Vijf verveelde miljonairs dood tijdens een toeristisch reisje naar de brokstukken van de Titanic in een mini-onderzeeër, de Titan. De wereld is er meer mee bezig dan tezelfdertijd de honderden en nog eens honderden straatarme en anonieme bootvluchtelingen die verdronken. Hele gezinnen door de Griekse kustwacht en het Europese asielbeleid naar de zeebodem gestuurd. De vijf miljonairs zijn belangrijker. Het zegt veel. Heel veel. Nieuws is langs de journalistieke meetlat wat afwijkt van het normale. Zo werd het ons geleerd en zo gaven we het door. En toch: wat zou ons die idioten in die mini-onderzeeër nou eigenlijk moeten schelen? We hoorden ze bonken? Ze sloten zichzelf toch vrijwillig op? Ze legden met graagte veel geld neer om naar de kelder te gaan.

Ondertussen wordt het monument bij Dronten, met de namen van duizenden en nog eens duizenden mensen die aan kanker stierven, onder wie Carry van Jan van Ewijk, door misdadige vandalen aan gruzelementen geslagen. Alle 67 gedenkplaten bewerkt met een hamer! Even tot ons laten doordringen. Met een hamer in de aanval op 67 gedenkpanelen voor mensen die aan kanker stierven. Ontregelde samenleving. Land in de afgrond. Land dat een milde dictator behoeft. Hopelijk pakken ze de schoften, en benieuwd naar wat hun advocaat dan straks als verdediging te berde brengt. De lockdown tijdens de coronapandemie waarschijnlijk, de avondklok. De tere westerse ziel. De tropische warmte die begrijpelijk tot krankzinnig vandalisme leidde. Hij zal het wel over spijt hebben. Spijt. De dooddoener spijt met excuus. Hoorde (met Keti Koti aanstaande, deze 1 juli 160 jaar geleden dat de slavernij officieel werd afgeschaft) dat de Surinaamse verzetsheld en antikoloniale activist Anton de Kom nu officieel postuum excuus is gemaakt door de Nederlandse regering. Zelfs met een blinddoek voor peuterde ik nog zijn indrukwekkende monoloog ‘Wij slaven van Suriname’ (verscheen in 1934) uit de boekenkast.
Ooit bezocht ik als docent in Paramaribo de naar hem vernoemde universiteit en liet ik een taxi stoppen bij zijn geboortehuis, een houten uit het lood hangende vermolmde bouwval bij een onoverzichtelijk kruispunt vergeven van de benzinedampen. De Montewerfstraat. Later de Anton de Kom straat. ‘Wij slaven van Suriname’ bracht in de jaren dertig in Nederlandse literaire kringen de pennen in beweging. Of beter: in beroering. De Kom (geboren in 1898) werd met zijn gezin als een ongewenste oproerkraaier op een bootje gezet en verbannen naar Nederland, ging in de Tweede Wereldoorlog in Nederland in het verzet, en stierf in 1945 in een Duits concentratiekamp. Man met karakter. Geen lakei. Meer hersens en inzicht dan de troep Nederlandse politici destijds van voornamelijk schijnheilige protestantchristelijke en katholieke huize. Twee van zijn kinderen leven nog. Beiden in de negentig. De Kom en zijn boek zijn van symbolische, literaire en historische betekenis. De erkenning door de Nederlandse regering van de slavenzoon als heldhaftig gids naar een (veel) onafhankelijk(er) en zelfbewust Suriname maakte van deze Vaderdag voor menig Surinamer een wel heel bijzondere Vaderdag. En niet alleen voor menig Surinamer. Gerechtigheid.
Anton de Kom, staatsgevaarlijk werd hij gevonden. Staatsgevaarlijk omdat hij de Surinamers leerde nadenken en leerde voor zichzelf op te komen. Staatsgevaarlijk omdat hij zijn landgenoten duidelijk maakte dat ze wel degelijk meer waren dan een straathond. Staatsgevaarlijk omdat hij in zijn redevoering in Paramaribo hamerde op zelfrespect en Nederland opriep tot verdraagzaamheid. En medemenselijkheid. Hoe crimineel was dit wel niet met onze VOC- en WIC-mentaliteit van ikke-ikke-ikke en schaamteloze uitbuiting. Moet plots aan de bijna vergeten Jan-Peter Balkenende denken. Het tromgeroffel van de professor over onze vroegere VOC-mentaliteit. Onze uitgelezen en uit de mottenballen gehaalde afgezant naar de uitvaart van Berlusconi. VOC-mentaliteit. ‘Wat er ook aan de Hollander aan menselijkheid heeft ontbroken, de eer dat hij op slavenmarkten een goed koopman was moet men hem nageven. Opdat de huid van de slaven er tijdens de verfoeilijke handel glanzend zou uitzien en de kooplust zou wekken werden de slaven van top tot teen met olie ingesmeerd.’
Ik lees trouwens momenteel de laatste hoofdstukken van (de fenomenale bijbel) Revolusi van de Belg David van Reybrouck (zeker ook bekend van de Congo) over hoe Nederland (inclusief ons door velen nog altijd zo geliefde koningshuis) huishield in wingewest Indonesië en over het ontstaan van de moderne wereld. Moedwillige wreedheid vanuit de met veel vrome christenen bevolkte Haagse politieke regiekamer. Ik noem Beel en Nederlands-Indië en zeg verder niks. Nee toch: Stassen, Romme, Spoor, Westerling. Proleten, stuk voor stuk. Misdadige proleten. En een wezensvreemde en wereldvreemde koningin die zogezegd van haar gezond niet afwist. Stuk voor stuk zwakke mensen. Zwakkelingen voelen zich altijd machtig als ze anderen zien lijden. Dat de ander instort is reden om te vieren dat we er zelf beter aan toe zijn. Nederland en zijn in bloed gedrenkte verleden.
De Kom, terug naar hem, de overzeese Vader des Vaderlands. Een soort Willem de Zwijger maar dan heel anders. Zo maar een zin uit het boek van De Kom. ‘Het wordt U, Nederlanders, reeds op de scholen als legende bijgebracht dat de vrijlating der slaven de ondergang heeft betekend voor de, tot die tijd welvarende, kolonie Suriname.’ Zijn vader kreeg de naam De Kom vermoedelijk in spiegelbeeld van zijn plantage-eigenaar De Mok. Het was niet ongebruikelijk dat vrije gekochte slaven de naam van hun eigenaar kregen maar dan wel achterstevoren. Neem ook de naam Nelom (voormalige linksback van Feyenoord en Willem II). De plantage-eigenaar moet Molen geheten hebben.
Was ooit op 1 juli met Keti Koti in Paramaribo. Was in Paramaribo toen Willem-Alexander op acht uur vliegen van daar zijn moeder opvolgde. Was er acht keer, als docent. Het versterkte de liefde voor het land Suriname. Hoe hebben we daar zó huis kunnen houden. Anton de Kom herschreef als eerste de Surinaamse geschiedenis vanuit een antikoloniaal standpunt. Zijn boek was verboden maar werd onder de toonbank verkocht. De redenaar. De vakbondsman. Zijn eerste zin in ‘Wij slaven van Suriname’: ‘Geen volk kan tot volle wasdom komen, dat erfelijk met een minderwaardigheidsgevoel belast blijft.’ We blijven bladeren in ‘Wij slaven van Suriname’. ‘Maakt, waarde Nederlanders, liefst op een droge dag, een wandeling door de onbestrate maar brede en met tamarinde en palmbomen beplante straten van Paramaribo. Bewonder de statige stenen herenhuizen welke in verschillende eeuwen door de bezitters gebouwd zijn en ga dan, indien gij de moed hiertoe kunt verzamelen, door de negerpoort het erf op. Weerzijds een modderig pad liggen de oude verwaarloosde eenkamer-krot-woningen der vroegere slaven waar thans de vrije proletariërs van Suriname wonen. Al wat gij ziet spreekt van armoede en ontbering. Slechts weinig is hier veranderd sedert de slavernij werd afgeschaft.’



Zelfbewust naar het derde jaar van haar studie geneeskunde aan de VU. Een wereldprestatie. En nog maar vijf jaar in Nederland. Niet eens vijf jaar trouwens… Bescheidenheid als handelsmerk. ‘De bergen waren in Syrië mijn beste vriend’, zei ze eens vorig jaar. Het voelt goed haar hier zo gelukkig te zien. Het tragische nieuws op nieuws over de bootvluchtelingen slaan we zo veel mogelijk over. Op tafel voor de lange zomerse dagen wél intussen ‘Alleen de bergen zijn mijn vrienden’, van de Koerdische dichter en schrijver Behrouz Boochani die in 2013 naar Australië vluchtte. Hij werd uit zee opgevist en illegaal gevangen gezet in wat wel de ‘Australische Goelag’ en het ‘Australische Guantanamo’ wordt genoemd. De barbaarse Australische autoriteiten deden (en doen nog steeds) er alles aan de vluchtelingen te ontmenselijken. Beleid (….). Boochani schreef over de mensonterende omstandigheden op het eiland Manus (Papoea-Nieuw-Guinea) in het diepste geheim op een telefoon die hij voor zijn brute bewakers verborgen moest houden. Een literaire aanklacht, zoals Anton de Kom dat deed, zoals Zola met J’accuse, maar dan tegen de ontmenselijking in de Australische detentiecentra. Voor een Australiër is het niet makkelijk dit boek te lezen, tref ik in het voorwoord aan. Toch maar doen Australiërs, schrijf ik bij voorbaat.
Hallo Johan!
Las net je blog. Het KWF-bos in Dronten. Op twee na alle panelen vernietigd. Onvoorstelbaar. Hoewel, wat gebeurt er tegenwoordig niet in ons land? Ik was van plan er deze week heen te gaan. Om te kijken hoe de ‘boom van Carry’ er bijstaat. En om het pad naar de boom te ontdoen van het door stikstof welig tierende onkruid. Vooral bramen. Stel ik nu uit tot de volgende week. Een foto van het paneel waar de naam van Carry op staat. Tweede kolom, vijfde van boven. Op elk paneel staat de naam van de sponsor: glasfabriek Saint-Gobain. Ben benieuwd of er nieuwe panelen komen.
Groet, Jan.
