Doordat Oostenrijk de spelregels heeft aangepast kunnen veel Nederlanders er de komende kerstdagen niet terecht voor hun gebruikelijke wintersportvakantie. Ze ervaren het als een catastrofe. Het zal voor velen ook zeker zo zijn. Zie nu maar eens die kerstdagen door te komen. Ontroostbare gezinnen die in beeld komen. Geen wintersportvakantie, de wereld is bezig te vergaan. Oostenrijk stelt de volksgezondheid boven alles. Dat is ongelofelijk balen, ook voor de doortastende Nederlandse regering die Wenen om een soepeler regime jegens buitenlandse skiërs heeft gevraagd, maar zonder succes. Oostenrijk houdt van slalommen, maar intussen niet als het gaat om Covid-19. Ten einde raad hebben veel Nederlandse wintersporters geprobeerd hun kerstvakantie om te boeken naar Frankrijk, maar ook daar de harde lijn. Aan tafel bij een van die uitzichtloos vele Nederlandse talkshows een zekere meneer Wiersma namens het kabinet, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voorheen woordvoerder asiel en migratie voor de VVD in de Tweede Kamer, een soort Broekers-Knol dus, of een kopie van die mevrouw voor de VVD uit de Noordoostpolder die ook nog hekken halverwege Europa wilde maar enkele verdragen over het hoofd zag.
Staatssecretaris Wiersma dus die aan een talkshowtafel verzuchtte dat hij zijn Oostenrijkse collega om souplesse met Nederlandse wintersporters had gevraagd, maar nee, helaas, hij ving bot. Heeft die man niet wat beters te doen, vraag je je dan af. Maak als overheid eens wat meer haast met die boosterprik, zou je zeggen. En met de vaccinatieplicht. Weiger alleen al om zijn levensgevaarlijke reli-opstelling ten aanzien van vaccineren de ChristenUnie in een volgend kabinet. Ze zijn contraproductief. Nederland de gekke Henkie van Europa. De coronacrisis laat zien dat we de kunst van inschikken, incasseren, afwachten en gehoorzamen zijn verleerd in het neoliberaal gekapseisde Nederland, schreef een filosoof en emeritus hoogleraar bestuurskunde in NRC. Het recht op vrijheid van de demonstrerende wappies, antivaxers en hoe ze allemaal heten mogen is hun recht geen rekening te hoeven met de gezondheid van anderen. Alleen het eigen ik geldt. Maar eenmaal de nood aan de man dan moet de overheid voor die egoïsten in de bres springen. De rechtszaken over corona vliegen je om de oren.We leven in een land waar officiële, geüniformeerde beveiligers voor de deur staan van ziekenhuizen en verpleeghuizen om het zorgpersoneel te beschermen tegen heethoofden. Natuurlijk heeft het buitenland liever geen Nederlanders over de vloer.
Ook in Parijs stootte het kabinet over de verdrietige wintersporters zijn teststraatneus. Wat Wiersma niet zei maar wat geen twijfel lijdt dat is dat ze in Wenen en Parijs waarschijnlijk naar hun voorhoofd hebben gewezen. Zo van: regel je coronazaakjes beter, ontregeld en agressief en verbureaucratiseerd doorvergaderd Nederland! Vervolgens een opgewonden baas van de Nederlandse reisbranche aan een talkshowtafel die, beslist niet voor zijn eigen gewin, vond dat alle landen hun inreisverboden moesten laten vallen. Leven en laten leven zogezegd. Oostenrijk en Frankrijk moesten zich schamen zoals ze Nederlandse wintersporters behandelden. Welja zeg! Hij begon over corona te bazelen alsof hij een internationaal befaamde viroloog was. Viruskenner, dat hoorde je meteen. De reisbranche levert in een volgend kabinet de nieuwe coronaminister, dat is wel zeker. Of anders de vuurwerkhandel. Of andere niet-essentiële winkeliers. Of de kappers. Of een eigenaar van een zonnebankstudio wordt minister van Volksgezondheid. We laten de traditie geworden decembergroet aan vrienden en goeie kennissen dit jaar maar liever achterwege. Goeddeels in elk geval, na een jaar dat met de narcismekampioen Trump begon en de bloeddorstige bestorming van het Capitool.We brengen ditmaal mr. G.B.J. Hiltermann niet voor een paar uur tot leven.
Volgens René van der Gijp bij Veronica Inside staan virologen in het rijtje ‘logen’ op de onderste sport van de ladder. Anders dan oncologen. Presentator Genee keek alsof hij water zag branden. Tafelheer Derksen zag zijn nare vader met slechte afdronk de studio binnenstappen in zijn uniform van de Groningse politie. Virologen als Ab Osterhaus op de onderste sport van de ladder? Jazeker wel, tetterde Gijp een paar dagen geleden aanstekelijk vrolijk door, virologen stonden helemaal beneden in de pikorde. Want die virologen haalden in vredestijd alleen maar dode vogeltjes uit mekaar, en verder niks. Verder niks? Nee verder niet veel meer. Ze zaten in hun laboratorium eenzaam te punniken en frunniken aan dode vogeltjes om een bacterie op te sporen. De voetbalchef van De Telegraaf wilde ook wat zeggen maar kwam er, als zo vaak, niet tussen. Genee dacht aan de brandweer. Dit moest stoppen. Dit was zelfs voor Veronica Inside een te grote onzin. Derksen wilde graag horen hoe Gijp aan die wetenschap kwam. Op de bank thuis en luisteren naar wat die spaghetti aan virologen te vertellen had gehad het afgelopen jaar. Veel speculatie. Heel veel speculatie. Geen lijn in te ontdekken. In het nieuwe jaar eens alle avonden met oncologen aan talkshowtafels? Die oncologen, Gijp aan het woord, zouden niet dagelijks verschijnen. Hun werk vereiste terughoudendheid. En die paar die zich er dan wél een keer voor wilden lenen zouden hun mening toch een beetje op een vakgenoot afstemmen. Virologen niet. Die plukten zonder Covid-19 in het dagelijks leven in laboratoriumeenzaamheid een dood vogeltje kaal en keerden het binnenstebuiten. Het viel ook niet op dat er virologen aan talkshowtafels zaten die helemaal geen viroloog waren, maar die op een laboratorium voor een schoonmaakbedrijf werkten. In de huiskamers was het genieten. Er kon weer eens gelachen worden. De op leeftijd gekomen Derksen begon het interessant te vinden. De voetbalchef van De Telegraaf werd weer overstemd. De kijker had het gezellig en miste Ab Osterhaus geen moment.
Gijp op stoom. ‘Jullie zijn het toch wel met mij eens Wilfred dat…’ Dit is wat we momenteel hard nodig hebben: luchtige en ongedwongen televisie. Het werd met de minuut hilarischer. Genee zag de kijkcijfers alweer stijgen. De presentator merkte op dat ze nu al meer dan een halfuur onderweg waren en het woord voetbal was nog steeds niet gevallen. Gijp kietelde het montuur van zijn bril. Moet dat dan?, wilde Derksen weten. Nou ja, officieel waren ze nog een voetbalshow. Daar werden ze door John de Mol voor betaald, en ook rijkelijk. Kon wel zijn, maar Derksen had geen zin om zich nog over voetbal druk te maken. Hij telde de dagen af. Hoe het ging met de verkoop van hun badjassen en de onderbroeken? Derksen vond de kwaliteit van de VI-onderbroeken behoorlijk tegenvallen. Volgens Genee viel dat wel mee. Gijp hoorde je er niet over. Die zat nog bij zijn virologen. De voetbalchef van De Telegraaf popelde om iets over Ajax te zeggen, maar het kwam er maar niet van. Een verademing zulke televisie momenteel.
Het mooiste vooruitzicht voor het nieuwe jaar is dat we ons met dit stel vanaf januari elke dag kunnen vermaken. Het is allemaal van een ongelofelijke relativering en niet zonder de nodige en onmisbare zelfspot. Het is de humor op een kwelbuis vol reclameboodschappen met gillende sirenes en zelfbenoemde deskundigen. Uit de reisbranche bijvoorbeeld. Of de vuurwerkhandel. Legers aan ongevallen boekenkasten. Professors die niet op verantwoordelijkheid kunnen worden afgerekend omdat ze nergens verantwoordelijk voor zijn. Nu is er weer een nieuwe variant uit Afrika. Hele programma’s worden gevuld met de suggestie dat deze variant wel eens veel besmettelijker kan zijn dan wat ook, maar niemand die het (nog) weet, en toch maar een eind weg ouwehoeren en speculeren. Zet de radio of de televisie aan en tel de seconden af tot het woord corona valt. Is het pas na vijf seconden dan is het veel.
In Portugal bepaalt in heel zijn senioriteit een legergeneraal, met consistentie en stabiliteit van beleid, zo’n beetje alles over corona. En daar is honderd procent van de bevolking gevaccineerd, de enkele antivaxers hebben levenslang. In Portugal kom je net zo makkelijk aan een onnozel boosterprikje als aan een rolletje menthol, en is het daar elke dag met doorstroomboulevards Black Friday. Louis van Gaal had voor zijn heupoperatie in Portugal de ziekenhuizen voor het uitkiezen natuurlijk. Ondanks dat Portugal de hoogste vaccinatiegraad ter wereld heeft zijn de regels toch weer aangescherpt deze week. Portugal neemt het zekere voor het onzekere. Rellen in de straten van Lissabon? ‘We zijn geen Nederland met al die schrikbarende sociale onrust, we zijn een beschaafd land!’ Steek het maar in je zak Nederland! Ook in Italië speelt een sterren en balken figuur voor domineeszoon Hugo. De Italianen kijken wel uit met zeiken, ze claxonneren hooguit. Griekenland ook al voortvarend. Geen oeverloos gelul daar en achter de feiten aan blijven lopen. Nederland, dat alle burgers te vriend wil houden, kletst en schoolmeestert zich steeds verder de duistere tunnel in. Je ziet geen hand meer voor ogen met die corona.
Genee, Derksen en Gijp na Oud & Nieuw elke avond op tv en dat is een vooruitzicht dat we hard nodig hebben. De mannen spelen zelf voor viroloog. Ze ontleden geen vogeltjes maar BN’ers. André Hazes junior bijvoorbeeld die niet meer bij zijn opgespoten vriendin woont maar weer bij zijn moeder, en ook al niet meer bij zijn moeder maar bij een andere moeder, die van zijn kind. Hoe mooi zou het niet zijn als in het nieuwe jaar Youp van ’t Hek ’s avonds zijn column voordraagt op tv. Zoals Simon Carmiggelt met Kronkel vroeger. Ter ontspanning. Want daar schreeuwen we om. De talkshows hebben ons uitgeput. Het mes erin nu corona als een bezetene voortraast. Omikron? Maak er niet op voorhand een hype van. Maak de mens niet gek. De mens snakt naar vermaak. Naar de lichte toon. Naar de gulle lach. Niet naar de zin maar naar de onzin van het leven. Elke dag weer die cijfers met stijging, daling, even hoog als vorig jaar om deze tijd, toch weer lichte stijging, weekgemiddelde, het aantal mensen in het ziekenhuis met corona, hoeveel op de IC, code zwart, het houdt niet op. Telraamjournalistiek. Het maakt de bevolking gek. Volslagen gek. Waar is de balans gebleven? Als de theaters dicht moeten, breng de theaters dan de huiskamer in. Minder Osterhaus. Terug die virologen naar het peuteren in het laboratorium aan dode vogeltjes op zoek naar hun ingewanden. Saneer het aantal talkshows. Verbied ze. Minder experts. Want die weten net zo weinig als wij. Niet één heeft de oplossing dichterbij gebracht.
Hier laten we het bij voor de traditionele decembergroet van dit jaar. Geen diepzinnige beschouwingen zoals andere jaren bij aanvang ‘feestmaand’ december. Geen nagespeelde G.B.J. Hiltermann, de nieuwsverbindingsofficier jaren ’60 op zondagmiddag bij de Avro. Geen dominee Gremdaat van latere datum bij de Vpro met zijn: Ik moest daar aan denken toen…. We willen even nergens aan denken, want we trekken het niet meer. Wij mijden de kansel. Afghanistan, dat vliegtuig op de luchthaven van Kabul, die meneer in Minsk, de volgepropte vluchtelingenkampen en de bootjes die zinken op het Kanaal met hele families tegelijk. En dan in Nederland het bestuurlijke fiasco tot in het oneindige. De Toeslagenmisdaad. Die staat voor veel, zo niet alles. Alle andere bestuurlijke misdadigheden. We kunnen ons niet voorstellen dat iemand als Rutte ’s nachts nog een oog dicht doet. Maar zo te zien slaapt hij nog wel. Hugo gunnen we zijn interview en fotosessie in de LINDA. Hij had tijd over. Belastingontwijker Wopke mag de Nederlandse schatkist blijven beheren. Onze Buik op Justitie en Veiligheid mag over Roodkapje blijven zingen. Sigrid Kaag mag uit haar schuilkelder of onderzeeër komen. Waar hangt dat lieve mens eigenlijk uit?
De demonstrerende antivaxers willen niet in hun vrijheid worden belemmerd maar door zich niet te laten prikken worden ze paradoxaal genoeg steeds meer hun eigen belemmering, ook zonder 2G. Nederland is een land van deelbelangen en daardoor niet opgewassen tegen de complexiteit van een pandemie. Iedereen praat voor eigen parochie, al dan niet met voormalige bewindslieden als lobbyïsten. De koning, ach laat maar, niet weer de koning, gun ‘m zijn jachtgeweer. We kunnen niet zonder die poppenkast met ons dure belastinggeld. Biografen van een royal worden steevast hyperventilerend fan van hun onderwerp. Het landelijk vuurwerkverbod? Een slimmer kabinet had het nooit aan corona en code zwart verbonden. Een slimmer kabinet had de wappies en andere opstandelingen de wind uit de zeilen genomen en het over de boeg gegooid van klimaat, milieu en Glasgow. Verkwisting van miljoenen trouwens, dat vuurwerk, waarvoor je in de Derde Wereld hele steden met paupers kunt inenten.
We wensen onze vrienden en goeie bekenden een knusse, warme en liefdevolle decembermaand toe. En die koppelen we al járen los van die twee overgewaardeerde kerstdagen en Oud & Nieuw. Een knusse decembermaand ja, (bibliotheek)boek en een oliebol (met servetje). De gordijnen toe en de kaarsen aan. Zonder de folder obsessie van die twee consumptieve kerstdagen. Alsof het daar allemaal om draait. Niet voor alle zieken, eenzamen, de daklozen, niet voor de Voedselbank, niet voor de mensen die het afgelopen jaar een naaste verloren, niet voor het overwerkte en moedeloze en uitgedunde zorgpersoneel, niet voor Diederik IC en Ernst, niet voor de wanhopige Afghanen en al die miljoenen andere vluchtelingen in smerige kampen of op rubberen zinkrijpe wiebelbootjes. Met A Whiter Shade of Pale werden we in gezamenlijkheid vierde bij de top-100 van Radio Midden-Nederland. Met elkaar werkten we mee aan de eclatante winst van Lale Gül bij de NS-publieksprijs.
IK WIL LEVEN! De auteurs Lale Gül, Roxane van Iperen en Tanja Nijmeijer zijn voor de donkere dagen regelrechte aanraders. Ze brengen je in een andere wereld. Parkinson heeft ons natuurlijk een gemene rot streek geleverd. Ons leven werd al jaren beheerst door parkinson, en staat nu in het teken van parkinson en corona en onduidelijkheid op onduidelijkheid. En onbegrip over het weigeren van een coronaprikje. Onbegrip over de oeverloze ouwehoercultuur in Nederland. Het kost handen vol geld en we schieten er niks mee op. Nederland het land van de zachte onbekwame heelmeesters en de stinkende wonden. Partijen in de Tweede Kamer die veel te veel spreektijd krijgen welke leidt tot helemaal niets. Niet resultaatgericht maar effectbejag. Krachtdadig leiderschap en een overzichtelijk bestuurssysteem zijn in ons land ver te zoeken. Hoe heeft het zover kunnen komen? Waren we er niet zelf allemaal bij? Maar we gaan ons niet zielig vinden. Maar wel graag een beetje ontspanning op de televisie. Voor ons is het fijn dat Ellen er nog steeds is. Met al haar beperkingen. Maar ook, en dat vooral, met heel haar onvoorstelbare doorzettingsvermogen. Is het de liefde waar het uiteindelijk om draait? Zijn het die heel kleine dingen als warmte en geborgenheid? We vroegen het ons hardop af. Ellen kwam bij uit haar droomwereld en zei JA, en knikte, tot twee keer toe. Iets van een glimlach. Toen liet ze zich terugzakken in het kussen. De thermostaat stond op 20.8 graden. Buiten kouwe nattigheid naar natte sneeuw toe op de zondagmiddag bij vroege schemering. Goud momentje weer. Charles van nummer 16 hier als getuige.
PS
Een paar weken terug stemden we met z’n allen voor Ellen op A White Of Pale van Procol Harum bij de top-100 van Radio M. Het legendarische nummer uit 1967 werd derde. Over drie weken bij de afsluiting van opnieuw een bewogen coronajaar de top-2000 van de NPO.Bohemian Rhapsody van Queen herovert de troon en is voor de 18e keer de nummer één in de NPO Radio 2 Top 2000. Roller Coaster van Danny Vera, vorig jaar de aanvoerder van de lijst der lijsten, staat nu op de tweede plaats. Opvallend hoog dit jaar: A Whiter Shade Of Pale van Procol Harum op de derde positie (vorig jaar 153) en Radar Love van Golden Earring op zes (vorig jaar 33). Het blijft indrukwekkend om te zien hoe stemmers de NPO Radio 2 Top 2000 aangrijpen om hun gevoelens te uiten, benadrukt de NPO. Luisteraars gedenken Peter R. de Vries met hun keuze voor A Whiter Shade Of Pale en brengen een hommage aan de Golden Earring die dit jaar is gestopt wegens de ziekte van George Kooymans. De Top 2000 is ook deze keer tot in de hoogste regionen een weerspiegeling van de actualiteit van het afgelopen jaar, zegt de zendermanager van NPO Radio 2. Nederland kon tot gistermiddag 3 december 16.00 uur bepalen met welke 2000 nummers NPO Radio 2 dit in vele opzichten bewogen jaar afsluit. De top 8 van de 23e Top 2000 ziet er als volgt uit (positie vorig jaar tussen haakjes):
De beste vraag aan Tanja Nijmeijer is NIET, lijkt me, of ze het anders zou hebben gedaan als ze het mocht overdoen. De beste vraag is de vraag aan jezelf: zou het MIJ destijds OOK hebben kunnen overkomen, toen ik 22 was, en geen vaste relatie had, wat inderdaad het geval was. JA, volmondig, dit had MIJ misschien OOK kunnen gebeuren.Ik was misschien ook wel voor een stage naar een Latijns-Amerikaans land gegaan en ook ík was misschien, of wellicht wel, strijdvaardig geworden met alle armoe en onverdeeldheid die ik om me heen zag. Heel intellectueel Nederland had de bekende poster van Che Guevara boven zijn bed hangen. Tot een PvdA-minister van Ontwikkelingssamenwerking toe. Che was in veler ogen geen terrorist maar een rebel en eerder nog een iconische vrijheidsstrijder. Een held! Je identificeerde je met de strijd voor gelijkheid en gerechtigheid in landen als Colombia, El Salvador, Nicaragua, Honduras, Ecuador en zo meer. Dat hoorde zo als je bijvoorbeeld de Volkskrant las. Of Trouw. Of als je naar de IKON keek of naar de Wereldomroep luisterde. De val van de Muur in Berlijn en het dominosteneneffect in heel Oost-Europa veranderde veel, Latijns-Amerika was niet meer trendy onder de linkse intelligentsia, maar de situatie bleef daar ‘gewoon’ onveranderd. Ik probeer kortom Tanja Nijmeijer een beetje te begrijpen. Misschien wel meer dan een beetje.
Het zijn niet de doorzonhuismussen die de wereld veranderen, het zijn de mensen die in de benen komen en erop uit trekken.Zijlijnroepers genoeg.
Aan jou Moni als mede boekenverslinder,
Ze kan zich nog heel goed het eerste moment herinneren, toen tijdens de vredesonderhandelingen op Cuba de deur openging en ze aanvankelijk alleen een heel magere, kleine man zag staan die ze in eerste instantie niet herkende. ‘Het was pap die daar stond, ik had hem in veertien jaar niet gezien. De verwarring duurde maar twee seconden. De deur ging verder open en daar waren mam, mijn zus Ellen en haar gezin. We omhelsden elkaar en papa moest even huilen. Hij was enorm vermagerd en had een trieste blik in zijn ogen.’Die deur, die deur in Havana die heel langzaam openging en die een broze, oud geworden man na veertien jaar recht tegenover zijn al verloren en meermaals dood gewaande dochter bracht. Die deur, het is van een ongelofelijke symboliek. Haar vader die de deur naar zijn onbegrepen dochter opende. En huilde. ‘Gelukkig was daar ook mam met haar gebruikelijke luchtige opmerkingen. Wil er iemand ook koffie en wat was de reis toch lang.’ Het ijs was gebroken maar het werd nooit meer zoals vroeger.
‘Mijn thuis is nu waar Boris is’, schrijft Tanja Nijmeijer bijna aan het einde van haar boek. Prachtzin. Haar terugblik leest als een fascinerende uitgave met uitleg, dikwijls ook een poging daartoe, het virus van de gewapende strijd dat haar te pakken had, vergiffenis vragen en vergiffenis geven, verantwoording afleggen, emoties tonen, het misschien wel door het junglebestaan medisch onbereikbaar geworden moederschap en het besef de familiebanden nooit meer zó te krijgen als in lang vervlogen tijden. Boek van een idealiste. Door Nederlandse ogen en met een Nederlandse rebelse ziel én uit de eerste hand over de klassenstrijd vanuit de jungle in het intrinsiek corrupte en streng-rooms-katholieke Colombia. Een aanbeveling waard. Aan de grond verloor de guerrilla het bloedige gevecht met eindeloos veel slachtoffers aan beide kanten tenslotte van de helikopters en de gevechtsvliegtuigenvan het door grootmacht Amerika en zijn CIA gesteunde regeringsleger.Waren er demonen in de Twentse Tanja Nijmeijer gevaren? Ja? Nee? Ze bleef koppig en vastberaden. Ze geloofde heilig en met volle overtuigingin een betere maatschappij en een eerlijker verdeling van geld en goederen.Ze ging, heel naïef misschien wel, tot het uiterste. Het zat in haar karakter, zo lijkt. En ze spaart in haar boek zeker ook zichzelf niet. Ze is openhartig en lijkt eerlijk.
Tanja Nijmeijer en de FARC, de dogma’s, het blinde geloof in de goede zaak , en lange tijd ook in de afloop ervan, maar later niet meer, het besef dat elk uur haar laatste kon zijn, de landmijnen, de bommen en granaten, de doden en gewonden, de ontvoeringen door de FARC, de diep gewortelde haat van de FARC tegen de grootgrondbezitters en andere uitbuiters binnen de elite die werden afgeperst, en de connecties met de cocaïnebaronnen als belangrijke, zo niet de belangrijkste financiers, de nauwe banden met de narco’s (dat laatste daar schrijft overigens te makkelijk overheen) – het blijft delicaat. Het blijft een uiterst gevoelig onderwerp. Maar toch. Toch enige bewondering na alle verwondering, of we nu willen of niet. Ze zag zich al als een Che Guevara in gevechtstenue en met haar geweer over de schouder binnengehaald worden door een juichende menigte in Bogotá, schrijft ze. Ieder zijn of haar droom. En dan die ene memorabele kerst. Een groepje guerrillastrijders werd vanuit de jungle door commandant Mono met ongerekend tweeduizend euro, jawel zeg, drugsgeld?, erop uitgestuurd om kerstinkopen te doen. Het gezelschap kwam nooit meer terug. Dat snap ik ook wel. Moest er, kon het ook niet helpen, hartelijk om lachen. Zo ook om de salsa-danslessen in de jungle die commandant Mono voor zijn groep op de zondagavond als verzetje had bedacht. Een bijzonder boek. In heel veel opzichten.
Het was voor ‘Alexandra’ geen geheim dat de FARC zijn oorlog grotendeels financierde met drugsgeld, via drugsbelastingen in gebieden waar de rebellen de baas waren. Maar in de jungle had ze er weinig van gemerkt. ‘Van guerrilla naar vredesproces’ is vanuit ideologie geschreven, maar niet zonder de hand in eigen boezem, en evenmin zonder humor en diepzinnig is de slotbeschouwingen waar het de toekomst van Colombia betreft en die van haarzelf. De FARC was volgens haar geen drugskartel. Maar leefde weer wél in een land waar drugs een onvoorstelbaar grote plek in de economie innamen zodat iedereen er wel mee te maken had. De naam Pablo Escobar kom ik in het boek niet tegen. Ook Medillin niet. Ook niet die andere Escobar, die voetballer, Andrés Escobar, die op het WK van 1994 in de VS en tegen de VS in eigen doel schoot, en terug in Colombia werd vermoord, mooi boek van Nico Verbeek die al ettelijke jaren in Medillin woonde over de bloedige onderlinge strijd van de vele drugskartels. Wel de cocaboeren in het boek van Tanja Nijmeijer. Een moreel oordeel door mij over de in ‘Alexandra’ omgedoopte Twentse Tanja en de FARC blijft achterwege. Dat is zo makkelijk vanuit een luxueuze huiskamer in het voor kerst 2021 al hier en daar behoorlijk opgedofte, naar verhouding puissant rijke, Utrecht. Je moet misschien iets van Latijns-Amerika afweten om Tanja uit het beschermde Denekamp een beetje te kunnen volgen. Latijns-Amerika, het is er zó anders dan hier. Rijk is er anders rijk, en arm is er anders arm. Bovendien: iemand uit het steeds anarchistischer wordende Nederland kan maar beter zijn mond houden als het om een moreel oordeel gaat. We staan tegenwoordig voortdurend internationaal te kijk. Nederland, ach ja het stuurloze Nederland, het uitgeholde Nederland, waar de straat begint te regeren, waar twaalfjarigen ambulancepersoneel en politie bekogelen, waar zijn hun ouders godverdomme?, en waar de kindervriend Sinterklaas deze week een kogelwerend vest droeg. Het kan verkeren.
Hield me onder meer met honkbal bezig in mijn sportjaren op de redactie van Het Parool. Volgde eens de nationale ploeg van Colombia. Een armoedig stelletje. Verdrietige mannen die achter een bal aan renden. Mannen ook die zich te midden van onze welvaart zichtbaar liepen te schamen. Tegelijkertijd was er die trots. Ze moesten in Haarlem aan kleren worden geholpen. We hielden een inzamelingsactie. Ook voor materiaal. De ploeg werd zakgeld toegestopt. Tanja Nijmeijer was toen net geboren, ze moet twee of drie zijn geweest. Colombia verkeerde in een burgeroorlog die vijftig jaar zou duren. De voormalige kolonie van Spanje heeft een lange geschiedenis achter de rug van paramilitair geweld, guerrilla, cocaïnemaffia, corruptie , machtsmisbruik, te veel kerk met het rooms-katholicisme, en een desolate economische situatie. In die eindjaren zeventig ging Nicaragua met zijn Sandinisten naar een burgeroorlog, zie nog hun nationale ploeg afwezig honkballen tegen Nederland, in Rimini in Italië was dat, de spelers hadden de meeste belangstelling voor de telefooncel in het stadion. Het was bovendien één en al politieke en economische spanning tussen regering en guerrilla in ook El Salvador (FMLN) , in Guatemala, in Peru (Lichtend Pad), in Ecuador (ELN). Kon voor de krant voor ruim een week naar Lima in Peru, maar bedankte er feestelijk voor. Ellen was het zwaarst wegende argument. Venezuela nét even een ander verhaal. Ik blijf de herinnering aan de trip naar enkele indianendorpen koesteren als een niet uit te vlakken hoogst bijzondere ervaring daar aan de grens met Colombia. We vlogen – war een panorama zeg! – in een heel klein vliegtuigje over het ondoordringbare oerwoud heen, ik hield mijn adem in. De jungle dus. Maakte alleen oorlog mee in Noord-Ierland waar ik in het benauwende Belfast op vrijdagavond nog in een pub zat, om de volgende dag op dezelfde plek glazig te staren naar een betonnen geraamte, want ze hadden de pub opgeblazen ’s nachts. Was blij toen ik weer naar huis kon.
Dit maakte Alexandra natuurlijk jarenlang om de haverklap mee in de bushbush. En dan dreef daar plots een afgehakte krokodillenpoot in de Magdalena voor een maaltijd als in een 5-sterrenrestaurant. Het oerwoud van de Amazone beslaat 54 procent van het oppervlak van Colombia, daar woont drie procent van de bevolking. Tanja Nijmeijer verlangde tijdens de vredesbesprekingen en het ‘normale’ leven in de hotels van Havana terug naar het oerwoud. Haar verblijf op Cuba werd voor een weekje onderbroken voor een reis met het Rode Kruis en Cubaanse en Noorse afgezanten naar het guerrillakamp in Putumayo in het uiterste zuiden van Colombia. Om er de mensen bij te praten over de vredesonderhandelingen. ‘Het werden gelukkige dagen in Putumayo met rondlopen in een kamp, weer eindelijk in een hut slapen. ’s nachts de krekels horen en vooral onder de eigen mensen zijn, het was vreselijk dat er aan die week een eind kwam.’Later zou ze vaker spreekbeurten houden vanuit de gendercommissie die ijverde voor het ongedaan maken van de achterstelling van vrouwen van wie er ook veel het voortdurende slachtoffer waren van huiselijk geweld.
In mijn vorige blog vergeleek ik de tegendraadse anarchisten en ordeverstoorders bij de strikt noodzakelijke inperking van onze bewegingsvrijheid door alle steeds weer opnieuw naar recordhoogten piekende coronabesmettingen met de revolutionaire Twentse schoonheid Tanja Nijmeijer van de illegale communistische guerrillabeweging FARC in het Latijns-Amerikaanse Colombia. Ik neem die geuite overeenkomst voor een belangrijk deel met iets van een spijtbetuiging terug. Te voorbarig, houd het daar maar op. Ik was aan haar boek begonnen met het voornemen geen sympathie voor haar te willen ontwikkelen, Tanja Nijmeijer was immers crazy en een gevaarlijk persoon, FARC stippellijntje cocaïnehandel bijvoorbeeld, maar ik lees me momenteel met ingehouden adem naar het einde van haar duizelingwekkende verhaal en moet eerlijk bekennen dat die sympathie wel degelijk bezit van mij genomen heeft en zeker niet beperkt is gebleven tot een stip aan de horizon. Nee, het is niet zo dat ik de Twentse onverschrokkene bewonder, of iets van dat, omdat ze een mooie vrouw is. Ik ben er onder de indruk van hoever deze idealiste, onbezonnen vaak, is gegaan voor een maatschappelijke overtuiging, waarin ik nog heel ver kan meegaan ook.
Hoe verder in het boek hoe groter het raadsel dat ‘Alexandra de Europese’ nog leeft en niet werd opgeslokt door de ondoordringbare jungle of werd meegesleurd met de stroomversnellingen in de monsterlijke en verraderlijke rivieren. Uitgehongerd, broodmager, een ribbenkast, verblind door een ideologie. Een uitblinker bij de schietoefeningen, het meest nog tot haar eigen verbazing. Ik raad je het zopas uitgekomen boek ‘Van guerrilla tot vredesproces’ van harte aan want het werpt toch wel een bijzonder licht op deze jonge vrouw uit Denekamp, ergens in het oosten van ons land, ik weet niet eens waar precies, die als studente Romaanse talen en culturen aan de universiteit van Groningen zich na veel gedram van haar kant liet uitzenden naar Colombia voor een stage en die daar langzaam maar zeker veranderde in een onverschrokken soldate die met een uzi en ander schiettuig over haar schouder en in gevechtsuitrusting in de jungle belandde en er heel lang niet meer uitkwam.Je leest dit boek vol ongeloof. Haar moeder houdt het erop dat ze tijdens haar stage door een zekere Antonia werd gehersenspoeld, zelf ontkent ze dat in alle toonaarden. Voor haar ouders was het één of andere vreemde en gewelddadige ver-van-hun-bed-show-beweging waar hun middelste dochter, een buitenbeentje, altijd al, zich vrijwillig bij had aangesloten. Of was ze gekidnapt als een trofee voor de guerrillabeweging?
Het zou Tanja Nijmeijer een lief ding waard zijn, zoals ze schrijft, haar beide ouders en twee zussen in Denekamp nog eens te bezoeken in Nederland, maar daar kan met haar oorlogshandelingen en tolken bij gevangen genomen Amerikanen van de inlichtingendienst geen sprake van zijn omdat ze op de officiële opsporingslijst van Interpol staat. Tanja Nijmeijer zou bij aankomst op Schiphol onmiddellijk door de marechaussee in haar kraag worden gevat en worden afgevoerd. Maar lees dit boek, al dan niet in het ongelofelijke tempo dat jij bij het lezen van boeken aan de dag weet te leggen, en ik ben benieuwd of jij hetzelfde ervaart als ik. Tanja Nijmeijer was in haar jeugd al een meisje met een eigen wil. Het was er één met wilskracht. Op de universiteit van Groningen interesseerde ze zich al voor politieke verhoudingen, de verschillen tussen arm en rijk, ze was zeer geëngageerd en belezen. Je mag haar niet vergelijken met dat deel van de demonstranten tegen de coronamaatregelen dat er alleen maar op uit is te rellen en in heel zijn vernielzucht hersenloos de handen laat wapperen in een onberedeneerde opstand tegen het bestuurlijk gezag. Ze was er bovendien één van het avontuur, ondernemend, vol dynamiek, een onafhankelijke geest, en ze toonde met een stage vol onzekerheden de nieuwsgierigheid naar een derdewereldland als Colombia. En daar zag ze de onbeschrijfelijke armoe tegenover de rijkdom van de grootgrondbezitters die ze tot dan toe niet voor mogelijk had gehouden. Ze was de twintig nog maar net gepasseerd. En vatbaar voor geweld tegen ongelijkheid.
Daar, in de middelgrote stad Pereira, werd haar engagement verder gevoed in contact met opstandelingen en gesprekken met mensen, zoals die Antonia bijvoorbeeld, en die niets moesten hebben van Amerika, het imperialisme, Reagan en Thatcher, de economen van de Chicago School, Shell en Unilever, de multinationals kortom, aandeelhouders, de oprukkende marktwerking binnen het kapitalisme, de dramatische levensomstandigheden van de miljoenen paupers in hun hutjes zonder sanitair, de ongezonde gezondheidssituatie in de achtertuin van Washington en een overheid in Bogotá die zich maar bleef verrijken. De ongegeneerde egoïstische schraapzucht van de kleine, in weelde badende, bovenklasse. Tanja Nijmeijer adoreerde vooral de linkse burgerpresident Salvador Allende in Chili (en terecht) die het had gewaagd niet te buigen voor de CIA en in 1973 om zeep werd gebracht ten gunste van de kapitalistische paladijn generaal Pinochet. Ik wilde als lezer niet in het pak genaaid worden, ik nam me voor geen sympathie voor Tanja Nijmeijer te willen krijgen, want ze heeft met haar organisatie dodelijke slachtoffers gemaakt en ontvoeringen op haar geweten, maar die sympathie, heus geloof me, die sympathie bouwde zich als gezegd gaandeweg toch wel degelijk op. Ik zal je sterker vertellen: behalve verwondering kreeg ik een zekere bewondering voor haar. En die bewondering zit ‘m onder meer in haar levensovertuiging, haar moed en haar openhartigheid. Ze is niet hooghartig, ze is geen snoever, ze toont haar zwakheden, ze legt enige mate van zelfspot aan de dag, ze gebruikt haar boek niet als rechtvaardiging en als een verdedigingslinie om zich heen. Ze is kritisch over zichzelf, ze vertelt over haar twijfels, over haar angst, over de heimwee met meermaals zich in slaap huilen in haar hangmat, ook wanneer ze weer eens een vernederende uitbrander had gekregen met represailles omdat ze iets verkeerd had begrepen en in de fout was gegaan.
Roken en een brandende sigaret tijdens het nachtelijke wachtlopen bijvoorbeeld. Of ze stapelgek was geworden! Zich wassen in de rivier met alleen een string aan. Preutse inheemse latino’s, groepsgenoten, gaven haar aan bij de commandant die vroeg of ze een strijdster was of een prostituee uit Bogotá. Ook wenste de FARC haar niet in de rivier zonder bh te zien. Voor straf moest ze dagen achtereen poepgeulen graven. Het verleidde Tanja Nijboer in haar boek te stellen dat de guerrillastrijders politiek weliswaar heel progressief waren maar in de rest van hun bestaan uiterst conservatief. Ze sjouwde met dertig kilo op haar rug. Of was het nog veel meer? Dat zou ik nog even moeten opzoeken. Niet zij maar heel veel anderen vochten door met een hernia. Zoveel pijn in lendenen en benen dat ze niet meer stil kon liggen en in beweging moest blijven. De stress. Soms was ze de groep kwijt en stond ze in haar eentje tussen de lianen en ging ze er maar even bij zitten totdat de mieren haar gillend overeind deden komen. De vuurvliegen, ze verloor er bijna haar verstand bij. Maar ze had gekozen voor de gewapende strijd en bleef erin geloven en wilde haar vrienden en vriendinnen in de FARC niet in de steek laten. Ik geloof in die solidariteit. Je kunt mijn militaire dienst en tuchtiging natuurlijk moeilijk vergelijken met het guerrillaleven. We hadden te eten, volop zelfs, en we kregen nachtrust, we hadden meestal schone kleren aan ons lijf en ons leven kwam geen moment in gevaar. Maar ik herinner me hoe wij manschappen in het steenkoude Hohne en Seedorf nabij de grens van de DDR een ongelofelijk sterk wij-gevoel ontwikkelden. Niet de één wel een privilege en de ander niet, dan liever niemand een privilege. Niet de één wel een kachel in zijn tent en de ander niet. Dan niemand. Maar eerlijk is eerlijk: mijn militaire dienst was als een vakantie op de Maldiven als je Tanja Nijmeijer bij de FARC leest. Ik weet wel dat ik heb gefantaseerd over hoe die Tanja Nijmeijer in de jungle haar dagen zou doorkomen. Nu lees ik het en dan gaat het om de meest primitieve zaken waar ik tevoren nooit bij heb stilgestaan. Bomen kappen. Voor palen zorgen met een scherpe punt zodat ze de grond in kunnen voor een eigen hutje. Ik noem maar iets.
Schaf het boek aan Moni!Er blijven veel vragen. Over de ontvoering door de FARC van de politica Ingrid Betancourt bijvoorbeeld. Voelt Nijmeijer zich daar niet ongelofelijk medeschuldig over. En die kindsoldaten ook, hoeveel het er ook mogen zijn geweest. Het is jammer dat ik het uit heb. Ik voel de emoties in Colombia. Althans, dat denk ik. Je weet werkelijk niet wat je leest hoeveel ontberingen ze geleden heeft. En dat allemaal voor de, in haar ogen, goede zaak van rechtvaardigheid. Met boomstammen sjouwen en eigenlijk geen linker en rechter schouder meer overhouden. Door haar hoeven zakken van vermoeidheid. Dagenlang stromende regen en uniformen ’s morgens aandoen die nog net zo nat waren als de avond tevoren. Uitdrogingsverschijnselen. Zoveel dorst geleden hebben dat ze niet eens meer kon slikken nadat ze haar handen tot kommetjes had gemaakt voor wat modderwater uit een plas. Dagen achtereen in de stromende regen of de verzengende hitte door de jungle lopen met een lege maag. En maar alert blijven op hinderlagen. Voetschimmel. Een gekmakende jeuk. Door de modder waden. Voetschimmel door de laarzen die klam waren en klam bleven. Die militaire kistjes droog proberen te wrijven, maar er was geen beginnen aan. Tijdens een vergadering deed ze haar laarzen uit om te kunnen krabben aan haar jeukende voeten en ze in te smeren met talkpoeder. Het kwam haar op straf te staan. De religie van de FARC was belangrijker dan de jeuk aan haar schimmeltenen. Hoofdluis. Van armoe die hoofdluis bestrijden met benzine en motorolie omdat de shampoo niet werkt. Maar de benzine en motorolie verlosten haar ook niet van die hoofdluis. Ze wilde haar hoofd kaal scheren, maar de commandanten accepteerden geen vrouw met een kale kop. ’s Nachts bij het wachtlopen lek geprikt worden door gluiperige muggen in alle soorten en maten. Kortstondige liefdesavontuurtjes want telkens vonden overplaatsingen naar andere kampen in het oerwoud plaats. Je kreeg dan tien minuten om je rugzak te vullen. Romances waren ondergeschikt aan de strijd voor een betere wereld. Leven op het laagste van het laagste bestaansminimum in een strakke commandostructuur. Later voortdurend uit Amerika overgekomen helikopters van het Colombiaanse regeringsleger boven haar hoofd. Bombardement op bombardement. De plaatselijke bevolking die nog meer achter de FARC ging staan dan daarvoor. Ze zat eens vast aan een liaan en met haar rugzak klem tussen twee rotsblokken en bungelde boven een diep ravijn. Ze telde de seconden af. Een kameraad kwam haar op het nippertje bevrijden. Waarna Tanja Nijmeijer van opluchting een uur lang bleef huilen met haar handen voor haar ogen. Hoe heeft iemand dit in godsnaam allemaal kunnen opbrengen al die jaren, vraag je je als lezer voortdurend verbijsterd af. En daar ontstaat die sympathie voor deze vrouw. En dan kijk ik om mij heen hier en zie ik louter een niet te stillen honger naar materialisme en baas boven baas. Daarbij onszelf niet uitgezonderd. Al vind ik dat in ons geval nog wel meevallen. Hoe durf ik!
Een uurtje geleden kwam verzorgende Elly in volle afschuw over de drempel gestruikeld. Haar eerste woorden: ‘Ik schaam me voor mijn Nederlandse nationaliteit.’ Hoezo Elly? Of ik de beelden van gisteravond uit Rotterdam had gezien? Rotterdam als brandende fakkel. Straattuig met capuchon, opgegroeid in westerse welvaart, dat de Lijnbaan in lichterlaaie zette omdat het straattuig met capuchon op zijn Nederlands wilde protesteren tegen de aanscherping van de coronamaatregelen. Het straattuig met capuchon maakt zich zorgen over de tweedeling in de Nederlandse samenleving als we ook nog eens met de 2G te maken krijgen. En laat met heel zijn maatschappelijke bewogenheid, die er natuurlijk helemaal niet is, die zorgen vergezeld gaan met brandstichting, het bekogelen van politiemensen met straatklinkers, het ingooien van de voorruit van een ambulance, en alle verdere denkbare gezagsondermijnende activiteiten. Beelden uit Rotterdam die meteen al de hele wereld over gingen, ook vanzelfsprekend Colombia bereikten, en een dijk van een burgemeester in de Maasstad, Ahmed Aboutaleb, die over een geweldsorgie spreekt. Daar komt dan ook nog eens voor het straattuig met capuchon het vuurwerk bij dat met Oud & Nieuw opnieuw verboden is, met code gitzwart in de ziekenhuizen en overal elders in de zorg. Een landelijk vuurwerkverbod waar overigens het zoetjesaan hopeloze stelletje demissionaire struikelbewindslieden eerst nog van overtuigd moest worden. Waarvan overtuigd? Door wie? Overtuigd door de zorg dat men met de jaarwisseling op de spoedeisende hulp geen tijd en geen mensen heeft voor losse ogen, halve oren, verruïneerde vingers en aan flarden geschoten dijbenen? Onze vaandeldrager Hugo zal straks wel weer roepen dat hij met die brandende puinhoop in zijn woonplaats Rotterdam van vrijdagavond 19 november spijt heeft dat hij opgedirkt in het kerstnummer van de LINDA staat. Zoals zijn partijleider en scheve schaats rijder Hoekstra ook overal naderhand spijt van heeft. Het maakt niet uit wát. Hetgeen ook voortdurend geldt voor de lege huls Grapperhaus met zijn mitrailleurtaal voor de bühne. De enige die nooit ergens spijt van heeft in dat Haagse tamboerkorps is Rutte, domweg omdat hij zich van vervelende dingen naderhand nooit meer iets kan herinneren. Hopelijk weet hij na het weekend nog wel hoeveel politieke ontluistering we weer achter de rug hebben met die gevaarlijke snoeshaan van Forum en het in de mond nemen van tribunalen waarbij ik meteen aan Neurenberg moest denken. En aan ’t Hooge Nest van auteur Van Iperen. Die verbaal onbesuisde slippendrager van het onbegrepen polariserende genie Baudet zou toch eigenlijk door de Kamervoorzitter onmiddellijk voor een paar maanden afkoeling geschorst moeten kunnen worden! Over die schorsingsbevoegdheid schijnt de Kamervoorzitter ook formeel te beschikken. Zie bijna dagelijks waar wankelmoedig leiderschap in heel zijn ongeloofwaardigheid toe leidt.
Tanja Nijmeijer kan niet meer terug naar Europa, naar Nederland, en ze wil ook niet meer terug al kreeg ze de kans. Ze is Nederland ontwend geraakt, het moreel verloederde Nederland. Ze is het in alles volledig ontgroeid. En ons gederailleerde land helpt haar erbij. Ze heeft het leven van een heel andere kant leren kennen. ‘Er zijn getuigenissen beschikbaar’, schrijft ze, ‘van ontvoeringen, van soldaten, van politici, maar dit is mijn verhaal, de getuigenis van iemand die er nog steeds in geloofd dat er een andere wereld mogelijk is.’ Dit is geen domme vrouw. Verre van dat zelfs. In haar voorwoord citeert ze de Tsjechische schrijver en literatuurwetenschapper Milan Kundera en haalt diens ‘De ondraaglijke lichtheid van het bestaan’ aan. ‘Er bestaat geen mogelijkheid om na te gaan welke beslissing beter is, want er is geen vergelijking. Wij maken alles zomaar voor het eerst en onvoorbereid mee, net als een acteur die voor de vuist weg een stuk speelt. Maar wat kan het leven waard zijn als de eerste repetitie voor het leven al het leven zelf is?’ Aldus Kundera. Ik heb die woorden tot driemaal toe gelezen en de betekenis ervan op de tong geproefd zoals de kok van Oan ’t Bat bij de Maas in Eijsden dat dagelijks doet met zijn pepersaus. Wat hebben we er trouwens weer voortreffelijk gegeten afgelopen donderdag, maar dit terzijde. Tanja Nijmeijer (1978) sloot zich in 2002 aan bij de Gewapende Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia (FARC) en verbleef tot 2012 in de jungle. Van 2012 tot 2016 vertegenwoordigde ze de FARC tijdens de vredesbesprekingen in Havana tussen de regering en de guerrilla. Tegenwoordig woont ze in Cali, van de salsa en de vele dansinstituten, en doet ze een master in Interculturaliteit, Ontwikkeling en Territoriale Vrede. Die blaas je echt niet zomaar opzij nee.
De gebeurtenissen worden door haar met een enorme precisie van tijd en plaats vertelt. Ze baseert zich op haar jarenlange dagboekaantekeningen vanaf haar pubertijd. Want daar begint het boek, met het gezin waaruit ze komt en haar leergierigheid. Op haar vierde kon ze al boeken lezen. Ze had het zichzelf geleerd. Niemand die dat kon geloven. Men stond versteld. En haar opstandigheid jegens het kapitalisme en neoliberalisme groeide en groeide maar. Stapels schriften schreef ze vol. Ze doet zich niet beter voor dan ze is. Ze verbloemt niet. Ze is kwetsbaar en tegelijkertijd lijkt ze, afgaande op haar boek, over een ongelofelijk groot incasseringsvermogen te beschikken. Ze moet ook gezegend zijn met een ijzerstek gestel en dat zeker in de jungle hebben gehad. Het was toch anders: een nazaat van Simon Bolivar, eerder gewend aan het oerwoud, of dit meisje uit Denekamp. Ze was als Europees meisje met een universitaire achtergrond natuurlijk ook een kroonjuweel binnen de FARC. Maar ze spreekt tegen dat ze de stoeipoes was van haar commandanten. Ze begrijpt niet, zoals ze schrijft, waarop dat internationale beeld is gebaseerd. Ze was officieel getrouwd met een Colombiaan, Felipe, uit de grote stad toen ze de jungle in ging, de scheiding werd pas vijftien jaar later uitgesproken.
Ben benieuwd of dit boek nog eens genomineerd wordt voor zoiets als de NS-Publieksprijs. Zoals ‘Ik wil leven’ van Lale Gül. Voor beide boeken evenveel belangstelling hier. Ze zijn controversieel. Dat hebben ze gemeen. Ze vertegenwoordigen een maatschappelijk belang. Ze zijn beiden maatschappijkritisch. Ze ademen strijdlust. Het zijn geen huiskamermussen. Geen mensen van ditjes en datjes en geneuzel. Nijmeijers uitleg van haar keuzes kreeg in de internationale media al te vaak met filters te maken, ik doe er niet aan mee. Ik geloof erin dat je volledig in de ban kan raken van die ijzeren wil de wereld ietsjes te verbeteren. Oorzaak en gevolg, al die guerrillabewegingen in Midden- en Zuid-Amerika kennen hun oorsprong. Slechte leefomstandigheden, uitzichtloosheid. De verzetsbewegingen in Latijns-Amerika schoten als paddenstoelen uit de grond. Vanuit de Nederlandse universiteiten, de sociale academies en linkse pers was er steun voor ze, in woord en geschrift. Bestond er in Nederland niet een solidariteitsvereniging die het CLAT heette? Als buitenlandredacteur had ik met die club contact. Maakten de VS niet van Cuba vóór 1959 één groot bordeel zonder fatsoenlijk onderwijs en zonder deugdelijke gezondheidsvoorzieningen? Het was een wingewest en roversnest tegelijk. De VS creëerden Fidel Castro in heel zijn superioriteit en flagrante minachting voor zijn achtertuin. De VS vochten in Vietnam en steunden in Midden- en Zuid-Amerika de meest verschrikkelijk en foute regimes. Zou IK de stap van Tanja Nijmeijer gezet kunnen hebben toen ik twintig was? Het had gekund als ik in Colombia meer had gezien dat een toeristenreservaat. Ze zijn eigenlijk beiden van de rebellie, Nijmeijer en Gül, maar ieder vanuit hun eigen omstandigheden, ieder tegen hun eigen en zeer specifieke decor.
Geweldig trouwens dat Lale Gül (Als onbegrepen Turkse in conflict met de achterstelling van de vrouw in het streng-orthodoxe islamisme) met grote overmacht de NS-Publieksprijs won. Meer dan tweeduizend mensen die gestemd hadden, een absoluut record, en Gül die er, een ander glorieus record, met 32 procent van de stemmen vandoor ging. De jongste genomineerde bovendien ooit. Geweldig. Ik heb staan juichen hier en in mijn handen geklapt. Moest er niet aan denken dat die vreselijk enge nicht van een Meiland zou winnen. Het had bij ons benepen klootjesvolk gepast. In onze directe kring weet ik er sowieso al acht die op Lale Gül hebben gestemd. Maar ook op Tanja Nijmeijer zou de titel ‘Ik wil leven’ met weinig fantasie, doch met weliswaar met enig voorbehoud, van toepassing kunnen zijn. Ik houd wel van zulke sterke karakters. Ze willen in elk geval iets van hun leven maken, ze kennen geen behaagzucht. Moet nu ook even denken aan het boek over Laura H. en het kalifaat, ook zo’n meeslepende thriller. Wat dat zijn het: thrillers. Ze zijn filmisch ook. Laura uit Zoetermeer kon je overigens nou niet bepaald een sterk karakter toedichten. Maar misschien toch wel. De manier waarop ze met die kids de benen nam uit het kalifaat, zinsbegoocheling. Maar het zijn allemaal verhalen die je verslaafd doen zijn aan lezen. Tanja Nijmeijer liep in de jungle voorts nog leichmaniasis op, in de volksmond berglepra. Ook hiervan genas ze. Dankzij glucantime in behoorlijke doseringen wat haar weerstand aantastte. In Denekamp had ze zich een gerieflijker leventje kunnen bezorgen.
In haar boek vertelt De Nederlandse Che Guevara, en dat schrijf ik niet ironisch, laat staan cynisch, niets van spot van mijn kant, in tegendeel, veeleer respect – ze schrijft dat ze graag moeder had willen worden. Maar het was haar verboden. Ze moest er alles aan doen om niet zwanger te raken. Bij zwanger een abortus. Daar ging men op voorhand mee akkoord. Stilzwijgend. Want de guerrillastrijd kon geen baby’s bij de vele verplaatsingen en aanvallen van het regeringsleger gebruiken. Baby’s zouden met hun gehuil de vijand op het spoor kunnen zetten, ze moesten meegezeuld worden op de dagenlange trektochten en waar moesten al die luiers vandaan komen. Het door de FARC opgedrongen spiraaltje werd voor Nijmeijer een ramp met hoge koorts. Eenmaal in een kamp in het noorden van Colombia bezijden de grens met Venezuela zag Tanja Nijmeijer dat zwangerschap binnen de FARC helemaal niet zo’n probleem was en ook veelvuldig voor kwam waarbij de baby’s bij een oma en opa terecht kwamen. Maar ja, schrijft Tanja Nijmeijer, hoe moest dat ik haar geval? Haar ouders woonden mijlenver weg in Denekamp en bovendien wilde ze haar kind zelf opvoeden en zien opgroeien. Ze wilde een echte moeder zijn, geen moeder die haar baby uitbesteedde, maar legde zich bij de feiten neer. Ze verdrong de gedachte aan het moederschap. Het zijn van die passages waarin de sympathie voor deze vrouw verder terrein wint. En haar commandant: ‘Ach Alexandra, je bent pas 26, vecht eerst maar even door hier.’ Achter het onverschrokken meisje uit Twente dat ooit op de lagere school een nieuwe meester bij hun eerste kennismaking een klap in het gezicht gaf met de woorden ‘Die heb je nog van mijn zus te goed die jij eens in de les sloeg’ – achter deze vrouw van 40+ inmiddels met een onbegrijpelijk verleden in de jungle, en in een wereld die bezit van haar genomen had, gaat een mens schuil met diepe gedachten en diepe zielenroerselen en gevoelens. Is ze als mooi Europees meisje gebruikt en misbruikt door de dogmatiek van de FARC? Voor hun public relations misschien? Ze heeft er zelf niet op aangestuurd. Ze was er zelf bij, ze was er zelf bij in die wereld van geweld en extremen, en ze ontkent het niet, ze loopt niet weg voor de feiten.
De FARC begon met een enkele opdracht hier en daar om in Bogotá en omgeving te verkennen, om er ergens op de uitkijk te staan, door iets te laten ontploffen, te beginnen in een stadsbus. Die stap verbaast. In de miljoenenstad Bogotá werd het al gauw menens. Van de stadsguerrilla verhuisde ze , toen er iets gruwelijk mis ging, voor haar eigen veiligheid en om uit handen te blijven van de autoriteiten naar de jungle in het diepe zuiden van Colombia. Dat ze het heeft overleefd is eigenlijk het grootste raadsel van alles. En zo zie je maar dat je met alle ver doorgevoerde hygiëne in Nederland ook volslagen immuun voor bacteriën kunt worden. Haar moeder, aan wie ze haar boek opdraagt, kwam haar in de jungle bezoeken. Alleen al de autorit door kuilen en over de meest verschrikkelijke hobbels van Bogotá naar het junglekamp toe duurde zestien uur. Je ziet die moeder, komend uit het brave Denekamp en de Twentse kleinburgerlijkheid, volkomen uitgeput zitten daar op haar klapstoeltje in het zuiden van Colombia tussen alles wat vreemd en gevaarlijk is. Mams had voor die eerste keer cadeautjes mee gekregen uit Holland, maar dochter Tanja wist bij God niet wat ze met de meeste van die cadeautjes in de jungle aan moest, behalve het heupflesje Jägermeister dat ze prompt gretig aan haar mond zette. Tanja Nijmeijer had haar familie gezegd dat ze voor haar stage een excursie door Colombia ging maken en even geen contact kon opnamen, maar excursie dat was natuurlijk helemaal niet zo. Het was de guerrilla met daarachter een lange stoet vraagtekens. Nu zat moeder op haar klapstoeltje midden in het oorlogsgebied voor twee weken vakantie bij haar dochter, met de krekels én de slangen én de muggen én de al dan niet vliegende mieren én weinig anders dan rijst en bonen of bonen en rijst én geweersalvo’s die van alle kanten kwamen. Moeder en dochter hadden elkaar eigenlijk niet zo veel meer te vertellen. Ze waren uit elkaar gegroeid. Aan het eind van de vakantie voor beiden stonden ze op, draaiden zich om, en liepen in een rechte lijn ieder hun eigen kant op. De dochter terug naar het kamp en het kadaverleven en een nagenoeg zekere dood op jonge leeftijd bij een van de vele vuurgevechten met het Colombiaanse staatsleger zoals zoveel vrienden en vriendinnen van de FARC gruwelijk aan hun einde waren gekomen, ook Tanja Nijmeijer zelf kon elk moment sneuvelen. Moeder hoofdschuddend, leeg vanbinnen en zich afvragend waar het toch zo radicaal was misgegaan naar de auto die haar weer naar het vliegveld van Bogotá moest brengen en vandaar naar het vliegtuig terug naar het leven van alledag in Denekamp waar voor het gezin Nijmeijer deuren waren dichtgegaan door die ene dochter.
Onwillekeurig de gedachten op de elfde van de elfde gisterochtend bij de eerste koffie van zes uur terug naar het bronsgroen eikenhout en de feestgrage bourgondische Limburgers met de prinsen en prinsesjes van het bruisende carnaval en hun badkuip vol gerstenat. Zag op de tv een verdrietige man uit Heerlen, als ik me goed herinner uit Heerlen ja, en hij was één en al deceptie. Meer dan beteuterd, verloren liefde, het ging door merg en been. Geen carnavalsviering heden. Pak veel Limburgers, en Brabanders niet te vergeten, nee dié vooral niet, hun carnaval af en ze verlangen naar een koel nat graf en bestellen met pathetiek hun eigen zerk.De horeca die zich keurig aan de mondkapjes en de andere voorschriften hield? Dan moeten de beelden uit Den Bosch van een andere planeet afkomstig zijn geweest.
Vorig jaar februari op de zondag vóór carnaval kwam ik van hotelabdij Rolduc. Toen nog niet op de fles, maar even later wel, waarmee in dit kader een faillissement bedoeld. Ging nog even bij de Rabobank geld uit de muur halen. Dat kantoor bestond toen nog. Korte tijd later weggesaneerd. Op straat allemaal vrouwen, van alle leeftijden, die arm in arm en carnavalesk uitgedost naar de kroegen op de Markt van Kerkrade togen voor een ontbijtje van gebakken eieren en een tompouce toe. Om vervolgens uit hun bol te gaan bij een blaaskapel in de aanpalende Rodahal. Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en vroeg de portier van één van de cafés of ik misschien binnen een kijkje mocht nemen. Was eigenlijk verboden, ik was immers een man, dit was exclusief voor het andere geslacht, maar vooruit omdat ik uit Utrecht kwam kon ik voor tien minuten naar binnen. Even neuzen heet dat. Bloedheet daar binnen. Benauwd. Het zweet droop in liters van de ramen en de muren. Totaal geen ventilatie. Een meterslange pijpenla. De vrouwen schreeuwden door elkaar heen en bliezen weinig erotisch in mijn oor. Het virus moet nieuwsgierig hebben toegekeken. Maar wisten wij veel. Ik realiseerde me twee weken later dat ik daar in die sauna met mijn leven heb lopen spelen. Door het oog van de naald daar in dat café op die mistige zondagmorgen februari 2020 in Kerkrade.
De wolkbreuk aan besmettingen met windkracht veertien volgde snel. Ineens ging alles over Covid-19, corona, de Chinezen, of Trump al een grote waffel had weet ik niet meer, de pandemie, het carnaval als katalysator, de wintersport in Oostenrijk als aanjaagmotor, een OMT, Jaap van Disssel, zeventien miljoen coronadeskundigen in Nederland van wie de C categorie en minder nog in het schoolkrantprogramma Goede Morgen Nederland mocht aanschuiven, een ineens in Nederland wereldberoemde Hugo de Jonge nog zonder baard, we smeekten om een vaccin, als er maar eenmaal een vaccin was, en dat vaccin kwam er ook nog eens sneller dan gedacht. En gaandeweg die mevrouw de doventolk, Irma geloof ik, van wie ik vanochtend las dat ze niet meer gewoon over straat kan zonder aangeklampt te worden met de vraag of zij een oplossing weet. Want we zitten er weer middenin. En niet zo zuinig ook. Beduusd nog over de krankjorume carnavalsbeelden van gisteren uit Den Bosch. We noemen dat het zelfbeschikkingsrecht. Met zulke mensen is niets te beginnen. Oogkleppen is nog te zacht uitgedrukt. Van God los in Den Bosch, eerder dat. De dwangneurose naar de feestneus. Het egoïsme van uitbater en klant in de horeca.Amateuristisch landje dat niet meer voor zichzelf kan zorgen. Praatziek en eigengereid landje zonder sturing waar elke hulpverlener blij is als hij weer heelhuids en veilig terug is bij zijn gezin.
En de vergelijking dringt zich op met een familie waar de ouders geen enkel gezag hebben en de kinderen maar een beetje hun eigen gang gaan en zich nergens iets aan gelegen laten liggen. Bij het minste of geringste verbouwen die kinderen de huiskamer. Het Journaal kun je zoetjesaan afschrijven. Daar heb je geen hbo of universitaire opleiding meer voor nodig. Niet eens mbo. Zag op tv gisteravond zo’n onbenullig straatinterviewtje. Werd aan een snotneus van zeventien in carnaval uitmonstering en met een grote plastic beker gerstenat in zijn hand gevraagd of hij die hossende en lallende mensenmassa wel verantwoord vond. De olijke snuiter vond het allemaal zeer verantwoord. Er kon niks gebeuren. Wachtte op de verslaggeversvraag naar het waaróp deze vrolijke hese jongeman zijn overtuiging baseerde, maar het doortimmerde item van twaalf seconden was alweer voorbij. Tijd voor tien seconden, als het al tien seconden waren, Poolse grens, dat heerschap uit Minsk, prikkeldraad en bebloede vluchtelingen. Het is niet meer dan het vullen van zendtijd als de schappen met pasta in de supermarkt.
Je ziet momenteel ook de evenwichtsbalk van de parlementaire democratie, als een trapezewerker zonder vangnet, met de destabiliserende coronaoppositiepartijen en hun querulanten aan de microfoontafel. Ze kosten tijd die er niet is en energie die op raakt. Ze kosten de gemeenschap ook handenvol geld. Ze mobiliseren rotzooi en narigheid. Ze vormen een fragmentatiebom onder ons politieke stelsel. Ze zijn zó laaghartig, en hebben zó weinig besef van de Jodenvervolging en de Kristallnacht en de vernietigingskampen van Hitler, dat ze de Holocaust er zelfs bij durven halen. Een parlementaire democratie die door die klanten is uitgehold. Destructie kortom. In tijden van crises kun je überhaupt niet oeverloos vergaderen en alle meningen peilen om iedereen te vriend te houden. Doe je in een onderzeeër ook niet. Dan weet je zeker dat je nooit meer van de bodem komt.In oorlogstijd, en het is met die corona oorlogstijd, en los van die corona is het dat in Nederland trouwens ook al een hele poos, heeft een samenleving behoefte aan sturing, desnoods aan een milde en soms aaibare dictator bij Volksgezondheid. Aan een Churchill. Iemand die op zijn strepen staat. Geen machtswellusteling, maar een beschaafd iemand, medisch onderlegd, die duidelijk is en van wanten weet. Een vakminister met een zeer ruim mandaat. Niet voor elke bedrage aan de show van Wilders en andere voorspelbare beroepsoproerkraaiers naar de Tweede Kamer en een debat met lieden die er geen van allen verstand van hebben en maar wat verkiezingsretoriek spuien. We lijden nu onder de dictatuur van een kleine minderheid. Een uit graniet gehouwen manager uit de medische wereld. Geen valse beloften. Geen mooi weer spelen. Niks einde tunnel als je nog helemaal weet waar het einde van die tunnel zich bevindt. Geen zweefteefdie in nederigheid elke persconferentie door de knieën gaat endie ons met het zelfbeschikkingsrecht naar de kelder brengt.We zijn afgegleden naar het zieke gestommel dat aan de sociale academie De Horst in Driebergen doet terugdenken.Of begrijp ik het allemaal niet meer? Dat kan natuurlijk ook. Een mantelzorger leeft immers in een kleine wereld, een separate parallelle wereld aan de gezonde, de echte wereld van de uitgaander. Tegelijkertijd: een mantelzorger leert – zonder te willen generaliseren – te leven met het zoeken naar wat onder verslechterde omstandigheden nog wél kan. En dat is nog altijd iets. Het is geen afgunst maar ongeloof, die behoefte aan een wat hardere hand.
In tijden van crises komt het aan op daadkracht. Niet alleen in de mantelzorg. Heus niet alleen daarin. Die daadkracht ontbreekt in Nederland. Onder leiding van de weifelende Haagse prins carnaval Mark Rutte drinken en zingen we ons naar een nog groter personeelsinfarct in de ziekenhuizen en overal elders in de zorg. Goedwillenden zijn de dupe. In 2013 brak Ellen bij een zoveelste val door parkinson haar heup. Een week lang hield de verpleeghuisarts het nog op een kneuzing. Ellen verging van de pijn. Heb haar zien lijden. Ze moest van de verpleeghuiszusters verplicht achter een rollator blijven lopen om in beweging te blijven. Als ik eraan terugdenk, springen wederom de tranen in mijn ogen. Ik zie haar weer achter die rollator strompelen de gang op en neer. Het beeld van mijn liefste in een stoel en die niet meer wist hoe ze moest zitten of liggen. Het hield er het midden tussen. Een dikke deken want ze had het koud in die bloedhete verpleeghuiswoonkamer. Het werd kantje boord en ze werd geopereerd. Want wel degelijk een breuk, en niet zo’n beetje ook. Nooit een klacht ingediend tegen de verpleeghuisarts in Nederhorst den Berg met haar medische misser. Had er de energie niet voor. Leeg, volkomen leeg. Altijd bang geweest voor de fatale val die kwam. Nu zouden we wellicht te horen hebben gekregen dat er geen ziekenhuiscapaciteit voorhanden was. Nu zou de operatie wellicht zijn uitgesteld. Nu zou Ellen me hebben gesmeekt om morfine als ze het nog had kunnen bedenken. Ze zou het opgegeven hebben. Ze zou er met een van pijn verwrongen gezicht tussenuit geknepen zijn.
Waarom die clementie met de drogreden van het zelfbeschikkingsrecht een Covid-19 prik te weigeren? Elke individuele bijdrage aan het temmen van het virus is noodzakelijk. Je moet niet iedereen te vriend willen blijven houden. Dat wordt een veenbrand. In Singapore moeten vaccinweigeraars het ziekenhuis zelf betalen als ze er met corona in belanden. De laatste zelfbeschikkingswauwelaars krabden zich er achter de oren en lieten zich alsnog vaccineren. Daar houd ik van. In Oostenrijk krijgt men veel weigeraars van een prik over de streep met het niet alledaagse vooruitzicht van gratis een prostituee voor een halfuurtje. De Oostenrijkse wappies laten daar graag hun doorzichtige principes voor varen. Het loopt storm. Misschien zijn er wel een hoop Oostenrijkers met spijt dat ze zich meteen al hadden laten vaccineren. In enkele Amerikaanse staten laten velen zich alsnog vaccineren met een cadeaubon bij de equivalent van Blokker als beloning. En als je dit hoort en leest, waarom dan in Nederland zo moeilijk doen over 2G? De Jonge zet pas vaart achter de boosterprik als hij een schop onder zijn kont krijgt. Dat is geen adequaat leiderschap.
Het is falend leiderschap. Niet kunnen doorpakken. Maar wie hele korte riempjes heeft kan niet roeien, zal de minister tegenwerpen. Natuurlijk gaan er in dit kneuzenlandje weer weken en weken voorbij met onderzoek naar de haalbaarheid van de 2G-maatregel. Dat onderzoek had allang plaatsgevonden moeten hebben en zijn afgerond. Net als het onderzoek naar die gozer en zijn twee vrienden die ons belazerden met hun mondkapjes. De ChristenUnie is tegen het 2G-systeem. Nou en? Lik-op-stuk beleid jegens personen die zich niet hebben laten prikken, tenzij vanwege medisch risico. Wat hebben wij met die vier zetels van de ChristenUnie in de biblebelt te maken! Een kenner uit de wetenschap betoogde dat een 2G voor een verdere tweedeling in de maatschappij zou zorgen. Maar die tweedeling is er allang, en niet de schuld van wie zich liet vaccineren. Las zo-even in NRC dat het RIVM een gedragsonderzoek heeft uitgevoerd met als uitkomst dat de burgers zich weinig aantrekken van de adviezen inzake corona. Daar hoef je toch geen onderzoek naar te doen, kom even achter je bureau vandaan en loop een paar meter de straat op. Of zet de tv aan. Kijk naar de onzinnige en schandalige carnavalstaferelen in het gesticht Oeteldonk en beluister die sukkel die daar in Den Bosch voor burgemeester speelt. De man hoeft zich niet eens te verkleden om voor Sinterklaas te kunnen doorgaan. Den Bosch had iets van gemaakte provocatieve vrolijkheid met een grimmig masker. Men liep vooral Rutte, De Jonge (plezierige domineeszoon in de LINDA), het OMT en het RIVM uit te dagen. Die dag werden ruim 16.000 positieve tests gemeld bij het RIVM – niet eerder waren het er zóveel. Met een biertje op maakte Den Bosch zich er totaal niet druk over.
Natuurlijk is de cultuursector verbijsterd dat die met de speculaties in deze chaos als één van de eerste morgen bij de zoveelste persconferentie weer de klos dreigt te zullen worden. Musea, de bibliotheken, de theaters en zo meer. Maar reken maar van yes dat die voetbalwedstrijd van het Nederlands elftal tegen Noorwegen doorgaat tegen een decor van 45.000 brulapen in de Rotterdamse Kuip begin volgende week. Niemand durft het aan daar een streep door te halen. Iedereen vreest de hooligans natuurlijk. Of tóch niet? In dat geval zal de KNVB wild om zich heen slaan. Daar is die bond bedreven in. De grote bek. Want iedereen boosdoener behalve de heilige koe. Nergens zo’n strikte handhaving als bij de KNVB. Advocaten trappelen van ongeduld om zichzelf via het genie Louis van Gaal van de totale mens en de amusementssector dik betaald in de kijker te zwetsen. Op naar het knekelveld in Qatar. Even de realiteit uit het oog verliezen voor het eigen gewin. De roep hier om een vriendelijke generaal die even orde op zaken stelt, een duikbootcommandant.Kaliber Churchill.Een Norman Schwarzkopf begin jaren negentig onder Bush senior in Irak. De schreeuw om een strateeg. Geen vergaderfreak en onderhandelingenjunk. Geen polderaar te midden van gekrakeel. Nee, een man of vrouw die het eerlijke verhaal vertelt. Iemand die helemaal niet aardig gevonden wil worden. Niet iemand met praatjes voor de vaak als ‘Het is bijna gefikst’ welke geen enkele onderbouwing bezitten. Moet je eerst iets ergs meemaken om te beseffen hoe belangrijk het is je aan te passen aan sterk veranderde levensomstandigheden?
Op het Catshuis zou de sfeer gisteren gespannen zijn geweest en de bewindslieden zouden het nergens met elkaar over eens geworden zijn. Mocht ook de belastingontwijker Hoekstra meepraten? En dat hoogst voorbarige zangorgel Grapperhaus met zijn ‘Zeg mondkapje waar ga je heen?’ En dan te bedenken dat Mona Keijzer er al niet eens meer bij was. De Babylonische spraakverwarring. Probeer maar eens informatie te krijgen over de boosterprik. Het is in Nederland van het kastje naar de muur en terug. Het doorgaans ongeorganiseerde Italië is al weken met die boosterprik bezig en lacht ons uit. Natuurlijk lachen ze ons uit. Op de achtergrond hier staat de tv aan. Mijn favoriete ontwenningsprogramma. Het gaat over de intocht van Sinterklaas. Hoe moet dat nu? Gaat die niet door? Maar kunnen we dat de kinderen wel aandoen?! Vanuit Emmen komt een organisator van de Sinterklaasintocht rechtstreeks in de uitzending. De kalende pensionaris, onder de valium natuurlijk, zit in zak en as. Een droeve stem vult de ether. De tv-meisjes van mijn favoriete ontwenningskuur laten hun schouders zakken en verder hangen. Emmen in psychoanalyse. Alle voorbereidingen voor het inhalen van Sinterklaas misschien wel voor niets geweest. Daar zou het virus zich toch eigenlijk iets van moeten aantrekken. Emmen verdiende Sinterklaasdispensatie van het RIVM, het OMT, de Wereldgezondheidsorganisatie en van het kabinet wat daar nog van over is.
In onze omgeving iemand die ooit eens ergens chef werd. Hij gaf iedereen gelijk en ook iedereen zijn zin. Tot zijn grote opluchting en die van zijn onderdanen werd hij al na een paar weken als chef aan de kant geschoven. Hij werd uit zijn eigen lijden en dat van de anderen verlost. De ballonnen werden doorgeprikt. Hoe moet dat nu met die kerstdagen? Kan van die twee decadente, vercommercialiseerde en ver-romantiseerde kerstdagen de betrekkelijkheid niet worden ingezien? Alle aanstellerij over die twee kerstdagen, het kan de zieken, eenzamen, de alleenstaanden, de slachtoffers van een relatiebreuk, de velen die onder het bestaansminimum moeten leven, de voedselbank, en al die andere materieel en/of immaterieel getroffenen, de talloze vluchtelingen van wie miljoenen onder de meest erbarmelijke omstandigheden ploeteren gestolen worden. Vier die kerst desnoods volgend jaar maart. Dan kun je misschien ook nog eens de tuin in. Herhaald: moet je eerst iets ergs meemaken om je te kunnen aanpassen aan veranderde levensomstandigheden? Lees momenteel het boek dat deze week uitkwam van Tanja Nijmeijer van de guerrillabeweging FARC in Colombiaen zie om de zoveel tekstregels een wrange overeenkomst in onbezonnen fanatisme tussen haar en lui hier in Nederland die drammerig naar rechts willen als de overheid het beter vindt naar links te gaan en omgekeerd. Nijmeijer geeft toe dat ze doorsloeg en de realiteit volkomen uit het oog verloor. Al ging het bij deze studente uit Denekamp nog om een ideaal. Het werkt ontwrichtend, dat demonstratieve puberale destabiliserenzonder zichzelf en anderen enig perspectief te kunnen bieden. De recalcitrante Nijmeijer belandde letterlijk met de gewapende strijd in de jungle, de vaccinweigeraar doen dat in figuurlijke zin. Het is heilloos.Het is onder het mom van medemenselijkheid het uitschakelen van medemenselijk gevoel. Wanneer gaan we de zorg in Nederland nou eens écht ontzien!
En weer geen vuurwerk misschien wel met Oud & Nieuw? RTL filmde deze week voor zijn nieuwsrubriek een echtpaar met een dochter die onder een schaars licht gevende plafonnière door de fotoalbums bladerden van hun vele wintersportvakanties. Maar nu werden de regels in Oostenrijk wederom flink aangescherpt. Of Rutte daar niets aan kon doen? Wenen op zijn vingers tikken bijvoorbeeld. Want voor het echtpaar en hun dochter die maar één prik van ‘Weer dansen met Janssen’ had gehad kwam voor januari de wintersportvakantie in gevaar. Hoe moest dat nu? Ook de verslaggever zat er beteuterd bij. Inderdaad, hoe moest dat nu? Het demissionaire struikelkabinet schijnt volgens de jongste berichten inderdaad van plan het coronabeleid van Oostenrijk met oog op de wintersportvakantie van Nederlanders ter discussie te gaan stellen. Langs diplomatieke weg. Bezopen, ronduit bezopen, om in carnavalssfeer te blijven. Den Bosch zogezegd. Hoeveel nieuwe besmettingen had u vandaag Nederland? Kunt u geen orde houden in eigen huis? Houd dan uw grote mond alstublieft.
Vanwege de ziekenhuiscapaciteit het vuurwerk met Oud & Nieuw aan banden?Daar zouden weinig woorden aan vuil gemaakt moeten worden, maar niet in Nederland. Een vuurwerkwinkelier pruttelde dat er nog nooit een mens door het afsteken van vuurwerk in een ziekenhuis was beland. Allemaal fabeltjes. Meende Trump te horen vanuit Florida. Trump die, maar dit terzijde, volgens de laatste berichten zijn oververhitte aanhangers steunt die vicepresident Pence wilden ophangen. De wereld waarin we leven. In alles klinkt het eigen belang door. Eigenbelang dat zelfbeschikking wordt genoemd; zelfbeschikking dat wordt verward met de plicht ook aan anderen te denken. Moet je eerst iets ergs meemaken in je leven om te relativeren en binnen de kleine mogelijkheden die er met corona steeds weer overblijven nog van het leven te genieten? Hebben, hebben, hebben. Carnaval in Den Bosch met om de hoek het ziekenhuis, overvol en een groot tekort aan personeel, een ziekenhuis dat noodgedwongen operaties uitstelt. Een overbelaste zorg. We klapten voor die zorg op het balkon maar verder is het schijnheilige fanfare en is het ikke, ikke, ikke. Goede Morgen Nederland, kreun ik bij herhaling.
Er al zoveel over gelezen en het idee er ook al zoveel van af te weten. Maar nee, dat blijkt schijn, en schijn bedriegt. Het duizelingwekkende en zo gevoelsmatige verhaal van schrijfster Roxane van Iperen over de Joodse zusjes en verzetsheldinnen Janny en Lien Brilleslijper in Auschwitz-Birkenau en Bergen-Belsen kan niet in één adem worden uitgelezen. Niet door mij in elk geval. Geregeld moest ik het even wegleggen. Niet voor het strekken van de benen, wel om het hoofd weer even tot rust te laten komen. Het boek beneemt je de adem. Daarvoor is het veel te indringend en meeslepend geschreven. Mooi geschreven trouwens ook, zonder ook maar ergens hoogdravend te worden. Roxane van Iperen, nu bewoonster van de villa ’t Hooge Nest op de Naardense hei dat destijds een vermaard Joods onderduikadres was dat verraden werd, leverde een wereldprestatie met haar reconstructie waarin ook Anne en Margot Frank in heel hun doodstrijd levensecht, of wat er nog van leven over was, niets bijna immers, voorkomen. Zou Van Iperen tijdens haar research en onder het schrijven met haar hoofdpersonen hebben mee geleden? Vast en zeker. Deze lezer deed dat in elk geval wel. De auteur voelde met haar pen, en tastte af, en leefde zich voor duizend procent in het gehele oorlogsgebeuren in. Het sterven van ook Anne Frank in Bergen-Belsen door uitputting, en door nog veel meer, door het opgeven van de strijd – de naoorlogse Roxane van Iperen beschrijft het alsof ze er zelf bij is geweest, en eigenlijk is ze dat ook zo.
Het doet me in veel denken aan Babi Jar van de schrijver Anatoli Koeznetsov dat uit het Russisch werd vertaald door Marko Fondse. Twee jaar lang heb ik, schrijft Anatoli Koeznetsov, dag in dag uit onophoudelijk mitrailleursalvo’s gehoord en vandaag hoor ik het nóg knetteren. Babi Jar speelt in Oekraïne tijdens de Duitse bezetting. Ellen bracht het boek mee toen we gingen samenwonen. Het was van haar vader geweest. Ik moest het lezen, drong ze aan. En ik las. ‘Er steeg een zware, vettige walm op boven het ravijn. Een week of drie hield het walmen aan.’ Ik las. Ik las door mijn tranen heen tot de regels wazig werden en mijn hoofd tolde. Babi Jar en ’t Hooge Nest, ze raken je beide volledig.
’t Hooge Nest is misschien wel het indrukwekkendste boek over de Jodenvervolging dat hij heeft gelezen, met een uitmuntend staaltje onderzoeksjournalistiek, schrijft Bas Haan. Ik sluit me erbij aan. Maar noem ook Babi Jar van Anatoli Koeznetsov. ’t Hooge Nest is een onvoorstelbare leeservaring die veel toevoegt aan wat je al over de gruwelijkheden en ontmenselijking van de Holocaust dacht te weten. Opdat wij weten en nimmer zullen vergeten. Ja inderdaad. Roxane van Iperen IS haar hoofdpersonen. Misschien zou ik zelf in deze tragische en droef stemmende familiegeschiedenis als romancier de chronologie een beetje hebben losgelaten, zodat het boek vanaf de allereerste bladzijdes iets meer leessnelheid zou krijgen, en het je al meteen bij de strot zou nemen, maar dat is het enige puntje van wat ik niet eens kritiek zou willen noemen – ik zou niet durven. Beschouw het als slechts een voorzichtige terzijde. Vooral nadat de zussen Jannie en Lien, hun echtgenoten, hun kinderen, hun ouders, hun broer Jaap en alle andere onderduikers in ’t Hooge Nest op de hei van Naarden verraden zijn, bouwen de scènes zich in hoog tempo op.
Het boek is buitengewoon filmisch geschreven. Er zou van ’t Hooge Nest ook een film gemaakt moeten worden, voor zover daar nog geen plannen en voorbereidingen voor zijn. IJzingwekkend, ze blijven ijzingwekkend, de beelden die van Mengele worden opgeroepen, de engel des doods van Auschwitz, die met een onverschillig armgebaar, links of rechts, het lot van zijn uitgemergelde gevangenen bepaalde, de gaskamer of nog even niet. Uitstel van executie. Ook uit de biografie van Mengele en zijn naoorlogse jaren in Paraguay en Argentinië komt een verschrikkelijk sujet naar voren. Mengele een mens? Nee. Een dier dan? Ook niet. Ook zeker geen dier. Hooguit een voorwerp. Een gewetenloos gebruiksvoorwerp binnen het hellevuur van het nationaalsocialisme. Niet eens een onderontwikkeld gevoelsleven, helemaal geen gevoelsleven, nog geen bananenschil, net als alle misdadige , intrinsiek verdorven trawanten om hem heen. Iets van een gewetenloze narcistische sadistische persoonlijkheidsstoornis, al is dat misschien nog wel te vriendelijk. Ze lieten hun Joodse slachtoffers, de zigeuners en politieke gevangenen dagen- en nachtenlang naakt in de vrieskou staan. De geschoren hoofdhuid die ritmisch bewoog vanwege het ongedierte dat zich onder de huid had genesteld en zich er vermenigvuldigde. Jeuk, gekmakende jeuk. Honger en de hand zand die met de uitgeteerde arm als een staak niet eens meer naar de mond gebracht kon worden. Angst, vóór alles angst, angst die verlamde en de mens volledig buiten zichzelf deed treden. Levende geraamtes die gaandeweg elk vermogen tot denken verloren. Lijken die nog warm aanvoelden, ze werden hoog opgestapeld. Joodse kinderen die levend in een kuil met brandende benzine werden gegooid. En ondertussen de wilskracht van met name Jannie Brilleslijper. ‘Je kunt jezelf niet ontrouw worden. Wanneer er gevochten moet worden dan moet er ook maar gevochten worden.’ Het klinkt zo simpel, het klinkt zo eenvoudig, het klinkt zo logisch, maar is het dat ook? Welke bijzondere krachten komen in oorlogstijd naar boven? Non-fictie in barbaarse omstandigheden. ’t Hooge Nest werd één van de grootste joodse onderduikadressen van Nederland onder de neus van NSB-buren en met heel dichtbij hoge pieten van de nazi’s. Geen Auschwitz-Birkenau die talrijke jappenkampen op Java, ook al verbleef je óok in de jappenkampen om er uiteindelijk aan alle ontberingen en vernederingen dood te gaan. Maar er waren geen gaskamers. Ik kon ’t Hooge Nest van Roxane van Iperen niet lezen zonder ook geregeld een blik op de vredig slapende Ellen te werpen, mijn vrouw en onmisbare soulmate in alles wat ze voor mij heeft betekend en is blijven betekenen.
Ik herinner me van anderhalf jaar geleden dat ik een aantal vrienden en goeie bekenden vroeg een paar regeltjes te schrijven voor Ellen in verband met haar verjaardag. Zo ook gevraagd aan de voormalige directiesecretaresse van de hogeschool waar ik veertien jaar werkte. De vrouw deed graag mee maar waarom liet ik mijn verzoek vergezeld gaan van een paar regels over het jappenkamp van Ambarawa waar Ellen vermoedelijk haar strijdbare karakter aan overgehouden had. Ellen die al peuter ratten at. Daar had ik toch al eens eerder over geschreven en dat wist iedereen toch al? Ik moest zogezegd toch eens ophouden over het verleden. O ja? Hoezo? Waarom? Het krenkte. Vervolgens pochte de onbenul over het tweede lintje dat ze van de koning, de wie?, had ontvangen voor haar zegenende vrijwilligerswerk aan de luister- of fluisterlijn bij de politie van Breda, en zwetste ze over het bontjassenreservaat Knokke waar het aan een soufflé zo gezellig toeven was, en over een andere favoriete mondaine vakantiebestemming: Cannes met zijn rode fluwelen artiestenlopers aan de Middellandse Zee in Zuid-Frankrijk. Louter klatergoud. Bij Ellen thuis werd niet over de oorlog gesproken. In Nederland was het vele malen erger geweest, kregen ze te horen. In Indië hadden ze nog zon bij de oorlog. Dat scheelde een heel stuk. Misschien zou ik dit Brabantse lintjesschepsel vooral ook op ’t Hooge Nest en Roxane van Iperen moeten wijzen. Omwille van meer inlevingsvermogen. Moeten wijzen op de Kristallnacht die we terecht elk jaar begin november herdenken, 1400 synagogen werden in de as gelegd, Joodse winkels geplunderd. De prelude op nog veel erger. Nu zou ik de voormalige directiesecretaresse van de hogeschool bovendien hebben gewezen op de geringe interesse die koningin Wilhelmina toonde voor de Jodenvervolging, naderhand weer goed gepraat door koningshuisadepten maar zonder enige overtuiging.
Met enige aarzeling tik ik nu op dat ik het welvaartsgelamenteer over die twee stomme kerstdagen al weer op ons af zie komen, net als vorig jaar. Kunnen wij, vrije naoorlogse rijkeluiskinderen, vanwege die corona wel met de kerstdagen met z’n vele honderden, zo niet duizenden, tegelijk naar IKEA en de woonboulevards? Kunnen we met de kerstdagen wel vrij reizen? Of eerder dan die zwaar overdreven ver-idiotiseerde kerstdagen: wordt ons recht op privacy met het verplicht tonen van een vaccinatiebewijs tot op het werk toe, ja zelfs in de zorg, niet geschonden omdat de veiligheid en gezondheid belangrijker worden gevonden? En weer denk ik aan ’t Hooge Nest, en knuffel ik Ellen, met een schuin en verdrietig oog naar de stuntelige lintjesverzamelaarster bij de Bredase politie. Het geweeklaag over pasjes, QR-codes, mondkapjes, anderhalve meter, handen wassen, de noodzaak tot aanpassen, het laten varen van een beetje hebzucht, en wat al niet meer, kan weer losbranden. ’t Hooge Nest kan niet gelezen worden zonder voortdurend de vraag aan jezelf waar de hoofdrolspeelsters alle moed vandaan haalden, het doorzettingsvermogen ook, de trouw aan elkaar en aan zichzelf, het geloof dat het misschien ooit nog eens goed met ze zou aflopen, en ondertussen draait hier beneden het stemmige Morning has broken van Cat Stevens, zo-even voorafgegaan door Angel of the morning en From the underworld en A whiter shade of pale.
Het lezers oog valt op een weer eens finaal uit de hand gelopen ontgroening, in België ditmaal. De feuten moesten dierenvoedsel eten en in een bad met bloed liggen. Eén van de feuten bezweek aan de toch zo overheerlijk lijkende cocktail van drank, veel drank, nog meer drank, het gif voor een lastige cavia en een bad met bloed van een dolle stier uit het abattoir. Wanneer komt er nu eens een wettelijk verbod op deze naar fascisme en nazisme neigende ontgroeningspraktijken. De studentenverenigingen zouden verplicht boeken moeten lezen als die over Jaap Meijer, de vader van Ischa, en de overleving door Jaap Meijer van Bergen-Belsen. En over kampcommandant Josef Kramer, het Beest van Bergen-Belsen, een vóór de oorlog matig presterende en vreugdeloze boekhouder in München, die valse honden losliet op weerloze Joden en hele groepen uitgeteerden liet neerknielen aan de rand van massagraven voor hun executie. En ’t Hooge Nest met Janny en Lien, en met Anne Frank en haar zus Margot, en al die anderen in de geschiedschrijving van Roxane van Iperen.
Of zoals de Nederlandse strijdster van de Colombiaanse guerrillabeweging FARC, Tanja Nijmeijer, dezer dagen in een interview opmerkt: ‘Onze slachtoffers in Colombia werden pas naderhand mensen voor mij.’ Zodra het te laat was. Nijmeijer zegt nu, na vele jaren in de jungle, zich te realiseren hoe oorlog ook de levens dramatisch verwoest van de mensen die de oorlog wél overleven.Er komt volgende week een boek van haar uit, ‘Van guerrilla naar vredesproces’. Kopen die memoires.Oorlog doet veel met een mens. Over een paar dagen met Diana mee naar het Zeister kamp voor vluchtelingen uit Afghanistan om die vijfhonderd van huis en haard verdreven mensen namens de Stichting Afghanistan een feestelijke maaltijd voor te zetten. Of ik tevoren iets in die immense ruimte zou willen zeggen. Men zou een vertaalster regelen. Zit ’t Hooge Nest daarvoor niet al te veel in mijn hoofd? Zal ik het boek even heel terloops en zijdelings aanhalen, aanstippen liever, of maak ik de middag en avond dan te ernstig? Hoe vind ik tekstueel de bruggetjes? Moeilijk. Wat zeg je tegen opgejaagde mensen met het beeld nog steeds haarscherp voor ogen van de luchthaven van Kabul, dat vliegtuig, dat ene vliegtuig naar de menselijke vrijheid, en die radeloze Afghanen die zich vastklampten aan de romp. Hoe pak ik mijn opdracht de komende weken aan op het ROC in Utrecht waar een groepje leerlingen speciaal begeleid moet worden in de Nederlandse taal met vaker lezen en dan vooral ook het lezen van zinvolle dingen? Zal ik het erop wagen tegen de kerst, zeker niet eerder, met die leerlingen van velerlei pluimage een paar bladzijden te bespreken van ’t Hooge Nest? Of moet alles leuk zijn en is er geen ruimte voor bezinning en diepgang? Het is onvoorstelbaar hoeveel kracht mensen kunnen opbrengen als ze in Auschwitz en Bergen-Belsen dagelijks de dood diep in de ogen kijken. Mensen die nog maar 28 kilo wegen.
’t Hooge Nest is wellicht ook voor mij het indrukwekkendste boek van alle indrukwekkende boeken die ik over het Amsterdam van vlak voor de oorlog, de Jodenvervolging, het verzet, de gemene en lafhartige collaborateurs, de NSB, Westerbork, Auschwitz en Bergen-Belsen gelezen heb. Geregeld even het boek van bijna vierhonderd pagina’s moeten wegleggen. Maar daarna steeds weer teruggepakt. Zelfs vannacht om drie uur even het licht aangeknipt om weer verder te lezen. Als het naziregiem aan stuiptrekken begonnen is en de geallieerden oprukken stapelen zich in Bergen-Belsen de lijken op, elke ochtend driehonderd nieuwe. In het heidelandschap van de Lüneburgerheide verschijnen kuilen zo groot als zwembaden. Er viel niet meer tegenop te stoken. Anonieme graven. Maar een nalatenschap van duizenden, duizenden en nog eens duizenden doden voor eeuwig verbonden met het Lüneburger natuurgebied, zoals Van Iperen zo ontroerend mooi schrijft. Ze gebruikt geen pen maar een penseel en ze schildert de woorden op een doek. Bij de bevrijding van Bergen-Belsen troffen de geallieerden zestigduizend levende skeletten aan onder wie Janny en Lien en dertienduizend doden in al dan niet verregaande staat van ontbinding. Wist ik dit alles in 1970 en 1971 toen ik een paar keer op de Lüneburgerheide was voor mijn militaire dienstplicht? Seedorf en Hohne. En Celle. We speelden er oorlogje. Tegen het communisme. Dat was met de DDR van Walter Ulbricht niet eens zo ver weg. We dronken er de slechtste rum en liefst nog iets sterkers tegen de -16 graden ’s nachts. We sliepen er met 25 dienstplichtigen in een tent zonder kachel. Want de schaarse kachels waren voor de eenpersoons tenten van de officieren. Onze commandant Aspers probeerde er in een dronken bui een boom in de houding te zetten. De boom reageerde niet. We staken allemaal ons hoofd buiten de tent om het kolderieke schouwspel voor nooit meer te vergeten. Was ik me er destijds van bewust wat zich hier in de oorlog allemaal had afgespeeld? Nee. Voor nog geen fractie. Daar ging het in de lessen geschiedenis op de middelbare school niet over. Ik wist niet van Bergen-Belsen. En de vraag resteert: was dat maar beter ook of juist niet? Nee, het was niet beter, dat was het niet.
Vanaf januari 1945 stierven in Bergen-Belsen meer dan tweeduizend mensen per week. Het is duizelingwekkend. Niet te bevatten. Het verhaal van Ellen en haar moeder in Ambarawa kan niet vaak genoeg verteld en doorgegeven worden. Zo natuurlijk ook Auschwitz, Bergen-Belsen en al die andere nazikampen. Zeker in de tijd waarin we momenteel leven met haat en nijd, met verlies aan respect voor menselijke waardigheid en grenzeloze vernielzucht. De agressie en het redeloze belagen van nota bene hulpverleners. De weinig verheffende, onprofessionele, onparlementaire debat-erupties in de Tweede Kamer van schreeuwers die zelf nog nooit enige verantwoordelijkheid voor beleidsuitvoering hebben hoeven nemen. Het is maar goed ook. Al evenzeer lafhartige rechters in de Toeslagenaffaire die hun oren lieten hangen naar de zittende macht en de belastingdienst ten koste van ten onrechte tot fraudeurs bestempelde kansloze medeburgers. Het recht dat niet mocht zegevieren, het Nederland van nu. Alsof de tijd heeft stilgestaan. Tunnelvisie noemen we dat tegenwoordig. Het gaat misschien wat ver maar toch zeg ik het: wie ’t Hooge Nest leest zal zich nog meer dan anders verbazen over het feit dat er nog mensen zijn die vandaag de dag nog steeds een vaccinatie als bescherming tegen Covid-19 weigeren. In de Duitse vernietigingskampen, maar ook die in de Archipel, deden de uitgehongerde slachtoffers er alles aan om onder de hygiënisch meest afschuwelijke omstandigheden te overleven. Uiteindelijk was het maar voor heel weinigen weggelegd.
Janny en Lien overleefden de verschrikkingen. De zussen wisten dat ze in de vernietigingskampen dicht bij elkaar moesten blijven. Zou er één dood neervallen dan zou de ander spoedig volgen. Ze klampten zich aan elkaar vast. Het leven was er bij ze uit maar het hart tikte nog even door, heel zachtjes, onregelmatig. Lien vestigde zich in 1952 in de boeren- en arbeidersstaat DDR. Ze verloor er het Nederlanderschap mee. Toen ze in 1964 voor het huwelijk van haar nichtje naar Nederland kwam werd ze opgepakt door de vreemdelingenpolitie. Ze kwam wederom vast te zitten. Haar zus Janny was razend en trok alle registers open om Lien vrij te krijgen en te zorgen dat de verzetsheldin en Auschwitzoverlevende haar paspoort als Nederlandse terugkreeg. Wat na heel veel soebatten uiteindelijk lukte. Je leest zulke dingen met verbijstering. De Tweede Wereldoorlog was overgegaan in de Koude Oorlog, maar toch. Met leden van de voormalige NSB sprong Nederland zachtzinniger om. Janny bleef tot op hoge leeftijd betrokken bij het Auschwitz Comité , de Anne Frank Stichting en de Stichting 40-45.
Roxane van Iperen begint en eindigt haar boek met Dirk Witte (1885-1932). Dirk is gewoon een bediende in een houthandel in Zaandam. Maar hij is ook een muzikaal wonderkind. Buiten werktijd werkt Dirk aan Nederlandstalige liedjes. Hij trekt de stoute schoenen aan en klopt in het Concertgebouw in Amsterdam aan bij de kleedkamer van de beroemde Nederlandse conferencier en liedjeszanger Jean-Louis Pisuisse. Dirk Witte biedt met de pet in zijn hand de pionier van het cabaret, Pisuisse, zijn liedjes aan. Over een jongen en zijn liefde voor een meisje van de zangvereniging, onder andere. Het zet het leven van Dirk Witte finaal op zijn kop. Het komt zelfs zover dat Dirk op een sprookjesachtige plek in ’t Gooi een eigen huis laat bouwen: ’t Hooge Nest. Voor haar boek gaat Roxane van Iperen op zoek naar het graf van Dirk Witte en ze vindt het als het al begint te schemeren. Ze vertelt aan een verweerde en nagenoeg kale grafsteen over Janny en Lien en hun ouders en de familiegeschiedenis. Het boek eindigt zoals het begon bij Dirk Witte van wie het lied, ja door hem geschreven, en kan het toepasselijker?, ‘Mensch durf te leven’.
Op de kop af vijf jaar Ellen weer weg uit het verpleeghuis waar ze nooit de persoonlijke zorg zou kunnen krijgen (en ook een paar jaar miste) als thuis met Diana en Elly als wel heel duidelijk de uitschieters naar boven. Want eerlijk is eerlijk: we hadden hier met name via een bureau ook even een paar druiloren en poppenkastfiguren lopen. Die kwamen via de voordeur binnen en verdwenen weer gauw via de achterdeur de tuin door. Lof ook voor Trudy, Jacinta en Esmé. Maar bovenal lof voor de diehards Diana en Elly, en voor Ellen zelf natuurlijk. Zie de zorgzusters nog begin dit jaar met sneeuw en spekgladde binnenwegen zich hier met hun auto de straat in ploeteren. En ook de corona verhinderde de dames niet excellent werk af te leveren. Bloemen voor Ellen van Jan van Ewijk die zelf een tijdje opgenomen was geweest en in zijn geval in een volstrekt verkeerde cijferslotomgeving op grond van een te snel en dubieus genomen diagnose. Hij weet als geen ander hoe (terug bij) de eigen haard voelt. Als goud. Uitgaan van het verkeerde kortom en zie het dan maar eens terug te draaien, Jan weet daar alles van. De bureaucratie… De langs elkaar heen werkende instanties. De koppigheid van ambtenaren. Het naar elkaar afschuiven van verantwoordelijkheden. We zijn het in tal van segmenten van de Nederlandse maatschappij terug. Het zogenaamd niet-weten uit veiligheid. De excuus samenleving met de bekende krokodillentranen naderhand. Jan bedankt voor de bloemen en de lieve woorden naar Ellen. Ook Wil bedankt voor het al even schitterende boeket bloemen dat hier met een bestelbusje werd afgeleverd. En Diana bedankt voor de lekkernijen die ze op 1 november ter viering van het lustrum meebracht naar haar gebruikelijke dienst voor Ellen. Hoeveel keer zal Diana Ellen nu al persoonlijk hebben verzorgd? Minstens vijftienhonderd keer. Haar verjaardag viert ze zeer binnenkort met landgenoten in het Afghaanse vluchtelingenkamp in Zeist en met het uitserveren van een paar honderd maaltijden. Ik ga met haar mee. Kan me er nu al op verheugen, dit moet een enorme belevenis worden. Felicitaties voor de doorzetter Ellen bovendien uit Valkenburg en Leeuwarden. En van de huisarts in de vorm van een nieuwe griepprik. Ondertussen kijken we of er nog mondkapjes zijn overgebleven van de vorige keer. En verbazen we ons over de televisiejournalistiek die willekeurige voorbijgangers op straathoeken vraagt wat ze vinden van het weer aantrekken van de teugels met steeds meer corona besmettingen. Tal van ondervraagden zouden in eigen ogen een veel betere premier en minister van volksgezondheid zijn en mogen voor de camera maar een end weg wauwelen. En die eigenaresse van een sportschool die zwaar tegen aanscherping is omdat ze vreest klanten te verliezen. Een argument van de eigen portemonnee waaraan de gezondheidsrisico’s inderdaad maar beter onderschikt zouden moeten zijn. Raar eigenlijk dat Rutte en De Jonge niet voor Gods water en Gods akker zijn. Heel vreemd….Het kabinet vervalt in oude fouten, kopte NRC afgelopen weekend. Voor de bevolking geldt dat natuurlijk niet, zeggen we maar een beetje cynisch. Het recht op zelfbeschikking is een groot goed. Daar moeten we zuinig op zijn. Maar de tegenstanders van een Covid-19 vaccinatie misbruiken het recht op zelfbeschikking ten koste van medeburgers. Zo anders dan de schrijfster Lale Gül bijvoorbeeld die koos voor zelfbeschikking. Ze was daarmee geen gezondheidsrisico voor anderen. Ze wilde haar eigen leven zelf uitstippelen. Ze werd een risico voor zichzelf. Ze verdient de NS-publieksprijs. Lees maar.
Mag je haar geruchtmakende autobiografische debuut als auteur vergelijken met Frankrijks Emile Zola? Verguisd als hij óók werd door een deel van de bevolking, schreef hij in 1898 het kortom lang niet door iedereen bewierookte J’accuse naar aanleiding van het omstreden politieke Dreyfus-proces. Ik las dat een recensente die jarenlang in Jordanië woonde de vergelijking van Lale Gül met Emile Zola een belediging vond voor de schone letteren. De schone letteren? Hoezo? Waarom een belediging? Wordt kaas ook pas gewaardeerd zodra die van jong naar belegen en vervolgens oud springt? Misschien wel ja. Stak er over Zola destijds in Frankrijk niet een even hevige storm op als ruim 125 jaar later over de Amsterdamse Lale Gül? Heftiger nog wel. Zou er met wat zij schreef thematisch niets nieuws onder de zon zijn? Dat mogen wij ons dan aantrekken, inclusief de recensente, niet de Nederlandse Turkse of Turkse Nederlandse. Hoezo moet literatuur voldoen aan de eis van een nieuw thema of iets dergelijks? Flauwekul. Lale Gül in verband brengen met Reve en Wolkers zou een belediging zijn voor die twee? En mocht je haar ook niet in één adem noemen met de rebelse Jan Cremer. Maar hoe werd hun werk aanvankelijk wel niet ontvangen. Wie Wolkers las was in mijn tienerjaren een viespeuk, ik weet het uit eigen ervaring. Wolkers las ik thuis bij mijn ouders in het geniep. Wolkers werd afgeschilderd als een ranzige oversekste man die maar niet volwassen kon worden. Een zolderkameridioot uit Oegstgeest. Turks fruit, Terug naar Oegstgeest, Kort Amerikaans – ze werden niet meteen in de eregalerij gezet. Ze werden op de hbs ook afgekeurd voor de boekenlijst. Wolkers begon niet als grootheid, hij werd het pas veel later, gaandeweg. Net als Reve. Ik ben het er absoluut niet mee eens dat de afvallige moslima Lale Gül een karikatuur maakte van het streng-islamitische gezin waarin ze opgroeide. Je kunt iets niet een karikatuur vinden als je tegelijkertijd in je recensie schrijft dat er thematisch niets nieuws onder de zon is. Net zomin als Wolkers en vele anderen dat deden over hun gereformeerde opvoeding. Ook die liet wonden na. En de auteurs maakten er geen karikatuur van. Ze kwamen stuk voor stuk ook in hun boeken op voor hun eigen rechten en hun eigen ontwikkeling als zelfstandig denkend persoon. Zoals ook menig songwriter bekend is met knuppels en hoenderhokken. Nee, ‘Ik wil leven’ is niet koren op de molen voor atheïstisch links, en over extreemrechts wil ik het helemaal niet hebben. Niet eens nee. Boeken zijn er om iets los te maken bij de lezer. Er moet een spanningsboog in zitten. Een schrijver dient te raken. De controversiële Lale Gül met haar geheel eigen stijl had de moed de lezer te raken. Ze scheerde bewust langs de afgrond: bitter, geestig, ongegeneerd. Ze verzamelde er heel veel moed voor. Afgezien van succes leverde dat haar ook veel bedreigingen en scheldpartijen op. Ze betaalde een nog hogere prijs, ze werd geëxcommuniceerd, ze werd uit de eigen kring verstoten.
In het steeds meer ongeletterde Nederland zijn ze er gelukkig nog, de boekenlezers. Jazeker, ze zijn nog niet uitgestorven. IKEA verkoopt nog boekenkasten van spaanplaat. We staan aan de vooravond van de uitreiking van de NS-publieksprijs. Niet zo maar een prijs. Margriet v.d. Linden maakt de winnaar of winnares bekend, en ook Margriet niet zo maar iemand. We hebben dit jaar met Lale Gül een wel zeer bijzondere schrijfster in het rijtje genomineerden staan. Ze schreef niet alleen een in meerdere opzichten heel intiem boek, het boek is ook duidelijk als feitenrelaas. Als eyeopener vooral ook. Want met de tekst mag er dan volgens de critici niets nieuws onder de zon zijn, het religieus conservatisme beschadigt en maakt geestelijk nog steeds zijn slachtoffers. Lale Gül verloor met haar controversiële openhartigheid haar familie. En ze vermoedt dat het nooit meer goed komt. Ze verbrak, zoals ze dat zelf voelde, de ketenen. Ze werd bedreigd. Ze moest onderduiken. Veel hulp daarbij kreeg ze van Amsterdams burgemeester Femke Halsema persoonlijk. Die sprong voor de jonge schrijfster uit West in de bres. Moet je het boek van a tot z gelezen hebben om op Lale Gül te stemmen voor de NS-publieksprijs? Ik denk het niet. Gül wilde leven toen ze in de pubertijd kwam. Ze wilde leven als een in alle opzichten gezonde jonge vrouw met nieuwsgierige behoeften, en met erotiek, zoals ook jongens dat mochten en konden. Waarom jongens wel vrij in hun doen en laten en zij niet! We wilde geen broedkip worden, zoals ze schreef. En ook geen kamerplant. Ze wilde avontuur. Ze wilde sensualiteit. Ze keek om zich heen en werd dwars. Waarom heb ik verdorie geen piemel, vraagt Gül zich herhaaldelijk in haar boek af. En ook: wat heb ik misdaan om als meisje ter wereld te komen! Ze was het stiekeme gedoe zat om leuke vriendjes te ontmoeten of om naar een film te gaan. Het haatte het door haar broer als cipier naar haar bijbaantje aan de kassa bij Albert Heijn te worden gebracht en er weer te worden opgehaald ’s avonds na sluitingstijd. Ze voelde zich betutteld en onvrij. De kooi. Lale Gül is soms ook grof in de mond in haar boek. Nou en? Wat blijven we toch een stel hypocriete moralisten. Gül toont zich in heel haar verlangens en kwetsbaarheid. Haar vriendje hield ze meer dan een jaar lang voor haar familie verborgen. Stilletjes treinde ze naar het Haagse Laakkwartier. Nagellak en lippenstift verborg ze. Het boek is zó oprecht en lijkt ook zó authentiek. De pijn zit zo diep dat ze het telkenmale heeft over haar verwekkers in plaats van over haar ouders. En zou ze bij God in een goed blaadje komen te staan als zij een ongelukkig leven bleef leiden? Haar hersens maakten overuren.
Ik weet zeker dat het boek van Lale Gül mijn lieve Ellen nog meer in het lezershart en onderwijzeressenhart zou raken dan het mij al deed. Ellen werkte jarenlang aan de Marco Pololaan op het Utrechtse Kanaleneiland op wat wij toen nog zonder stokslagen een zwarte school noemden. Ellen verzette zich tegen de achterstelling van dochters ten opzichte van zonen onder het mom van Gods wil en het geloof. Ze probeerde maar al te vaak de ouders van haar kleuters en van haar oudere leerlingen te overreden tot gelijke kansen voor jongens én meisjes en ook hetzelfde respect naar meisjes toe als naar jongens. De NS Publieksprijs wordt, als ik het goed heb, 17 november uitgereikt. Er kan nog altijd worden gestemd. Met mijn niet uit te roeien engagement en alles wat ik in onze huidige maatschappij om me heen zie gebeuren, is er onder de genomineerden, mijns inziens, geen betere en meer op de huidige tijd toegesneden kandidaat dan de montere Turkse die in Amsterdam-West opgroeide en niet alles voor zoete koek wilde slikken. Muziek mocht van thuis niet, verzucht ze. Daten was verboden. Het hebben van vrienden van het andere geslacht was onwettig. Je leuk kleden en opmaken was vies en immoreel. Maar Gül wilde zelf haar keuzes maken en niet een leven opgedrongen krijgen. IK WIL LEVEN werd dan ook de titel van het boek van de jonge vrouw die niet uit de plaatselijke bibliotheek was weg te slaan en die Nederlands aan de Vrije Universiteit ging studeren. Ze vree met de zoon van een donateur van de PVV uit Den Haag. Die kerel schrok aanvankelijk. Maar niet voor lang. Die PVV-vader was er kapot van toen de verkering van zijn zoon met Lale op een gegeven moment uit raakte. Het kan verkeren. Welnu, zonet gestemd en het kan nog. Het kan nog op www.NS-publieksprijs.nl
Heel mooi was wat medegenomineerde Johan Derksen afgelopen vrijdagavond op tv zei. Derksen hoopte dat hij niet zou winnen. En al helemaal niet die glibber familie van de Meilandjes. En ook anderen niet. Geen Hendrik Groen. Maar zeker hijzelf ook niet. Derksen had al op Gül gestemd. Net als wij. Gek eigenlijk maar bij veel gebeurtenissen gaan de gedachten terug naar enkele jaren geleden, of langer nog. Ooit liet ik me als hogeschooldocent strikken om op zondagen vrijwillig les te geven aan jonge kinderen van tussen de acht en elf uit de achterstandswijken van Tilburg-Noord met zo’n kolossaal flatgebouw als de Sibelius met 25 nationaliteiten. Daar verbleven we eens met een groep derdejaars studenten voor een boekwerkje waarvan Ellen tot de eindredactie behoorde. Ze had toen al de ziekte van Parkinson en LB. Dapper las ze thuis, ook voor haar eigen brein, de teksten van de studenten. Met de kinderen van de weekendschool speelden we de journalistiek na. Iedereen moest goed opletten en wie dat niet deed en een beetje lawaai zat te produceren die werd zijn bekertje limonade afgepakt. Zo’n beetje de ergste waarschuwing die we konden bedenken. Vertelde ik mijn vijftig deelnemertjes aan de weekendschool over de vuurwerkdode in Nieuwegein rond de eeuwwisseling. Hoofd weg. De kinderen luisterden met open mond en hun donkere kijkers glansden van nieuwsgierigheid. Vertel meester, vertel! Een jaar na het drama, met de kerstdagen en een nieuwe jaarwisseling op de stoep, zo vertelde ik de kinderen, mocht ik de vrouw van de overleden vuurwerkafsteker bij haar thuis interviewen en ze was intussen bevallen van een baby die in de box lag te spartelen.
Wat zouden mijn leerlingen van tussen de acht en elf aan die mevrouw hebben gevraagd als niet ik maar zij haar hadden mogen interviewen. Het waren allemaal jongens die hun hand meteen opstaken. Rumoer. Macho’s. Suriname, de Antillen, Marokko, Kaapverdië, Somalië, ik had de halve wereld met een bekertje limonade voor mijn neus staan. Ho ho ho, niet allemaal tegelijk, niet door mekaar schreeuwen, het is hier een hogeschool hoor, en niet morsen met die bekertjes! Ze zouden die mevrouw vragen hoe duur het vuurwerk was geweest dat tot de dood van haar man had geleid. En waar haar man dat vuurwerk had gekocht. En hoeveel. En of hij het met de auto was gaan kopen of op de fiets. De meisjes bleven stil. Die hoorde je niet. Alhoewel, ik hoorde ze denken: wel een piemel maar geen verstand. Bij een pilaar zat een heel frêle donker poppetje te popelen om iets te zeggen maar ze durfde niet. Ze was nerveus. Toen ik haar aankeek, keek ze geschrokken weg. Wie was zij? Ze wilde dierenarts worden, had ze tijdens de rondvraag verlegen gefluisterd. Haar ouders kwamen uit Angola. Burgeroorlog en gevlucht voor de massale slachtpartijen, dacht ik nog. Het meisje was negen. Wat zou zij de vrouw van de overleden vuurwerkafsteker hebben gevraagd? Ze keek schichtig om zich heen. Nou? Weer fluisterde ze. ‘Meneer, ik zou hebben gevraagd hoe die mevrouw het haar kindje ging vertellen wat er met haar vader was gebeurd.’ Pas negen! Ik stond versteld. Ik geloof dat ik ging applaudisseren. Daar had ik toen letterlijk een handje van bij fantastische antwoorden. En ja? Nog meer? Je kon een speld horen vallen. Het meisje kreeg een heel klein beetje zelfvertrouwen. ‘Wanneer zou die mevrouw het haar kindje vertellen, hoe oud moest het kindje dan zijn?’ Naderhand kwam ik het meisje met Angolese ouders op de gang tegen. ‘Meneer, ik wil geen dierenarts meer worden, ik wil journalist worden.’ Zo ontwapenend. ‘Ja, zei ik toen, jij moet journalist worden en ze zouden je hier op de hogeschool eigenlijk nu al moeten inschrijven, maar je moet nog even geduld hebben. ‘Ze knikte en huppelde opgewekt weg alsof ze achter een knikker aan liep.
Bij Lale Gül moest ik onwillekeurig terugdenken aan de weekendschool in Tilburg. Nooit tijdens de les bij een meisje haar bekertje limonade hoeven afpakken. Bij de jongens wel een keer of acht, per lesochtend. Bij Lale Gül ook moeten denken aan het boek over de bevoorrechte meisjes in Afghanistan die tot hun pubertijd voor jongen mogen doorgaan. Meisjes als stille wateren met diepe gronden. Alle aandacht naar de jongens. Zonder de bedoeling te hebben al te zeer te generaliseren. Bij Lale Gül in haar familiekring mochten de jongens gemakkelijk voor hun seksualiteit uitkomen. Het werd zelfs aangemoedigd. Zij daarentegen moest maar aan één ding denken en er ook naar handelen: deugdzaamheid. Niets nieuws onder de zon? Het maakt haar er niet minder om de NS-publieksprijs te ontvangen.De titel van haar debuut dekte de lading volledig. Ze koos tegen de stroom in voor het zelfbeschikkingsrecht, anders dan de tegenstanders van vaccinatie vanwege Covid-19. Geen egoïsme versus egoïsme. De vaccinatieweigeraars leggen het begrip zelfbeschikking schandalig verkeerd uit. Of zoals een zorghotel dat eens deed. Zelf was ik even op verkenning naar Brussel omdat ik daar voor een workshop was gevraagd. Het gasthotel had Ellen op bed achtergelaten zonder de houten zijkantbescherming omhoog te doen. Ellen kon dus uit bed vallen en zou dat waarschijnlijk niet overleven. Gevraagd naar het waarom. De regels. Het protocol. Het zelfbeschikkingsrecht van Ellen. Haar privacy. Die ging voor haar veiligheid. Daar heb je veel aan, aan die privacy, aan dat zelfbeschikkingsrecht, als je dood op de grond ligt.
****
Hallo Johan, uiteraard op Lale Gül gestemd, wat denk je wát! Al lang voordat Derksen dat verkondigde. Ik vrees dat die Meiland wint.Groet aan allen in ons vriendenclubje. En Ellen vijf jaar thuis verzorgd, dat verdiende een felicitatie met digitale kus voor haar en een bos bloemen natuurlijk. Jan van Ewijk.
Johan en Ellen, ook ik heb op ‘Ik wil leven’ gestemd voor de NS-Publieksprijs. Ik zie jullie op de borrel in verband met het bijzondere feit dat Ellen nu alweer vijf jaar volledig terug is thuis. Charles.
Op deze aflevering van de serie blogs (welke de 260 voorbij is) komen meer reacties binnen van Gül-stemmers. Annelies uit de Spaarndammerbuurt in Amsterdam bijvoorbeeld en collega Annet van der Sloot bij het voormalige Parool Sport.
Bloemen voor Ellen. Zo-even afgeleverd door onze bloemist en meteen op de foto gezet: het boeket van Wietske en John uit Leeuwarden. Veel reacties op Ellen nu vijf jaar weer fulltime thuis. Over enkele dagen de bescheiden receptie in kleine kring. Laten we het woord ‘receptie’ eigenlijk maar tussen aanhalingstekens plaatsen, het is gewoon even het glas heffen met de harde kern.En een kop Javaanse pindasoep. Carpe diem, en ook Wil Ketz bedankt voor alle attenties. En Wil bovendien gecondoleerd met het overlijden van haar ex-man voor wie ze de laatste jaren nog herhaaldelijk in de bres sprong.