PAROOL SPORT Met niet al te veel kleerscheuren tenslotte

Met een uitnodiging voor een reünie van Parool Sport komen er veel herinneringen boven aan de tijd van zelfkastijding. Hij gedroeg zich als Jezus Christus. Wat zeg ik? Als God zelf! God zelf keek me vanachter zijn bureau geringschattend aan, en stopte maar weer eens zijn pijp. Hoe heette ik ook alweer? Hij had nog nooit van mij gehoord. Maar ook het door hem opgeheven Nieuw Utrechts Dagblad viel uiteindelijk toch onder hem? Dat had ik goed begrepen. Maar dat wilde nog niet zeggen dat hij dan ook de leden van dit huiskamerproject kende, of wel soms? Ik hield angstvallig mijn mond. Maar of de heer Sandberg misschien begreep hoe erg het voor mij was om meteen al op mijn eerste werkdag te moeten vernemen dat het Nieuw Utrechts Dagblad nog maar drie maanden te gaan had en dan zou worden opgeheven? Kon ik vanuit de failliete inboedel van het NUD niet mét vormgever Louis Prins mee naar Amsterdam? Onze Lieve Heer met duizelingwekkend zoetig geurende pijp trok zijn wenkbrauwen op en begon zijn bril te poetsen. Hij spreidde zijn armen in de richting van het raam. Of ik wel wist dat als hij dat raam zou openzette, en naar buiten zou roepen dat hij personeel zocht, de gehele Wibautstraat zou volstromen?! Nee, dat wist ik niet. Was dat echt zo? Nou vooruit, besloot de stadsgoeroe van Amsterdam, en hij riep zijn secretaresse Adrie er vanachter de coulissen bij. Een proefstukje. Adrie met vale rokershuid knikte. Ze trok er een gezicht bij alsof we nog moesten beslissen of de amputatie mijn linker arm zou betreffen of het rechter. Ik moest maar eerst eens een proefstukje schrijven, want ook zij had nog nooit iets van me gelezen. De redactiesecretaresse zou me het onderwerp voor dat proefstukje doorbellen. Geen idee meer waar dat toen over ging. Maar Onze Lieve Heer met pijp vond het niet onverdienstelijk, zo kreeg ik naderhand te horen. Maar hij vond ook dat je op één been niet kon lopen. Hij in elk geval niet. Nog maar eens een proefstukje. Daarvan raakte hij weinig opgewonden. Opgewonden? Dat onthield ik voor het derde en laatste proefstukje. Sandberg was zo vriendelijk me ditmaal zelf het onderwerp te laten uitkiezen. Het werd Hal (of Hall met dubbel l) Laycoe. Ik hoop dat ik zijn naam nog goed schrijf. Ik praat over 1975 of zo, in die koers. Hij was in die tijd bondscoach ijshockey. Eigenlijk was het geen sterke keus van me. Al had deze levende legende wel voor hetere vuren gestaan. Op het ijs met een stick. Nu zou ik zeggen dat de man één zalvige klomp cliché was. Bij hem thuis in zijn karig ingerichte flatje legde ik de Canadees uit welk belang er met het interview gemoeid was. Hij was onder de indruk. Of hij niet een paar uitspraken kon doen waarvan de heer Herman Sandberg opgewonden zou raken. Herman Sandberg? Daar had Canadese Laycoe nog nooit van gehoord? Ook niet van dat àls Sandberg het raam open zou zetten dat dan…? Nee, ook dat niet. Was de heer Sandberg niet een klein opscheppertje? Moest ik de Canadees in gelijk geven. Dat deed relativeren! Maar hij wilde me gerust wel even helpen. Wat moest hij zeggen om me bij Het Parool door de keuring te krijgen? ‘Waarschuwen dat U bij verlies van uw team zelfmoord pleegt’, hoor ik mezelf nog zeggen. Daartoe was de bondscoach gaarne bereid. Hij zou zelfmoord plegen. Hoe of waarmee deed er niet toe. Het artikel over Laycoe ontlokte aan God een glimlach. Of ik wel bij die meneer uit Canada geweest was? En of ik die zelfmoord soms verzonnen had? Maar Sandberg kon het ook wel waarderen, hij zou Cees van Nieuwenhuizen waarschuwen dat ik eraan kwam. Ook dat heb ik geweten. Hopeloos eerste jaar bij Parool Sport. Brak en kneusde op wintersport ook nog alles wat een beginneling op ski’s kan breken en kneuzen. Toch gewoon doorgewerkt voor Parool Sport. Met één hand in de Honda en aan de schrijfmachine. Hoe komt een mens aan een minderwaardigheidscomplex! Nou zó! Het besef dat in vergelijking tot Het Parool kopblad NUD toch altijd met veel stijfsel achter behangrollen verscholen was gebleven. Heimwee naar mijn eerdere baan op het Ministerie van Onderwijs waar ik de zwangerschapsuitkering van de dames S. tot en met Z. in Nederland uitrekende (en begeleidde wat dat ook wezen mocht). Bij Parool Sport ging aanvankelijk veel mis. Schreef over Unitas dat in Gorkum speelt maar liet die club in de krant uit Gouda komen. Godverdomme nog aan toe. Hoe ik dat met de reiskostendeclaratie heb gedaan, weet ik niet meer. Ik zag mezelf eerder nog dan ijshockeycoach Laycoe de hand aan mezelf slaan. Jaren later ging Unitas me weer achtervolgen, toen ik als docent journalistiek dagelijks langs Gorinchem kwam naar Tilburg toe en terug. Moest eens zeven keer en tot bijna huilens toe een artikel herschrijven. Totdat ze zeiden dat ze bij me thuis de aardappelen op het gas konden zetten. Maar dan wel één voor één die aardappelen. Artikel ging als ik me nog goed herinner over Telstar. Daar keepte de plaatselijke kapper en een ballerina van de tv liep er als linksbuiten. Midvoor was een tank die er beter uitzag dan het gehele wagenpark van Defensie. Die tank van Telstar schoot nog wel eens raak. Door de charmant strenge Cees van Nieuwenhuizen begon ik steeds meer Wilde Havana’s te roken. Zo’n heel blikken doosje per dag. En lag ik ’s nachts in mijn slaap te tandenknarsen. Het kostte me mijn ondergebit. Aan Van Nieuwenhuizen gaf ik meer uit dan dat ik bij hem verdiende. De wankele eerste stappen in de journalistiek bij een landelijke krant. Een krant waar je op de redactie Simon Carmiggelt kon aanraken en Jeanne Roos en Paul van ’t Veer en Henri Knap en Eef Peereboom en ga zo maar door. Steinmetz! De adjunct Bob Steinmetz. Ze liepen er op de redactie allemaal in het wild. Zat in die begintijd eens samen met Cees van Nieuwenhuizen bij PSV. Een speler haalde zijn broek open. Van Nieuwenhuizen pakte zijn pen en schreef ‘kleerscheuren’ in zijn schriftje. Alleen dat ene woord. Meer niet. Kleerscheuren. Oh, dacht ik, zo werkt dat dus. De volgende dag begon zijn verhaal met dat PSV ondanks de zege niet zonder kleerscheuren uit de strijd met Bastia tevoorschijn gekomen was. Heerlijk, dacht ik, heerlijk als je zo kunt schrijven, en dat ook nog eens in die leuke opvallende gratis jasjes van de TROS-televisie! Avonddiensten voor Parool Sport werden bij mij aanvankelijk ook automatisch nachtdiensten. Was als de dood iets over het hoofd te zien en een fout te maken. De zon kwam al weer op toen ik bijna thuis in IJsselstein bedacht dat ik van de Tour de France vergeten was het bolletjesklassement door te geven. Ojee! Stiekem terug naar de Wibautstraat. Het was ’s ochtends vijf uur. Ik geloof niet dat Sandberg er al was. Hij zal niet achter die griezelige zwarte deur hebben gezeten ’s morgens om vijf uur. In de prullenbak naar de telex gezocht met het klassement van de bolletjestrui. Van Impe kwam tevoorschijn met heel veel restant automaatkoffie en die gore plastic bekertjes die je altijd fijn kneep. Hier en daar ook sinaasappelschillen en iets dat ooit een kroket moest zijn geweest. Alsnog via de buizenpost het klassement van de bolletjestrui doorgegeven. Die buizenpost zoog dikwijls slechter dan een allang gepensioneerde en uitgeputte prostituee. Volgende dag. Geen bolletjestrui in de krant. Hoezo niet Bert v.d. Does? Geen ruimte en niet interessant. Niet interessant? Schaamde me te veel om hem te vertellen dat ik daarvoor speciaal ’s nachts van huis naar de redactie was teruggereden. Ja die begintijd, hopeloos. Ik leer het nooit, dacht ik. Gaf me een steen, ik zou hem om mijn nek gebonden hebben en in de Amstel zijn gesprongen. Reed in Utrecht met een bordje PRESS op het dashboard van mijn Honda Civic. In Amsterdam liet ik dat wel wijselijk uit mijn hoofd. Met verhalen zoals deze trok ik jaren later als docent journalistiek volle collegezalen op de Erasmus Universiteit en aan de Academie in Tilburg. Een docent moet weten waarover hij praat. En hij moet meer: hij moet zichzelf niet al te serieus nemen, de studenten trouwens ook niet, en hij moet van lesgeven ook een beetje theater maken. Afgekeken van de hoogleraar prof. dr. Visser op de Erasmus van wie ik toen niet begreep dat iemand met zo’n eenvoudige doorsnee achternaam professor doctor kon worden. De studenten boeien dus. De studenten moesten met een plezierig vooruitzicht ontwaken halverwege de ochtend. Van Nieuwenhuizen schilderde ik af als een beul van wie ik het vak had geleerd en van wie ik gaandeweg was gaan houden. Wekenlang liet hij mij niets anders doen dan de rubriek Sport Kort vullen. Zó leerzaam! Schrijven op de vierkante millimeter nauwkeurig, ik maakte er voor de studenten die écht wilden een circusnummer van. Kon met tranen in mijn ogen in de collegezaal over voormalig Feyenoord-trainer Vaclav Jezek vertellen die ik als door een wonder ontdekte tussen de één miljoen demonstranten in Praag. Het was november 1989 en als chef buitenlandredactie ging ik na de val van de Berlijnse Muur verder Oost-Europa af. Jezek als demonstrant, dat was wel even een heel ander gezicht. Hij nodigde me uit bij hem thuis. Een onbeduidend straatje. Een piepklein voortuintje. Daar bij hem thuis deed Jezek open in een marineblauwe slobbertrui en op gewatteerde ruitjes pantoffels. Het werd een wonderschone zaterdagavond bij een potkachel in een buitenwijk van Praag. De volgende dag interviewden wij samen Vaclav Havel. Eén keer ben ik stiekem weggebleven bij een wedstrijd die ik voor Parool Sport moest verslaan. Het was de wedstrijd tussen het Haarlem van de zingende trainer Barry Hughes met rolfluit en FC Utrecht op een zaterdagavond. Was te dronken om ook maar te weten in welke richting ik de auto moest zetten om naar Haarlem te rijden. We hadden ’s middags kampioen kunnen worden met het honkbal van HMS, maar werden in een beslissingswedstrijd in Zwijndrecht tegen de Twins uit Oosterhout finaal van het gravel gespeeld. Waar het ANP al niet goed voor was. Schrijven over iets dat je niet gezien had bleek nog een hele kunst. Ze hebben het nooit geweten bij Het Parool, en misschien ook wel maar zeiden ze er maar niets van. Ik was intussen al wat opgeklommen in de hiërarchie van de sportredactie. Het was net als in militaire dienst waar je bed van lieverlee opschoof naar het raam. Dan was je een oude stomp met veel privileges. Sliep je in zo’n dubbeldekker ook niet meer boven maar beneden. In Zwijndrecht werden we voor veel publiek volledig in ons hemd gezet en na afloop namen we maar een pilsje en daarna nog één en nog één. Het gaf ons het gevoel toch een beetje te zijn gepromoverd. Naar het luchtledige, dat dan weer wel. Werkten we toen nog met schrijfmachines? Waarschijnlijk wel. Ja natuurlijk, we werkten nog met ouderwetse schrijfmachines met lint dat soms versleten was. Op de bureau’s stonden nog Remmingtons. We hadden nog kopijpapier en koppenbriefjes in verschillende kleuren die correspondeerden met de verschillende edities. De breedte van de koppen rekende je uit aan de hand van een speciaal boek met tabellen. Schrijven is ook het kunstje afkijken en dus veel lezen. Goeie schrijvers lezen. Ineens had ik het te pakken en oogde de glinstering van het water van de Amstel meteen anders. Opmerkelijk dat die dingen je na bijna een halve eeuw nog zo goed voor de geest staan. Voor een artikel over het bankroet van de voetbalprofclub Amersfoort floepten de woorden in razend tempo op het kopijpapier. Ik gooide er op die ouwe Remmington een metafoor tegenaan en zo meer. Ik ga het hier redden, dacht ik, ik weet het nog goed. Bij het geliquideerde SC Amersfoort speelde mijn drogist en bijna achternaamgenoot Marco Cabo. Stond Nico van Zoghel er niet in het doel alvorens naar een aanleunflat te gaan? Er is geen woord van gelogen maar aanvankelijk vreesde ik dat ik het nooit zou leren dat schrijven. Maar niet zonder kleerscheuren wist ik mijn fantasie en creativiteit an te boren. Het gaf een bevrijd gevoel. Speelde het eerste jaar bij Parool Sport serieus met de gedachte weer terug te gaan de ambtenarij in, terug naar de zwangere schooljuffen. Met alles wat ik nu schets kon ik me later verschrikkelijk ergeren aan het idiote competentiegerichte onderwijsmodel voor journalistiek op de hogeschool. Dat had alles met de tekentafel te maken en niets met de praktijk. Wat dat betreft hadden ze het op de Erasmus beter begrepen. Als je als student op de hogeschool een beetje aanvaardbaar stukje had geschreven, kreeg je meteen te horen dat je competent was. Bij Parool Sport werden de professionals, niet één kon een lekke autoband verwisselen zo bleek eens, steevast afgerekend op hun laatste artikel. Jammer dat de hbo-studenten pas op hun tweede stage bij een landelijke krant in de gaten kregen hoe de journalistieke wereld er in werkelijkheid uitzag. Die was niet zoetsappig. Bij Parool Sport heb ik ook in het openbaar leren praten. Zo’n beetje één keer in de maand moest je met een bal onder je arm naar een feestavond in een barstensvolle kantine met visnetten en ballonnen van een Amsterdamse amateurvereniging. Dan ging de oude verzetsheld Jaap ten Dam voor de uitreiking van de Parool Bal met je mee. Jaap was een belangrijke en populaire apostel in het Amsterdamse amateurvoetbalgebeuren. Afschuwelijk woord trouwens. Herinner me DCG. Uitbundige begroeting aan de voordeur. Ze waren net bezig de bingo af te ronden. Armen om je nek en knuffels van wildvreemde mensen. Voelde me hogelijk opgelaten. En dan moest ik nog in een microfoon blazen dat de band tussen DCG en Het Parool onverbrekelijk was. Daar heb ik geleerd in het openbaar te praten, want dacht ik: toon geen zenuwen want dan krijgen die mensen het ook automatisch warm, en dat kan nooit de bedoeling zijn, oefen maar alvast voor bruiloften en begrafenissen. Hoe ik in vredesnaam ooit de sportjournalistiek vaarwel had kunnen zeggen, kreeg Ellen naderhand vaak te horen. De sportjournalistiek uit eigen vrije wil opgeven voor het verslaan van ontvoeringszaken en een gaslek in de Rijnstraat met evacuatie van de bewoners? Ellen antwoordde dan dat ik met die ontvoeringszaken opnieuw de tijd van mijn leven had, wat al helemaal niet op verjaardagen werd begrepen. Hoe kon je nou met ontvoeringszaken de tijd van je leven hebben? Buitenstaanders wilden het leven van een sportjournalist nog wel eens idealiseren. Het had z’n mooie kanten, zeker, maar het was toch vooral hard werken en zweten in het gevecht de deadlines te halen. Je liep en rookte de longen uit je lijf. Op winteravonden zat je in twee dikke truien en jassen te klappertanden op de perstribune. Eenmaal rond middernacht weer thuis uit Maastricht of Enschede greep je vanzelf naar de whisky. Ach, hooligens en zo boeiden me gaandeweg meer dan een schot op de paal of in de kruising. Dat was het gewoon. Maar bloeddruk verhogend en onvergetelijk bijvoorbeeld de Europese triomftocht van de basketballers van Nashua Den Bosch met in 1979 als absoluut magistraal klapstuk de zenuwslopende wedstrijden tegen Bologna. Parool Sport heeft me liefde voor het vak bijgebracht. Liefde voor het journalistieke handwerk. Liefde voor de kunst van uitdrukkingsvaardigheid op papier. Want dat is het: het is liefde voor het beroep van journalist. Er toch met niet al te veel kleerscheuren gekomen.

Een te weinig concreet reisadvies voor de zorg

Even voor een uurtje bij de buurman om bij een alcoholvrij biertje de wereld door te nemen. De Democraten in de bananenrepubliek Amerika zijn een geliefd gespreksonderwerp. En dan met name hun gerollenbol om een uitdager op te scharrelen van die man met zijn melkboerenhondenhaar en zijn pruillippen die zelfs in zijn slaap nog liegt. Die zelfbevlekker kocht alle reclamemogelijkheden bij YouTube op voor een miljoen dollar per dag. Bij zulke verkiezingen en bedragen gelieve alcoholvrij te drinken. Terug thuis: ‘Daar is hij weer.’ Had het goed verstaan terwijl ik me over Ellen heen boog voor een kus. ‘Zeg het nog eens Ellen.’ Helaas. Hier bleef het bij. Maar ogen die helder stonden. En dat bleven ze. Een glimlach. Vaag, maar wel een glimlach. Ze luisterde naar een cd van Elvis. Can’t Help Falling in Love. Kon het toepasselijker? Nee, eigenlijk niet. Daar ben je nou mantelzorger voor. We verkeren al jaren in zwaar weer, maar met beiden de zuidwester op en een oliejas aan. Met zulke kostbare momenten, ook al zijn het er maar twee per dag, of dat nog niet eens, houdt een mens zijn mantelzorg vol. Zo ver weg en tegelijkertijd zo dichtbij. Ik had het je voorspeld, schreef eindredacteur Jan van Ewijk vanuit Hoofddorp vorige week. Na zes weken schrijfonthouding had ik toch weer de pen opgepakt tegen alle voornemens in. ‘Je kunt het toch niet laten en je zou het ook niet eens moeten willen.’ Hij kreeg gelijk, mijn vaste corrector met zijn timmermansoog voor taal en zijn vlijmscherpe speldenprikken bij het schrijven aan de boeken over Ellen en ons omgaan met de ziekte van Parkinson + de vermaledijde dementievariant van Lewy Body. Van Ewijk liep een halfjaar stage in een verpleeghuis aan de Amsterdamse Zuidas. Hij is er net van teruggekeerd. Hij gaf zijn ogen goed de kost. De urinelucht zit nog in zijn neus. Wat is dat toch met die verpleeghuizen dat het er altijd naar urine ruikt? Waarom laten ze die stinkende kar met gebruikt incontinentiemateriaal en dergelijke toch altijd uren onbeheerd in de gang staan? Het blijft vaak fabriekswerk met die verpleeghuizen. En het heeft niets met de werkdruk te maken. Schrijven heeft iets verslavends. En kan ook als bevrijdend worden opgevat. Al maakt het onder woorden brengen van een gekanteld bestaan de situatie niet minder erg. Heb, zo houd ik mij voor, nooit de illusie de wrede wending in het leven van je af te kunnen schrijven. Je schrijft die ontgoocheling eerder naar je toe. Schrijven kan ook waardevol voor lotgenoten zijn. De bewijzen daarvoor liggen op tafel. Het is voor lotgenoten het besef niet de enige te zijn. Gedeelde smart. Het is ook de wetenschap dat wíllen we iets veranderen in de ouderenzorg, de impulsen zeker ook van onderaf moeten komen en niet alleen van de vaak verbureaucratiseerde en vermolmde landelijke en gemeentelijke overheden, en de daarvan afgeleide instanties met hun woud aan loketten. Soms lijkt het wel dat die instanties hun medewerkers selecteren op een leeg hoofd. Overbelaste mantelzorgers zijn er de dupe van. De administratieve werkdruk in de zorg is volledig uit de hand gelopen. Het is manisch. Het is de zuigkracht van de pc. De manie alles te willen registreren tot aan de grootste onzin en ballast aan toe. De mensen om wie het zou moeten gaan, schieten er vaak geen donder mee op. Geen handen aan het bed maar veeleer aan het toetsenbord van de computer. En ondertussen kijkt het verpleeghuispersoneel natuurlijk ook even stiekem en gauw of er nog nieuws is van de families Hazes en Borsato. Administratiefetisjisme en regelzucht. Waarom zou een tiener haar maatschappelijke stage in een verpleeghuis niet op de afdeling van haar oma mogen verrichten? We hebben het zelf meegemaakt. Het mocht niet. Wat is dat voor een flagrante onzin? Grijp goddomme alles aan om jongere generaties tot mantelzorgers te smeden. Smeden begint bij stimuleren. Als dat in het verpleeghuis met de eigen oma begint so what! Jonge mensen die de zorg instromen worden meteen geconfronteerd met allemaal dingen die ze niét mogen. Ze leren er ook om eten dat die dag is overgebleven maar meteen weg te kieperen in de pedaalemmer. Waarom zou je het niet kunnen invriezen? Hoe komen we goddomme toch aan die negatieve cultuur? Lunchte gisteren met een oud-studente die de halve wereld al heeft afgereisd. Ze begint Nederland steeds meer te ervaren als een kut land dat zich van elke spontaniteit heeft ontdaan. Veel migrantvrouwen zitten werkloos thuis achter de glasgordijnen. Ze komen nauwelijks met onze maatschappij in contact. Waarom haalt de Inspectie voor de Gezondheidszorg ze met cursussen en een baan niet achter de vitrage vandaan? Dot bevolkingsdeel is over het algemeen bij uitstek geschikt voor de zorgsector. Eenvoudigweg omdat ze een veel meer met empathie en ontzag voor ouderen gevoede culturele achtergrond hebben dan wij westerse individualisten. Te stroperig die Inspectie? Vergaderzieke club? Of vriendelijker geformuleerd: een instituut dat het overzicht over de zorg allang kwijt is en niet meer tot creatief denken en daadkracht in staat is? Regels en nog eens regels en aangeharkte tuintjes vol ontevreden burgers. Langs die tuintjes bewegen zich messentrekkers van dertien. Wees blij als een tiener haar maatschappelijke stage op de verpleeghuisafdeling van haar oma wil volgen en spijker de boel niet hersenloos dicht met oeverloos gezeik. De zorg en het onderwijs blijven stiefkinderen binnen het machtsdenken dat nog altijd wordt beheerst door het onweerstaanbare en zaligmakende evangelie – voor anderen intussen allang een dwaalleer – van de economische groei. Terwijl de storm Dennis met orkaankracht en wateroverlast rond het huis raasde deze zondagochtend en ik in het half-schemer naar mijn mails keek, zag ik daartussen een bericht van een onbekende. Een mantelzorger uit Leende waarvan ik veronderstel dat het in Brabant ligt. De mail is opgevat als een bevestiging dat even stoppen met schrijven niet verkeerd is, maar helemaal stoppen daarentegen mogelijk – voorzichtig gesteld – wel. Uiteraard wil ik de collega-mantelzorger uit Leende op zijn verzoek graag ontmoeten om te praten over eventuele aanvullingen (van binnenuit) op het pas verschenen rapport over de zorg van Wouter Bos cum suis. Maar zolang ons denken en handelen voornamelijk gericht blijft op de morele valstrik groei, op economische groei, zullen de huidige verpleeghuizen almaar verder veranderen in hospices. De ongewenste metamorfose. De doodsmak bij de eerste stap over de drempel van het verpleeghuis waaruit ook steeds meer de activiteitenprogramma’s verdwijnen. Waarom zou je doodzieke mensen nog vermaken? Op Welzijn valt te bezuinigen. En ja, is Wouter Bos een ingewijde? Is hij zelf mantelzorger? Of dankt hij zijn commissielidmaatschap aan het verfoeide politieke old boys network? Blijf het hoogst verwonderlijk vinden hoe steeds weer dezelfde personen opduiken in verschillende gedaanten en in de meest uiteenlopende gremia. Wouter Bos behoorde tot de politici en gezondheidseconomen die mede verantwoordelijk zijn voor de verschraling van de zorg in de afgelopen decennia. Ook de PvdA kan daar niet voor weglopen. Reisadvies naar 2030? Dan zullen er in Nederland twee miljoen mensen 75 + zijn en 540.000 80 +. Zijn rapport met 35 aanbevelingen staat barstensvol metaforen. Er staan levenloze zinnen in die in elk rapport kunnen worden overgenomen ongeacht het onderwerp. Mooischrijverij, oordelen de critici. Wouter Bos komt met 35 aanbevelingen. Dat zijn er dertig te veel. Het proza ligt vermoedelijk nu al in de onderste lade van het bureau van de minister. Boze boeren en buitenlui heersen over het Binnenhof, niet de ouderenzorg. Wie als bewindspersoon bij een microfoon huilt een boerendochter te zijn roept de anarchie over ons land uit. Niettemin de zorgpetitie ondertekend. Maar met de kanttekening dat zonder emotie voor de zorg de ratio niet kan bestaan. De emotie als voedingsbron. De zorg kan niet alleen maar met ratio cijfermatig en klinisch tegemoet worden getreden. Lang niet iedereen heeft de luxe van een verzorgende (Diana) die nachtdienst wil draaien en blijft logeren. Het biedt deze mantelzorger de mogelijkheid een weekendje weg te gaan van het door ziekte beheerste thuisfront. Zonder die luxe zouden wij zijn aangewezen op een zorghotel voor het opladen van de batterijen. Maar van zulke zorghotels zijn er veel en veel te weinig. Bovendien dienen de meeste als herstellingsoorden na een operatie. Elke gemeente heeft wel één of meer zorghotels nodig waar mantelzorgers hun ongeneeslijk zieke geliefde naartoe kunnen brengen om zelf even de thuiszorg achter zich te kunnen laten. Al is het maar voor anderhalve dag. Er zullen veel zorghotels bijgebouwd moeten worden om het verontrustend groeiend aantal mantelzorgers heel te houden of iets dat daar op lijkt. Want helemaal heel blijft geen enkele toegewijde mantelzorger. Ik heb het bij eigen ervaring. Mantelzorg doet verschrikkelijk veel met je geest en met je lichaam. Al geeft zo’n opmerking ‘Daar is hij weer’ je een enorme boost. Feit is dat ondanks een immens leger aan mantelzorgers hun positie onderbelicht blijft. De appendix. ‘We moeten het niet óver ze hebben maar mét ze.’ Dat betoogt Wouter Bos. Maar als je al mét ze praat, hoe dan? Met welke bedoeling? Hopelijk met meer dan een warme begripvolle hand op het voorhoofd. Ontdoe die zorg eerst eens van zijn vele abstracties. En dat alles terwijl volgens internet de breuk tussen kleine Dreetje en ‘zijn’ kunstmoeder Bridget ondertussen heel Nederland in zijn greep houdt. O ja? Hebben we niks beters te doen? Ook de vermaarde mediahistoricus prof. dr. H.B.M. (Huub) Wijfjes van de universiteiten van Groningen en Amsterdam breekt er zijn hooggeleerde hoofd over. Het ‘droomsetje’ haalde niet eens zijn eerste Valentijnsdag. Voor mantelzorgers is het bijna jaloersmakend je uitgebreid te kunnen bezighouden met boulevardnieuws. Laten we maar blijven relativeren. Zoals ook deze week opgemerkt tegen de collega van Parool Sport die ik in geen veertig jaar meer gesproken had. Veertig jaar? Langer! Henk van der Sluis. Ik moest even nadenken toen hij me in de sauna belde, maar natuurlijk herinnerde ik me hem nog goed. Samen volgden we eens Feyenoord op zijn reis voor de Europa Cup naar Eintracht Frankfurt. Schreef eens over de voetbalclub Unitas uit Gorkum. In mijn artikel kwam Unitas uit Gouda. Het heeft me achtervolgd. Heel veel later reed ik dagelijks naar Tilburg en passeerde ik op de A27 de vereniging Unitas. Ja, wrijf het er maar in, dacht ik dan. Er komt een reünie van Parool Sport door de vele jaren heen. Die reünie in Wijdewormer of daar ergens in de buurt lijkt me fantastisch. Ze moesten eens weten hoezeer ik daar als mantelzorger naar uit kijk.

Dag Johan, Gisteren hoorde  ik van enkele  Amsterdammers die bij ons op bezoek kwamen over jouw zienswijzen, overtuiging, houding en activiteiten. Ik had wel eens van jou gehoord, maar dat viel toen in de categorie ‘mensen die hun levensverhaal uit schrijven’. Vooringenomen en onjuist. Ik ben op internet gaan zoeken en lezen, en ik vond niet alleen een literair begaafd schrijver maar ook iemand met een mentale instelling die mij raakt. Ik ben de klok rond mantelzorger voor ons Ineke (mijn vrouw) die dezelfde ziekte heeft als jouw Ellen.  Ik wil eigenlijk twee dingen: – jouw boek over de passies achter je woorden. Ik betaal de kosten vooruit. En – een gesprek over jouw visie op een concept-tekst die ik aan het schrijven ben. Over een grote noodzakelijke wending in de zorg van ouderen, die concreter is dan het recente rapport van Wouter Bos.c.s. (Reisadvies naar 2030). Mijn voorstel is om eens met elkaar te praten. Wij wonen in de gemeente Leende, nabij de Achelse kluis. Laat maar weten of je voor nader contact voelt, in elk geval veel dank voor je aandacht en moeite. Hartelijke groeten. (A.M.)

De Dolle Mina’s van Kerkrade

Terwijl Marco Borsato weer bij zijn moeder is gaan wonen en langzamerhand van de voorpagina van de roddelhitsige parochieblaadjes Telegraaf en AD verdwijnt, maakt daarop een bakker uit Monster zijn opwachting. Eigenlijk geeft het misèrenieuws rond die bakker uit de buurt van Den Haag heel goed aan hoezeer de door Farmers Defence Force geterroriseerde boerennatie Nederland in staat van ontbinding verkeert. Want laten we eerlijk zijn, de agrariërs maken de laatste tijd de dienst uit. En geen agrariërs meer dan ook geen eten meer en zeker geen banket. We zijn gewaarschuwd. Over banket gesproken: de HEMA noemt de moorkoppen geen moorkoppen meer. Ze heten voortaan chocoladekoppen. Nou aten we die vanwege ons gewicht toch al niet, dus vooruit. Chocoladekoppen vanaf nu. Een banketbakker uit Monster vond dat het initiatief van de HEMA navolging verdiende. En dus gaf ook hij de moorkop een andere naam. Het werd roomkop. Waarom niet ook chocoladekop vertelt het verhaal niet. Maar het zou wel zo eenvoudig en overzichtelijk zijn geweest als de banketbakker de nieuwe benaming van de HEMA had aangehouden. Of de HEMA die van de banketbakker. Maar nee. De banketbakker uit Monster verkoopt sinds kort roomkoppen. Dat is hem in het protestantchristelijke buitengebied van Den Haag met zijn kassen voor komkommers en tomaten duur komen te staan. Ineens kreeg hij te maken met enkele actiegroepen waaronder het plotselinge gezelschap ‘Red de moorkop’. Beslist iets om je druk over te maken. Red de moorkop van zijn ondergang. Het bleken hyperventilerende fanatiekelingen, evangelisten die in conditie wilden blijven voor de strijd om zwarte piet. En natuurlijk vormden de ontwikkelingen groot nieuws voor het hijgerige Algemeen Dagblad dat er met diepzinnige beschouwingen en een biografie aangaande de boreale moorkop alles aan deed om De Telegraaf voor te blijven. De banketbakker uit Monster schrok zich rot maar kon met de roomkop niet meer terug. Hij kreeg zelfs in zijn bakkerij met fysieke bedreiging te maken. Ik probeer me daar een voorstelling van te maken. En dat is heel moeilijk. Nederland in ontbinding. Scheldpartijen treffen Nederlanders met een Aziatisch uiterlijk alsof die persoonlijk voor het coronavirus hebben gezorgd. De messentrekkers op straat lijken de laatste tijd regelrecht uit het kinderdagverblijf te komen. Vuurwerk met Oud & Nieuw is er om de hulpdiensten te pesten. Een banketbakker uit Monster loopt gevaar omdat hij de moorkop omdoopte in roomkop. Waar zou onze geliefde en hopeloos voor beschaving vechtende roerganger Baudet (vriendinnen en niet bestaande Marokkaanse treinbelagers) in deze hele discussie staan? Wat zou Donald Trump zeggen als we het hem konden voorleggen? Hij heeft er vast een mening over. Zoals hij als enige in de wereld weet dat het nieuwe coronavirus in april voorbij is. Het laatste nieuws is dat er rond de bakkerij in Monster mobiele camera’s zijn geplaatst en dat de bakker het nog een poosje probeert vol te houden met zijn roomkoppen. Maar wordt het écht te gek dan verdwijnen de dikmakers uit zijn assortiment. Binnenkort komt dit hete hangijzer als bloedstollend item natuurlijk bij ‘Opsporing Verzocht’. Dan krijg je televisiebeelden te zien van gebivakmutste actievoerders die als in de Kristallnacht een winkelruit ingooien omdat de moorkop niet meer moorkop heet. Diverse strafrechtadvocaten melden zich meteen om in een blonde overtuiging de bewakers van het Nederlandse erfgoed te verdedigen tegen een anti-boreale rechtsgang.
Het kan toeval zijn. Maar misschien ook wel niét. Afgelopen zondag nog tamelijk vroeg in de ochtend ploegden zich overal vandaan jongemeiden met rode pruiken op en in knalrooide panty’s door de storm naar de bars en lunchrooms aan de Markt in Kerkrade. Een koddig gezicht waar het kerkklokkengelui slechts aan ontbrak. Het was net het fundamentalistische Staphorst op de zondagochtend maar dan rood in plaats van oudtestamentisch zwart. Maar even zo serieus. Geen kerel te zien, ja drie in de Hoofdstraat bij de pinautomaat van de ING, voor de rest alleen maar rooie vrouwen. Op de radio in de auto besprak OVT van de VPRO ondertussen opgewekt de circa tien jaar die Nederland met de Dolle Mina’s te maken had gehad. Je had de intellectuelen onder de Dolle Mina’s die kwijlden bij de leer van Marx en Engels. Ze dweepten met Simone de Beauvoir. Sartre, weliswaar een man, mocht er ook zijn. Die intellectuele Dolle Mina’s kwamen vooral uit Amsterdam. Duidelijker nog: van de grachten. Hoe kon het ook anders. Ze waren ook van de sherry. De sherry die je zelf mocht tappen bij Henri Bloem. Sherry uit een groot donkerbruin houten fust met onderin een kraantje. Je had ook de meer militante Dolle Mina’s voor wie de alleenheerschappij over hun eigen buik hun gehele liturgie besloeg. Buik als uitgangspunt. Scherp mes tussen de tanden. Marx en ook Engels kon deze Dolle Mina’s gestolen worden als ze al ooit eens iets van die twee gelezen hadden. Zo’n Dolle Mina was Ellen. Gingen deze vrouwen in Kerkrade met hun rooie pruiken en rooie nylonkousen naar een herdenking van de Dolle Mina’s? Had ik iets gemist? Dat moest haast wel met de Dolle Mina’s bij OVT op de radio en in Kerkrade alleen maar vrouwen op straat. Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. En toevallig had ik ook nog eens een volle blaas. ‘Nee meneer, U mag hier niet naar binnen. Vanochtend alleen voor dames’, sprak de kelner naast het kantoor van de Rabobank op de Markt in Kerkrade. Hij stond er bij te lachen en te molenwieken. De kelner liep rondjes op de stoep alsof hij zo-even van zijn paard was geklommen. Groot bord boven zijn hoofd waar ik geen wijs uit werd. ‘Nou vooruit eigenlijk maar, even plassen is toegestaan. Maar probeer op uw leeftijd toch nog maar even tempo te maken.’ Dit kon niet anders dan Memorial Day van de Dolle Mina’s zijn. Hier werd op de stoep bij de buren van de Rabobank in Kerkrade wel erg de nadruk gelegd op de man als bedreigend diersoort. Besloot om na het plassen snel enkele dames aan te spreken en ze te vertellen dat ik deze pijpenla was binnengeglipt vanuit een eerbetoon aan mijn geliefde vrouw Ellen in het Utrechtse. Ook ooit praktiserend Dolle Mina. Niet van Marx of Engels, wel een beetje van Simone de Beauvoir, en vooruit: een vleugje Jean-Paul Sartre, maar vooral van De Buik.
‘U bent in de war meneer. U zegt? Dolle Mina’s? Waar heeft U het over? Wat zijn dat, Dolle Mina’s? Welnee, het is in Kirchroa aanloopzondag naar het carnavál meneer! Nooit van gehoord? We kunnen niet wachten tot het weer zover is met het carnaval. We ontbijten hier gezamenlijk. We nemen hier koffie met gebak. Daarna gaan we met z’n allen in optocht naar de Rodahal om de hoek. Daar gaan we zingen. Ja, ook liedjes van Marco Borsato. Woont hij nu bij zijn moeder? U bent goed op de hoogte. Maar van onze voorpret op het carnaval wist U niets af? Na de Rodahal komen we hier terug. Dan mogen de mannen ook naar binnen. Nee, eerder niet. Hoe is het U zo gelukt voorbij de portier te kom
en?’ Lieve help, toch niet straks de ongegeneerde en deprimerende carnavalsfluim over genezen en Chinezen en het coronavirus, flitst er door mijn hoofd. Ik wil er niet met de dames uit Kerkrade over beginnen. Mijn plastijd is gelijk een verpleeghuis al ruimschoots om. ‘U bent toe aan koffie met gebak, zie ik. Hoe noemt U in Kirchroa dat gebak?’ Het tafeltje rooie nylonkousvrouwen joelt. Dat gebak? Nou heel gewoon, een Bossche bol.”

****

Even overwogen van fysiotherapeute Dorothy afscheid te nemen met chocoladekoppen van de HEMA, of met roomkoppen uit Monster, maar het werd een grote bos gele tulpen. Na bijna dertig jaar bij één en dezelfde praktijk gaat ze dichter bij huis werken. Dorothy liet een prachtige handgeschreven boodschap achter met ‘veel bij jullie geleerd hoe het ware leven in elkaar steekt’. Om werkelijk trots op te zijn. ‘De liefde voor elkaar brengt aandacht en doorzettingsvermogen en kan opmerkelijk veel de baas’. Bewaartekst. We gaan Dorothy missen. Drie jaar lang was ze er elke week. Ze gaf veel om Ellen, dat kon je zien. Diana coördineert de fysiotherapie van Ellen en houdt sowieso met Dorothy contact. Van ergens ver weg, het doet er niet toe wáar precies, onverwacht contact met een altijd vrolijkvriendelijk joch dat inmiddels 56 jaar blijkt te zijn. Hij schreef de stoute schoenen te hebben aangetrokken voor een brief. Of ik nog wist wie hij was? We hadden elkaar immers in geen veertig jaar meer gesproken en gezien. De zoon van m’n oud-collega herinnerde aan de rit in mijn Deux Chevaux naar Haarlem waar we zijn eerste honkbalhandschoen kochten. Door mij was hij gaan honkballen. Zijn vader klom eens met zijn korte beentjes woest over het hek om een coach de les te lezen. Ik zou dat jaren later ook eens doen bij het hockey van Kampong van mijn kleindochter. Schaam me er nog voor. Hij schreef over zijn avonturen bij UVV. Over zijn broer die veel beter was dan hij en die thuis en buiten de deur alle aandacht kreeg. Meisjes bij de vleet die broer, hij niet. Hij kon er mee leven. Toen en nu nog steeds. Maar wel jammer, zo stond in zijn brief, dat hij door beperkte sporttalenten nooit een echte band met zijn vader had kunnen opbouwen. Had hij zijn vader wel ooit leren kennen? Hij dacht van niet. Wat was zijn vader eigenlijk voor een man geweest? Zeer getapt bij iedereen, dat zeker, maar hoe was hij écht? Zou ik hem daarover kunnen vertellen? Nee, zou ik hem daarover willen vertellen, met de nadruk op willen? Nu hij zelf een zoon en een dochter van rond de twintig had, realiseerde hij zich wat hij had gemist: een band. Hij had dus de stoute schoenen aangetrokken, zoals hij schreef. Hij was me via internet op het spoor gekomen. Hij had de website bezocht en verschillende blogs gelezen. Ze hadden hem ontroerd. Hij vroeg naar Ellen die hij nooit had ontmoet. Ellen was van later. Ik ga hem over zijn vader vertellen. Van lang geleden. Die vader was bij zijn geboorte al behoorlijk op leeftijd. Die flamboyante vader hoorde eigenlijk in Nederland niet thuis. Te kil Nederland. Te calvinistisch en te betweterig. Te veel van achter de ellebogen. Ik hoor het hem nóg zeggen. Hij was een tropenkind. Hij was een kind van de vrijheid die zijn werk toch ook wel een beetje beschouwde als een plek om tot rust te komen van een drukke vrije tijd. Op de Rijksuniversiteit van Utrecht scholden we vanachter ons bureau de Amerikaanse president Johnson de huid vol. Onze collega uit de tropen knikte slechts. Want de Vietcong was ook niet alles. In zijn ogen dan. Wij dachten daar heel anders over. Het was de tijd van de serie M*A*S*H op tv. Van Suïcide is Painless, it brings on many changes. Muziek en tekst van Johnny Mandel en Michael Altman. 1970? Zo ongeveer ja. Onze (behalve sport) alles relativerende collega met gelige tropenhuid had vanuit Azië een hoop anekdotes meegebracht naar Utrecht waar op dat moment het prachtige authentieke station met zijn marmeren beelden en zuilen onder de vernielzuchtige slopershamer verdween voor zoiets wanstaltigs en megalomaans als de betonnen Brederobunker Hoog Catharijne. Vandaag de dag zouden ze mijn oud-collega uit de tropen om het coronavirus uitgescholden hebben. Hij moet een totok zijn geweest, net als Ellen. Maar destijds kende ik dat woord nog niet. Een buitengewoon geestige man. Als avonturier die alle wereldzeeën bevaren had, voerde hij altijd hilarische discussies met mijn chef die in zijn leven nooit verder was gekomen dan de Afsluitdijk. Het verhinderde die chef niet voortdurend te orakelen over wat er allemaal met de wereldpolitiek mis was, en hoe het anders moest. En de vader van de briefschrijver schudde daarop altijd zijn hoofd en lachte maar een beetje voor het vaderland weg. Hij kwam er toch niet tussen met een weerwoord. Die chef was nooit in één van onze koloniën geweest maar wist er ongezien zogenaamd alles van. De vader van de briefschrijver was er opgegroeid maar was tenslotte tot de conclusie gekomen dat hij ze in de koloniën niet begreep. Er valt zijn jongste zoon veel te vertellen. Die rit naar Haarlem voor een honkbalhandschoen herinner ik me niet meer. Het moet de winkel in honkbalartikelen van Nico van Heemskerk zijn geweest. Ik reed inderdaad in een Deux Chevaux. Naar Haarlem voor een honkbalhandschoen? Kan zijn, maar ik herinner me er niks meer van. Wel van de Indonesische rijsttafels die zijn moeder bereidde. De jenever die zijn vader schonk. In glaasjes waaruit je moest slurpen. Tijdens het wereldkampioenschap voetbal van 1974 en de Olympische Spelen van 1972 in München, die vooral herinneren aan het Arabisch-Israëlisch conflict, nam zijn vader een maand vrij en kwam hij zijn stoel thuis niet uit. Behalve dan voor een pilsje uit de koelkast. De chef zou zich hebben kunnen opwinden over de moorkop. De vader van de briefschrijver had fijntjes laten weten dat het hem aan zijn kont kon roesten.