Met dit boek schaam je je voor alle drukte over Ajax en de hyena’s die voor voetbalanalist doorgaan

Elke zin gaat je door merg en been. Inderdaad, Désanne van Bredero, elke zin gloeit als een kleine ster aan een rokende, verduisterde, zwijgende hemel. De hemel boven Syrië. Daar telt geen enkel mensenleven. Daar gaan de gruwelen ons voorstellingsvermogen te boven. Het rumoer rond de spreidingswet om Ter Apel te ontlasten? Die spreidingswet met centralistische dwang had er natuurlijk allang moeten zijn. Een kabinet dat valt over de gezinshereniging? Een schande vanuit medemenselijk oogpunt. Een gezin is een gezin, dat valt te definiëren en te markeren. Een Tunesië-deal van een op laatste roem uit zijnde demissionair premier die alles van zich af laat glijden? Stakkerds zonder water en voedsel gedumpt in de woestijn. We zien het nu weer misgaan in Nagorno-Karabach. De toenemende vluchtelingenstromen kraken ons geweten. En ondertussen dineren rijke ondernemers met de nieuwe zonnekoningin van de VVD om de campagnekas te spekken en hun fortuin via een zich volkspartij noemende VVD te verdedigen. Of zoals een Amsterdamse horecabaas aan het diner zei: ‘Eerlijk verdienen maar niet eerlijk verdelen. Waarom zouden we?!’

Maar Syrië, Rima, een nieuw boek, hoofdpersoon in De Blauwe Pen, non-fictie, de jonge tekenlerares Rina die zwijgt. En toch ook weer niet, getuige het verhaal dat ze doet. Een jonge vrouw die door alle tragedie in Syrië haar tong niet meer in beweging krijgt, maar wel haar blauwe pen. Moeder gedood bij een checkpoint in Damascus door soldaten van Assad. Rima die alleen geluid maakt als ze huilt. Rima die met IS te maken krijgt. Een broer die zich bij de bebaarde monsters van IS wil bewijzen. En zijn moeder wil wreken. Ghouta, de hel op aarde. Een rovershol. Een door Assads soldaten – ook getijsem – belegerde enclave. Ghouta! Daar waar het mensdom zichzelf heeft verloren. Wie dit boek leest, denkt steeds weer: waarom mogen onmensen hun gang gaan? Zie Afghanistan . Zie ook Oekraïne. Zie nu ook Nagorno-Karabach. We leren het nooit, en zullen het nooit leren. We gaan met de wereld naar het einde der tijden. Rina is niet doofstom. Gek is ze evenmin. Ze heeft nog slechts een pen tot haar beschikking. Als de blauwe inkt op is dan is het leven op. Lezen dit boek. Wie een bloedhekel heeft aan Assad, kiest een ander pad. Maar dat is even erg. Misschien nog wel onnavolgbaarder. De complexiteit van Syrië. Assad, Turkije, IS en allerlei andere gewetenloze groeperingen en boevenbendes – een slagveld. Een veel te abstract begrip, realiseer ik me.

Ooit sluit de oogarts/ president Bashar Assad definitief zijn ogen. Studeerde in Engeland. Dook er zijn latere vrouw op. Stichtte een gezin. Kinderen met de leeftijd van kinderen die even buiten zijn paleis sneuvelen. Die er gemarteld en gefolterd worden. De kerkers ook van Assad (ooit Oxford) . Wat heeft hij van zijn leven gemaakt? Zijn eigen volk bombarderen. In De Blauwe Pen vertelt Rima over de gifgasaanval die ze meemaakte en je weet je in het Rijk van de Satan. Wat laat hij achter, Assad? Miljoenen verweesde slachtoffers (dood of levend). In welke categorie mogen we hem plaatsen? In de slechtste van de slechtste categorieën? Wie zich waagt aan De Blauwe Pen, weet het antwoord.

Een aangrijpend boek. Griezelige non-fictie. Vele pagina’s gaan je voorstellingsvermogen te boven. We mogen ons in dat opzicht (weer eens) rijk weten. Oorlog. Angst, doorlopende angst. Drek. Het leed van de Syrische bevolking, op papier verteld door een jonge kunstzinnige Arabische vrouw met door alle gruwelijkheden een verlamde tongspier. Een dieppijnlijk boek over een machteloze wereld. Ook Europa. De poppenkast van Brussel en Straatsburg. De beschamende gewichtigdoenerij. Dat poëtische in het boek vind ik nog wel meevallen. Maar niet de mokerslag, het indringende. De zinnen die gloeien. Weer ook eens het besef dat alle materiële welstand, en de doorlopende honger daarnaar, ons geen steek verder brengen. Bij Ellen met haar parkinson zag ik de kracht te willen blijven leven. Voor haarzelf, maar zeker ook voor mij. De jihad van de liefde. Het ontroert me nog dagelijks. En zal me dagelijks blijven ontroeren. Bij Rima in De Blauwe Pen ook die kracht, de overtreffende trap misschien zelfs wel.

Waarom is dit boek zo extra waardevol? Om te relativeren. Om onszelf dagelijks een spiegel voor te houden. Om de Nederlandse politiek te relativeren van elkaar vliegen afvangen. Meer dan cabaret is het vaak niet. Vanwege de zorg ook voor een verder verrechtste VVD. En heel iets anders: om de binnenbrand bij Ajax te relativeren. Sommige voetbalverslaggevers verdienen het eenvoudigweg niet als journalisten door het leven te gaan. Ze zijn te geïnvolveerd en zijn niet meer dan vuurtjesstokers. Dansen op het lijk Ajax en dan maar door blijven dansen. Ze zijn verdwaald in hun eigenlijke rol. Maar dit terzijde. Het is kouwe drukte. Analisten? Ach geef het maar een wetenschappelijke naam. Alsof het om financiële en sociale economie gaat. Met De Blauwe Pen in de hand treinde ik vandaag langs de Arena. Meer dan honderd miljoen deze zomer over de balk gegooid met een data-Duitser. Het ontlokte me een glimlach, een meewarige glimlach. Lezen kortom, dit boek.

***

Natuurlijk moet er in het belang van Nederland binnenkort wel degelijk links worden gestemd, en dan (al is het maar strategisch) met een (vuur)rood potlood op de PvdA/ GroenLinks. Timmermans? Er is altijd nog een nummer 2 of 3. Het gaat om een wereld waarin wel degelijk eerlijke verdeling plaatsheeft. Neem het staaltje ik-ik-ik rond de nieuwe zonnekoningin van de VVD. Eerlijk verdienen hoeft eerlijk verdelen bepaald niet uit te sluiten. Wat een gotspe. Maar de ‘weldoener’ Won Yip denkt daar anders over. Mede met zijn poenige donatie begint Dilan Yesilgöz aan haar verkiezingscampagne.

Een volkspartij, die met alle Nederlanders het beste voor heeft? Maar uit de wijze waarop de VVD aan veel geld komt voor de campagne blijkt dat vooral stikkend rijke ondernemers en patsers de VVD financieel steunen. De reden laat zich raden. Kapitaalbehoud! Portemonneegeknuffel. De eigen beurs, wel te verstaan. Belangrijke inkomstenbron voor de VVD: de (gebruikelijke) diners die miljonair vastgoedondernemer Zadelhoff geeft. Daaraan kunnen rijke ondernemers tegen hoge betaling deelnemen. Ze kunnen aan zo’n diner praten met VVD-kopstukken. Ook met het erelid Henk Kamp? De Volkskrant schrijft dat vorige week een extra diner plaatsvond rond Dilan Yesilgöz. Opbrengst: 750.000 euro. Jonge profvoetballers halen hun neus op voor een dergelijk bedrag, politieke partijen geenszins. De gewone burger al helemaal niet.

De Volkskrant laat een van de aanwezige ondernemers aan het woord. Zoals de Amsterdamse horecakoning Won Yip: ‘Het gaat helemaal de verkeerde kant op met dit land. Ondernemers worden met de nek aangekeken. Je moet er toch niet aan denken dat Frans Timmermans ­premier wordt? Ik ben voor eerlijk ­verdienen, niet eerlijk verdelen. Geld storten is het enige wat ik kon doen.’

(Een betere reclame kan Frans Timmermans trouwens niet krijgen, meneer Won Yip!).

Een voorstander van eerlijk verdienen, niet eerlijk verdelen. Toe maar. Na zijn ontmoeting met de VVD-leider besloot Won Yip 50.000 euro te doneren. Wel ja zeg…., je zou die 50.000 euro eens eerlijk verdelen. Liever een investering in een club als de VVD. Die VVD (van de kabinetsbreuk rond de gezinshereniging van vluchtelingen, de verdere verrechtsing van Nederland, en het erelidmaatschap van Henk Kamp, die al erelid van de NAM en van Shell was) die VVD heeft op dit moment veruit het meeste geld in kas voor de campagne. Niet dankzij de ‘hardwerkende Nederlander’, maar dankzij rijken mensen die hun fortuin willen beschermen.

Het was zelden goed of het deugde niet. Het kostte me mijn ondergebit

Opname loopt !!!

Ooit, welhaast een eeuwigheid geleden, ik had de leeftijd die Helin heden heeft bereikt, ooit dus, was ik de onzekere en ingedeukte geluksvogel van de meedogenloos harde leerschool van dagblad Het Parool. Het was nooit goed genoeg of het deugde niet. Ach, die eerste maanden, die proeftijd, die centrifuge waarin ze je stopten. En draaien maar met het hoogste toerental. Ik knarste ’s nachts in mijn slaap mijn ondertanden stuk. Ik brak mijn arm en reed gewoon met die ene arm in het gips naar voetbalwedstrijden in Maastricht bij MVV en in Enschede bij FC Twente. En Telstar niet te vergeten, Telstar in IJmuiden. Of was het Velsen? Telstar met een dameskapper in het doel en een dandy van de tv als linksbuiten. Frank Kramer heette hij. Hij bediende ons in de huiskamer van een quiz. In de spits stond een bonkige kerel met een rechter been als de loop van een kanon. Het rechter been stond niet elke zondag goed afgesteld. En de postbode Fred Bischot natuurlijk niet vergeten. Leek sprekend op Frank Thornton die voor Captain Peacock speelde in de serie ‘Wordt U al geholpen’. Fred Bischot zag eens een mes rakelings langs zijn oor suizen. De dader een supporter in Groningen, met gelukkig niet al te beste contactlenzen. Het was in die tijd nog heel raar om een mes vanaf de tribune naar een speler te gooien. Ook naar iemand van de tegenpartij. Parool Sport. Het kostte me een paar tanden. Het kostte me een doos Wilde Havana’s per dag. Het enige wat me aanvankelijk goed af ging was het tikken op die ouwe Remmington van ‘door Johan Carbo’ en dan de plaats van waaruit ik verslag deed. Maar dán! Dan die eerste zin! Nog maar een sigaar. Ze hadden ook grotere maten sigaren. Die maar eens proberen. Proppen kopijpapier met doodlopende zinnen rond mijn stoelpoten. In Amsterdam had ik het voorrecht een artikel tot acht keer toe te mogen overdoen, voordat mijn chefs het goed genoeg vonden voor publicatie. Ik zag sterretjes. Het duizelde me op een gegeven moment. ‘Bel maar naar huis dat je er bijna aankomt’, zei chef Cees van Nieuwenhuizen, de grootste beul onder de beulen. Maar, voegde hij eraan toe: ‘De aardappelen kunnen weliswaar op het vuur maar dan wél één voor één.’

Ik weet nog, ik dacht aan de Amstel vlak in de buurt. Vanuit de Wibautstraat even het hoekje om. Letterlijk en figuurlijk? Zou die Amstel diep genoeg zijn om mezelf te gaan verzuipen? Door Het Parool levensmoe al op mijn 24ste. Schrijven? Alsof ik het nooit zou leren! Maar de ambitie en ijzeren wil een goeie journalist te worden wonnen het. Om die twee draaide het: ambitie ofwel eerzucht en ijzeren wil ofwel doorzettingsvermogen. De tandarts leverde een ondergebitje. De sigarenboer gaf me een cadeaubon voor de feestdagen. De basketbalclub Landlust van mijn Telegraaf-collega Bram Brakel smeerde mijn keel met twee flessen whisky als kerstpakket. Het gips kon eraf. Niet langer sturen en schakelen met één hand en met die ene hand ook nog eens een nieuwe sigaar achter het stuur aansteken. Mijn familie prees mijn sterke gezondheid, want ik liep me ook nog het vuur uit de sloffen voor een honkbalvereniging en studeerde er bovendien nog halfbakken Sociale Academie in een vuurrood broeinest bij. Schrijven is ploeteren, denken dat je het nooit leert, en toch leer je het. Schrijven is het kunstje afkijken. Veel lezen. Goeie auteurs opzoeken. Dwalen door boekhandels en bibliotheken. Schrijven is oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Slijpen. Boetseren. Schaven. Bloed, zweet en tranen. In het zweet des aanschijns zal men zijn brood verdienen, zeggen wij nog steeds in kerkelijk en (merendeels) ontkerkelijkt Nederland. Je zou het met de overvolle terrassen de hele week door, en op welk willekeurig tijdstip ook, niet zeggen, maar toch.

Brengt me op de foto’s van Jan van den Heuvel. Beriwan met een indrukwekkende motivatiebrief die ze omwille van haar uitspraak en zinsbouw voor de camera voordraagt, Beriwan uit Koerdisch Turkije. Net als Helin Koerdisch, die Beriwan. Mijn andere studente. Ook een diehard, zij. Nog geen anderhalf jaar in Nederland. Ze studeerde in Turkije Engels. Haar tweede keus, toen. Nu wil ze proberen om over een jaar toegelaten te worden tot de studie Rechten aan de universiteit van Utrecht. Dat vereist veel. In Turkijke had Beriwan al Rechten willen studeren, maar als Koerdisch meisje kon dat niet. Politiek. Ik denk aan Cees van Nieuwenhuizen. Aan acht keer een onnozel voetbalstukkie te moeten overdoen. Ik denk aan de aardappels van Het Parool. En ik zie de Amstel glinsteren. Aantrekkelijk water met roeiers en zo meer. Ik denk terug aan het bezoeken van feestavonden van Amsterdamse amateurclubs om er een Paroolbal uit te reiken en er een korte toespraak te houden. Ik scheet bagger aanvankelijk. Zo groen als gras. Zo bleu als wat. Mijn kleine flatje in het Utrechtse IJsselstein werd gaandeweg de kraamkamer van niet onaardige verhaaltjes. Tante Mien en ome Karel bij DCG, DWS, OVVO, JOS, De Volewijckers en Blauw-Wit, de tantes en omes hielden van me. Want met een slokje op kon ik het heel mooi zeggen in hun kantine met balonnen en visnetten, en al helemaal als ik mijn spiekbriefje thuis had laten liggen. Met een les in de Nederlandse taal vierden we in kleine kring de verjaardag van Helin. De jarige zelf in de nieuwe rol van cameravrouw. Beriwan met tekst vóór de camera. Daarna terugkijken. Nog eens over, en nog eens over. Leve Het Parool.

In het heden huist de herinnering. Het is ook Caran d’Ache. Ber die zo weinig voor zichzelf nodig had en anderen des te meer gunde

Er is een nieuwe ‘Adriaan van Dis’ uit. Heerlijk! Een feest! Van Dis is een held. Net als zijn hoofdpersoon in ‘Naar zachtheid en een warm omhelzen’. Die hoofdpersoon? Ommie die Adriaan van Dis blijdschap bracht en leerde wat liefhebben is. ‘De oorlog is voorbij, ‘zei Ommie. ‘Die gaan we hier vergeten.’ Ommie werd de vredestichter in een gehavende familie en zou uitgroeien tot grootmoeder voor Van Dis. Ondertussen sloeg de vader van Adriaan van Dis in Bergen aan Zee volledig getraumatiseerd door oorlog de boel kort en klein. De drie bruine meisjes uit een eerder huwelijk van zijn moeder op Java doken telkenmale weg. Op pagina 19 van Van Dis’ nieuwste koopt Ommie een doos met 48 kleurpotloden van het merk Caran d’Ache. Van Dis: ‘De rijkdom die Ommie kon geven!’ Ommie, de vrouw die door zijn barse onplezierige grootvader was aangenomen als ‘meid voor dag en nacht’, de sloof. Ze groeide uit als oma voor Adriaan van Dis, de onvergetelijke die hij nu postuum van medailles voorziet. Caran d’Arche. Het hart van de lezer maakt een vreugdesprongetje. Zo’n doos? Zo’n doos, blauw, zacht blauw, met 48 kleurpotloden? Zo’n doos, met daarin alle kleuren van de regenboog, een beetje vierkant en plat, en met scharniertjes, zo’n doos kreeg ik ook als heel jong jongetje van mijn ouders met een verjaardag. Of was het bij een andere gelegenheid? Bij Sinterklaas en Zwarte Piet misschien, toen dat nog als een twee-eenheid mocht worden geschreven, en mocht worden gezegd? Het heden zit vol herinneringen. Ik was in elk geval van de leeftijd van Ryan op de foto. Ryan, de kleinzoon van Ellen. Ik was tien of elf. Ach die Ryan! De kleinzoon van Diana. Een prachtkereltje. Met hem en Diana naar het eiland Pampus voor de kust van Amsterdam. Hij voor een spreekbeurt op school. Net als bij Adriaan van Dis lopen heden en verleden in elkaar over.

Heerlijk gekookt Helin. !!! Een ovenschotel met een gebraden mals kippetje. En Wil die een dag later vanuit Hotel Jans een blije mail onze kant op stuurt. ‘Niets te veel gezegd over dat hotel in Friesland. Wat een voortreffelijke chalets. En wat een goeie tip om voor picknicken op de houten vlonder van onze vakantiehuisjes naar de visboer in Balk te gaan. Hotel Jans is geweldig.’ Aan bridgen kwamen de dames nauwelijks toe. Ze kozen voor de boot in Woudsend. En meer!

Adriaan van Dis schrijft. Een hele ochtend achtereen schrijft hij. Dan legt hij zijn pen neer en maakt een wandelingetje naar het park. Een ommetje, zogezegd. Boven de hoofden van de voorbijgangers zweven de zinnen. Of flarden van zinnen. Altijd een notitieboekje bij zich en een pennetje. Voor als hem iets invalt dat hij in zijn verhaal kan gebruiken. Altijd komt hem wel iets aanwaaien. Om dat weer in verband te brengen met zijn logeerpartij bij de ongezeglijke grootvader in de stad die dikke wolken sigarenrook zweeg.

****

Hij die zo weinig voor zichzelf nodig had en anderen des te meer gunde. Onbaatzuchtig in een wereld vol baatzucht. Het onvermijdelijke voltrok zich op zondagmorgen 10 september. Op 10 maart dit jaar begon de horrorfilm, op 10 september eindigde die, een halfjaar later. Hij sliep in, in het bijzijn van zijn gezin. Een man die keek, en ook zag. Een man die niet alleen keek met zijn ogen, maar zeer beslist ook met zijn hart. Een man die leefde vanuit zijn hart. De man van het open venster en de gemoedelijkheid. Ber is niet meer, Ber is overleden. We zagen het allemaal aankomen, en toch, maar toch. We herinneren ons de etentjes op zaterdagavond in verpleeghuis De Ingelanden. Rond mijn Ellen zaten we aan een lange tafel. Gezelligheid in een episode dat we ons moesten overgeven aan de ernst van het drama parkinson. De etentjes gaven enkele kostbare uurtjes verlichting. We waren wel met z’n twaalven, zeker wel, elke keer weer. Veel meer eigenlijk dan toegestaan. Maar Elly Wolf, die over de etentjes de leiding had, kneep niet één oogje toe, maar deed een blinddoek voor. Dochter Esmé stond in de bediening. Haar vriend Jef ook. En Ber? Ber stond in de keuken en kwam aan het einde van het diner, want dat was het, het was een driegangen diner, aan het einde kwam Ber als chef-kok te voorschijn. Hij nam het warme applaus in ontvangst met zijn biertje in de hand. Aan alle tafel maakte hij met breide armgebaren een praatje. Later, toen Ellen weer fulltime thuis woonde, bakte Ber de oliebollen. Hij bakte enkele honderden oliebollen voor de verpleeghuisbewoners. Ze stonden al in de rij toen Ber nog slechts de rozijnen van de krenten scheidde. De vrijwilliger in optima forma. En met Ellen in de rolstoel liep Diana enkele jaren achtereen op 31 december van de Zonzijde langs het Maximapark naar Parkwijk voorbij de sportvelden voor oliebollen van Ber die nog lekker warm waren. En oliebollen mee voor thuis. Op de dag van de uitvaart van Ellen vorig jaar deed Ber met Elly en Helin de catering. Koffie, pindasoep, witte wijn. De gulle man. De man van de gulle lach. De man met het hart op de goeie plaats. Er zat geen centje kwaad bij. De man van de emotie die met tranen in zijn ogen naar programma’s als Spoorloos keek. De hartelijkheid in persoon. Zo’n man heeft geen vijanden, zo’n man heeft louter vrienden. Oud, mocht hij niet worden. Nee, zeker niet. Wat was is dat nou, 64 jaar. Ber keek en zag. Met zijn hart. Ber kreeg kanker. De stadia volgden elkaar snel op. We zagen het allemaal aankomen, en toch, maar toch… Je schrikt.