

Ooit, welhaast een eeuwigheid geleden, ik had de leeftijd die Helin heden heeft bereikt, ooit dus, was ik de onzekere en ingedeukte geluksvogel van de meedogenloos harde leerschool van dagblad Het Parool. Het was nooit goed genoeg of het deugde niet. Ach, die eerste maanden, die proeftijd, die centrifuge waarin ze je stopten. En draaien maar met het hoogste toerental. Ik knarste ’s nachts in mijn slaap mijn ondertanden stuk. Ik brak mijn arm en reed gewoon met die ene arm in het gips naar voetbalwedstrijden in Maastricht bij MVV en in Enschede bij FC Twente. En Telstar niet te vergeten, Telstar in IJmuiden. Of was het Velsen? Telstar met een dameskapper in het doel en een dandy van de tv als linksbuiten. Frank Kramer heette hij. Hij bediende ons in de huiskamer van een quiz. In de spits stond een bonkige kerel met een rechter been als de loop van een kanon. Het rechter been stond niet elke zondag goed afgesteld. En de postbode Fred Bischot natuurlijk niet vergeten. Leek sprekend op Frank Thornton die voor Captain Peacock speelde in de serie ‘Wordt U al geholpen’. Fred Bischot zag eens een mes rakelings langs zijn oor suizen. De dader een supporter in Groningen, met gelukkig niet al te beste contactlenzen. Het was in die tijd nog heel raar om een mes vanaf de tribune naar een speler te gooien. Ook naar iemand van de tegenpartij. Parool Sport. Het kostte me een paar tanden. Het kostte me een doos Wilde Havana’s per dag. Het enige wat me aanvankelijk goed af ging was het tikken op die ouwe Remmington van ‘door Johan Carbo’ en dan de plaats van waaruit ik verslag deed. Maar dán! Dan die eerste zin! Nog maar een sigaar. Ze hadden ook grotere maten sigaren. Die maar eens proberen. Proppen kopijpapier met doodlopende zinnen rond mijn stoelpoten. In Amsterdam had ik het voorrecht een artikel tot acht keer toe te mogen overdoen, voordat mijn chefs het goed genoeg vonden voor publicatie. Ik zag sterretjes. Het duizelde me op een gegeven moment. ‘Bel maar naar huis dat je er bijna aankomt’, zei chef Cees van Nieuwenhuizen, de grootste beul onder de beulen. Maar, voegde hij eraan toe: ‘De aardappelen kunnen weliswaar op het vuur maar dan wél één voor één.’
Ik weet nog, ik dacht aan de Amstel vlak in de buurt. Vanuit de Wibautstraat even het hoekje om. Letterlijk en figuurlijk? Zou die Amstel diep genoeg zijn om mezelf te gaan verzuipen? Door Het Parool levensmoe al op mijn 24ste. Schrijven? Alsof ik het nooit zou leren! Maar de ambitie en ijzeren wil een goeie journalist te worden wonnen het. Om die twee draaide het: ambitie ofwel eerzucht en ijzeren wil ofwel doorzettingsvermogen. De tandarts leverde een ondergebitje. De sigarenboer gaf me een cadeaubon voor de feestdagen. De basketbalclub Landlust van mijn Telegraaf-collega Bram Brakel smeerde mijn keel met twee flessen whisky als kerstpakket. Het gips kon eraf. Niet langer sturen en schakelen met één hand en met die ene hand ook nog eens een nieuwe sigaar achter het stuur aansteken. Mijn familie prees mijn sterke gezondheid, want ik liep me ook nog het vuur uit de sloffen voor een honkbalvereniging en studeerde er bovendien nog halfbakken Sociale Academie in een vuurrood broeinest bij. Schrijven is ploeteren, denken dat je het nooit leert, en toch leer je het. Schrijven is het kunstje afkijken. Veel lezen. Goeie auteurs opzoeken. Dwalen door boekhandels en bibliotheken. Schrijven is oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Slijpen. Boetseren. Schaven. Bloed, zweet en tranen. In het zweet des aanschijns zal men zijn brood verdienen, zeggen wij nog steeds in kerkelijk en (merendeels) ontkerkelijkt Nederland. Je zou het met de overvolle terrassen de hele week door, en op welk willekeurig tijdstip ook, niet zeggen, maar toch.
Brengt me op de foto’s van Jan van den Heuvel. Beriwan met een indrukwekkende motivatiebrief die ze omwille van haar uitspraak en zinsbouw voor de camera voordraagt, Beriwan uit Koerdisch Turkije. Net als Helin Koerdisch, die Beriwan. Mijn andere studente. Ook een diehard, zij. Nog geen anderhalf jaar in Nederland. Ze studeerde in Turkije Engels. Haar tweede keus, toen. Nu wil ze proberen om over een jaar toegelaten te worden tot de studie Rechten aan de universiteit van Utrecht. Dat vereist veel. In Turkijke had Beriwan al Rechten willen studeren, maar als Koerdisch meisje kon dat niet. Politiek. Ik denk aan Cees van Nieuwenhuizen. Aan acht keer een onnozel voetbalstukkie te moeten overdoen. Ik denk aan de aardappels van Het Parool. En ik zie de Amstel glinsteren. Aantrekkelijk water met roeiers en zo meer. Ik denk terug aan het bezoeken van feestavonden van Amsterdamse amateurclubs om er een Paroolbal uit te reiken en er een korte toespraak te houden. Ik scheet bagger aanvankelijk. Zo groen als gras. Zo bleu als wat. Mijn kleine flatje in het Utrechtse IJsselstein werd gaandeweg de kraamkamer van niet onaardige verhaaltjes. Tante Mien en ome Karel bij DCG, DWS, OVVO, JOS, De Volewijckers en Blauw-Wit, de tantes en omes hielden van me. Want met een slokje op kon ik het heel mooi zeggen in hun kantine met balonnen en visnetten, en al helemaal als ik mijn spiekbriefje thuis had laten liggen. Met een les in de Nederlandse taal vierden we in kleine kring de verjaardag van Helin. De jarige zelf in de nieuwe rol van cameravrouw. Beriwan met tekst vóór de camera. Daarna terugkijken. Nog eens over, en nog eens over. Leve Het Parool.