‘Dit kan niet waar zijn, Johan.’
‘Dit is maar al te waar, Jan, hier is geen woord gelogen.’
Geachte officier van justitie:
Ik doe U in eenvoudige bewoordingen, maar wel tamelijk uitgebreid, verslag van mijn terugkeer uit Arnhem en de hoge nood die ik onderweg ondervond. Ik geef toe dat je langs de snelweg niet mag plassen, maar ik kon niet verder, en ik voelde me toen van overheidswege behandeld alsof ik op het strand van Bloemendaal een paar gasten met steekverwondingen in het ziekenhuis had doen belanden. Het gedrag van de mij verbaliserende politieman vond ik disproportioneel. Ik vind dat agenten een burger niet behoren te piepelen.
Mijn verslag. Een narratief.
‘Meneer, wat doet U nu?!’
‘Zoals U ziet heren, ik sta te plassen. Ik sta te urineren.’
‘Maar meneer, dat mág hier helemaal niet. U staat in de berm langs de snelweg, de A12, dat is levensgevaarlijk.’
‘Heren van de politie, als ik niet zo’n hoge nood had gehad dan was ik natuurlijk niet even gestopt. Ik ben 72 en mijn blaas is opstandiger dan vroeger. Het komt ineens opzetten. Ik zat te kokhalzen achter het stuur. Ik zat te wiebelen om maar niet in mijn broek te plassen, maar het begon al te druppelen. Ik werd er beroerd van. Verderop zou er een hotel zijn volgens de borden, maar dat hotel kwam maar niet. Ik kon toch niet in een kletsnatte broek naar mijn afspraak toe?!’
‘Overmacht? Wat nou overmacht! Hoelang heeft U staan plassen? Dat wordt misschien een bekeuring. Dat kan een boete worden.’
‘Hoe hoog zijn zulke boetes tegenwoordig?’
‘Dat vertel ik U later, maar ik verzeker U dat ze niet mals zijn. Nogmaals mijn vraag: hoelang heeft U staan plassen?’
‘Anderhalve minuut misschien? Veel langer niet nee. Ik geef toe waarvan U mij beticht. Maar beperk de kwestie alstublieft tot een waarschuwing. Blaas het niet op agent, mijn blaas is juist leeg. Zie er het boze niet van in. U ziet, mijn rechter voorband en rechter achterband staan in het gras, behoorlijk ver van die ene auto die ons tot dusver is gepasseerd. Ik ben niet roekeloos te werk gegaan hoor.’
‘Mag ik Uw rijbewijs?’
Met het uit mijn portefeuille prutsen van het rijbewijs dwarrelt er een pasfoto mee van Ellen. Het komt voor de voeten van de agent op het beton terecht. De agent kijkt naar de foto en laat het bukken aan mij over. Ik mag mijn eigen Ellen van het asfalt peuteren.
‘Dat is mijn vrouw, vorig jaar overleden, parkinson. Daar zit mijn pijn, agent, niet eens zozeer bij een boete, al hoop ik op enige clementie met een waarschuwing. Ik werk mee.’
‘Uw overleden vrouw? Gaan we op mijn gevoel spelen. Gaan we sentimenteel doen?’
‘Maar pardon? Ik doe niet sentimenteel. Ik speel helemaal niet op Uw gevoel. Ik misbruik hier niet de nagedachtenis aan mijn vrouw. Vanwaar zo’n reactie? Wat U nu zegt als overheidsdienaar vind ik naar deze burger toe volstrekt ongepast. U bent onfatsoenlijk. U moet zich schamen.’
Ik kniel voor de legerkistjes van de agent om de foto op te rapen. Ik stop de foto van Ellen terug in mijn portemonnee en die hele klootzak van de Nederlandse politie kan me ineens geen donder meer schelen. Ik proef iets van machtswellust. Het verkeerde slag. Er gaat ineens veel door mijn hoofd. Zo dus worden burgers behandeld in het huidige Nederland. Met sarcasme. Maar rustig blijven, rustig blijven, prent ik mezelf in.
Ik begrijp nu waarom Nederland een gezagscrisis heeft, ik zie een voorbeeld van hoe het niet hoort. Ik weet nu al dat ik een klacht ga indienen bij het OM.
‘Hoelang voelde U al aandrang tot plassen?’
‘Zal het een minuut of vijf geweest zijn?’ Ik blijf zo vriendelijk en galant mogelijk. De oude pensionado met een veel gevoeliger blaas dan vroeger.
‘Vijf minuten !!! Op minder dan vijf minuten terug had U zonder een verkeersovertreding kunnen plassen. Waarom heeft U dat niet gedaan?’
‘Hoe weet U dat?’
‘Ik ken het hier op mijn duimpje.’
‘Maar die plek is me ontgaan. Dat kan toch zeker?! Die zou ik anders toch wel genomen hebben, of niet soms?’
‘Omdat U op minder dan vijf minuten terug had kúnnen plassen, luister goed, en dat niet hebt gedaan, geen waarschuwing maar schrijf ik een bekeuring uit.’ De agent kijkt even naar zijn collega, maar die ziet net een vogeltje in een boom flierefluiten. De kale collega had anders gewild, dat zie je aan zijn houding. Hij staat zich te ergeren. En aan wie? Aan zijn dikdoenerige collega.
‘Dus een boete omdat ik op minder dan vijf minuten van hier een parkeerplaats had kunnen treffen. Maar agent, ik heb die plek helemaal niet gezien. Over het hoofd gezien zogezegd. Ik ben hier niet bekend. U wel.’
‘Ja, ik weet die parkeerplaats. Oh ja, die boete, ik had U de hoogte beloofd. Die loopt al gauw op naar 289 euro. Want U staat hier levensgevaarlijk.’
‘Levensgevaarlijk? Anderhalve minuut plassen. Niet oké, akkoord. Maar met U sta ik hier op datzelfde levensgevaarlijke asfalt al bijna een kwartier te praten. Dat is ineens niet levensgevaarlijk meer? Waarom gelastte U mij niet deze levensgevaarlijke plek te verlaten en U te volgen naar dat hotel om de bups daar af te handelen? Ik had achter U aan kunnen rijden met mijn lege blaas.’
‘Meneer, U mag wat mij betreft in beroep gaan bij de officier van justitie. Moet U doen. Maar ik bekeur U.’ De collega zoekt weer de boom op met het vogeltje en vermijdt oogcontact met mij.
‘Weet U, ik ben geen hooligan, ik heb niets kwaads in de zin, ik strooi niet met een pasfoto om sentimenteel te doen, dat neem ik U vooral kwalijk als vertegenwoordiger van de Nederlandse politie, als vertegenwoordiger van de Nederlandse overheid. ik neem afscheid van U beiden en geef U graag een hand. Ik zal U voordoen hoe het hoort. U deed Uw werk, zullen we maar zeggen. Maar ik begrijp dat ik geen bekeuring heb gekregen omdat ik hier langs de A12 stond te plassen, terwijl ik kokhalsde en mijn broek al urinevlekken begon te vertonen, nee nee nee, ik krijg die boete van 289 euro omdat ik met hoge nood een bordje heb gemist met parkeerplek. Maar ik was geconcentreerd op een hotel dat maar niet kwam. En geeft U mij nu maar mijn hand terug. Ik zal niet zo flauw zijn mijn vingers na te tellen.’
PS. Een dag later verlaat ik ons winkelcentrum. Was even toiletpapier bij het Kruidvat halen. Om maar in de sfeer te blijven. Naar mijn auto toe komen twee motoragenten mij tegemoet. Die rijden zeker twintig meter op hun motor over het trottoir, waar ze anderen een bekeuring voor geven. Ze reden bijna iemand van de sokken die een pizza kwam afhalen. Wat kwamen ze doen? Even een boodschap. Boven de wet. Ach ja. Boven de wet.
****
Hallo Johan!
Net je blog gelezen: wat een eikel. Zijn reactie op het laten vallen van de foto van Ellen is onbeschoft. Had je niet die andere agent in het gesprek kunnen betrekken? Zoiets van: “wat vindt u nu van deze zaak?” Mogelijk zou hij gereageerd hebben. En anders zou hij mogelijk, toen ze weg waren, zijn kennelijk hoger geplaatste erop hebben aangesproken. Misschien zou de bon dan zijn verscheurd. Het blijft een griezelige gang van zaken. Beste groet, Jan van Ewijk.

Beste Johan,
Dank (via de boekentip van de Alzheimerstichting) voor je boeken over Ellen, stel het bijzonder op prijs. Jouw boeken geven mij zoveel…. Prachtig hoe je alle gevoelens weet te verwoorden, situaties en momenten die ik met mijn echtgenoot met dezelfde twee aandoeningen ook daadwerkelijk meemaak en voel. Ben er eerlijk gezegd stil van en heb besloten het lezen te doseren. Ik herken de pijn, de onmacht en het verdriet, maar op een bepaalde manier geniet ik ook van alle woorden door jou geschreven, want voel me daardoor ook gehoord, begrepen en gesterkt. Je hebt mij met jouw boeken echt een groot cadeau gegeven.
Ook ik wens jou mooie Pinksterdagen en stuur je een lieve groet uit Friesland.
Karin🍃