Het favoriete kookboekje van Ellen voor rijsttafelen

Het moet gezegd: het is een knap staaltje werk geworden. Het oogt geweldig. Het stimuleert de smaakpapillen. Het huis vulde zich weer met de geur van trassi. Elly Wolf en Anne Moen hebben voor ons, en voor de verzorgenden van Ellen, en voor nog een stuk of wat vrienden en vriendinnen een boekje samengesteld. De basis ervan vormt het zeer toegankelijke en uitnodigende én beduimelde (+ ezelsoren) kookboekje van Lia Warari voor Indonesische gerechten dat Ellen jaren en jaren achtereen altijd gebruikte als we gingen rijsttafelen. Ellen greep er altijd naar, vaste prik, veel mooiere kookboeken liet ze staan. Nee, dat kleine ding, haast een schriftje, waarin ze in de kantlijn ook notities maakte en uitroeptekens plaatste. De recepten voor de meest favoriete maaltijden van Ellen zijn overgenomen door Elly en Anne Moen, de trouwe baliemedewerkster van verpleeghuis De Ingelanden waar Ellen alweer een eeuwigheid geleden woonde. Verder veel foto’s van rijstafels waarbij het water een mens in de mond loopt gelijk een dartel beekje met stroomversnelling. Gadogado en de lekkerst denkbare pindasaus met kokos, knoflook en sambal manis. Diverse foto’s van Ellen en mij. En een werkelijk ontroerend mooi woordje waarmee Elly en Anne zich tot ons richten. Old memories never die. De liefde tussen Ellen en mij blijft in De Ingelanden herinnerd worden, zo valt te lezen. De waardering is beslist wederzijds. Ik kon me over van alles en nog wat opwinden in het verpleeghuis, de quarantaine en lockdown van laatst zou een ware verschrikking voor ons zijn geweest, maar ik zag wel degelijk ook de goeie kanten van het verpleeghuispersoneel. Ik denk aan Ron, aan Petra, aan Loes van Curaçao, aan Zulay, aan Kimberly. Wat er aan ontbrak op de afdeling van Ellen was de strakke hand. Die is onmisbaar, de strakke hand. Wat eraan ontbrak was leidinggeven zonder per se populariteit onder de medewerkers na te streven. Lang niet iedereen was uit het goede hout gesneden. Er golden in het verpleeghuis ook vanzelfsprekendheden waarvan elk weldenkend mens zich kon afvragen waarom ze eigenlijk zo vanzelfsprekend waren. Het gevecht daartegen kostte kracht, verschrikkelijk veel kracht. Maar al te vaak waren Ellen en haar medebewoners ook overgeleverd aan luie nitwits met voorliefde voor het balkon en een sigaretje. Ze waren altijd zoek. Maar dat mocht niet gezegd. Wat momenteel met Ellen gebeurt is niet louter gebaseerd op toeval of geluk. Het is meer. Alles wat er in het verpleeghuis aan ontbrak heeft Ellen thuis wél. Haar eigen sfeer en haar eigen identiteit. Behoud van haar eigen ik. Had eens op een vrijdagavond een aanvaring met een onbekende uitzendkracht die Ellen een uur eerder dan medisch voorgeschreven haar medicijnen gaf omdat het die invaller beter uitkwam. Toen ze erop werd aangesproken vroeg ze waar ik me mee bemoeide. Eigenlijk had het verpleeghuis meteen moeten stoppen met deze uitzendkracht, maar nee, men keek de andere kant op. Opportunisme en bagatelliseren. Het droop er vanaf. Het klotste over de deurplinten. Vergeten maar, allemaal maar vergeten, dat is het beste. Maar kom bij mij niet aan met verhalen over louter gepassioneerde medewerkers in de Nederlandse verpleeghuizen. Het is net zo’n farce als de mythe dat alle leden van het koninklijk huis zulke eenvoudige mensen gebleven zijn. Dat oude kookboekje van Ellen, het is Elly en Ber Wolf pas geleden spontaan cadeau gedaan. Het mocht niet ongebruikt in de boekenkast blijven staan. Ze zijn onze privé kok en kokkin, Elly & Ber. Het kookboekje van Ellen is betekenisvol. Beduimeld, als gezegd, en ook hier en daar met een vetvlek. Enkele pagina’s met een ezelsoor bij een recept dat herhaling verdiende. En ja zo’n vetvlek, dan was er weer eens met ketjap of iets anders gemorst. De lekkerste kruiden haalde Ellen voor de rijsttafels bij een toko in Maarssenbroek. Het was een Chinees echtpaar uit Indonesië. Ik herinner me gemberwortel. Ik herinner me laos, serehstengels, trassie, ketoembar, asem. En donkergroene blaadjes die bij de pindasaus gingen en bewaard werden in de vriezer. Soto ajam, ook zo’n lekkernij. Er was ook iets met gehakt en kruidnagels en soja en meer nog dat de oven in ging. Frikadel op zijn Indisch. Zo noemde je dat toch lieve Ellen? Bij Asian Street Food in het Limburgse Valkenburg proef ik deze weken de gerechten die Ellen uit haar kookboekje maakte. Het is de smaak van de saté ajam. We gaan iets feestelijks bedenken om het zo gewaardeerde boekje van Elly en Anne ten doop te houden. Want we leven in maanden waarin geen steen meer op de andere staat. Dus pluk de dag. Vraag me vaak af wat Ellen er allemaal van mee krijgt. Ach lieve Ellen, je moest eens weten. Je kijkt vol vertrouwen en zelfs wel een beetje geamuseerd de wereld in, zie de verschillende foto’s van deze week in dit blog, maar je moest eens weten hoe het er met die wereld voorstaat. Die is behekst. De corona, en alles wat daarmee samenhangt. heeft ons in het luchtledige gebracht. Wij zondoorstoofde generaties, zoals Geert Mak het verwoordt, worden al meer dan een halfjaar dagelijks door elkaar geschud. Ik heb geen idee wat je er van meekrijgt. Hopelijk niet al te veel. Daarvan niet in elk geval. Want je wordt er niet vrolijk van. Maar misschien leidt dit alles nog tot iets goeds. Namelijk dat de schrijnende ongelijkheid in inkomens en bestedingsmogelijkheden wordt bestreden. Dat het neoliberalisme op zijn laatste benen loopt, ik hoop het. Hopelijk verliezen overal ter wereld de populisten terrein. Meer aandacht voor de zorg. Meer waardering ook voor het onderwijs en de lesgevers. Meer geld naar die onmisbare sectoren. Niet alleen maar applaus op een balkon, dat is zo makkelijk. En een bescheidener rol voor bijvoorbeeld de looppas-jongens en -meisjes van de dure Zuidas met hun lederen aktetas en telefoons. We waren ontspoord, lieve Ellen. Het klopte allemaal steeds minder. Niet alleen wij leven onder een zwaar medisch regiem, iedereen doet dat al enkele maanden, ook de succesrakkers uit de gezonde wereld. We zien hoe broos onze internationale productieketens zijn. Er is in de woorden van Geert Mak sinds een halfjaar sprake van een economische en sociale ordeverstoring van ongekende proporties. Zijn boek ‘Epiloog’ is indrukwekkend. De wereld gaat naar minder welvaart, minder open en minder vrij. We gaan naar een fundamentele verschuiving in denken en handelen. We vrezen een tweede uitbraak van het coronavirus. Honderd jaar geleden was de tweede golf van de Spaanse griep erger nog dan de eerste. Ik geloof dat die Spaanse griep in Nederland aan zestigduizend mensen het leven kostte. In Engeland aan vierhonderdduizend mensen. Over de gehele wereld aan tussen de twintig en veertig miljoen burgers. Vreselijke cijfers. Ach lieve Ellen, je moest eens weten. Trump wil de verkiezingen uitstellen. De schat is bang voor stembusfraude nu zijn land elke minuut een coronadode te betreuren heeft. Trump, de rechtschapen mens. Trump die bang is voor vals spel. Het kan verkeren. Trump die straks aan zijn broekspijpen het Witte Huis moet worden uitgesleept. De tragische blunder van miljoenen Amerikaanse kiezers. De Amerikaanse versie van Poetin. Decreten en ordetroepen – de VS op weg naar een dictatuur. Ondertussen blijf jij, lieve Ellen, vechten voor wat je waard bent. Alle foto’s van dit blog van 30 juli, de dag waarop de temperatuur naar dertig graden steeg. Er staan ons nog hogere temperaturen te wachten. Oom Donald: ook de Amerikaanse keuken, voor zover die met hamburgers en hotdogs en tomatensmurrie al bestaat, legt het af tegen de Aziatische, waarvan je er verschillende hebt, allemaal even pikant.
Het wisselende weertype heeft zonder meer een verschrikkelijk mooie en uitbundig bloeiende tuin opgeleverd. We kunnen er uren van genieten.
Ze was zó goed donderdag 30 juli. Dat was ze al ’s morgens bij Diana en fysiotherapeut Max. Dat was ze al helemaal ’s middags. Vraag het Trudy. Een glaasje rosé waard.
Kuuroord Zonzijde. ‘Zo zou ik niet oud willen worden’, heb ik meerdere personen de afgelopen jaren horen zeggen. Nou, dan doen ze dat niet. Dan nemen ze een pilletje. Meestal verandert het, als puntje bij paaltje komt. De meeste mensen blijven toch aan het leven hechten, Ellen niet uitgezonderd, zeker niet. Goeie dagen en aanzienlijk mindere wisselen elkaar af. Donderdag 30 juli had Ellen echt de smaak te pakken. We waren er met de iPad als de kippen bij.

Knokken in Knokke en de Syrische psycholoog die in Geleen kapper werd

Lieve Jeannette. Nee hoor, mijn ongebruikelijke zwijgzaamheid, waar je naar vraagt, valt heus wel mee – en àls er al iets van minder spraakzaam te bespeuren valt dan is daarvoor geen diepere en vooral vervelende oorzaak aan te wijzen. Ik ben een heel klein beetje schrijf moe, dat wel. Ik ben überhaupt moe. In mijn hoofd. Het gemis aan conversatie met Ellen breekt me op. Het zijn golfbewegingen. Een mens wil delen. Ik werk graag in de tuin, net als jullie in Zuid-Frankrijk, tuinieren ontspant, maar die planten van me zeggen niks terug. Maar niets van depressies of zo hoor, niets van dat. Dat was in 2014 wel zo, in Fuengirola, toen leek ik op een burn-out af te stevenen. Ik ken nu de voortekenen. Ik ben alert. Maar heel veel mensen kunnen zich nauwelijks een voorstelling maken van wat het omgaan met parkinson en Lewy Body betekent. Het grijpt diep in. Waarom heb ik me vroeger in mijn werk zo druk gemaakt, vraag ik me wel eens af. Waar was die ijver goed voor? Met achten bij de evaluaties was ik niet tevreden, het moesten negens zijn. En toen het negens waren moesten het tienen worden. Vanwaar die gedrevenheid? Je hebt me zo meegemaakt. Waarom dat perfectionisme? Ik streefde een soort commando-opleiding voor de schrijvende pers na. Ik wilde toppers afleveren. Ze hadden het zweet op hun voorhoofd. Het was nooit een probleem om de beste studenten op de beste stageplekken te krijgen. De meest begeerde bedoel ik, bij NRC en Volkskrant. Waarom liep ik me vroeger het vuur uit mijn sloffen, vraag ik me nu wel eens af. Ik heb op die hogeschool een hoop eigenaardige dingen meegemaakt. Ik zat in een zesjes cultuur. Als het dat al was. En ik knokte er tegen. Nu mis ik de beloning met zorgeloze pensioenjaren. Ik ben er een paar dagen tussenuit geweest. Naar Valkenburg aan de Geul in Zuid-Limburg. Ik zat er in een hotel met een schitterend uitzicht op het huis van geelachtige krijtsteen van de vroegere beroemde Limburgse bouwmeester Pierre Cuypers. Die was aanvankelijk van de kerken in Roermond, later van het Centraal Station en het Rijksmuseum bij jullie in Amsterdam – en heimwee naar Limburg bracht hem in Valkenburg. Er was iets in Roermond waarom hij daar niet naar terugkeerde. Controverses met kerkbesturen, begreep ik. Afijn, daar zat ik de afgelopen week, in Valkenburg. Met een onderbreking van anderhalve dag omdat een aaneengesloten periode van vijf dagen een te groot beroep op mijn incasseringsvermogen doet, me te verzoenen met het alleen zijn. Ik lever een gevecht met mezelf te aanvaarden dat het leven je soms gemene streken kan leveren. Daarover later meer. Te lang weg van huis roept heimwee op naar Ellen en daar helpt het paleisje van Pierre Cuypers ook niet tegen. Dat huis is tegen de mergelgrotten aangebouwd. Fenomenaal. Hartstikke buitenland, je waant je in Italië. Ik stuur jullie er wel apart een plaatje van. Het was druk met vakantiegangers in Valkenburg, eigenlijk een beetje te druk naar mijn zin. Ik ben tussentijds even teruggegaan naar huis voor anderhalve dag en op zaterdagavond maakte ik met mijn gloednieuwe  iPad van Apple de foto van Ellen die ligt te zonnen alsof ze aan het bassin van ons favoriete hotel Riu Palmeras op Gran Canaria verpoost. Maar nee, gewoon in de achtertuin waarvan ik foto’s blijf maken omdat die achtertuin steeds fraaier wordt. De voortuin trouwens ook. Overal bloemen in de kleuren lavendel en paars. Hier en daar wat diep rood ertussen. Explosieve groei met malse regen en scherpe zon. Het hotel in Valkenburg is mijn alternatief voor de hotelabdij van Rolduc in Kerkrade die door de corona failliet is gegaan. Het hotel in Valkenburg wordt gerund door een uiterst vriendelijk en gastvrij jong echtpaar waarvan hij afgelopen week plots bij me kwam zitten op het hotelterras. Hij vroeg me hoe ik het zoal met de zorg rond Ellen georganiseerd had. Zijn opa, zo vertelde deze Thom, leed ook aan parkinson. Al vijf jaar. Aftakeling. Oma was met haar 75 jaar dagelijks mantelzorger. Nagenoeg in haar eentje. Twee keer per week iets van dagbesteding. Een beetje dagbesteding, meer niet. De mantelende oma, of hoe zeg je dat, moest er eens heel gauw tussenuit. Of ik tips had. Opa even naar Lückerheide in het nabij gelegen Kerkrade als ze daar nog die gastenkamer hebben en oma op een hotelkamer van haar kleinzoon? Daar zei ik zo wat. Ook uit het feit dat Thom zo maar met mij over Ellen en onze situatie begon , leidde ik af dat ik moest blijven schrijven. De website wordt vaker bezocht dan ik me lange tijd bewust ben geweest. De blogs worden gelezen. Ze zijn inspirerend, zo hoorde ik ook nu weer. Daar ben ik dan erg blij mee. Terug uit Zuid-Limburg naar huis hoorde ik op de radio dat ook de zanger Neil Diamond is uitgeschakeld vanwege parkinson. Rob de Nijs, de operazanger Ernst Daniel Smid, en ga zo maar door. Ook zij. Misschien dat ik er nu meer op let, maar het lijkt wel alsof steeds meer mensen door parkinson getroffen worden. Het wereldnieuws volg ik nog redelijk goed, maar echt vrolijk word ik er niet van. En jullie? De grootste waanzin komt nog steeds uit Washington. Zou die man met dat melkboerenhondenhaar ’s nachts nog wel eens een oog dicht doen? Ik geloof dat Trump momenteel het drukst is met het proberen te verbieden van boeken over de ravage die hij overal aanricht. Hij knijpt ‘m het meest voor de publicatie van het boek van zijn nicht onder de titel ‘Too Much but Never Enough’.  De bullebak schijnt ook heel discutabel met het familiebezit te zijn omgegaan, lijkt die nicht in haar boek te gaan openbaren. Trump is in staat Amerika te veranderen in een dictatuur. Ik zie het er nog van komen ook. Alles voor zijn eigen gerief. Die kerel is tegen het vrije woord. Rechters zijn er om zijn persoonlijke belangen te dienen. Ook wil hij nu de immunoloog Anthonu Fauci ,één van zijn belangrijkste deskundigen op het gebied van de corona-aanpak, ontslaan. Het is iemand met een indrukwekkende staat van dienst. Geen enkele reputatie is veilig bij de huidige president van de VS. Ben je van onbesproken gedrag dan ben je bij Trump in het nadeel. Ik ken een paar narcisten. Gruwelijk. Geen greintje inlevingsvermogen. Geen gevoel voor het gevoel van een ander. Egoïsten. Vernielers. Niets intermenselijks. Ze laten je in de steek, daar zal die nicht van Trump ook wel mee komen, gelardeerd met afschuwelijke voorbeelden. Hopelijk schudt haar boek de Republikeinen wakker. Maar die hebben hun partij volkomen aan dat monster uitgeleverd. De achterlijken in de VS geloven nog in die Trump. Iets anders. Nee niet de militante boeren en hun ultimatum. Die dreigen weer alle wegen af te sluiten als ze hun zin niet krijgen. Het ging economisch al niet erg best op Curaçao en nu komt daar ook nog eens die coronacrisis overheen. Politiek Den Haag wil wel helpen maar onder allerlei strenge patriarchale voorwaarden. Zijn we de Marshallhulp vergeten die we na de oorlog kregen voor de wederopbouw en de geldelijke steun na de watersnoodramp? Tommy Wierenga had daar in NRC een uitstekend betoog over. Hebben ze daar in Willemstad nu eindelijk weer eens een naar het schijnt fatsoenlijke regeringsleider, wordt die persoon door Den Haag zwaar onder druk gezet. En de paupers slaan in Otrobanda en Punda aan het muiten. Dat wordt weer een bestuurscrisis op Curaçao waarbij de maffia uiteraard opnieuw aan het langste eind trekt. Hopeloos. Maak er in godsnaam een Nederlandse provincie van, denk ik dan. Voer er de euro als officiële munteenheid in. Zet er een commissaris van de koning neer. Een stevige. Omtzigt? Ik vind het niet eens zo’n gek idee van mezelf. Volgen jullie die verkiezing van partijleider van het CDA een beetje? Achter de schermen regeert het venijn, ze lees ik. De conservatieve en populistische Mona Keijzer uit het palingdorp Volendam zingt gelukkig nu een toontje lager. Ze doet me altijd denken aan die echtgenotes van Amerikaanse presidentskandidaten, die sexy vrouw van Donald Trump natuurlijk uitgezonderd. Ook Mona is griezelig glimlachend in haar jurkjes van de normen en waarden, zij in het spoor van de naar Leeuwarden uitgeweken Buma. Mona zou gerust met de PVV en zeker wel met Forum de lakens delen. Ze bleef in de eerste stemronde gelukkig ver achter bij De Jonge (troetelkind van het pluche vaste CDA-partijkader) en de Twentse teckel Omtzigt. Terug uit Valkenburg beluisterde ik De Jonge op de radio bij Swen Kockelmann, één van de beste interviewers van Nederland momenteel., zowat een inquisiteur gelijk de legendarische Angelsaksische BBC-anchor Jeremy Paxman. Wat is daarbij vergeleken het werk van de gansjes van dienst van Goede Morgen Nederland (typisch een programma voor Mona Keijzer) dan geneuzel en gescharrel in de marge! Ik vond dat De Jonge er bij Kockelmann weinig van bakte. Voornamelijk obligate antwoorden. Antwoorden met omtrekkende bewegingen. Of zelfs helemaal geen antwoorden. Meer dan eerzucht en het graag willen verzilveren van zijn ministerschap in coronatijd kon ik bij de Jonge niet ontdekken. Kockelmann vraagt altijd door met een ongelofelijk goeie dossierkennis en daar wist De Jonge geen raad mee. Hij wil de migratieproblematiek aanpakken. Hoe? Indammen van de stroom. Beperking. Maar, zei Kockelmann, dat kan toch helemaal niet want dan zal je het verdrag in Europa met vrij verkeer van personen en goederen moeten herschrijven. Dat leek De Jonge niet nodig, maar je voelde dat hij zich betrapt voelde door een interviewer die hem de baas was. Of De Jonge dan de grenscontroles weer wilde invoeren? De man draaide om het antwoord heen en begon over Canada waar niemand iets van moet hebben begrepen. Ik in elk geval niet. Probeer maar minister te blijven, dacht ik bij De Jonge. Waarom die eerzucht. Ik hoor het mezelf zeggen. Waarom niet gewoon een acht maar een negen en als het een negen is een tien? Hoor wie het zegt! Ach, weet je, in Valkenburg regende het vorige week onophoudelijk. Net als elders in Nederland. Ik kwam er langs een kapper en dacht: die professorale look van me met vleugeltjes en een bijna-matje mag best wat minder. Ik werd geholpen door een bescheiden man die vertelde in Geleen te wonen maar die oorspronkelijk uit Syrië kwam. Gevlucht voor Assad en zijn doldrieste familie. Boeiende geschiedenis. Politiek vluchteling. Was in Syrië docent psychologie. Nu in Nederland kapper. Hij had zich laten omscholen. Hij gaf zijn kinderen een strenge opvoeding. Hij legde uit waarom. Ze moesten zich wapenen en zich in Nederland kunnen redden. Nee, hij had het niet breed, maar Assad was ver weg, en hij was content. Hij wilde zijn kinderen tot goeie wereldburgers zien opgroeien. Die dag was Knokke in het nieuws. Knokken in Knokke. Zestienjarigen met jeugdpuistjes uit Laren, Blaricum en Amsterdam-Zuid vernielden al enkele nachten achtereen de boel zodra in Knokke de cafés dichtgingen. Het uitdagen van de plaatselijke politie smaakte nog lekkerder dan het vele bier en de wodka. Een zestienjarige uit Laren kwam in de krant aan het woord. Zijn moeder had gebeld. Of hij ook was opgepakt en een nachtje in een politiecel had moeten doorbrengen? Nee, niet meegenomen naar het bureau. Hij was de dans ontsprongen. Dan was het goed, had zijn moeder vanuit Laren laten weten. Ze wenste haar zestienjarige zoon nog een leuk vervolg van zijn vakantie aan de Belgische kust toe. De Syrische kapper keek me aan en zei niets. Hij vroeg alleen of ik nog wat gel in mijn haar wilde.
Het zijn de kleine dingen die het doen. ’s Avonds komt Ellen tot leven. Dan gaan de ogen open en is er meer contact. Zo verdrietig dat het praten is weggevallen. Het draait inmiddels voornamelijk om de oogopslag. Ogen die spreken.
Kuuroord Zonzijde. Alle buren de hort op. Een verstilde zaterdagavond.

Leven in en om het huis.

Onze idylle in vele paarsschakeringen die bijna explosief dichtgroeit met afwisselend malse regen en scherpe zon.

Als we dit huis niet ook eens hadden. Huis en tuin verzachten de pijn om het niets ontziende ziekteproces. De voorraad boeken groeit gestaag. Al toe aan de zesde Billy. Nu begonnen aan een boek van de dochter van filmregisseur Pim de la Parra over hun familiegeschiedenis in Suriname. Nog altijd de wens een keer naar Paramaribo te kunnen teruggaan. Maar dan onder andere omstandigheden privé dan nu.

****

Hallo Johan!

Bedankt voor je mail. En je blog over Knokke, die Syriër uit Geleen en het CDA. Het woord ‘debat’ viel in CDA-kringen. Het begon al met een soort van korte lezing met -toen nog- drie kandidaten. Niveau -slechte- spreekbeurt op de middelbare school. Niks reageren op standpunten van anderen. Debat? Mona die thuis wel zes mannen aankon. De Jonge die lulkoek verkondigde over migratie: een poging om PVV- en FvD-stemmen te krijgen. Omtzigt die telkens koketteerde met zijn prestaties als Kamerlid. Geen enkele keer gehoord hoe één van de drie zijn (haar) rol als lijsttrekker wilde invullen. Wat een armoedig zooitje! CDA stond drie weken in het spotlicht. Dat ebt wel weer weg. Zie ook de column van Geelen in de Volkskrant van vandaag. Laat die Dijkstra (en hijgerige andere journalisten) gewoon eens een maand stage lopen bij Kockelmann. Bij Eén op Eén zegt Roelvink gelukkig niet meer ‘Hallo landgenoten’. Misschien was het qua luisterdichtheid slim om die minkukelende zanger een rol te geven. Nieuws is ook verworden tot showbusiness. Waarom is aan de aspirant lijsttrekkers niet de vraag gesteld waarom ze in Europa nog steeds in dezelfde club zitten met de partij van Orban? Hoe wil je de woningnood oplossen? Hoe dan de marktwerking en privatisering ongedaan maken? Waarom (wens van veel CDA-leden, want gristelijk mededogen) geen 500 weeskinderen hier een toekomst bieden? Er is -meldden vele gemeenten- genoeg opnamecapaciteit. Zo kan ik een heel lang lijstje maken. Gelukkig stem ik geen CDA. Ik ben nog aan het zweven. Ik denk dat De Jonge (nu nog zowat alom bejubeld door zijn optreden tijdens de crisis) het nog verdomd moeilijk gaat krijgen.  Wie is er verantwoordelijk voor de RIVM-richtlijn om in verpleeginstellingen aanvankelijk mondkapjes te verbieden? En, wat te denken van het optreden van sergeant-majoor Knops (ook CDA)? In je blog las ik (antwoord aan Jeannette) dat je er geestelijk een beetje doorheen zit. Dat kan ik me voorstellen. Probeer het toch maar van je af te schrijven, Johan! De tuin ziet er in ieder geval prachtig uit. Nu nog weer wat warmer weer: kan Ellen ook naar buiten! Heb je nog gekeken naar Fastball Magazine? Ben benieuwd op Santokhi Bouterse gaat aanpakken. Dat wordt wel moeilijk in Suriname met een tweemaal veroordeelde vicepresident. Als je komt (leuk!) kijk dan wel uit met aanstaande woensdag. De Farmers Defence Group gaat weer de weg op. Met mogelijk ook een blokkade van Schiphol.

Groet, Jan

****

Hi Jan.

De Jonge krijgt nog een hele kluif aan dat partijleiderschap bij die club die hij wil terugbrengen naar het midden. Hij is als de morele verliezer partijleider geworden. Die vraag over Orban is wel aan de Jonge gesteld, maar dan op de radio door Kockelmann. Hoe kon het anders. Ik begreep dat de wat pafferige Kockelmann niet smoelt op tv en daarom is ‘verbannen’ naar de radio. Zo werkt dat in Hilversum. Het draait niet in de eerste plaats om journalistiek inhoudelijke kwaliteit. Orban dus. De Jonge beet zijn tanden stuk op het antwoord. Hij leek de studio te zullen verlaten met een implantaat of een eenvoudig kunstgebitje van het ziekenfonds. Minder marktwerking in de zorg was ook iets waar De Jonge bij Kockelmann niet helemaal uitkwam. Die weeskinderen? Ik geloof al sinds de middelbare school niet meer in God en in de kerk. Maar wel in barmhartigheid en mededogen. Politiek en gristelijk is een anachronisme. Daar probeert de ChristenUnie zich nog een beetje aan te ontworstelen, maar dat lukt niet echt in het Den Haag van het gepolderde compromis. Wat Desi Bouterse betreft: nu sheriff Chan Santokhi president is durf ik je een voorspelling te doen. Bouterse krijgt voor de lieve vrede uiteindelijk gratie. Om de boel in Suriname bij elkaar te houden. Op de radio was afgelopen maandag een belangrijk raadgever en vriend van Santokhi te beluisteren. Meneer Venlo, heet hij geloof ik. Die zei onomwonden Santokhi geadviseerd te hebben Bouterse gratie te verlenen. Het zou een manier zijn om van dat giftige dossier af te komen. Maar kun je dit de nabestaanden van de Decembermoorden aandoen? Ja, en dan meneer Brunswijk. Die woonde destijds in het bauxietstadje Moengo bij Langatabbetje richting Cayenne in Frans-Guyana. Het verhaal ging jaren geleden al dat jonge vrouwen dagelijks in een lange rij bij hem aan de voordeur stonden om vertroeteld te worden. Ze trokken een nummertje voor een nummertje. Je denkt dat ik een geintje maak, maar nee, zo lijkt het echt een hele poos met die Brunswijk te zijn gegaan. Ze stonden in een stoet in zijn tuin. Die tuin zal niet zo explosief zijn geweest als die van Ellen en mij. Maar ja, Ronnie Brunswijk tuinierde blijkens de overlevering liever onder de lakens. Bijzonder opnieuw hè, nu een vicepresident die niet naar het buitenland kan omdat hij anders wordt opgepakt. Ik heb even op de buitenlandredactie een mevrouw als chef gehad die ook volkomen bezeten van Ronnie Brunswijk was. Diens jonge heer moet de kracht van een magneet hebben gehad. Misschien is dat nog wel zo. Ik heb me gisteren bij Broese in Utrecht (prachtig gehuisvest ondertussen in het oude monumentale hoofdpostkantoor aan de Neude) een nieuw boek over Suriname cadeau gedaan: de familiegeschiedenis van de filmregisseur Pim de la Parra. Van oorsprong joodse Portugezen, die familie, die zich in Paramaribo vestigden. Pim de la Parra van ‘Wan pipel’ uit 1976. Hij ging in 1996 vanuit Amsterdam terug naar Suriname om voor zijn oude vader te zorgen en toen die twee jaar later overleed bleef Pim in de tropen. Het boek is geschreven door zijn dochter Bodil, een actrice, en ze brengt veel van Paramaribo terug op mijn netvlies. De opgevoerde brommertjes waar ze met z’n drieën op zitten. Stadsbussen in alle kleuren van de regenboog met handbeschilderde rastataferelen. Zoete geuren van tamarinde en rijpe papaja’s vermengd met de lucht van benzine, diesel en gasolie. De titel van het boek is ‘Het verbrande huis’. In dat huis groeide Pim de la Parra op. Het stond in de Zwartenhovenbrugstraat. Die straat zie ik zo voor me. Ik was er eens op bezoek bij de redactie van het Surinaams Dagblad. Ik had er een afspraak ’s ochtends met de redactiechef. Het ging er heel geanimeerd aan toe. Ik was er nog nooit eerder geweest. Ik kende er ook niemand. Plotseling vroeg de redactiechef me of ik een poosje op zijn  redactie wilde passen en er een beetje de leiding over wilde nemen. Ik was stomverbaasd. Hij legde uit dat hij behalve redactiechef ook nog de baas was van een reisbureau aan de overkant van de Zwartenhovenbrugstraat. En het was de hoogste tijd dat hij daar even zijn gezicht liet zien. Hoe charmant kan het zijn Jan! Het enige wat mij restte was mijn hoofd even onder de koude kraan te houden. Ik laat weten wanneer ik kom. Kunnen we naar Loetje voor een biefstuk. Ik ben moe inderdaad maar verder gaat het wel. Ik kom naar Hoofddorp.

De persoonlijk secretaris en chauffeur van de vader van Ellen

Soms de overweging, de aanvechting eerder, te stoppen met de website en zijn blogs vol persoonlijke verhalen over Ellen en mezelf. Maar dan zijn er bij het ochtendgloren altijd wel weer momenten met reacties die dat stoppen ontraden. Hoeveel bijzondere mensen zijn er juist door die website niet op ons pad gekomen! En ja, wat zouden we zijn zonder het schrijven van verhalen. Het schrijven lest voor een deel de pijn, al blijft het verdriet voortwoekeren op minder nog dan millimeters onder de huid. Het verdriet neemt eerder toe dan af. Geef het een plekje, zeggen buitenstaanders al gauw. Ze kletsen uit hun nek. Het verdriet draag ik mee tot aan mijn dood. Zoals ook bij mijn schoonvader die ik helaas nooit heb mogen leren kennen. ‘Hij zou aan je hebben moeten wennen maar je al gauw heel erg gemogen hebben’, zei Ellen eens. ‘Hij zou erg op je gesteld zijn geraakt vanwege je zorgzaamheid en vrolijkheid.’ Ik blader door albums van vroeger. Ellen met haar vader op vakantie in Duitsland. Verbeeld ik het me of zie op de foto’s het gemis van zijn vrouw en haar moeder die in een inrichting is achtergebleven? Ik denk het te zien. Vakantie met een schaduw. Voorzichtig slaat Will een arm om de knokige schouders van zijn nakomertje Ellen. Dertien moet ze op de foto’s zijn geweest. De website brengt ons verhalen van onbekende mensen die aan het verleden refereren. Margo Koopmans-Schurink vertelt. Ze vertelt schitterend. In mooie ronde zinnen waar het gevoel van àf spat. ‘En dan reed de persoonlijk secretaris/ chauffeur van de commissoner Palstra, mijn vader dus die chauffeur, de commissioner van het bezoek aan zijn vrouw in het verpleeghuis terug naar huis en werd er in de auto geen woord gesproken.

Beste Johan,

Pas nu kom ik eraan toe om een mail te schrijven. Heb zó geïntrigeerd het verhaal ‘Mam kijk naar de sterren’ van de familie Palstra gelezen; het raakte me. En ik besefte dat dat verhaal nog breder en dieper gaat. Ik stuitte op jullie website en de bundel omdat ik zocht op de naam Palstra. Mijn vader is inmiddels 92 jaar en woont in Zorgcentrum Buitenhaeghe van het Leger des Heils in Almere. Dertig jaar geleden opende hij het als commissioner, nu woont hij er zelf, zo kan het gaan… Hij is van jonge secretaris van commissioner Palstra één van zijn opvolgers geworden. Altijd een boeiend leven gehad, wat dat betreft, veel mogen meemaken in het Leger, ook internationaal. Persoonlijk was zijn leven bewogen, en dat is nu uiteindelijk wat tot stilstand gekomen. Hij maakt het geestelijk/mentaal redelijk goed; lichamelijk zijn er beperkingen, vandaar het wonen in een zorgcentrum.

Er zijn wat raakvlakken over en weer, ook al zijn het levens die niet te vergelijken zijn, dat begrijp ik ook. Ik ben zijn jongste dochter, uit zijn tweede huwelijk. Mijn vader verloor zijn eerste vrouw aan leukemie en bleef achter met twee kinderen. Die kregen geen gouvernante zoals Ellen, maar werden overgelaten aan de directrice van het kinderhuis van het Leger in Leiden en Naarden. Is van invloed geweest op het leven van mijn zus en broer. Daarna trouwde hij met mijn moeder, kreeg nog twee kinderen, waaronder ik. In 1997 overleed mijn moeder na een lang ziekteproces van (we vermoeden frontotemporale) dementie. Mijn vader was inmiddels ook opgeklommen tot de hoogste rang van commissioner en was – op voorwaarde dat hij regelmatig naar het verpleeghuis in Nederland kon – de leider van het Leger in Rusland geworden. Na zijn pensionering is hij opnieuw hertrouwd; helaas tot groot verdriet en na een moeilijke tijd is zijn derde vrouw aan de ziekte van Alzheimer overleden. Elf jaar geleden stierf mijn oudste broer op 51-jarige leeftijd heel plotseling aan een hartstilstand. Dat zijn de raakvlakken – het opgroeien in het Leger (waar de tamtam altijd goed werkt, ik snap dat Ellen dat gepraat vervelend vond bij de kerstviering), een moeder in een verpleeghuis, overgelaten worden aan een ander omdat het Leger je vader opslokt (dat geldt dan meer voor mijn zus en broer dan voor mij overigens, alhoewel…), het verlies van een broer. Ik heb trouwens ook mijn broer en zus wel horen vertellen over het bekijken van de intocht van Sinterklaas vanuit het oude Hoofdkwartier tegenover Centraal Station, grappig die gezamenlijke herinneringen. Mijn vader was een tiener in de oorlog, dus daar zijn geen raakvlakken. Ik heb wel begrepen uit het verhaal in ‘Mam kijk naar de sterren’, en ook omdat ik het er met mijn vader over had, dat dat levensbepalend is geweest en heel, heel moeilijk en verdrietig voor de Palstra’s. Nou ja, dat zijn allemaal understatements, daar bestaan geen woorden voor. Ik ben heilssoldaat in Amsterdam West (en mijn man speelt al meer dan 35 jaar bij de Amsterdam Staff Band, opgericht door broer Fokke Palstra). Voor ons korpsmagazine stelde ik mijn vader een aantal vragen. En zo kwamen we op Palstra. Want op de vraag naar zijn favoriete lied, antwoordde hij:

‘Naast het lied ‘ U hebt voor mij geen braambos aangestoken’, ook lied 222 ‘Er is op deze aarde een hand die mij leidt’. Prachtig en betekenisvol. Het enige lied waarbij William Fokke Palstra de melodie componeerde. Ik mocht als jonge kapitein begin jaren ’60 jarenlang de persoonlijk secretaris van commissioner Palstra zijn. Ik heb grote achting gehouden voor deze sterke leider met naast muzikale ook andere specifieke gaven. Zo heb ik de Engelse taal van hem geleerd.’ Op de vraag of er iets is wat je nooit hebt begrepen, antwoordde hij: ‘Ik heb nooit die ene zinsnede in datzelfde lied begrepen, dat God ook onze trouw verwacht als Hij snoeit of kastijdt. Ik heb beproevingen ondergaan. In het leven van Comm. Palstra waren episodes die herkenbaar voor mij zijn. Hij verloor zijn zoon Wiebe, ik mijn zoon René. Zijn echtgenote verbleef net als mijn Wietske jarenlang in een verpleeghuis. Als ik met hem na bezoek huiswaarts reed werd er geen woord in de auto gesproken…’, zo citeer ik mijn vader.

Ik heb de link van uw website toegestuurd aan mijn vader. Hij schrijft mij o.a. (op staccato-manier, want typen is soms wat lastig) “Vreselijke tijd in de jappenkampen. Martelingen. Als ik als PS (chauffeur van Palstra was daar onderdeel van) met hem onderweg een kopje koffie dronk en er zaten Japanners, ging hij ver uit de buurt zitten. Commissioner Beekhuis, leider van het Leger in Indonesië, prees de jonge kapitein of majoor Palstra aan als geboren leider. Hij moet het ongeveer zo hebben gezegd: Wat een man was die Palstra: hardwerken, veel van geleerd. Alhoewel William Palstra zeer muzikaal was, was hij negatief op de vraag te componeren. Weer geef ik door wat mijn vader me vertelde. Ik mail dit, omdat ik vermoed dat u het interessant vindt om te lezen. Hoe levens kunnen gaan… En het zijn maar tipjes van een sluier. Ik heb Ellen nooit gekend (ik ben van 1967, broers en zussen van 1964, 1955 en 1952), maar ik voel het verdriet. Je gunt iemand die je liefhebt een mooi leven, en niet deze ziekte die je menszijn zo kan afpakken. Omringd worden door liefde en liefdevolle zorg geeft haar, hoop ik, het gevoel dat ze veel waard is. Een aanraking, een kus… ik weet niet hoe het met haar is, maar hoop dat ze dat nog voelt. Mijn moeder kon niet meer spreken (taalverlies was het eerste teken van haar ziekte, dat al begon toen ik zo’n 14 jaar was). Maar één keer deed ze toen ik wegging mijn jas dicht en knoopte mijn sjaal goed vast. Dat zal ik nooit vergeten, ze was dat ene kostbare moment nog even echt mijn moeder.

Heel hartelijke groeten van mijn vader, zeker voor Ellen, ook al weet ze zijn naam nu misschien niet meer. Namens mij, dank voor het delen van flarden van levensverhalen.

Met uiteraard ook hartelijke groeten, Margo Koopmans-Schurink.

****

De multiculturele samenleving, voor Ellen al sinds haar werk als leerkracht een voor haar zó volstrekt vanzelfsprekende.

****

De talloze anekdotische voorbeelden van Nederlanders met een donkere huidskleur of migratieachtergrond geven aan dat racisme een hardnekkig en soms ongrijpbaar fenomeen is. Nieuw kun je het in ieder geval niet noemen. Al in de jaren tachtig, citeer ik NRC, sprak Philomena Essed over ‘alledaags’ racisme, waarmee ze aan de hand van persoonlijke ervaringen probeerde aan te tonen hoe racisme in alle lagen van de samenleving doorwerkt. Het is dan ook een treurige constatering dat ruim veertig jaar later op dat vlak weinig is veranderd. De zorg voor Ellen is zwaar. Al jaren. De diagnoses zijn alweer van tien jaar geleden. Een slijtageslag is het. Maar die zorg wordt dagelijks verlicht door liefdevolle zorgverleners van wie de helft met een donkere huidskleur en soms bovendien een migratieachtergrond. Ze zijn ons een zegen.Mede zij redden ons huwelijk. Ik bezie deze zorgverleners van opzij en denk: hoe kan het in hemelsnaam bestaan dat in ons land racisme een hardnekkig en soms ongrijpbaar fenomeen is! Moeten we ons niet diep en diep schamen?! Zelf was ik in Suriname op 1 juli 2009 toen daar in de Palmentuin van Paramaribo Keti Koti werd gevierd, het officiële einde van de slavernij. Overal om ons heen feestelijk aangeklede creolen. We vermoedden dat we wel eens niet welkom zouden zijn, maar nee, dat waren we wél, met brede armgebaren zelfs. Etnisch profileren in Nederland bij de politie, bij de Belastingdienst, op de woningmarkt en in tal van andere sectoren – ik kijk naar Ellen, ik tast weer eens haar brein af, ik probeer te zeggen wat zijzelf helaas niet meer kan en ik pak mijn pen: het racismedebat werd ook al in haar tijd als leidinggevende op een zwarte school op het Kanaleneiland gevoerd en dat racismedebat bleef altijd vrijblijvend. Er zullen zwaardere consequenties aan racisme, onderhuids of niet, verbonden moeten worden. Aan het obligate ‘geschokt’ van de overheid hebben we niets. Net zo min als aan het lafhartige ‘geen noodzaak’ van het CDA waar het gaat om excuses voor het beestachtige slavernijverleden van Nederland. Ook nu weer zou het CDA veel kunnen leren van de ChristenUnie. Maar wat wil je ook met een overschot aan strategische Mona Keijzers bij het CDA. De opportunist deelt gerust en zonder gêne de politieke lakens met die kwast van Forum. Die Mona lijkt zich drukker te maken over de eerste vrouwelijke premier van Nederland, aan ambitie geen gebrek, en over de militante boeren in een land dat achter elke inwoner wel minstens één varken heeft staan.

****

Waarom de eerste zwarte voetballers in 1959 in Nederland zwegen? Ze durfden niet. Ze zwegen als het graf, uit angst. Ze voelden zich vogelvrij. Ze zochten de oplossing in hun eigen trots. De eerste zwarte voetballers in Nederland doen in NRC van 4 juli, voor zover nog in leven, een verbijsterend boekje open over het onverdraagzame Nederland uit mijn jeugd. Michel Kruin en Frank Mijnals leven nog – Humphrey Mijnals, Erwin Sparendam en Charley Marbach zijn inmiddels overleden. Ik heb ze allemaal zien spelen. Bij Elinkwijk, op Zuilen in Utrecht. Sparendam zag ik in 1964 in het zebratenue van het Amsterdamse Blauw-Wit tegen DOS in Galgenwaard (0-0). Herinneringen die nooit vervagen. Overigens was André (Ampie) Kamperveen de allereerste zwarte voetballer in het Nederlandse betaalde voetbal. Hij speelde voor Haarlem. Kamperveen werd later in Paramaribo mediabaas bij Radio Apintie en hij richtte het onafhankelijke station ABC op. Dat werd hem noodlottig. Hij behoort tot de slachtoffers van de Decembermoorden die nog altijd aan Bouterse worden toegeschreven. Was ooit eens te gast bij de radiomakers van ABC waar de zoon van Ampie Kamperveen toen de leiding had. Politiek, discriminatie en racisme als hoofdopdracht bij de dagelijkse programmering. Overal foto’s op de burelen van ABC. Van Ampie, maar ook van Humphrey Mijnals, die in 1960 debuteerde in Oranje als eerste gekleurde speler. Broer Frank Mijnals over de bejegening van Surinaamse voetballers eind jaren vijftig, begin jaren zestig: ‘Godzijdank was er politie in Maastricht, anders was ik daar doodgeschopt.’ Doodgeschopt om zijn huiskleur. De hele wedstrijd door zijn directe tegenstander van MVV getreiterd met zijn zwarte huid. Bij de racistische leuzen vanaf de tribunes toen (kankerneger, hoerenjong, pleurisnikker, baviaan, stink jood) verbleken bijkans de spreekkoren van nu. (Alhoewel… Vraag het eens aan Mendes Moreira van Excelsior). Was dit het Nederland van mijn jeugd? Niet geweten. Me destijds nooit van bewust geweest. Kwam dat door het honkbal bij UVV waar zwarte spelers al heel gewoon waren en het publiek ook anders was? Geen spoor van racisme voor zover ik weet richting de Antilliaanse spelers Rickey Kersout, Ruben Leysner, zijn broer Vincent, Aldrick Victoria en al die anderen. Al gauw daarna (1965) Sheridan Gumbs, Ritchie Richardson, Frank Royer en Kelvin Murray. De zwarte honkballers uit de Antillen vormden zelfs de kurk waar UVV eind jaren vijftig en begin jaren zestig op dreef. Zeker die eerste groep. Zoals ook op de Amerikanen van de vliegbasis Soesterberg met op de heuvel de zwarte stoïcijnse werper Matthew Campbell. En was er ook niet een zekere zwarte Amerikaanse luchtmachtmilitair Williams? Hij staat ergens afgebeeld in één van de jubileumboeken die ik schreef. Scholden wij ook niet op honkballers van de tegenpartij? Maakten we daarbij onderscheid tussen zwart en wit? Volgens mij niet. Dat zeker niet. Wij maakten geen onderscheid. Maar tegen de iele Arubaanse pitcher Merencia van Storks uit Den Haag gingen we in 1965 eens zó tekeer dat hij geen fatsoenlijke bal meer wist te gooien. Daar waren we op uit. We hadden ons doel bereikt. Maar wat riepen we precies? Geen racistische taal, dat kan het onmogelijk zijn geweest, want die huidskleur speelde totaal geen rol. Maar toch. Kwamen we niet in de buurt en bereikten we niet even de rafelranden? Godzijdank had de van Robin Hood uit Paramaribo naar Elinkwijk overgekomen voetballer Frank Mijnals in Maastricht tegen MVV hulp van de politie. Vanuit Suriname blikt hij in NRC op 1959 terug: ‘MVV-supporters bestormden het veld. Ik kreeg een klap tegen mijn jukbeen. Ik was weerloos. Ik viel bloedend op de grond en wist met politiesteun een taxi te bereiken. Die ervaring emotioneert me zestig jaar later nog steeds. Die bakra’s, die blanken, die klootzakken, ze hadden bij de rechtbank schijt aan wat ik vertelde.’