeeld. Onvergetelijk die luchtmacht, de Sabres, de Daggers, Soesterberg. Van Reardon en Stanton tot Sampson. En daar middenin: Hazy Meredith!

 Actiefoto UVV - De Volewijckers - UN 1964

 

Hi Johan,

Mooi verhaal. Heette die eerste sponsor van UVV niet ‘Van Ooy’? Volgens mij hadden we toen, net als Sparta, uitgaanspakken: bordeauxrood jasje met grijze broek.

Met Meredith als niet opgewarmde werper herinner ik me nog een andere wedstrijd. In 1963 (zegt mijn plakboek) tegen EHS uit op het Badmintonpad. Ik stond toen eerste honk. Bij EHS vele linkse slagmensen: Houtkamp, Heemskerk, Oosterbaan, (Ben) Tromp. 6-0 achter in  de eerste inning. Veel grondballen richting mij. Bijdrage van mijn  kant was ook een aangooi vanaf mijn plek huizenhoog over derde honkman Gerald de Vries. De bal ging zonder stuit tegen de kleedkamers naast het linksveld aan.

Daarna stond Hazy geen enkele punt meer toe. Ik had het genoegen om Ruben Leysner ‘ons’ enige punt te laten scoren met een klap in het buitenveld op de -ook- bijna onbespeelbare Herman Beidschat.

Ik kan me ook een training herinneren. Moet in één van mijn laatste jaren bij UVV geweest zijn. Rijnders – catcher, Van der Ster op één, Roley Wout op twee, ik op drie en Stamer korte stop. Jan Kars waarschijnlijk als coach. Bij het ‘binnenveldje’ liep alles op rolletjes. We enthousiasmeerden elkaar. Bij aangooien van mij op het tweede honk: altijd op de hoogte van de linkerschouder van Wout. Aangooien van allen op Rijnders: alle op kniehoogte. Met nog een paar goede Yanken erbij zouden we met dat team zeker weer in de hoofdklasse zijn beland.

De kwaliteitsafname op Soesterberg had ook te maken met het afnemen van de Amerikaanse troepen in Europa. Plus het feit dat jonge Amerikaanse talenten vaak konden (laten) ritselen om in Amerika te blijven.

Die tijden keren niet meer terug. Helaas.  Tot hoors en ziens op ons maandelijkse etentje bij biefstukkoning Loetje in Breukelen.

Jan van Ewijk.