Ellen alweer drie jaar ontsnapt aan het verpleeghuisregiem

20191024_160310

‘Als je goed luistert, hoor je ze huilen.’ Prachtige titel van een boekje met waargebeurde verhalen uit Nederlandse verpleeghuizen. Daar werken niet alleen maar bevlogen mensen met een sterk ontwikkeld gevoel voor medemenselijkheid. Nee, daar werken beslist niet louter personen die hun hart laten spreken. Hoor Rutte in zijn verkiezingsretoriek nog de voltallige verpleegzorg ophemelen. Allemaal gepassioneerde mensen? Rutte en zijn regeringsclub steken wel vaker hun kop in het zand. Na drie jaar weg uit het verpleeghuis, en klaar voor een klein feestje om dat volgende week gepast te vieren, komen weer veel ervaringen met het verpleeghuis boven. De van meet af aan volkomen bloedeloze instelling in Nederhorst den Berg met zijn kopjes thee zoethoudertjes. En de aan reorganisaties en het wegsturen van een fantastische directrice ten gronde gegane Ingelanden in Utrecht Leidsche Rijn. Kom nog geregeld bekenden uit de verpleeghuisepisode tegen. Hoeveel flaters in de persoonlijke verzorging begingen ze wel niet in beide verpleeginrichtingen! Hoe groot het contrast met de afgelopen drie jaar van 1 op 1 verzorging en het goud van de eigen (open) haard. Over De Ingelanden valt ook veel goeds te vertellen. Natuurlijk wel. Er liepen wel degelijk verzorgenden rond die hun vak verstonden. Maar dat gold niet voor iedereen. Zeker niet! Er werd door sommigen ook maar wat aangeknoeid. Waarom roken er zoveel verzorgenden in een verpleeghuis en heb ik onze verzorgenden Diana, Trudy, Elly, Esmé en Zulay in 3 x 265 dagen nog niet één keer een sigaret zien aansteken? Waar waren die voortdurende rookpauzes en dat onderlinge gekwebbel op het balkon goed voor, zoals ook dat continue gerammel op het toetsenbord van de pc? Waarom werden de bewoners te vaak met hun rug naar een lawaaiige televisie gezet met een tekenfilm? Waar blijven die met veel tamtam aangekondigde brigades van lekeninspecteurs? Er zou een veel scherpere controle op de verpleegzorg moeten komen. Een strengere. Onverwachte invallen in de tehuizen. Niet die lang van tevoren aangekondigde showsessies. Foto’s tonen Ellen tijdens één van haar herfstwandelingen momenteel. De bomen laten hun blad vallen. De temperatuur blijft aangenaam. Op enkele dagen na zijn we alweer drie jaar ontsnapt aan het verpleeghuisregiem. De ziekte van Parkinson zelf kun je niet stoppen, helaas niet. Wel kun je de omstandigheden zo menswaardig mogelijk houden. Want dat zijn de omstandigheden thuis: ze zijn menswaardig. En dan denk je aan de verpleeghuisbewoners. Als je goed luistert, hoor je ze huilen. Van onmacht, van ontreddering. Van een tekort aan aanraking en streling ook. De woorden van de charismatische Belgische psychiater en hoogleraar De Wachter in het tv-programma Buitenhof waren o zo duidelijk. Bregje Hofstede haalt in ‘De herontdekking van het lichaam’ Sartre aan: de mens zwemt vrij rond in een zee van keuzes, maar hij is gebonden aan het lichaam waarmee en het water waarin hij zwemt. Vrijheid begint ermee die gebondenheid te accepteren. Wie zich almaar ergert aan de vlekken op de ruit ziet geen horizon meer. Niettemin: hoe de tijden wel niet zijn veranderd. Moest onder het wandelen door de dreven rond ons huis terugdenken aan de middelbare school, aan de HBS van het Christelijk Lyceum aan de Koningsbergerstraat in Utrecht. Tegenwoordig doen we niet meer zo geheimzinnig over ziekte en dood, wij in elk geval niet. Lewy Body vloeit voort uit de ziekte van Parkinson en Lewy Body treft zo ongeveer één op de drie parkinsonpatiënten. Wij kruipen niet in onze schulp. Dat spraken wij tien jaar geleden al met elkaar af. Wij trekken niet lijdzaam de gordijnen dicht. Maar in de jaren zestig van de vorige eeuw leken ziekte en dood zich daarentegen voor een middelbare scholier voornamelijk af te spelen in het geheimzinnige en verborgene. Na de herfstvakantie keerde de biologieleraar niet terug op school. Er werd niet over gepraat. Geruisloos stond er ineens een ander biologieles te geven. Bijna even geruisloos overleed rector De Bruyne. Nog stiller was het rond de dood van twee klasgenoten. Eén van die klasgenoten op de HBS heette van zijn achternaam Helder. Zijn voornaam weet ik niet meer. Hij woonde in een zijstraat van de Croeselaan in Utrecht. Ik was een paar keer bij die klasgenoot thuis geweest. Ineens was hij er niet meer. Zijn plek in de klas bleef leeg. Onze godsdienstleraar, een zwaar gereformeerde dominee met een te los zittend kunstgebit, beperkte zich tot de opmerking dat de jongen iets aan zijn hoofd mankeerde en nu bij de Here Jezus was. Daar deden we het mee midden jaren zestig. De Here Jezus ja en we zongen nog maar eens een psalm of gezang. Stamt trouwens mijn aversie tegen geloof en sprookjes uit die tijd? Uit die tijd stamt mijn opvatting dat er maar één soort onderwijs zou moeten zijn en dat is openbaar onderwijs. De hokjesgeest werkte verziekend. Aan de rand van het Majellapark in Utrecht stond een roomse school en een protestantchristelijke. Tussen die twee scholen lag een groot grasveld dat twee op godsdienst gebaseerde werelden van elkaar gescheiden hield. Benauwend was het. Later zou een bezoek als verslaggever aan Belfast in Noord-Ierland alles overtreffen qua godsdienstwaan. De ene dag zaten we nog in een pub; de volgende ochtend was die pub bij een bomexplosie weggeblazen en gaapte een gat met brokstenen. Hoe anders ook gingen we vroeger met ziekte en verdriet om. Daarom: we blijven boekstaven. We prepareren ons op een bijzondere week. 

20191025_102122

De Galecopperbrug is momenteel wel het ergste in zijn soort. Maar waar werken ze momenteel NIET aan de weg ????? Ook onze eigen wijk met die prachtige bomenrijke singel ontkomt niet aan verkeershinder. En tegelijkertijd gaan ze sleuven graven voor afvalcontainers. De kliko’s gaan eruit. De gemeente heeft zich al ingedekt. Per brief. Het kan zijn dat het gaat tegenzitten met de werkzaamheden. Waarvoor begrip gevraagd. Staat er niet 31 oktober op het gele bord? Is het dan niet Halloween? En ja 1 november, het begin van de Keltische jaartelling. Laten we in godsnaam voldoende verantwoord mierzoet snoep in huis hebben voor die kinderen die bij de voordeur komen zingen. Het is al twee keer mis gegaan. Niets om uit te delen met Allerheiligen en die kinderen maar zingen. Reden we ze de volgende dag met de rolstoel achterna om ze alsnog wat toe te steken. Of ben ik in de war met Sint Maarten en koeien met staarten? Mijn hoofd loopt om. En dan nog overal van die kanariegele borden met wegwerkzaamheden! Ellen wordt ondertussen moe van het rechtop zitten – we moeten naar huis. Ze moet weer met het hoofd in de kussens. Het is de ziekte van Parkinson, een slijtageslag. Eenmaal languit op bed en in de kussens zie je Ellen herademen. Dan vrolijkt ze op. Maar naar buiten, tóch geregeld naar buiten, het is een must, de longen, zuurstof, besef van wat er allemaal om haar heen gebeurt. Alles zoveel mogelijk in de juiste dosering. Vrijdag 25 oktober. Om half acht vanochtend meldde Trudy zich alweer en vanavond is het de beurt aan Esmé. In het najaarszonnetje klimt de temperatuur op naar achttien graden. Parkinson en Lewy Body, we gaan er in openheid mee om. 

20191025_102220

Wandelen is een sluiproute naar de eigenheid. In haar boek ‘De herontdekking van het lichaam’ haalt Bregje Hofstede de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau aan. De enige continuïteit van je bestaan ben jezelf. Juist wandelen roept de meer fundamentele vragen op over de richting van ons leven. En nog pakken we té vaak de auto, concludeer ik. Wandelen en je onttrekken aan de stem van anderen. Het helpt bij het op afstand houden van een burn-out of depressie. 

IMG_0754

Ha Johan. Wat een rode neus hahaha. !!!! Deze foto vond ik nog. Van vier jaar geleden? Zoiets hè? Heb het goed in Limburg vandaag en morgen. Elly.
****
Lieve Elly
(en anderen uit ons vermaarde zorgorkest):
Ik vind Ellen helemaal geen opvallend rode neus hebben! Hoe kom je dáár nou weer bij, Elly?!
Of doel je op de mijne? Doel je op die gok van mij?
Maar weet je, veertien jaar lang heb ik – na mijn carrière in de dagbladjournalistiek – voor clown moeten spelen in het hogeschool onderwijs. Dat was een hele omschakeling.
Voor clown spelen uit één of ander rondtrekkend circus, het was de enige manier om volle collegezalen te trekken. Mijn zelfrelativering ging wellicht gepaard met een rode neus. Ik neem mijzelf al jaren niet meer serieus en daar voel ik me zeer prettig bij. Het schaamrood voorbij.
In het hoger onderwijs werd de docenttevredenheid steeds minder belangrijk. Het ging hoe langer hoe meer om de studenttevredenheid. Ik leerde bij Fontys in Tilburg pamperen. Studenten die na jaren en jaren en oneindig veel herkansingen nog maar op een 3 stonden, gaven we van docent-ellende maar een 6 met een min van hier tot Tokio om van ze af te komen. Blijf daar maar eens gezond bij als weldenkend mens. Van een muur op de hogeschool kon je de namen aflezen van alle geslaagden sinds de oprichting. Kom nooit langs die muur lopen zonder mijn hoofd te schudden. Ook de jongelui die bij wijze van spreken het diploma van armoe maar cadeau was gedaan stonden op die ereplaquettes. Hoe je jezelf als hbo voor de gek kunt houden.  
Maar die rooie neus kan ook komen van de wijn die ze in het grand café van kuuroord De Ingelanden schonken. ‘Rooie Wil’, ook alweer rood, ‘Rooie Wil’, zo noemden we haar toch?, vulden de glaasjes in het grand café voor twee euro met licht alcoholisch gootsteenwater.
Elke keer nadat ik daar met Ellen één of twee glaasjes van dat troebele bocht had gedronken, meldde ik me half dood bij de overburen van het Antonius Ziekenhuis op de hartbewaking. ‘Zeker weer bij Rooie Wil geweest’, riepen ze dan in het Antonius. 
Geweldige foto van pakweg vier jaar geleden. Langer geleden, denk ik. Als er toch eens geen bar was in een verpleeghuis. Dit beeld verdient eerder het predicaat Vreugdehof dan die droeve graftombe in Buitenveldert aan de Zuidas waar ik momenteel op gezette tijden binnenwip. Zie die ogen eens van Ellen. Die stonden toen nog een stuk helderder. Zie op de foto de handen. De handen vertelden ook toen al ons verhaal. Het verhaal over nooit loslaten. Ja die de ogen, de ogen van Ellen, ze duidden op levenskracht. Die er nog altijd is. Ik heb het idee dat Ellen thuis een bollere toet heeft gekregen. Die 1 op 1 met jullie doet toch wonderen. We moeten in Nederland nog veel meer toe naar goeie gestructureerde thuiszorg. Maar dan wel zónder cowboys en andere woest links en rechts voorsorterende avonturiers en klaplopers die je persoonsgebonden budget louter komen leegroven.
Als ik de foto van ons zie in het grand café van het verpleeghuis dan is mijn eerste reactie: wat ben ik toch blij dat Ellen drie jaar geleden weer voorgoed naar huis is gekomen.
Aan Ellen, aan mezelf en aan de omgeving zie ik dingen waarvan ik zeg: we hebben toen, drie jaar geleden, een uitstekende beslissing genomen. Zie nog de gefronste wenkbrauwen van sommigen. Ik zou het nooit redden… Wat haalde ik me wel niet op de hals… En ook toen wist ik al: dat gaat me dus wél lukken.
Ik dank jou en de anderen voor jullie zorg voor Ellen terwijl ik in het roomse bolwerk van de abdij Rolduc onder het Mariabeeld het Heilig Avondmaal genoot van hertenbiefstuk en spruitjes. Ik moest er helaas lang op wachten, omdat het druk was met een stel kerels die er een vrijgezellenfeest vierden, en at onder het wachten zowat een half brood met roomboter op. Door dat lange wachten miste ik Ajax-Chelsea volledig. Wel twee keer heel even naar de tv-kamer gelopen in Rolduc en de juist die tweede keer viel die goal van Chelsea. Die hertenbiefstuk smaakte er niet minder voortreffelijk door. 
Jullie zijn bij ons in de buurt al behoorlijk uitgegroeid tot bekende verschijningen. Jullie vullen met Ellen het straatbeeld tussen de momenteel sierlijk opwaaiende herfstbladeren. Jullie zijn gewilde ‘objecten’ aan het worden. Je hebt voetbalmakelaars, maar ook zorgzustermakelaars, zo krijg ik de indruk. Al een paar keer, en ook deze week nog, ben ik hier in de buurt op straat aangeklampt met de vraag naar jullie, en of er heel misschien nog tijd en ruimte in jullie balboekje zat. Ik hoor om mij heen steeds meer geluiden over het volledig willen wegblijven uit de Nederlandse verpleeghuizen. Het verhaal over hoofdzuster B. uit mijn vorige blog vertel ik dan maar niet. Dat verhaal staat niet op zichzelf.
We gaan een bijzondere week in. Waarvoor een mooie camel overjas werd gekocht in Limburg. Het zal mijn rode neus extra doen uitkomen.

IMG_9991
Karakteristiek beeld van 2019. Tuin en zonnebril. De paarse zonnebril uit Curaçao. Inmiddels brandt ’s avonds in de voortuin de kerstverlichting weer. We zijn er tijdig bij. Op de grote tafel in de achtertuin hebben ’s avonds in de grote vazen de kaarsen weer vlam gevat. Van zomertijd naar wintertijd. De herinnering aan de zomer blijft evenwel vers. Intussen blijft de mantelzorger in gevecht met latent optreden in de zorg. Op de barricade tegen onverschilligheid en onzorgvuldigheid. De tandarts bijvoorbeeld. Op 28 oktober geprobeerd een afspraak voor Ellen te maken bij de mondhygiëniste. Ellen kon er niet eerder dan 29 januari van het volgend jaar terecht. Boos geworden? Ja, heel boos. Aan de receptie gevraagd of ze nu helemaal besodemieterd waren. Begrepen ze het? Ja, ze begrepen het ook nog. Ze hadden pas geleden een nieuwe mondhygiëniste aangenomen, vertelde de receptioniste opgewekt, maar die wilde eerst drie weken vakantie. Maar wat had de mantelzorger daarmee te maken? En waarom had de mantelzorger vanaf april nooit meer iets van de tandarts gehoord terwijl dat toen wél was afgesproken. Het dossier erbij. De assistente had daarna een keer gebeld maar er werd niet opgenomen. Daarna hadden ze het maar laten zitten. Laten zitten? ‘Ja, meneer Carbo.’ Wat was dat voor een walgelijke taakopvatting? Ja, dat deugde niet. En waarom geen uitnodiging voor de halfjaarlijkse controle van het gebit van Ellen? ‘Hebben we verzuimd, meneer Carbo.’ Godverdomme! Zijn jullie nou helemaal van de pot gerukt! Ja toegegeven, zo kon je dat als patiënt wel zeggen. Of ze beseften wat een goed gebit voor Ellen betekende met haar parkinson? In de wachtkamer konden ze met de boze mantelzorger meeluisteren. Het kon de mantelzorger geen bal schelen. Dit ging om gezondheid. De tandartspraktijk had niet meteen een mondhygiëniste beschikbaar. Die viel niet ogenblikkelijk uit de hoge hoed te toveren. Maar er was wel een bijna equivalent. ‘Overmorgen meneer Carbo, niet over drie maanden op 29 januari van het volgend jaar maar over twee dagen.’ Als de mantelzorger zelf het loodje legt, zullen er weinigen op zijn crematie zijn. Het zal een goedkope crematie worden. Hij heeft zo’n beetje tegen iedereen moeten opspelen. We geven hoog op van de Nederlandse gezondheidszorg. Die is ook goed in vergelijking tot de meeste landen in de wereld. Maar we zouden eens moeten ophouden met het geouwehoer over economische groei en welvaart. Met name de instanties zouden zich veel drukker moeten maken over servicegerichtheid en accuratesse. Fatsoen! Afspraken en toezeggingen nakomen. Minder kotteren met westerse normen en waarden. Want die zijn zo geweldig niet. Slappe hap is het. Wie is er in zijn werk nog bevlogen? Zo’n tandartspraktijk is weer een pregnant voorbeeld van wat de neoliberale individualisering in onze maatschappij heeft aangericht: een mentale ravage. Ikke ikke ikke en de rest kan stikke. Terug van de tandartspraktijk kwam ik tussen de mails foto’s van afgelopen zomer tegen. De glimlach groeide uit tot een brede tevreden grijns. Mooi karakteristiek beeld van Ellen in de tuin. En daar doen we het voor. Daarvoor staan we te stampvoeten aan de balie van instanties. Je moet als mantelzorger nu eenmaal voortdurend je stem verheffen. Lastig, verdomd lastig te zijn grootgebracht in een tijd dat stiptheid geen deugd was maar een vanzelfsprekendheid en dominante factor in de omgangsvormen. Toch maar mooi van thuis meegekregen. Steeds maar weer tegenwoordig je stem verheffen: verdrietig de mantelzorgers die er mentaal de energie niet meer voor hebben. 

Per capsule herstel van bronchitis in de Week van de Kuur

‘Ik neem je mee naar buiten voor een wandeling, als ze dat tenminste goed vinden, maar je mag niet weglopen hoor. Als ik zeg dat we teruggaan naar de gevangenis dan stribbel je niet tegen.’ ‘Natuurlijk niet, waar zou ik naartoe moeten, ik ga natuurlijk geen moeilijkheden maken.’ ‘Beloofd dus. Ik wil geen last met de rechter hoor.’ Broeder Peter knikt goedkeurend. Zegt: ‘Hij heeft dit verdiend. Neem hem maar gauw even mee naar buiten.’ Streven naar geluk als levensdoel is volgens de Belgische psychiater De Wachter een schromelijke vergissing. Streven naar zin en betekenis is waar het in het leven om draait. Hij zou wel eens gelijk kunnen hebben. De westerse mens is overprikkeld, stelt De Wachter. Daarover later meer. Ik schrijf, met om mij heen het stralende gezicht van het model Ellen in de fotolijstjes op mijn bureau. De mooie Ellen die wel ouder werd maar tegelijkertijd ongelofelijk jong bleef. Jong in verschijning, jong in aspiratie. Men vroeg naar haar geheim. Ik schrijf, omdat ik de huidige situatie, die alweer een periode van bijna tien jaar bestrijkt, wil vastleggen voor een klein aantal personen wel zeer in het bijzonder. Ze kijken weg en missen veel. Daarom als chroniqueur op de pc.

20191022_113201_resized

De trap is af. Het heeft haar goedkeuring. Nu die andere trap nog naar de bovenste etage. Over een poosje dan. December of januari? De wit geschilderde trap doet terugdenken aan het vorige huis in Vleuten. En zeker ook aan 1997 toen prinses Diana verongelukte. Een mens associeert. Zoals ook met John F. Kennedy in 1963. Waar was JIJ in die dagen van mondiale verbijstering en rouw om prinses Diana? WIJ  waren in het vorige huis bezig met het tot vervelends toe verwijderen van de stugge stoffering en de lijmresten van de trap. Een helse klus. Monnikenwerk. De week van het plamuurmes. En allerlei gemene middeltjes om die lijm vloeibaar en los te krijgen. Ondertussen stond voortdurend de tv aan. Buckingham Palace viel van zijn voetstuk. De knieval van de koningin voor Diana. Londen was één bloemenzee. Tweeëntwintig jaar later weer zo’n geschilderde en daardoor ruimtelijke trap; tweeëntwintig jaar later ook op tv de fantastische documentaire uit Afrika over de jongste zoon van Diana, Harry, en zijn prachtige expressieve echtgenote Meghan en hun koter. Harry: ‘Als ik fotocamera’s zie en ik hoor hun geluid, zeg maar dat geklik, en ik zie flitslicht, dan lopen de rillingen over mijn rug. Dan weet ik eigenlijk niet waar ik het zoeken moet. Het angstzweet breekt me dan uit. De paparazzi en het fatale verkeersongeluk van mijn moeder hebben iets met me gedaan waarvan ik hoopte er overheen te groeien, maar het zal nooit lukken.’ Hij en Meghan waren vooral ook als eerbetoon aan Diana in Afrika. Op plekken in Angola bijvoorbeeld waar Diana zich inzette voor het opruimen van de landmijnen die voor een diep menselijke tragedie zorgden.’ Hij legt zich bij zijn familiegeschiedenis neer. Harry, Meghan en dat kindje in hun armen – je ging automatisch van het stel houden. Je besefte wat het voor Harry moet hebben betekend om voor vele honderden miljoenen kijkers wereldwijd als jochie achter de baar van zijn door een stortvloed aan pulp vermoorde moeder te moeten lopen. Parijs en die tunnel. De klopjacht van de meedogenlozen. De niet te stillen jacht op sensatie. De honger naar roddel en achterklap. De paparazzi zijn er nog. Ze vreten zich als houtworm in zijn bestaan. Voor Harry mag met Meghan nooit gebeuren wat zijn moeder overkwam. En hij huilde erbij. Hij fluisterde om genade naar de Britse tabloids.  

 

Ellen klautert weer op. Ruim een week geleden lieten we onze trouwe huisarts Erik komen. We? Het gebeurde vooral op initiatief van verzorgende Trudy die er niet gerust op was. Trudy die vanuit Houten door de stromende regen op de fiets (nee geen elektrische) naar ons toe was gekomen omdat haar auto een lekke band had. Op de fiets (zo’n stoere opoefiets) dik een uur door weer en wind en nog op tijd bovendien. Trudy die aanried dat Erik naar Ellen zou kijken. Er klonk voortdurend een gorgelend geluid op van onder de boezem. Zonnebloemhoning en de duurste hoestsiroop van tijm haalden niets meer uit. Het Kruidvat bood geen uitkomst. Bronchitis. Een kuur van zeven dagen. Dit mocht geen longontsteking worden. Ik schrijf, met om mij heen de foto’s van Ellen toen ze nog aanzienlijk meer weerstand had dan de laatste jaren. Weinig weerstand thans. Kwetsbaar. Maar nog steeds wel de beoogde reacties op een kuur. Per dag en dan telkens drie capsules verder knapte Ellen zienderogen op. We begonnen voor de onderlinge communicatie aan een dagelijks BB. Het Bronchitis Bulletin. De toon werd per aflevering opgewekter. 

Het was alles bij elkaar een rare week. Een week die vooral in het teken stond van de kuur. En passant ook nog de week van de griepprik waarvoor de patiënten al ruim een uur tevoren een lange rij (beter: een lint) vormden voor de praktijk van Erik. Het leek waarachtig wel op een optreden van Youp van ’t Hek met de laatste honderd, of hoeveel waren het er precies?, schouwburgkaartjes in de losse verkoop. Zo ooit twee keer eens voor Youp in de rij staan blauwbekken vanaf drie uur ’s nachts tot ’s ochtends half negen. Toen gingen de deuren open en begon de bestorming. Dat was op het Lucas Bolwerk in Utrecht en ook eens in Houten. De Bastille! Op het Lucas Bolwerk boog de sliert liefhebbers van Youp bij het voormalige politiebureau naar links af, de hoek om, de Voorstraat in, en zo verder en nog verder. Krankjorum als ik eraan terugdenk. Alleen die nachtelijke mensenhorde al was opzienbarend en een hele belevenis. Meer dood dan levend van de novemberkou meldde ik me op zondagochtend met de gedroomde kaartjes terug bij Ellen. Kaartjes op de eerste rij nota bene. Middenin op de eerste rij. Ik had er mijn gezondheid voor gegeven. Kreeg niet eens meer mijn verkleumde vingers om het kartonnen bekertje dat ’s ochtends rond acht uur door de schouwburg aan de wachtenden werd uitgereikt. De reactie van Ellen: ‘Ik ga niet. Sorry hoor maar dit vertik ik. Ik ga niet bij Youp van ’t Hek op de eerste rij zitten. Dan pikt hij mij er misschien wel uit en zit zo’n hele theaterzaal om mij te lachen. Of hij spuugt me onder. Want dat doet Youp altijd. Het is daar op die eerste rij bij Youp een fontein van speeksel. Hoe heb jij je nou die kaartjes kunnen laten aansmeren.’ Toch bij Youp op de eerste rij gaan zitten. Vooraf erg gelet op onze kleding. Zorgvuldigheid troef. Niet iets aangetrokken waarop de cabaretier zou kunnen aanslaan. Al helemaal wijselijk de okergele broek in de kast gelaten.

De griepprik op de Meentweg in De Meern riep herinneringen op aan Youp ’s nachts in Utrecht en in Houten. Nooit is de huisarts zo populair als op de dag van de griepprik, beaamde Erik die zich even de best bezochte conferencier van Nederland in diens gloriejaren waande. We leggen ook deze oktoberweek met voortdurend pokkenweer vast. Met ondanks de bronchitis van Ellen toch mantelzorgverlof met één overnachting in de hotelabdij van Rolduc in de sfeer van de Heilige Vader en de Heilige Stoel. Eén overnachting in een vroegere priestercel van drie bij drie met alleen een bed en een wastafel. Maar hoe aangenaam toeven in glooiend en dennenrijk Kerkrade wel niet nu de weersomstandigheden de Belgische kust minder aantrekkelijk maken. Jo (nee, niet Jo Gijsen) bediende weer in het abdijrestaurant en dat betekende andermaal de garantie op gezelligheid. ‘Meneer Carbo, U kunt kiezen uit twee rode wijnen, ik zou U deze hier aanraden, proef eerst maar even.’ En: ‘Eigenlijk ben ik al ruimschoots met pensioen, maar ik zit mijn hele leven in de restaurantbediening en kan het niet missen.’ Zwaar onweer op de zaterdagavond achter de spijlen van de abdijramen en bij het lezen van de weekendeditie van NRC onmisbaar het o zo simpele bordeauxrode lampje boven het bed. In de kussens lees ik er in NRC de verhalen van mijn oud-studenten Jorg Leijten en Bart Hinke en ze maken me blij. In Rolduc nu geen honderdtwintig lederen leden van een motorclub en ook geen grote groep worstelaars inclusief een zwaar getatoeëerde begeleider met paardenstaart. Maar ditmaal een hele stoet glad geschoren medewerkers van Citroën DS die er voor teambuilding bleken te zijn. Hoofdmoot van de teambuilding (kon niet missen) een autorally door de Limburgse heuvelen, zo vertelde mij een vriendelijke veertiger. Diana zorgde thuis voor Ellen en de kuur. ‘Alles goed hier Johan, behalve de tv, die doet het ineens niet.’ Een week met het debuut in de plaatselijke bibliotheek als vrijwilliger in het Taalcafé voor mensen met een migratieachtergrond. ‘Johan, je praat nog te veel in te lange zinnen met veel te mooie prozaïsche woorden. Dat begrijpen onze cursisten niet.’ Hoe leerzaam weer. Op weg naar staccato dus. Een deelnemer aan het Taalcafé bleek na vijftien jaar nog maar tien woorden Nederlands te spreken. 

Een week met het prachtige boek over het waargebeurde verhaal van auteur Stephen Matthews. Leidraad de komst van de nazi’s op het Kanaaleiland Guernsey. Met zijn ouders werd Matthews van de idylle Guernsey ‘voor een vakantie’ in smerige en onwelriekende veewagens gedeporteerd naar de concentratiekampen Dorsten en Biberach in nazi-Duitsland. In zijn boek haalt de schrijver ook de goede Duitsers aan die hij op kinderleeftijd leerde kennen en met wie hij na de oorlog als vrienden contact hield. Het was ook voor de Duitsers Hitler of de kogel. Met de Duitsers die in Biberach mens bleven liep het ternauwernood goed af. Matthews geeft in zijn boek af op enkele Britse families die niet vanaf Guernsey gedeporteerd werden en die zich na de oorlog jegens hem en zijn ouders als ijspegels gedroegen. Het was een kil weerzien van oude buren. Want ja, concentratiekamp of niet, de achterblijvers op Guernsey hadden tijdens de bezetting zwaar honger geleden en als gevangene kon je in nazi-Duitsland immers volgens de overlevering nog altijd rekenen op voedsel van het Rode Kruis. Hoe herkenbaar dit alles voor Ellen toen ze vanuit Java ineens als kind van repatrianten in het mentaal kille Nederland van de wederopbouw stond. Ook Guernsey en de nazi’s is weer een indringend verhaal. Een aanrader. Mooi boek kortom.

Maar het bleef natuurlijk de week van de kuur en het Bronchitis Bulletin. Iedereen liep net even harder voor Ellen dan altijd al. Met Zulay die ’s morgens al om half acht op de stoep stond. Zoals ook Trudy. Zoals ook Diana die op weg naar Ellen de protesterende en bijna militant wordende boeren en hun tractors probeerde te mijden en te trotseren. Het bleef de week van de kuur. En ik had me voorgenomen: als deze week slaagt door die kuur dan sluit ik ‘m af met bezoek in Buitenveldert aan verpleeghuis Vreugdehof (die naam, die naam, wie heeft hem bedacht?!) en ga ik buiten op de Zuidas wandelen met onze vriend die in de vestibule van dementie verkeert. Aldus geschiedde. Broeder Peter was razend enthousiast. ‘Neem hem mee naar buiten, alsjeblieft doe het, op mijn verantwoording, hij is er zó aan toe.’ Bewonderenswaardige man die Peter. Hij zat even later in een kring met zo’n twaalf vrouwen die stuk voor stuk de weg volledig kwijt waren. Peter: een échte voor de zorg. Aan Peter kan menigeen een voorbeeld nemen. Zijn ‘pupil’, onze vriend, is nog te goed voor het gesticht Vreugdehof. Hij maakte na dertien weken zijn eerste wandelingetje door de omgeving van zijn gevangenis waarvan de naam moet zijn bedacht door een ongelofelijk kwalijke cynicus. Een treiterkop. Galgenhumor. Anders dan zo kun je die naamgeving niet zien. Onze vriend liep voor het eerst weer vrij buiten rond. Al snel buiten adem van het vele roken. Hij had moeite zijn tranen te bedwingen. Vreugdetranen omdat hij even buiten Vreugdehof was waar je de lust tot verder leven vergaat. Een bankje onder een boom die zijn herfstbladeren op ons liet neerdwarrelen. We keken twee joodse mannen in het zwart na die uit de synagoge kwamen. ‘Volgende keer ergens een bittergarnituurtje’, mompelde onze vriend. En de broeder bij terugkeer: ‘Doe dit meer, doe dit vaker, hij heeft het zo hard nodig, hij heeft U nodig.’

Ik schrijf. Ik schrijf voor enkele mensen wel zeer in het bijzonder. Die zijn al jaren en jaren geleden afgehaakt. ‘Je lijkt verbitterd en zo ken ik jou niet’, schreef een heel lieve vriendin uit Amsterdam me deze week. ‘Ik lijk verbitterd?’, schreef ik haar verbaasd terug, ‘welnee zeg, ik lijk dat niet, ik ben het, ik bén verbitterd, maar ik ben het gelukkig niet elke dag. Ik ben een emotionele jojo. Ik wil Ellen niet kwijtraken. Maar ik weet dat ik van meneer Parkinson niet kan winnen. Achter het pantser van de opgewekte grappenmaker gaat veel verdriet en teleurstelling schuil.’ Troost is dat we nog altijd aanloop hebben. Maar het neemt wél af. Het leidt gelukkig nog niet tot eenzaamheid. Maar het doet veel relativeren. Sterk relativeren zelfs. Zeker met het beeld voor ogen van de kamer van onze vriend in dat afschuwelijke verpleeghuis waarbij je denkt: moet je zo naar het einde van je leven? De kamer vertoont qua afmeting en inrichting grote gelijkenis met de priestercel van Rolduc. Maar het maakt een heel verschil of je er gedwongen zit of voor je mantelzorgverlof. Het is het verschil tussen een gevangene en een vakantieganger. Onze vriend leest nog intelligente boeken, hij volgt het wereldnieuws nog steeds op de voet, en in zijn uitgebreide mails valt niet één taal- of tikfout te ontdekken. Toch mankeert hij wel wat. Is er in onze huidige maatschappij voor dergelijke gezondheidssituaties dan geen andere oplossing te bedenken?  

Moest voor een jerrycan vloeibaar wasmiddel bij de Action zijn. Vlak achter me hoofdzuster B. van het verpleeghuis van Ellen een paar jaar geleden. Ze had bijna dagelijks met Ellen te maken. Ze bewaakte het zorgplan, en zo meer. Ze stond middenin ons privédomein. Ze deelde (kort gezegd) op de afdeling van Ellen de lakens uit. Ook hoofdzuster B. in de rij voor de kassa van de Action. Ze leek te schrikken toen ik haar in de gaten kreeg, daar bij die kassa van de Action. Een stijf knikje en een wat glazige blik, meer kon er bij hoofdzuster B. niet af. Ik kon hoofdzuster B. bij wijze van spreken aanraken, zo dicht stonden we bij elkaar. En niet even de vraag naar Ellen en hoe het met haar was. Geen enkele vraag, niets. Onvoorstelbaar. Wat heeft deze hoofdzuster tot een baan in de zorg gebracht? Een raadsel. Kijken naar onze meterstanden op kantoor bij het plaatselijke energiebedrijf, dat zou toch veel meer als baan bij haar passen? Vanwaar die harteloze desinteresse? Ellen was in haar meest kwetsbare situatie aan hoofdzuster B. overgeleverd. Ik beschouw het als symptomatisch voor de tijd waarin we leven. Het is de individualisering en dan nog een stap verder. Wist meteen weer waar het ook voor een belangrijk deel aan schort in de Nederlandse verpleeghuizen. Het is lopende band werk, er darren er te veel in het verpleeghuis rond die net als B. de bewoners slechts als een nummer zien. Bij zo’n hoofdzuster B. zit gewoon een draadje los.

Moest op weg naar de Skoda aan de heer G. denken. G. is de baas van twee particuliere zorginstellingen. Je betaalt een hoop geld bij hem. De man was een aantal weken geleden op een vrijdagmiddag bij ons op bezoek. Hoeveel weken geleden inmiddels, weet ik niet. Ik heb ze niet nageteld. Maar het zijn er ondertussen al heel wat. Met G. besproken om Ellen te huisvesten mocht er iets met mij gebeuren. Een mantelzorger kan altijd definitief uitvallen door ziekte of een ernstig verkeersongeval. Zie maar eens wat voor idiote manoeuvres niet alleen vrachtwagens op de weg uithalen. Deze week de A2 tussen Breukelen en Vinkeveen. De heer G. vertelde dat hij aanstonds met zijn vrouw naar Frankrijk zou rijden waar zijn vrouw voor enkele dagen een workshop ging geven in pottenbakken of iets dergelijks. Bij terugkeer zou hij weer contact opnemen en zou hij een rondleiding geven door zijn dure verpleeginstellingen. Nooit meer iets van G. vernomen. We hadden al onze kaarten voor hem op tafel gelegd. Hadden we ook hier weer te maken met een cowboy, met een neoliberale zorgavonturier die driftig links en rechts voorsorterend probeert in korte tijd zoveel mogelijk geld in de zorgsector te verdienen? Is hij ons vergeten? Druk, druk, druk? Is de zorg al zover ongeremd aan de markt toevertrouwd dat op geen enkel niveau enige screening plaatsheeft? Dit bedoelde ik met verbittering in de mail naar onze vriendin uit Amsterdam: juist voor kwetsbare groepen, waartoe wij helaas behoren, is het in alle ongewilde afhankelijkheid belangrijk dat afspraken en toezeggingen worden nagekomen. Mijn ouders gaven me dat mee zonder hoogdravend te praten over westerse normen en waarden. Normen en waarden? Daar hadden mijn ouders het nooit over. Wel over fatsoen.

Werd in het voorjaar gebeld door een mevrouw die een particulier zorgbureau runde. Ze kwam net achter haar grasmaaier vandaan, zo vertelde ze opgewekt, en had gehoord dat ik een verzorgende zocht voor vakantie. Ze vroeg een krankzinnig hoog uurtarief. Hoe dat zo? Hoeveel van dat uurtarief belandde in haar eigen zak? Zeventig procent. En waarvoor eigenlijk? Zij deed vanachter haar grasmaaier de administratie. Wat hield die administratie in? Maandelijks de factuur opstellen, betoogde de vrouw opgewekt. Hoe lang was ze daar wel niet mee bezig? Een hele tijd, eerst moest dan de grasmaaier uit en terug in het schuurtje. Die tijd telde ze mee. Ik betichtte haar van zorgprostitutie. O ja? Ze grinnikte. ‘Zeker wel mevrouw. U maakt misbruik. U vormt in de zorg een volstrekt overbodige schakel.’ Mevrouw zag zichzelf als een weldoener. Gegraai naar het PGB van de zieke mensen, corrigeerde ik haar. Weet de Inspectie wel wat er allemaal aan profiteurs in de Nederlandse gezondheidszorg (en daarbuiten) rondloopt? Vrees van niet. Er is veel uitbuiting in de zorg. Zeker migranten zijn daarvan het slachtoffer. Ze durven geen nee te zeggen. Zei tegen die mevrouw van de elektrische grasmaaier dat ze me maar een naam van een verzorgende voor de vakantie moest geven, dan zou ik met die persoon wel zelf de simpele administratie doen. O nee, geen sprake van, in dat geval geen naam. Keek deze week naar een consumentenprogramma over kleine particuliere bureautjes die bij erfenissen en legaten onschuldige goedgelovigen financieel vroegtijdig het graf in adviseren. Waar is de controle van het Rijk op één en ander? Waar o waar?! Door de marktwerking zou alles goedkoper worden, maar de facto heeft die markwerking alles bedrieglijker gemaakt. De opmars van de vrije jongen. Jacobse & Van Es. Ja, gewiekste zakkenvullers in de zorg en elders stemmen bitter. Het is de schijnbetrokkenheid en de vette knipoog naar de eigen uitpuilende portemonnee die al niet meer in de binnenzak en handtas past.       

Kom zo-even terug van Albert Heijn. Het einde van de week. Met als afsluiting tijdens de (intussen gebruikelijke) zondag-matinee erwtensoep van Elly Wolf voor een klein groepje intimi. De zaterdagmiddagdrukte in Albert Heijn. Achter mij een echtpaar. Leeftijdgenoten. Een vrouw die haar man aanspoorde door te schuifelen naar een bankje even verderop. De man liep krom gebogen als een hoepel achter zijn rollator. Hij kon met zijn vingertoppen de vloer zowat aanraken. Begon een praatje met de vrouw. ‘Parkinson meneer, nu alweer bijna twee jaar.’ Vertelde haar over Ellen die ook parkinson heeft. ‘Je hoort het steeds meer, meneer, je hoort steeds meer over parkinson.’ Inderdaad, want in het Taalcafé ontmoette ik deze week iemand van wie de vader parkinson had. We vergaten even de drukte van Albert Heijn en onze boodschappen. Waar ik na tien jaar de energie nog steeds vandaan haalde, wilde de vrouw weten, ik oogde zo energiek? Liefde? Ze herkende dat. Maar was er niet meer? Optimisme bijvoorbeeld. Erkennen dat de zin van het leven voor een belangrijk deel bestaat uit de wil een ander gelukkig te maken. In Albert Heijn vertelde ik die vrouw over de week van de kuur, over de verzorgende die door regen, wind en herfstbladeren naar ons toekwam vanuit Houten, over mantelzorgverlof in een abdij, over de betrekkelijkheid van zaken waarover velen zich druk maken. Ook zij vertelde. Ze vertelde over haar dochter die geriater was en de medicatie van haar vader wilde verhogen. We praatten. We gaven elkaar tips. Totdat iemand ons op de schouder tikte en geagiteerd vroeg of we niet een beetje konden opschieten. We stonden in het looppad. We stonden in de weg. Want ze had haast. Dat zei ze. Maar we stonden toch niemand in de weg? Dat was toch helemaal niet zo? We stonden de gezonde gehaaste medemens in de weg, dat was het natuurlijk. En het moet gezegd: dat stemt herhaaldelijk bitter.

De kunst van het ongelukkig zijn. Er blijkt kortelings een boek met die intrigerende (schier onnavolgbare) titel te zijn verschenen. Met als auteur een Belgische psychiater en hoogleraar uit Leuven. Deze Dirk De Wachter toonde zich deze week een meesterlijke verteller. Een imponerende man. Charisma aan tafel! Grandioze gast van Pieter Jan Hagens bij het zondagse tv-programma Buitenhof. Ook Hagens raakte gefascineerd door zoveel bevlogenheid, dat zag je duidelijk. De Wachter (echtgenote huisarts) sloeg de bodem weg onder de redenatie dat je pas van een ander kunt houden als je dat eerst en vooral van jezelf kunt. Hij sloeg met duidelijke voorbeelden de tegeltjeswijsheid aan diggelen dat je pas een ander kunt helpen als je dat eerst jezelf kunt. Welnee, flauwekul, en hij draaide het om, de Belg. Arme narcisten die ook op Buitenhof hadden afgestemd. Richt je meer op die ander dan op jezelf! Ook ongelukkig zijn, of je zo voelen, hoort bij het leven. Om dan maar meteen naar een psycholoog of psychiater te vliegen… De Wachter was zich steeds meer gaan verwonderen over de problemen waarmee de gemiddelde bezoeker naar zijn praktijk kwam. Wat zit ik hier als psychiater te doen?, dacht hij steeds vaker vanachter zijn bureau in Leuven. Als het leven niet meer op rolletjes liep, ja wat dan? Veel klagers tegenover hem toonden met kleuterpraat geen greintje veerkracht. Soms was een knuffel voldoende, maar aan knuffelden waagde de psychiater zich in deze tijdspanne met Me Too niet, o nee. Maar het zou in heel zijn onschuld menigeen kunnen helpen. Afspraken nakomen. Doen wat je belooft. Elkaar durven aanraken, letterlijk en figuurlijk. Belangstelling voor de ander. Tijdens het interview pakte De Wachter de hand van Hagens. Dit bedoelde hij: warmte overbrengen.

Mens zijn tegenover de medemens. Zonder winstbejag. Pieter Jan Hagens vond het geweldig. Hier zat één van zijn meest memorabele studiogasten. De Wachter – deed overigens vagelijk aan catweazle denken – zou niet snel meer worden overtroffen. Prachtig taalgebruik ook bezigde de Belg. Hij woog zijn woorden alsof er een weegschaal op tafel stond. Hij deed me aan Dominicaan en filosoof Harry denken met wie ik helemaal aan het begin van het ziekteproces van Ellen indringende gesprekken had over leven en dood. In feite over de kunst van het ongelukkig zijn. Als het leven niet meer klopte – wat dan en hoe dan? Wat als een vanzelfsprekendheid niet langer een vanzelfsprekendheid bleek te mogen en kunnen zijn? Stresshantering. Je ongelukkig durven voelen. Burn-out vermijding. Inderdaad, Dirk De Wachter, wat maakte ik me druk om die meneer G. en zijn luxueuze particuliere verpleeginstellingen. Opzouten! Wat maakte ik me druk om de bleke zorgzuster B. uit ons voormalige verpleeghuis. Wat kon mij dat andere ijskonijn schelen, die tante met haast op de drukke zaterdagmiddag bij Albert Heijn. Bij verbittering sta je jezelf in de weg. De titel van het boek had evengoed kunnen zijn: De kunst van het gelukkig zijn. Zoals op dat bankje in Buitenveldert met de neerdwarrelende herfstbladeren om ons heen. Dat gold voor meer. Die persoon met zijn drie woorden Nederlands na vijftien jaar. Dat gold voor de opgewekte toon die in het BB per drie capsules kon worden aangeslagen. De gedachte in Buitenveldert aan Ellen thuis. Het is net even die andere weg in het hoofd. Leerde van De Wachter dat het een hele kunst is om hanteerbaar ongelukkig te zijn. Als de liefde maar je kompas blijft. Maar dat ’t geen kunst is om vandaar, van je ongelukkig voelen, de sprong naar verbittering te maken. Hij gaf voorbeelden die paradoxaal leken maar dat geenszins bleken te zijn. Streven naar geluk als levensdoel is een vergissing. Streven naar zin en betekenis van het leven is waar het om draait. De westerse mens is overprikkeld en egocentrisch. We moeten meer onze eigen psychiater zijn. We moeten elkaar meer durven aanraken. We doen ons best en schaffen het werk van Dirk De Wachter maar heel snel aan.

20191022_113338_resized

  Huisarrest tijdens de kuur. Het mag niet uitdraaien op een longontsteking. Ellen is er moe van. Veel slapen maar ook goed eten en drinken. Fruit. 

Voor Ellen een middagje blues in Houten

20191007_112929_resized

Je voelde de energie het lichaam binnenstromen. Als het op drift geraakte water dat de uiterwaarden overspoelde en verzwolg. Geweldige zondag 6 oktober. Een memorabele. Het zat in alles mee. En zie de foto’s. Ook de maandag erop bleef Ellen bij de pinken. Op haar manier dan, maar ze was en bleef alert. We blijven boekstaven. We blijven de chroniqueur. Ellen als het vrolijke middelpunt ’s middags om één uur bij de aftrap in Houten van het jaarlijkse ‘Gluren bij de Buren’. Verzorgende Trudy en haar man Norbert die voor het zesde achtereenvolgende jaar hun huis hadden opengesteld. Met in de woonkamer steeds voor drie kwartier en voor nieuwe bezoekers (aanwaaiers) een bluesband. Een band die een sfeer opriep die deed denken aan het favoriete tv-programma Veronica Inside en zijn muzikale omlijsting. Back to the sixties en seventies. Alles kon en alles mocht. Zou het te doen zijn met Ellen in een overvolle huiskamer, met veel geroezemoes, en op een geïmproviseerd podium vijf muzikanten die zo leken weggelopen uit de zestiger jaren? Ellen trommelde heel voorzichtig mee met de muziek. Ze was relaxed. Buiten regende het. En niet zo zuinig ook. Van die regen waar je zeiknat van wordt. Buiten zorgde die regen op de zondagmiddag voor negentig kilometer file in ons land. Aanrijdingen en omleidingen, meldde de radio. De nieuwslezer voegde eraan toe dat veel automobilisten hun dag niet hadden. Buiten droop later Feyenoord als een onbeholpen drenkeling zonder zwemdiploma af na tweemaal drie kwartier in Geleen onder een koude douche te hebben gestaan. Het was een feest met die bluesband. Ellen zat het eerste optreden van de hippies uit en maakte zich gereed voor het tweede. Waarom ook niet! Een zondag om in de annalen bij te schrijven, met een kroontjespen nog wel! ‘Blijf, blijf toch alsjeblieft, Ellen is in haar element’, moedigde Trudy aan. ‘Nou nog even dan.’ Altijd denk je op zulke momenten aan prikkels én een teveel aan prikkels én de gevolgen. Maar nee. Nog maar een kop koffie, en welja, nog maar een broodje kaas. De Javaan met het kunstige sikje aan de gitaar leek zo weggelopen uit een reclamefolder voor een sprookjesboek. We dachten aan Bandoeng, trassi en tuinvuurtjes van sprokkelhout. Hij zou ook het boegbeeld kunnen zijn voor de zware shag van Javaanse Jongens. Alles aan hem en de rest van het stel kwam overeen met Derksen en Gijp op de maandag- en vrijdagavond. Veronica Inside: het favoriete programma van ook een fijnproever als Joop v.d. Ende. Die slaat veel op de tv over maar Gijp en Derksen zelden of nooit, zoals hij in een interview vertelde. Het is een hele kunst om wildvreemden voor je deur van hun elektrische fiets te zien stappen, naar binnen te zien komen, soms zonder gedag te zeggen, doorweekte poncho’s eigener beweging aan je kapstok te zien hangen en op je meubilair te zien neerploffen. Goeie god nog aan toe zeg. Ik doe het Trudy en Norbert niet na. De middag in Houten gaf een stroomstoot. Later in de middag in ons eigen huis bezoek van Wil voor een borrel. En later ook Charles die binnenliep. Hij had de NRC uit. Hoopte maar niet dat ze naar de wc hoefden met die onlangs zo fraai wit geschilderde trap. Zouden we met deelname aan ‘Gluren bij de Buren’ na krap een week de trap opnieuw hebben moeten schilderen? Opnieuw door die invasie van wildvreemde passanten? Het idee al. Wil kwam ditmaal in feite therapeutisch borrelen. Een glas rode wijn als medicijn. Wijn als antidepressiva. Een daarna nog een glas. Vooruit, nog een bodempje wit om het af te leren. Na tien maanden wachten kwamen ze in haar nieuwe appartement eindelijk na veel soesa het zonnescherm ophangen. Wil legde Charles uit wat er allemaal was misgegaan. Toen Charles aan zijn derde glas Argentijnse chardonnay begon was Wil nog lang niet aan het einde van haar griezelverhaal. ‘Moet je horen Charles!’ Ze hadden bij Wil voor het ophangen van het zonnescherm verkeerd geboord en de schat had de boor dwars door haar jaloezieën de woonkamer zien binnenkomen. Ze had zich bij de KNO-arts gewaand met vlak langs haar oor een boor. Waar behang had gezeten zat nu geen behang meer. Het zonnescherm lag ook zondag 6 oktober doorweekt te verpieteren op het balkon waar het al een eeuwigheid had liggen wachten op een vakman. Waarschijnlijk is het zonnescherm naar de haaien. Op z’n minst ziet het eruit als een beschimmeld stokbrood. Als er toch eens géén rode wijn bestond en een brandende kaars voor haar pijnlijke ziel, zag je Wil denken. Onze macaroni sloeg ze af. In haar appartement wachtten de twee katten en iets van een prutje dat uit de vriezer was gehaald. Mooie zondag 6 oktober. En het bleef maar regenen. Teveel prikkels voor Ellen? Want ook Elly Wolf schoof nog even aan. Maar nee, Ellen leek zich te amuseren. Las zo-even een interview met de vrouw van Rob de Nijs. Een verhaal over de ziekte van Parkinson die bij de zanger is geconstateerd. Eigenlijk was het al een jaar mis met de zanger maar ze kregen er de vinger niet achter. En misschien wilden ze het diep in hun hart ook niet. Hoe herkenbaar. Je denkt ook niet meteen aan het ergste. Mevrouw De Nijs zei dat ze er maar het beste van hoopte. Ze had geen idee hoe de ziekte zich bij haar man zou gaan ontwikkelen. Gewoon proberen door te leven. Maar het trillen werd erger. Niet alleen meer de handen. Ook de benen inmiddels. Het hoofd schuins. Het lopen ging moeizamer. Hoe herkenbaar allemaal. In het nieuws mevrouw Krikke. Onder haar bezielende bestuurlijke leiding was Scheveningen er bijna niet meer geweest. Dat is ook saneren. Met de brandstapel. Wat nu met mevrouw Krikke? Werkloos thuis, de zoveelste VVD’er die steun trekt, of straks burgemeester in een Limburgse gemeente waar het één groot vreugdevuur zónder vergunningen maar mét de harmonie is het hele jaar door – wat nu? ‘Gluren bij de Buren’ gaf nieuwe energie. Nooit verwacht dat Ellen zich zo goed zou manifesteren. Getwijfeld of het wel verstandig was haar mee te nemen naar die bluesband. Daar kun je ’s nachts even over liggen piekeren. Doen of niet doen? Zo zie je maar weer. Met dank aan Trudy, Norbert, hun zoon Max, die drie vooral, maar ook met dank aan Wil, Charles, Elly en bovendien onze nieuwe jonge buurman Niels. Hij hield door zijn luxaflex de Skoda in de gaten en assisteerde bij de terugkeer thuis op straat, zodat Ellen niet onverhoeds in een plas zou geraken, maar veilig vanuit de auto in de rolstoel landde. Twee uur blues in Houten: voor ons net zo’n oppepper als de rode wijn voor Wil met haar hoofdpijndossier ‘Zonnescherm’. De energie die het vermoeide lijf binnenstroomde! Die energie kon worden vergeleken met het kolkende water dat in razend tempo over de uitgestrekte uiterwaarden meanderde en die deed onderlopen. Een middag die onwillekeurig ook deed terugdenken aan de jaren negentig. De Betuwe. Tiel en nog verder richting de Waal. Herwijnen en hoe heet het daar allemaal. Op reportage voor de krant. Noodweer. Bomen die al snel tot aan hun kruin in het wassende water geraakten. Boerderijen die werden ontruimd. Evacuaties. Kerktorens als vage staketsels en muisstille getuigen tegen een sinister decor van samengepakte pikzwarte dreigende wolken. Waar kwam al die energie, die we natuurgeweld noemen, toch zo plots vandaan? En zelf nog net op tijd naar huis kunnen komen via een paar landweggetjes over de dijk. En me voortdurend klem rijden. Mobieltjes bestonden toen nog niet. Aardedonker was het. Onheilspellend. Als een inferno. Apocalyptisch. Alfred Hitchcock. Het ging maar net goed. Een angstige echtgenote rond middernacht aan de voordeur. Het zijn beelden die terugkeren in een weekend waarin het geen moment droog werd. Het is de herinnering. Het is in retrospectief. Thuiskomen en daar de warmte. Een mens is geen solist. Het kwam weer boven in het kletsnatte weekend met de bluesband. Wat delen we toch een hoop belevenissen Ellen! En nu ook die van zondag 6 oktober in Houten!   

****

Reactie Ronnie van Diemen:

Hoi Johan, wat leuk dat je in Houten was. Mét Ellen bovendien. Ook bij ons was het ‘gluren bij de buren’ met een prachtig optreden van twee dames met een andere culturele achtergrond die op een indringende wijze een beeld gaven van ‘anders zijn’. Wat ziet Ellen er op de foto goed uit!’  

20191007_112935_resized

Na wat drukte hier nu even een moment om jullie een berichtje te sturen!

Wat was het gezellig vorige week zondag: lekkere Afghaanse “ flapjes “ die Diana had gemaakt , een rustig slapende Ellen, een zeer zorgzame Diana en een 
ontspannen Johan!! 
Wij vonden het buitengewoon aangenaam!! Alle mooie verhalen van Johan. Over het keukenkastje en zo, hilarisch.
Maar wel met een diepere boodschap, zo van: laat mij mijn eigen boontjes doppen, ik weet het wel, en als ik het niet meer weet dan vraag ik het pas! 
Prachtig en prima!
Ook jouw antwoordmail Johan met alle mooie verhalen hebben mij doen lachen. En soms ook was het zó afschuwelijk triest om de reactie van sommige 
mensen te lezen! 
Maar de humor regeert altijd.
De lieve groeten voor jullie en ook veel groeten voor Diana, wat een pareltje is dat!

Tot gauw weer. Wietske. Omhelzing ook van John. 


2019_10_06__6977-2

'Gluren bij de Buren'. Dat deed Ellen bij Trudy soms met haar ogen dicht. 
Na een uur sloeg de vermoeidheid toe. 

2019_10_06__7000-2
Alsof we in de studio waren van Veronica Inside.

De geschminkte kleinzoon. Mag dat nog wel vandaag de dag? 
Als de grote kindervriend. Of is dat tegenwoordig een gewaagde opmerking? 
Nee hopelijk. Zie foto hieronder. 
Het boek van Ievon uit de contreien van Breda nadert zijn voltooiing. 
In retrospectief. 
De voormalige directiesecretaresse van de Hogeschool voor Journalistiek kijkt 
daarin terug op haar arbeidzaam leven.
Om de zoveel weken met Ievon een hapje eten. Steeds ergens anders. 
Deze week in Gorinchem.
Als meelezer bij het schrijven voortdurend de arme Ievon bestookt met speldenprikken. 
Sprak laatst nog een oud-studente die vertelde dat ze destijds, alvorens het document 
met mijn commentaar op haar verhaal te openen, steevast eerst naar de slijter liep voor 
een fles goedkope witte wijn. 
Vertelde het Ievon ter geruststelling.
 'Maar ik ben maar een amateurtje.'
'Dan moet je niet aan een boek beginnen.'
Het was in de jaren van de FHJ in Tilburg op 5 december altijd een klein feestje als Ievon 
haar kleinzoon meebracht.
Die speelde ontwapenend leuk voor zwarte piet. Ik was vaak de eerste in het gebouw 
van de academie. 
Ik liep er al ver voor achten rond. Ik was de files voor. 
Niet alleen op 5 december. Kende de schoonmaaksters beter dan veel collega's. 
Zelf ook eens de stofzuiger gehanteerd toen de groep schoonmaaksters een zieke had.
Niet dat ik veel conversatie met ze had, want de meesten spraken geen woord 
Nederlands.
Het contact hield op bij naar elkaar zwaaien en elkaar toe glimlachen. De gebarentaal 
zorgde voor een band.
Het viel me op dat veel schoonmaaksters een gouden boventand hadden.
Soms trok één van de schoonmakers ongevraagd een bekertje koffie voor me uit de 
automaat.
Ze liepen ervoor naar de docentenkamer. Dat was een lief gebaar.
Ik had voor half negen meestal al vijf van die koffiebekertjes op waarvan ik er één 
als stille getuige op de foto zie staan.
Ik zie daar ook een agenda. Een vuistdikke. Voor elke dag een bladzijde.
Zoek die agenda met zwart kaft thuis in mijn verzameling op. De foto is van 2013.
Handig dat bewaren van oude agenda's. 
Mijn favoriete plek was de mediatheek. 
Daar werden in alle vroegte de verse kranten afgeleverd. De eerste lessen stonden 
voor half tien op het schema.
Voor veel studenten was dat nog midden in de nacht. 
In 2013 woonde Ellen niet thuis maar in een verpleeginstelling. 
Dat moet verpleeghuis De Ingelanden zijn geweest.
Of was het nog Nederhorst den Berg? 
Ik zou het in die oude agenda kunnen opzoeken, maar doe het niet. 
Had meermaals in het verpleeghuis met de dementerenden mee geslapen 
als ik voor colleges of een mediatraining in Tilburg kwam.
Soms hielp ik een bewoonster terug in bed als ze op deuren liep te bonzen.
Die 'goeie ouwe tijd'. Nou ja... 
Prijs me gelukkig met het feit dat die hele verpleeghuisepisode al drie jaar verleden 
tijd is.
Krijg steeds meer zin in vrijwilligerswerk. Me opgegeven voor het aanharken
van het Maximapark, de groene long tussen Utrecht, Vleuten en De Meern.
Binnen een paar uur aangenomen als tuinknecht.
Het park behoeft meer onderhoud dan de gemeente aankan.
Volgende week beginnen in het Taalcafé van Leidsche Rijn voor mensen 
met een migrantenachtergrond. Taal vormt vaak de barrière naar werk 
of beter werk. Migranten helpen in hun uitdrukkingsvaardigheid, en 
heel misschien zelfs wel ze helpen in het denken in het Nederlands. 
Enkele jaren geleden dacht de directrice van verpleeghuis De Ingelanden
aan workshops Nederlandse taal voor verzorgenden met een
migrantenachtergrond. Ze achtte het belangrijk voor de communicatie
met de bewoners en voor de overdracht van de diensten aan collegae.
Het is er nooit van gekomen, van die workshops. De bezuinigingen
sloegen toe. 
Die bezuinigingen leverden een verward verpleeghuis op. En er was al
zoveel verwarring. 
Vanmiddag trouwens naar Tilburg. Niet alleen Cees uit Rotterdam was bij de 
mediatrainingen mijn vaste geluidstechnicus, ook Jan van den Heuvel. 
Die gaan we thuis opzoeken nu hij zijn vrouw is verloren aan een onverbiddelijke 
longziekte. En later deze week dus Gorinchem. 
Dan hoor ik van Ievon of ze nog de puf heeft mijn laatste gepruttel op te volgen. 
Ze is nu foto's en verdere illustraties aan het selecteren. 
Misschien gebruikt ze ook wel de foto van het zwarte pietje en die kindervriend.
Zou ze het durven in de tijd dat iedereen wel ergens tegen te protesteren heeft?
 
  
IMG_1495