Het was zelden goed of het deugde niet. Het kostte me mijn ondergebit

Opname loopt !!!

Ooit, welhaast een eeuwigheid geleden, ik had de leeftijd die Helin heden heeft bereikt, ooit dus, was ik de onzekere en ingedeukte geluksvogel van de meedogenloos harde leerschool van dagblad Het Parool. Het was nooit goed genoeg of het deugde niet. Ach, die eerste maanden, die proeftijd, die centrifuge waarin ze je stopten. En draaien maar met het hoogste toerental. Ik knarste ’s nachts in mijn slaap mijn ondertanden stuk. Ik brak mijn arm en reed gewoon met die ene arm in het gips naar voetbalwedstrijden in Maastricht bij MVV en in Enschede bij FC Twente. En Telstar niet te vergeten, Telstar in IJmuiden. Of was het Velsen? Telstar met een dameskapper in het doel en een dandy van de tv als linksbuiten. Frank Kramer heette hij. Hij bediende ons in de huiskamer van een quiz. In de spits stond een bonkige kerel met een rechter been als de loop van een kanon. Het rechter been stond niet elke zondag goed afgesteld. En de postbode Fred Bischot natuurlijk niet vergeten. Leek sprekend op Frank Thornton die voor Captain Peacock speelde in de serie ‘Wordt U al geholpen’. Fred Bischot zag eens een mes rakelings langs zijn oor suizen. De dader een supporter in Groningen, met gelukkig niet al te beste contactlenzen. Het was in die tijd nog heel raar om een mes vanaf de tribune naar een speler te gooien. Ook naar iemand van de tegenpartij. Parool Sport. Het kostte me een paar tanden. Het kostte me een doos Wilde Havana’s per dag. Het enige wat me aanvankelijk goed af ging was het tikken op die ouwe Remmington van ‘door Johan Carbo’ en dan de plaats van waaruit ik verslag deed. Maar dán! Dan die eerste zin! Nog maar een sigaar. Ze hadden ook grotere maten sigaren. Die maar eens proberen. Proppen kopijpapier met doodlopende zinnen rond mijn stoelpoten. In Amsterdam had ik het voorrecht een artikel tot acht keer toe te mogen overdoen, voordat mijn chefs het goed genoeg vonden voor publicatie. Ik zag sterretjes. Het duizelde me op een gegeven moment. ‘Bel maar naar huis dat je er bijna aankomt’, zei chef Cees van Nieuwenhuizen, de grootste beul onder de beulen. Maar, voegde hij eraan toe: ‘De aardappelen kunnen weliswaar op het vuur maar dan wél één voor één.’

Ik weet nog, ik dacht aan de Amstel vlak in de buurt. Vanuit de Wibautstraat even het hoekje om. Letterlijk en figuurlijk? Zou die Amstel diep genoeg zijn om mezelf te gaan verzuipen? Door Het Parool levensmoe al op mijn 24ste. Schrijven? Alsof ik het nooit zou leren! Maar de ambitie en ijzeren wil een goeie journalist te worden wonnen het. Om die twee draaide het: ambitie ofwel eerzucht en ijzeren wil ofwel doorzettingsvermogen. De tandarts leverde een ondergebitje. De sigarenboer gaf me een cadeaubon voor de feestdagen. De basketbalclub Landlust van mijn Telegraaf-collega Bram Brakel smeerde mijn keel met twee flessen whisky als kerstpakket. Het gips kon eraf. Niet langer sturen en schakelen met één hand en met die ene hand ook nog eens een nieuwe sigaar achter het stuur aansteken. Mijn familie prees mijn sterke gezondheid, want ik liep me ook nog het vuur uit de sloffen voor een honkbalvereniging en studeerde er bovendien nog halfbakken Sociale Academie in een vuurrood broeinest bij. Schrijven is ploeteren, denken dat je het nooit leert, en toch leer je het. Schrijven is het kunstje afkijken. Veel lezen. Goeie auteurs opzoeken. Dwalen door boekhandels en bibliotheken. Schrijven is oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Slijpen. Boetseren. Schaven. Bloed, zweet en tranen. In het zweet des aanschijns zal men zijn brood verdienen, zeggen wij nog steeds in kerkelijk en (merendeels) ontkerkelijkt Nederland. Je zou het met de overvolle terrassen de hele week door, en op welk willekeurig tijdstip ook, niet zeggen, maar toch.

Brengt me op de foto’s van Jan van den Heuvel. Beriwan met een indrukwekkende motivatiebrief die ze omwille van haar uitspraak en zinsbouw voor de camera voordraagt, Beriwan uit Koerdisch Turkije. Net als Helin Koerdisch, die Beriwan. Mijn andere studente. Ook een diehard, zij. Nog geen anderhalf jaar in Nederland. Ze studeerde in Turkije Engels. Haar tweede keus, toen. Nu wil ze proberen om over een jaar toegelaten te worden tot de studie Rechten aan de universiteit van Utrecht. Dat vereist veel. In Turkijke had Beriwan al Rechten willen studeren, maar als Koerdisch meisje kon dat niet. Politiek. Ik denk aan Cees van Nieuwenhuizen. Aan acht keer een onnozel voetbalstukkie te moeten overdoen. Ik denk aan de aardappels van Het Parool. En ik zie de Amstel glinsteren. Aantrekkelijk water met roeiers en zo meer. Ik denk terug aan het bezoeken van feestavonden van Amsterdamse amateurclubs om er een Paroolbal uit te reiken en er een korte toespraak te houden. Ik scheet bagger aanvankelijk. Zo groen als gras. Zo bleu als wat. Mijn kleine flatje in het Utrechtse IJsselstein werd gaandeweg de kraamkamer van niet onaardige verhaaltjes. Tante Mien en ome Karel bij DCG, DWS, OVVO, JOS, De Volewijckers en Blauw-Wit, de tantes en omes hielden van me. Want met een slokje op kon ik het heel mooi zeggen in hun kantine met balonnen en visnetten, en al helemaal als ik mijn spiekbriefje thuis had laten liggen. Met een les in de Nederlandse taal vierden we in kleine kring de verjaardag van Helin. De jarige zelf in de nieuwe rol van cameravrouw. Beriwan met tekst vóór de camera. Daarna terugkijken. Nog eens over, en nog eens over. Leve Het Parool.

In het heden huist de herinnering. Het is ook Caran d’Ache. Ber die zo weinig voor zichzelf nodig had en anderen des te meer gunde

Er is een nieuwe ‘Adriaan van Dis’ uit. Heerlijk! Een feest! Van Dis is een held. Net als zijn hoofdpersoon in ‘Naar zachtheid en een warm omhelzen’. Die hoofdpersoon? Ommie die Adriaan van Dis blijdschap bracht en leerde wat liefhebben is. ‘De oorlog is voorbij, ‘zei Ommie. ‘Die gaan we hier vergeten.’ Ommie werd de vredestichter in een gehavende familie en zou uitgroeien tot grootmoeder voor Van Dis. Ondertussen sloeg de vader van Adriaan van Dis in Bergen aan Zee volledig getraumatiseerd door oorlog de boel kort en klein. De drie bruine meisjes uit een eerder huwelijk van zijn moeder op Java doken telkenmale weg. Op pagina 19 van Van Dis’ nieuwste koopt Ommie een doos met 48 kleurpotloden van het merk Caran d’Ache. Van Dis: ‘De rijkdom die Ommie kon geven!’ Ommie, de vrouw die door zijn barse onplezierige grootvader was aangenomen als ‘meid voor dag en nacht’, de sloof. Ze groeide uit als oma voor Adriaan van Dis, de onvergetelijke die hij nu postuum van medailles voorziet. Caran d’Arche. Het hart van de lezer maakt een vreugdesprongetje. Zo’n doos? Zo’n doos, blauw, zacht blauw, met 48 kleurpotloden? Zo’n doos, met daarin alle kleuren van de regenboog, een beetje vierkant en plat, en met scharniertjes, zo’n doos kreeg ik ook als heel jong jongetje van mijn ouders met een verjaardag. Of was het bij een andere gelegenheid? Bij Sinterklaas en Zwarte Piet misschien, toen dat nog als een twee-eenheid mocht worden geschreven, en mocht worden gezegd? Het heden zit vol herinneringen. Ik was in elk geval van de leeftijd van Ryan op de foto. Ryan, de kleinzoon van Ellen. Ik was tien of elf. Ach die Ryan! De kleinzoon van Diana. Een prachtkereltje. Met hem en Diana naar het eiland Pampus voor de kust van Amsterdam. Hij voor een spreekbeurt op school. Net als bij Adriaan van Dis lopen heden en verleden in elkaar over.

Heerlijk gekookt Helin. !!! Een ovenschotel met een gebraden mals kippetje. En Wil die een dag later vanuit Hotel Jans een blije mail onze kant op stuurt. ‘Niets te veel gezegd over dat hotel in Friesland. Wat een voortreffelijke chalets. En wat een goeie tip om voor picknicken op de houten vlonder van onze vakantiehuisjes naar de visboer in Balk te gaan. Hotel Jans is geweldig.’ Aan bridgen kwamen de dames nauwelijks toe. Ze kozen voor de boot in Woudsend. En meer!

Adriaan van Dis schrijft. Een hele ochtend achtereen schrijft hij. Dan legt hij zijn pen neer en maakt een wandelingetje naar het park. Een ommetje, zogezegd. Boven de hoofden van de voorbijgangers zweven de zinnen. Of flarden van zinnen. Altijd een notitieboekje bij zich en een pennetje. Voor als hem iets invalt dat hij in zijn verhaal kan gebruiken. Altijd komt hem wel iets aanwaaien. Om dat weer in verband te brengen met zijn logeerpartij bij de ongezeglijke grootvader in de stad die dikke wolken sigarenrook zweeg.

****

Hij die zo weinig voor zichzelf nodig had en anderen des te meer gunde. Onbaatzuchtig in een wereld vol baatzucht. Het onvermijdelijke voltrok zich op zondagmorgen 10 september. Op 10 maart dit jaar begon de horrorfilm, op 10 september eindigde die, een halfjaar later. Hij sliep in, in het bijzijn van zijn gezin. Een man die keek, en ook zag. Een man die niet alleen keek met zijn ogen, maar zeer beslist ook met zijn hart. Een man die leefde vanuit zijn hart. De man van het open venster en de gemoedelijkheid. Ber is niet meer, Ber is overleden. We zagen het allemaal aankomen, en toch, maar toch. We herinneren ons de etentjes op zaterdagavond in verpleeghuis De Ingelanden. Rond mijn Ellen zaten we aan een lange tafel. Gezelligheid in een episode dat we ons moesten overgeven aan de ernst van het drama parkinson. De etentjes gaven enkele kostbare uurtjes verlichting. We waren wel met z’n twaalven, zeker wel, elke keer weer. Veel meer eigenlijk dan toegestaan. Maar Elly Wolf, die over de etentjes de leiding had, kneep niet één oogje toe, maar deed een blinddoek voor. Dochter Esmé stond in de bediening. Haar vriend Jef ook. En Ber? Ber stond in de keuken en kwam aan het einde van het diner, want dat was het, het was een driegangen diner, aan het einde kwam Ber als chef-kok te voorschijn. Hij nam het warme applaus in ontvangst met zijn biertje in de hand. Aan alle tafel maakte hij met breide armgebaren een praatje. Later, toen Ellen weer fulltime thuis woonde, bakte Ber de oliebollen. Hij bakte enkele honderden oliebollen voor de verpleeghuisbewoners. Ze stonden al in de rij toen Ber nog slechts de rozijnen van de krenten scheidde. De vrijwilliger in optima forma. En met Ellen in de rolstoel liep Diana enkele jaren achtereen op 31 december van de Zonzijde langs het Maximapark naar Parkwijk voorbij de sportvelden voor oliebollen van Ber die nog lekker warm waren. En oliebollen mee voor thuis. Op de dag van de uitvaart van Ellen vorig jaar deed Ber met Elly en Helin de catering. Koffie, pindasoep, witte wijn. De gulle man. De man van de gulle lach. De man met het hart op de goeie plaats. Er zat geen centje kwaad bij. De man van de emotie die met tranen in zijn ogen naar programma’s als Spoorloos keek. De hartelijkheid in persoon. Zo’n man heeft geen vijanden, zo’n man heeft louter vrienden. Oud, mocht hij niet worden. Nee, zeker niet. Wat was is dat nou, 64 jaar. Ber keek en zag. Met zijn hart. Ber kreeg kanker. De stadia volgden elkaar snel op. We zagen het allemaal aankomen, en toch, maar toch… Je schrikt.

En opeens klonk over het volle gazon van Bronbeek haar naam

En opeens klonk over het gazon van Bronbeek haar naam als eerste in het rijtje overledenen. Overlevende van de gruwelijkheden in de jappenkampen van Ambarawa op Java, overleden vorig jaar aan de gevolgen van de ziekte van Parkinson. Naast me links en rechts twee mensen die, net als Ellen, ook zelf oorlog in de meest afschuwelijke gedaanten aan den lijve ondervonden hadden: Diana en Helin. Afghanistan en Syrië. Een stoel verder Wil wier vader in Nederlands-Indië diende en die er daarna nooit over wilde praten. Met niemand niet. De verzwegen trauma’s. Maar opdat wij nooit vergeten. Opdat wij erover próberen te praten. Ook de tweede, derde, vierde en verdere generaties. Opdat wij voor altijd beseffen wat oorlog met een mensenleven doet. Oorlog? Die vermorzelt de onschuldigen. Als met een gloeiend heet ijzer in ziel en geheugen gebrand. Het was zondag 27 augustus 2023 het leidmotiv van een buitengewoon indrukwekkende herdenking van de Japanse vrouwen- en kinderkampen in de Indische Archipel in de Tweede Wereldoorlog. Maar ook de oorlogen van de afgelopen decennia (Afghanistan, Syrië) en Oekraïne werden aangehaald. Niet meer dan een nummer in de oorlog op Java. En aan de Birma-spoorlijn. Er leven niet veel mensen meer die… Omarm me. Indrukwekkende thema’s op Bronbeek. Altijd zullen we blijven gedenken en herdenken. Mooie foto’s van Bronbeek augustus 2023. Fotografe Diana Sharifi. Opeens klonk over het gazon van Bronbeek haar naam in het rijtje overledenen en zachtjes ging de hand van Diana over mijn rug. Een geluksmoment. Zij dacht aan Ellen en ook aan de uitzichtloosheid voor met name de vrouwen en meisjes in haar hopeloze geboorteland Afghanistan. Slavinnen van de knettergekke Taliban. Ze dacht aan studieblokkades en gebrek in Kabul aan alles. Helin tuurde naar het luchtruim, dacht aan Ellen, maar ook aan haar leeftijdgenoten, tieners nog toen, vrienden en vriendinnen, die ze in Syrië verloren had in een al evenzeer gewetenloze en doelloze oorlog, in dit geval tegen de Koerden. Ze dacht terug aan het helpen de doden te begraven. Met blote handen het graven van kuilen. De tranen die zich met het rulle zand vermengden. De zinloosheid van oorlog. Mannen en macht. Narcisme tot in het verste doorgevoerd. En Wil dacht behalve aan Ellen aan haar vader die pas op zijn sterfbed tegenover een verpleegster iets losliet over zijn verloren jaren in voormalig Nederlands-Indië. Beel en de schandvlek Westerling. En de meelopers. Structureel en systematisch massageweld in en rond de kampongs. Satanisme. Ach, sprak een dwaze omwonende eens: ‘Laten we toch eens ophouden over die oorlog.’ Nee, nee, nee. Nooit zullen we ophouden over die oorlog en welke dan ook. Er waren dit jaar welhaast duizend bezoekers bijeen op Bronbeek met het herdenkingsmonument voor de vrouwen in de jappenkampen en voor de kinderen die al vroeg, veel te vroeg, van hun moeder werden gescheiden. Met de teddybeer vaak nog onder de arm en de duim in de mond.
Nooit heeft mijn vader over Nederlands-Indië willen praten, Helin. Nooit. Nog met geen woord. Hij was daarover zo gesloten als een oester.’ Tijdens het buffet komen de verhalen.
De lange lijsten met overledenen in de jappenkampen voor vrouwen en kinderen. De bezinning. Opdat wij niet ophouden over die oorlog, en niet over welke andere oorlog ook.

Indische mensen verbinden aan alles een Indische maaltijd. Zeker ook aan de jaarlijkse herdenking van de vrouwen- en kinderkampen in de Gordel van Smaragd. Het liep storm dit jaar. Veel jongeren vooral ook. Het verleden leeft. De geschiedenis is niet voorbij. Helin zat recht tegenover een overlevende van één der jappenkampen. Die vrouw: ‘Jij meisje, jij maakt me blij. Blij omdat jouw jeugd je ook hier (!) naartoe brengt. Dankjewel voor jouw interesse in MIJN jeugd.’ Ook Diana werd door de kampoverlevende aangesproken. ‘Afghanistan? Wat staan we nu weer in het krijt bij de vrouwen en meisjes van Afghanistan.’ Ja, met de seniele Biden werd de toekomst van de vrouwen en meisjes van Afghanistan volledig hen afgepakt. Op de achtergrond, links van Helin, de overbekende zanger, gitarist, songwriter en muziekproducent Boudewijn de Groot, en zijn familie, met wortels in voormalig Nederlands-Indië. Boudewijn de Groot werd in Batavia geboren. Hij verloor al heel jong zijn moeder. Hij was amper een jaar. Zijn moeder overleed in juni 1945 in het interneringskamp Tjideng aan de ontberingen. De oorlog niet overleefd. Boudewijn de Groot kwam na de oorlog bij een tante terecht, een tante in Haarlem. Daar in Haarlem doorliep hij het lyceum. Het Coornhert, als ik me niet vergis. Op het lyceum viel hij als zanger op. ‘Verdronken Vlinder’. ‘Testament’. Wie kent ze niet. Op de zaal met twaalf man in legerplaats ’t Harde 1971 en 1972 hadden we slechts één grammofoonplaat bij de platenspeler: een verzamel lp, 78 toeren, die we lanceerden met nummers van Boudewijn de Groot. ‘Welterusten Meneer de President’. Schitterend nummer uit 1966 als aanklacht tegen de Amerikaanse oorlog van meneer Lyndon B. Johnson in Vietnam. Maar de favoriet? ‘Testament’ met.. ‘Na 22 jaren in dit leven maak ik een testament op van mijn jeugd. Niet dat ik…’ Nee, hij had nog niet veel weg te geven. Voor slimme jongen had ie nooit gedeugd. In de kazerne van ’t Harde zongen we mee met Boudewijn de Groot. Ach ja die diensttijd, een schitterende episode, zo werkelijk beleefd, weg van de spruitjes thuis, we oefenden voor mocht het ooit nog eens oorlog worden, maar we wisten: nooit meer oorlog.

De strohoed en zonnebrand van Pampus. Een goddelijke zondag per boot vanuit Muiden

Een dag om nooit meer te vergeten. Het zijn er wel meer, zulke dagen, natuurlijk zijn er wel meer, maar forteiland Pampus bij 28 graden die zondag in augustus blijft onvergetelijk. Een stipnotering. In de vroege ochtend weg, en later in de middag terug, om vervolgens nog tot ver in de avond in de tuin te genieten, totdat we voor Pampus lagen. Dank Jan van den Heuvel die ons op een vaartocht en urenlang verblijf op het cultuurhistorisch erfgoed in het IJmeer trakteerde. Dank Helin die een meesterlijk gerecht ’s avonds tussen het lover en vooral de dieppaarse bloemen van de vlinderstruiken op tafel bracht. Pampus vormde de weldadige afsluiting van de vakantie die voor Helin begon met een 9- bij het afsluitende tweede jaar als vluchtelingstudent geneeskunde aan de VU. Cijfers zijn belangrijk, hoe hoger hoe beter. De studieondersteuning wordt er mede aan gelinkt. Helin denkt aan neurologie uiteindelijk, de ziekte van Parkinson waarin ze zich wel eens zou willen gaan specialiseren, mede als hommage aan Ellen. Parkinson is trouwens booming. Je hoort er steeds vaker over. Meteen met die 9- voor enkele dagen naar Hotel Jans in het Friese mini-mini gehucht Rijs. Ach, wat was al dat water en wat waren die vele vergezichten schitterend in Friesland. Daarna naar Hotel Gulpenerland in Zuid-Limburg. Een dag Scheveningen voor mosselen tussen de bruin geroosterde badgasten bij de luxe strandtent Patagonia. Daar moét je een keer geweest zijn in je leven! (Bij Hotel Jans bij Balk trouwens ook). En ter afronding de vesting Muiden en Pampus. Een oase van rust. Het weidse panorama. Het beroemde slot. De koffie daar op de vroege zondagochtend. De zonnebrand en de strohoed.
Zomer 2023. Haar eerste vakantieweken in haar leven. Blij met alles. In een verzengende warmte op weg naar de boot voor Pampus.
Hoe rijk kun je zijn! Het geluk in het leven na alle tragedie opnemen als een spons.
Het veterane koppen inmiddels van ooit vele tientallen en nog eens tientallen mediatrainingen aan hoogvliegers die onder meer hun gezicht niet konden laten spreken.
Vakantie, begonnen met die 9- Een zomer met veel regen. Maar tegelijkertijd wereldwijd de warmste tot dusver.
Op Pampus kun je zelfs kamperen, ontdekten we.

We plukten de dag. Terug in Muiden. Begin- en eindpunt. Pampus een belevenis. Zoals ook het strand en de mosselen van Scheveningen. Na dit festijn terug naar de oude dagelijkse routine. De vakantiezomer zit er op.

Laat de mosselen tot ons komen. Grandioos mooie dag in Scheveningen. Niets te klagen? Toch wel ja. De monsterlijk hoge parkeertarieven in de badplaats. Nog even en ook de zon kan daar niet meer tegenop.

Hij was nog maar een kind. Met zijn teddybeer onder zijn arm. Maar oud genoeg om van zijn moeder te worden gescheiden. Het mannenkamp met onbekenden

We vierden na de Indië-herdenking van 15 augustus 2023 het leven met gedachten aan Ellen. Ze moet het niet anders hebben gewild. Carpe Diem. We vierden de gelukkige omstandigheden waarin we leven. Dat we in vrijheid mogen leven.
Twee jaar na de terugkeer van de Taliban zitten in Kabul nog steeds voormalige Afghaanse medewerkers van het Nederlandse ministerie van Defensie ondergedoken uit vrees door de Taliban te worden opgepakt, te worden gemarteld en gedood. Aanvragen voor politiek asiel in Nederland en hulp bij de vlucht worden stelselmatig afgewezen. Een brandbrief van de PvdA aan het kabinet om de Afghaanse medewerkers van de Nederlandse overheid niet in de steek te laten en in veiligheid te brengen. Ook ondertekend door drie van de vier regeringspartijen. Behalve… de VVD van voormalig bootvluchtelinge Dilan. Het zal toch weer niet waar zijn! Leven in vrijheid. Nooit meer oorlog. Maar die woedt juist overal.

Met Diana. Ellen herdenkt Ambarawa-6 voor vrouwen en kinderen, enkele jaren geleden. Opdat wij NOOIT vergeten. Helemaal NOOIT.

****

Een paar jaar geleden zei iemand uit mijn onmiddellijke woonomgeving me: ‘Ze zouden toch eens moeten ophouden over de oorlog’, doelend op de Tweede Wereldoorlog. ‘Dat gedoe ook altijd weer….’ Ik stapte onthutst mijn huis weer in, niet via die prachtige glazen deur van gang naar de woonkamer, want die had ik toen nog niet, ik liep op het bed van Ellen af en bood, voor die lege wauwelarij, aan de overlevende van Ambarawa mijn excuses aan. Hoe dom kun je zijn als je weet, en dagelijks op je tv-scherm kunt zien, hoe weinig de mens van de Kristallnacht en zo meer heeft geleerd.

Hier wappert sinds acht uur vanmorgen de Nederlandse vlag vanwege de jaarlijkse officiële en algemene Indië-herdenking. Het is immers 15 augustus. De herdenking is meer en meer van kolonisatie verschoven naar dekolonisatie en dat juich ik toe. Daarom mijns inziens heel goed dat ook de ambassadeur van Indonesië weer prominent aanwezig is vandaag bij het Indië-monument in Den Haag. Het gaat om DE MENS, ongeacht kleur of ras. Daarom ook heel goed dat het fanatieke deel van de Nederlandse oud-strijders geen poot aan de grond krijgt bij hun verkrampte inspanningen de oorlogsmisdadiger Westerling eerherstel te geven. Hij hield huis op Sulawesi. Hij moordde om het moorden. Het leven van een pelopper telde niet. Later werd de proleet badmeester in Purmerend. Hij stond er te boek als een aardig oompje. Jaja. Lees het meesterwerk ‘Revolusi’ van de ongemeen goede onderzoeksjournalist en schrijver David van Reybrouck, een Belg die al eerder faam verwierf met zijn spraakmakende bundel over de Congo. Niet toevallig gisteren weer enkele hoofdstukken van ‘Revolusi’ hier in de tuin en later binnen zitten lezen. In het teken van…

Opdat wij nooit vergeten. Opdat wij NIET over de oorlog ophouden. NIET, NIET, en NOOIT NIET. Opdat wij de oorlogsvluchtelingen en het soevereine Oekraïne niet gelaten als een voldongen feit zien. Opdat wij voor welzijn kiezen, en niet voor nog meer kilo’s welvaart en maximalisering van de winst.

Vandaag de algemene Indië-herdenking. Over anderhalve week de separate herdenking van de jappenkampen in de Archipel voor vrouwen en kinderen. Ik citeer Willen Nijholt van enkele jaren geleden op 15 augustus bij het Indië-monument in Den Haag: ‘Eigenlijk was hij nog maar een kind. Hij had zijn teddybeer nog onder zijn arm. Hij wist nog niets van het leven. Dat was nog maar net begonnen. Duim in de mond. Hij klampte zich vast aan zijn moeder. Maar de jap vond hem oud genoeg met zijn amper acht jaar om hem van zijn moeder te scheiden. De jap vond hem oud genoeg voor het mannenkamp. Daar ontfermde een onbekende man van achter in de zestig zich over het kind van acht en sleepte hem de oorlog door. De man van achter in de zestig deed dat ten koste van zichzelf.'(Het verval van een land. Een premier die zijn kabinet doelbewust laat struikelen over het fundamentele mensenrecht op gezinshereniging. We noteren 2023. Een voormalige bootvluchtelinge die binnen de VVD de rechter vleugel bedient. Hetgeen schreeuwt om de sociaaldemocratie. Nu eens te meer. Leren we het dan ook nooit ??? !!!)

Over anderhalve week, zondag 27 augustus, op Bronbeek de (van vandaag afgeleide) herdenking van de jappenkampen voor vrouwen en kinderen. Ellen verbleef met haar moeder (de kanjer Beatrice) in Ambarawa-6. Ze had geluk. Vlak voor de capitulatie van de jap gaf die agressor de vrouwen en kinderen van Ambarawa-10 – het is meer dan een cijfer – opdracht een kuil te graven. Toen die kuil klaar was, werd dat voor diezelfde vrouwen en kinderen hun massagraf. Ik tekende het verhaal op in het bijzijn van Diana en Wil vorig jaar, toen we een deel van de as van Ellen op een zaterdagmiddag bij schemer verstrooiden op Bronbeek. Het verhaal plantte zich vast in mijn hersenpan.

Daar op Bronbeek was ik vorig jaar samen met Wil voor de herdenking van Ellen en haar kampgenoten. Daar op Bronbeek gaan dit jaar op 27 augustus ook Diana en Helin naartoe. Het gazon van Bronbeek. De uit de oorlog overgebleven driekleur in eerste instantie halfstok, later gehesen onder de tonen van het Wilhelmus. Het Onze Vader zoals dat in de kampen werd gezongen. De naam van Ellen zal tijdens de herdenking weerklinken tussen de bomen met hun vogelgekwetter. Waarna een minuut stilde voor haar dood, welke voor mij nog altijd heel dichtbij is, en zo zal blijven. De onvervangbare die voort leeft in mijn verdere bestaan. Ach, kreeg Ellen na haar repatriëring vanaf Java naar Nederland te horen: ‘Hadden jullie in Indië ook met oorlog te maken? Jullie hadden er daar ver weg gelukkig nog zon bij, dus jullie hadden weinig te klagen.’ Die zon? Het was voor de gevangenen hun grootste vijand.

ONVERSAAGT En ONGEBROKEN, naar de tekst op het herinneringsmonument voor mede Ellen op Bronbeek in Arnhem. ‘Ze zouden toch eens moeten ophouden over de oorlog’. Voldoende om de persoon in kwestie daarna al helemaal niet meer serieus te nemen. Want we zullen NOOIT over de oorlog ophouden.

Oorlogsvluchtelingen in Nederland. Helin met haar nichtje Mais dat drie was toen ze ALLEEN bij haar opa en oma op de Veluwe aankwam nadat ze op haar vlucht haar ouders was kwijt geraakt. Helin wil mogelijk verder, als ze de kans krijgt, in de neurologie. Mede een hommage aan Ellen. Helin wil zich verder verdiepen in parkinson. Het ontroert.
Leven in vrijheid. Nee, over die oorlog houden we nooit op. Over geen enkele oorlog houden we op.
Bezoek aan Bronbeek, Diana en Wil. Even later vertelde een gids over Ambarawa-10 en het massagraf.

Om nooit te vergeten. Hoe kostbaar bleek ook De Panne. Ellen, voor Diana haar Nederlandse moeder.

Nederlands paspoort? Dat kost jou duizend euro, jonge dame!

‘Ik studeerde in Aleppo en in Damascus. Toen brak in Syrië de burgeroorlog uit. Aleppo werd met de grond gelijk gemaakt. De beelden gingen de gehele wereld over. Ik was drie dagen vader van een zoontje toen ik een oproep voor militaire dienst kreeg. Vechten in het leger van Assad. Vechten tegen mijn eigen volk, tegen de Koerden? Nooit. Dat nooit. Je niet melden voor het leger van Assad betekende gevangenschap, marteling en de dood. Een zoontje van drie dagen nog maar. Ik ben gevlucht. Een helletocht van een paar maanden. Ik kwam in Duitsland. Daar kreeg ik asiel. Na een jaar en nog enkele maanden kon ik mijn vrouw en zoontje naar Duitsland laten komen. Ook voor hun was het geen vakantiereisje uit een folder. IK haalde mijn kleine gezinnetje op in Düsseldorf. Dat weerzien, dat was ongelofelijk. Mijn zoontje kende mij niet. Gezinshereniging? Inperking daarvan? Ik studeerde in Aleppo en Damascus. Mijn vrouw studeerde aan een universiteit. Toen brak de burgeroorlog uit. Het was een verschrikking. Denk je nou echt dat ik alles zou achterlaten als ik nooit meer met mijn vrouw en kind herenigd zou kunnen worden? Ik ben nu verpleger in een Duits ziekenhuis en volg een verdere opleiding in de gezondheidszorg. U heeft een minister die dit allemaal zelf heeft meegemaakt. Een bootvluchtelinge. Zij moet bij uitstek weten wat gezinshereniging is.’

Niet je verleden verloochenen, wil hij maar zeggen. Moge de VVD van Dilan bij het fatsoen en de menselijke maat blijven.

Proef de woorden van de Koerdisch-Syrische man (de dertig net gepasseerd) op de tong. Lees ook ‘De wind kent mijn naam’ van Isabel Allende. Een aanrader. Prachtig boek, een juweeltje. Met een groot invoelend vermogen geschreven. Het meedogenloos scheiden van moeder en dochtertje van zeven (blind) aan de grens van Mexico en de VS. De strijd in Al Salvador ontvlucht. Vanuit een oorlog, en van ver gekomen, een liefdevolle begeleiding naar volwassenheid. Kinderen van hun ouders scheiden. Als domme uitvoerders van gezagsdragers echtelieden en kinderen uit elkaar halen. Bezitsbehoud en het privilege op geluk, ze maken monsters van personen die zelf een gezin met kinderen hebben en beter zouden moeten weten. Het ligt aan de grens van Mexico en de VS niet alleen aan Trump. Je kunt wel alles op hem afschuiven maar da’s niet eerlijk. Bezie de meelopers. Bezie de lafaards. Kijk ook naar Biden en die hele Amerikaanse politieke santenkraam die in Washington wordt beheerst door halfdode witte mannen. In schemer levende figuren die achter de microfoon de ene beroerte na de andere krijgen en vanachter een rollator met kwijl rond de mond als naar het mausoleum worden aangevoerd. De gemiddelde leeftijd is negentig.

We moeten de oorzaak van de massale wereldwijde migratie bestrijden, niet het gevolg. De westerse democratieën zijn de oorzaak, en aan de westerse democratieën nu de taak voor die wereldwijde vlucht een menswaardige oplossing te vinden. Deels ten koste van zichzelf. Ten koste van onze welvaart, wat ons welzijn niet in de weg hoeft te staan. Misschien juist wel niet. Niemand wil alles achterlaten en wegvluchten. Dat komt door wanhoop en angst. De veroorzakers van het leed, WIJ, dienen onze verantwoordelijkheid te nemen. WIJ dienden en bedienden gewelddadige dictaturen (en doen dat nog steeds). WIJ financierden de oorlogen in de wereld. WIJ leverden wapens. WIJ hoereerden met de grote internationale concerns. Geld, geld en nog eens geld. WIJ zijn hardleers en zijn schuldig aan de rampspoed in de wereld.

****

En nu de foto van hier boven. Met de zonnebril die tot een jaar geleden aan Ellen toebehoorde. Het tweede studiejaar geneeskunde aan de VU afgesloten met een 9-, een waanzinnig hoog cijfer. Helin aan het Sneekermeer. Haar kennismaking met Friesland. Het tweede studiejaar als vluchtelingstudente geneeskunde aan de VU in Amsterdam zit erop. Nu vakantie. Hotel Jans in Rijs bij Balk een aanbeveling waard. En dus gaat Wil er in september met haar bridgevriendinnen naartoe. Helin en ik, we hadden er ieder ons eigen geschakelde chaletje tegen het bos in de hoteltuin. Op verkenning in Friesland Waterland. Naar Hindeloopen. Naar Sneek en Bolsward. Naar Lemmer en Woudsend. En Sloten niet vergeten. Picknicken voor de deur van onze vakantiehuisjes. Slecht weer. Het kostte ons twee paraplus maar niet het goede humeur. Welnee. Aanspraak genoeg onderweg. In het dorpscafé in Balk vermaakte Helin zich met een mede-studente die even over was uit Amerika. En in Sneek in gesprek met een leeftijdgenootje uit Duitsland die er, net als de Koerdisch-Syrische Helin, volop liep te fotograferen.

In Hindeloopen, schuilend onder een luifel voor een onbeheerst boze plensbui, informeerde een statige Duitse mevrouw van tegen de tachtig naar onze minister van justitie en veiligheid. Die minister van ons was toch een Koerdisch-Turkse bootvluchtelinge die zich nu in Nederland warempel had opgewerkt in een partij die het fundamentele mensenrecht op gezinshereniging wilde frustreren? Mevrouw uit Düsseldorf kon er met haar verstand niet bij. Zelf ooit asielzoeker, die minister in Nederland, en nu dit. De opvolgster van een partijleider annex premier van wie de laatste zijn kabinet liet vallen op de gezinshereniging en die een paar dagen later de basis legde voor de schofterige Tunesië-deal met het dumpen van zwarte Afrikaanse vluchtelingen zonder eten en drinken in de woestijn. Verhongeren en uitdrogen. Ze was goed op de hoogte, de Duitse vrouw. Oh, maar mevrouw uit Düsseldorf, die minister en bootvluchtelinge is nog rechtser dan onze premier die alles van zich laat afglijden en die nu demissionair is! Nog rechtser binnen een rechtse partij en ooit eerder bootvluchtelinge? Een partij die al begonnen is te flirten met de PVV? De wandelstok viel onder de hand van de Duitse bejaarde vandaan. Was dit werkelijk zo?

Helin genoot in Friesland, van al het water en van de pittoreske stadjes met smalle straatjes en kinderhoofdjes. Zo authentiek. Hindeloopen en Sloten, alsof de tijd er heeft stilgestaan. Ze legde de Duitse weduwe uit Düsseldorf uit hoe ze met veel gevaar in Nederland terecht was gekomen via een angstige vluchtroute over Libanon, via gezinshereniging, en waarom ze zo graag arts wilde worden. Zoveel verloren jaren door de oorlog en nog zoveel in te halen. Presteren. In Nederland iets bereiken. Want je kunt wel veilig in West-Europa zijn, maar waar sta je na een paar jaar? Voor Nederland iets terug willen doen. Een dag voor vertrek in Utrecht naar de kapper geweest, voor het eerst sinds het uitbreken van de burgeroorlog in Syrië toen ze elf was. Die kapper een verhaal apart. Net als Helin Koerdisch-Syrisch. Hassan uit de Voorstraat. Een ware kunstenaar met de schaar. Het type acteur. Docent ook aan de kappersvakschool. Een dag voor vertrek Helin ook aan de bril. Als een reclamefolder van Pearle. De foto hieronder.

De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is binnen. Een zomervakantie uit duizenden zogezegd. Verblijfsvergunning in Nederland voor onbepaalde tijd. Opgehaald bij de IND in Zwolle. Nu op voor een Nederlands paspoort. Maar dat blijkt meer dan 900 euro te kosten !!! Is Den Haag en onze gedecentraliseerde overheid gek geworden? We vragen het maar niet aan die jongedame die als bootvluchtelinge ooit hier naartoe kwam, die in de vergaderzaaltjes opklauterde binnen een verkeerde politieke partij voor welgestelden, en die minister werd, van een zware portefeuille bovendien, en die nu op de drempel staat van het partijleiderschap van die verkeerde politieke partij voor de rijken waarin zij ook nog eens de rechter vleugel bedient. Nee, aan haar vragen we niks. Het is erger dan uit een gereformeerd gezin komen en nu atheïst zijn en dikwijls krachttermen gebruiken.

Waarom een vluchteling van buiten de EU bijna 1000 euro moet betalen voor een paspoort? En een Bulgaar bijvoorbeeld de helft. Navraag. Voor de betrokken gemeenteambtenaar is het helder. Er zit veel ambtenarenwerk aan vast. Van gemeente naar IND en van de IND terug naar de gemeente en zo verder…. His masters voice. Ik geloof er allemaal geen donder van. Mensen zijn mensen, binnen of buiten de EU. Het lijkt meer weer één van de mistanden in Nederland. Misbruik kortom.

Maar terug naar Friesland. Genieten. Van alle rust. Van even geen studie geneeskunde. Hotel Jans ziet ons terug. Vergeet nog het gesprek op een terras aan het Sneekermeer met een voormalig raadslid in Haarlem voor de PvdA en haar zus. Ook hier ging het over migratie en asiel. Het voormalig raadslid van Haarlem rolde met haar ogen toen ze hoorde in welk een korte tijd Helin zo verschrikkelijk goed Nederland had leren praten. Daar moest op gedronken worden. En bitterballen! Twee keer van terrastafel gewisseld omdat we nattigheid voelden die omsloeg in een hoospartij. Het mocht de pret niet drukken. De visboer in Balk deed met ons goede zaken, heel goede zaken zelfs. Alleen al die twee moten gerookte zalm! Voor het picknicken op de houten vlonder met plastic stoelen voor onze vakantiehuisjes.

Blij met alles. Dat is het gewoon.

Ach, wat had ik graag samen met Ellen het nieuwe leven van Helin van een beetje extra glans voorzien. Maar nee, dat was ons niet vergund. Nu doe ik het alleen. Zoals ook voor Diana. Het geeft richting en inhoud aan mijn leven. Het voorkomt een klein bestaan binnen een kleine wereld. Het venster. Het enthousiasme van Helin in Friesland, en ook meteen daarna in Zuid-Limburg, met bovendien haar twee net jongere zusjes, ontroerde me. Maar ik liet het niet merken. Waarom zou ik ook. Achter mijn tranen smeulde de tevredenheid. Het was in Friesland en Limburg de verbinding met Ellen. Steeds vaker gebruik ik uitdrukkingen en gezegden van haar, merk ik nu. Samen met een klein zorgteam waste ik haar, hielp ik haar bij het eten, reed ik de rolstoel. Ik zou het zó weer doen. Maar ja. Het is goed zo.

Waar het écht om gaat zie je met je hart en niet met je ogen

‘Hier is mijn geheim. Heel simpel: je kan alleen goed zien met je hart. Waar het écht om gaat, kan je niet zien met je ogen.’ Het zijn de eerste regels, ontleend aan Antoine De Saint-Exupéry, in de 23ste roman van de onweerstaanbare Chileense schrijfster Isabel Allende. ‘Er is een ster waar alle mensen en dieren gelukkig zijn, en waar het beter toeven is dan in de hemel, want je hoeft niet dood te gaan om er te komen.’ De zin herinnert aan Ellen, zoals zoveel aan haar doet terugdenken. De zin zou in ‘Mam, kijk naar de sterren!’, over de jaren van mijn Ellen in het jappenkamp en de repatriëring erna, niet hebben misstaan. Er is een ster, en je hoeft niet dood te gaan om er te komen. Het is de rode draad in ‘De wind kent mijn naam’, met de op de cover geportretteerde Anita Diaz uit El Salvador als hoofdpersoon. Ze is zeven jaar als ze samen met haar moeder uit El Salvador wegvlucht voor alle geweld van rivaliserende terreurgroepen en aan de grens met de Verenigde Staten wordt tegengehouden en van haar moeder wordt gescheiden.

De ijzingwekkende praktijk van de wereld waarin we nu leven. De wereld van alledag die met onoverbrugbare tegenstellingen naar de knoppen is. Vluchtpogingen op goed geluk. Wanhopige mensen die een zee in lopen zonder te kunnen zwemmen. Of zonder eten en drinken door een woestijn struikelen. Naar boven turen, de ster achterna. Moeder wordt teruggestuurd naar waar ze vandaan kwam. Terug naar Latijns-Amerika. Het kind Anita Diaz verhuist naar een puur smerig vluchtelingenkamp. Daar wordt ze uiteindelijk gered door een maatschappelijk werkster die haar in San Francisco een veilig en gestructureerd thuis bezorgd bij de joodse violist Samuel Adler wiens levensgeschiedenis grote gelijkenissen vertoont met die van het jonge meisje. Ook Adler werd ooit van zijn moeder gescheiden, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, door het antisemitisme in het verstikkende Wenen, gevoed door de bandeloze bende nazi’s van Hitler. De koude rillingen lopen bij het lezen van deze roman over je rug. Familiegeschiedenissen die zo dicht bij elkaar komen dat ze elkaar bijkans raken. Samen met de jonge maatschappelijk werkster probeert Samuel Adler in het belang van Anita Diaz haar moeder te vinden.

Een schitterend thema. Gezinshereniging, ach, al erg genoeg dat de vermaledijde rechterflank van de Nederlandse ontregelde politiek zó behept is met handhaving van de eigen welvaart en het eigen welzijn dat die het fundamentele mensenrecht op gezinshereniging ter discussie stelt en zo mogelijk wil loslaten. Zullen we over niet al te lange tijd nog gaan terugverlangen naar Mark Rutte nu na zijn val de losgeslagen asielwoordvoerder van de VVD-fractie in de Tweede Kamer al loopt te flirten met de PVV? Ruben Brekelmans? De man heeft er ongetwijfeld de nieuwe Koerdisch-Turkse aanvoerster (zelf bootvluchtelinge eertijds) van zijn neoliberale volkspartij mee in verlegenheid gebracht. Frans Timmermans kan tevreden zijn.

‘De wind kent mijn naam’ gaat over ontworteling én verlossing. Verlossing, zoals in geval van Samuel Adler een oude kolonel uit het Oostenrijkse leger in de eerste Wereldoorlog die hem in Wenen verborg voor de nazi’s en die de jongen naar Engeland wist te krijgen. En het quakersechtpaar later in de VS dat na enkele kille weeshuizen en emotieloze adoptiegezinnen verlossing bracht. De liefde voor de viool én de piano kwam terug. De achterflap verwoordt het heel treffend: ouders die grote offers brengen voor hun kinderen. Kinderen die dankzij die offers kunnen blijven dromen, dromen van een betere toekomst, ondanks onbarmhartige omstandigheden. En altijd weer die ongelijke kansen. Wie levend uit een oorlog komt staat desondanks jaren en jaren in de maatschappij op achterstand. Het is de taal, het is de portemonnee, het zijn de trauma’s die nooit ver weg zijn. Ik zie het van dichtbij. Zeer dichtbij, dagelijks. Volgende week het laatste examen van Helin (vluchteling, gezinshereniging, verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd met terugwerkende kracht per mei) in haar tweede studiejaar geneeskunde. Elke dag om vijf uur op. Wat zou ze zonder LavAzza zijn! En maar stampen, die lesstof. Daarna vakantie. Friesland, een paar dagen aan de meren bij Woudsend en Balk. En twee dagen Zuid-Limburg. Samen met min of meer tweelingzus Ala en de net iets jongere Zainab.

Koffie in het eerste kasteel dat ze in Limburg tegenkomen. Op de route lijkt dat Elsloo te worden. Vakantie! Die vakantie begint met een heel bescheiden feestje in ‘Park Zonzijde’ voor haar familie. De achtertuin die is dicht gegroeid als een heel mooi stadspark. Alleen haar familie, meer niet. Hoofdgast het inmiddels zevenjarige nichtje Mais, het magere sprietje Mais met haar vlechten dat drie was toen ze op haar vlucht uit het noorden van Syrië haar beide ouders ergens onderweg verloor. Pas na ruim twee jaar de hereniging met haar ouders. In die ruim twee jaar zaten de ouders van Mais in uitzichtloosheid vast in een vuil vies onhygiënisch vluchtelingenkamp in Griekenland en werd Mais opgevoed door haar opa en oma op de Veluwe waar ze als een postpakketje midden in de nacht was afgeleverd. Tranen vloeiden. De tragiek werkt nog altijd door.

Deze peuterjaren komen dicht bij ‘De wind kent mijn naam’. Of vertaald naar de Koerden: ‘De bergen zijn mijn beste vriend’. Jeugdervaringen die tegen elkaar aan schuren. Isabel Allende (zelfde geboortejaar als mijn onmisbare Ellen) is de meest gelezen Spaanstalige auteur met een jaloersmakende vitaliteit indachtig het lot dat Ellen (beiden van 1942) met haar parkinson trof. Maar ook het leven van Isabel Allende was verre van louter rozengeur en maneschijn. Meer iets van doornen. Zo verloor ze één van haar twee kinderen, haar dochter, op tamelijk jonge leeftijd aan een mysterieuze ziekte. Ze werd een politiek vluchteling in Venezuela en Spanje – een banneling zogezegd – nadat de met Reagan en Thatcher heulende generaal Pinochet in Chili de macht had gegrepen. De vader van Isabel Allende was familie van de beroemde socialistische Chileense president Salvador Allende. De schrijfster kan met recht een globetrotter worden genoemd. Ze woonde in haar jeugdjaren ook in Libanon en Bolivia. Telkens weer blijkt uit haar werk de betrokkenheid met de wereld om haar heen en het lot van de mensen die helemaal achteraan in de rij stonden toen de prijzen werden verdeeld. ‘Hier is mijn geheim. Heel simpel: je kan alleen goed zien met je hart. Waar het écht om gaat, kan je niet zien met je ogen.’

Diana voor enkele dagen naar een trouwerij van een nichtje in Toronto in Canada? Haar moeder die bij Diana thuis blijft logeren tijdens haar afwezigheid? Dan gaan we voor een dagje uit. Tilburgse Jan als gids. Naar Goirle en iets verder nog, naar een uitspanning op de grens met België. De stad heeft er plaatsgemaakt voor maisvelden. De mais staat er metershoog. Paarden in de wei. Langs een bomenrijk verstild weggetje een voormalige abdij. De monniken zijn er weg, maar niet de witte wijn en de garnalenkroketten. Voertaal aan dit tafeltje houtje-touwtje Duits. We letten al helemaal niet op de naamvallen. Het woord Stau komt geregeld terug in de gesprekken. Hopeloos onderweg van al vóór Gorinchem naar Nieuwendijk. Van boven de rivieren wordt hagel gemeld. We merken hier tussen de hortensia’s niks van dat al.

Bij Keti Koti. De leukste en de gekste kwam uit Brits-Guyana. ‘God loves you’


Nee, de slavernij is in feite nog helemaal niet afgeschaft. Kijk om je heen. Racisme en discriminatie. Kijk naar politieoptredens. Kijk naar Rutte en de VVD in het vluchtelingendebat. De beschaving voorbij andermaal. Zie de verschillen in de wereld. Kijk ons druk zijn met volgevreten miljonairs op een toeristisch tripje in een mini-onderzeeër naar de wrakstukken van de Titanic. En ondertussen – ja tegelijkertijd – vergaan honderden en honderden donkergetinte vluchtelingen op zee. We halen er al bijna onze schouders voor op. Het kabinet praat over kansrijke en kansarme asielzoekers. Het moet een doorbraak heten en progressief klinken. Het is een slavernijachtige constructie. Wie kunnen we gebruiken, en wie niet. Keti Koti vandaag. Een koning die in het Amsterdamse Oosterpark excuus gaat maken, en vergiffenis vraagt voor het gedrag van zijn voorouders ten tijde van de slavernij. Hopelijk blijft het niet bij woorden, maar schenkt hij Suriname iets van de belastingcenten die hij en zijn voorouders in Nederland nooit hebben hoeven te betalen. Zullen we met een paar miljoen beginnen? Een beetje roofkunst teruggeven ook? Cynthia Mc Leod vestigde haar naam als schrijfster met haar historische roman ‘Hoe duur was de suiker’. In de historische roman ‘Vaarwel Merodia’ beschrijft de dochter van de laatste gouverneur en eerste president van Suriname (Johan Ferrier) het wel en wee van de familie De Mérode op een werkelijk fascinerende wijze. De familie staat door haar kleurrijke samenstelling model voor het hedendaagse Suriname. Welkom El Dorado, Ma Rochelle Passée – ook zo’n aangrijpend boek over de zeden en gewoonten op de plantages van eertijds.

Bezoekers van nu aan Suriname vergeten het land nooit meer. Een prachtig land. Met schitterende herinneringen. Was er zelf acht keer. Als docent journalistiek. Ook Ellen een keer mee. Niet lang erna zou de diagnose parkinson worden geveld. We aten in Mirosso in de javanenwijk Blauwgrond. We logeerden in hotel North Resort. We zwommen en genoten. Onvergetelijke herinneringen. Aan een zekere Eli van dagblad de Ware Tijd bijvoorbeeld ook.

De leukste verslaggever bij de Ware Tijd vond ik mijn goede vriend Eli. Bij de eerste kennismaking op de redactie droeg hij een honkbalpet met daarop ‘God loves you’. Was wel geestig. Eli noemde zichzelf een vroom mens. In de kerk die hij bezocht moet het er met hem altijd erg gezellig aan toe zijn gegaan. Dat was met Eli bij de Ware Tijd in Suriname zeker zo. Hij hield iedereen van zijn werk en vooral ook zichzelf. Rond het bureau van Eli werd er voortdurend gelachen, veel en hard, en werden nu niet bepaald de beste stukken geschreven. Ik heb de adjunct eens voorgesteld om Eli een handjevol Surinaamse dollars uit de redactiekas mee te geven voor een hamburger bij McDonald’s twee straten verderop – waren hem even kwijt met zijn ‘God loves you’.

Hij kwam oorspronkelijk uit Brits Guyana, werd me verteld, en daar konden ze heel goed drinken. De bevestiging daarvan maakte ik mee tijdens een redactie-uitstapje op een zaterdag naar het fort Nieuw Amsterdam. Ik kom er over te spreken. Eli had de lachers op zijn hand toen hij me ‘s morgens bij binnenkomst vroeg of ik goed geslapen had in mijn hotel? Het speet hem te horen dat dit het geval was geweest. Hij zei zich te verheugen op het moment dat ik niet meer fit was. Mijn aanwezigheid op de redactie was slecht voor zijn nachtrust. Zijn vrouw begon ook al te klagen. De airco bij hem thuis zou op volle toeren draaien als hij in zijn bed lag te denken aan wat ik tijdens de volgende bespreking weer allemaal op zijn werk aan te merken had. Ik constateerde dat hij kennelijk in zijn piepzak zat, een woord dat hij niet bleek te kennen. Ik vond dat zo geestig dat ik besloot de brave Eli voortaan bij de feedback als laatste te gaan behandelen. Het werd al gauw de ‘Eli-apotheose’ en een slapstick . Altijd vroeg hij belangstellend naar Ellen en haar gezondheid. Altijd liet hij de groeten doen. Alleen al daardoor mocht ik hem graag. Over de mail wenste hij ons een paar jaar achtereen prettige kerstdagen en zo verder. We kregen een geboortekaartje van een kindje dat wellicht tijdens mijn trainingen was verwekt omdat Eli de slaap niet kon vatten.

Geen land zo hartveroverend als Suriname. Ik wil er nog eens naar terug. Bij Diaconessenhuis moet ik altijd aan Eli denken, of het nu dat in Paramaribo is of hier in Utrecht. Hij had een artikel voor de Ware Tijd geschreven waardoor het hele ziekenhuis in Paramaribo vol woedende ergernis over hem heen viel. Het speelde zich af tijdens één van mijn bezoeken aan Suriname, het tot dusver laatste als ik me niet vergis. Kort gezegd kwam het erop neer dat er in het Diaconessenhuis van Paramaribo een machtsstrijd gaande was tussen de artsen met hun maatschappen en het management waarvan de patiënten de dupe zouden zijn geworden. Eli had er geen gras over laten groeien in zijn verhaal. Natuurlijk was het woord ’tendentieus’ weer gevallen. Hij kwam het ziekenhuis niet meer in. De hoofdredactie zat met het gesteggel in zijn maag. De sfeer tussen de leiding en de verslaggever was wel eens beter geweest. De chef van de binnenlandredactie koos de kant van Eli maar alleen niet openlijk. Ook hij telde zijn knopen. Niet alleen de Japanse vrouw van directeur, uitgever en eigenaar Steve Jong Tsjien Fa zat in die tijd in Canada, ook de Messias zelf. Steve in Canada! Ik fantaseerde er een cowboyhoed en een jachtgeweer bij. En een ijsschots, waarom ook niet een ijsschots. Steve was behalve eigenaar/directeur van de belangrijkste krant van Suriname ook eigenaar van een houtzagerij. Die houtzagerij lag hem zo te zien meer.

‘Stevie Wonder’ had aan de Malebatrumstraat een gepensioneerde strafpleiter als zaakwaarnemer, of zo men wil zetbaas, neer geplant. Van de man, een onvoorstelbare dandy, herinner ik me nog het meest dat hij tamelijk oud was, weinig verstand had van dagbladen, en door Paramaribo sjeesde met tweehonderd kilometer per uur. De snelheidsovertreder was er trots op. Ik kreeg totaal geen hoogte van de man. Mevrouw de hoofdredacteur nam me mee voor een uitgebreide werklunch even buiten Paramaribo en legde in die verbluffend mooie omgeving een map op tafel met de oververhitte correspondentie tussen het Diaconessenhuis en de Ware Tijd. Hoe nu verder? Hoe kon ze dit varkentje wassen? Het ziekenhuis naar de redactie uitnodigen voor een verhelderend gesprek en radicaal stoppen met elkaar schriftelijk verwijten maken. Achter Eli blijven staan, in elk geval publiekelijk, hem nu niet ineens als een paria behandelen, en hem bij eventuele onzorgvuldigheden, pas dan, pas alleen dan, met een dichte deur intern de les lezen. Later in de week zat het ziekenhuis bij de meest toonaangevende krant aan tafel en bleek maar weer eens hoeveel aangenamer het in menig opzicht toeven is in Suriname vergeleken met het voormalige moederland. Iedereen bleek met de ander wel op z’n minst een tante gemeen te hebben. Het bond. En de bejaarde jurist bleek niet alleen een snelheidsmaniak, maar ook een womanizer, en bovendien een liefhebber van barbecues. Een cocktail uit duizenden zogezegd. Welke vrouw wilde niet zo’n man! Prins op het witte paard in feite.

De hoofdredacteur zat de bijeenkomst nog net niet in haar baljurk voor, maar het scheelde niet veel. Het leek wel of ze zich zonet verloofd had. Ze zag er prachtig uit, representatief was ze altijd al, maar nu helemaal, en ze verkeerde in een bloedvorm. ‘Dames en heren, we zijn hier voor een oplossing, niet om elkaar nóg meer verwijten te maken dan er al gedaan zijn.’ Welbeschouwd had Eli het helemaal niet zo beroerd gedaan. Misschien iets te roekeloos, op dit punt hield onze eigen autocoureur gelukkig wijselijk zijn mond, misschien iets meer hoor en wederhoor, hooguit dat, maar een beetje viercomponentenlijm en alles zat weer vast. Eli mocht het Diaconessenhuis weer in, maar vooralsnog onder begeleiding van zijn chef van de binnenlandredactie, en van mij, als een soort bovenmeester van een dorpsschool. En hij, Eli, zou op vrijdag de medisch specialisten nog eens over hun maatschappen en over de managers aan het woord laten voor een verhaal in de maandagkrant. Die vrijdag moesten we om twee uur ‘s middags in het Diaconessenhuis zijn. Eli en zijn chef maakten pas rond die tijd aanstalten om richting ziekenhuis te gaan. Vervolgens zaten we vast in het stadsverkeer en zeiden de heren, luisterend naar Motown muziek, dat vrijdagmiddag twee uur geen gelukkige tijd was om van a naar b in Paramaribo te komen.

Voor mijn gevoel kwamen we onaanvaardbaar veel te laat in het Diaconessenhuis aan, maar hoezeer Suriname me te pakken kreeg, andersom was dat beslist niet zo. Eigenlijk waren we in het ziekenhuis zelfs nog een tikkeltje aan de vroege kant. De medisch specialisten excuseerden zich ervoor dat zij slechts met zes waren, maar enkele collega’s moesten helaas verstek laten gaan. Ze hadden er overigens niet eens meer bij gekund in dat kleine benauwde ziekenhuiskamertje met potdichte lamellen waar Eli er een vraaggesprek van probeerde te maken ondanks een overdaad aan praatgrage witte jassen. Het interview was als gezegd voor de maandagkrant en afgesproken werd dat één van de artsen het verhaal van een halve pagina op zondagmiddag nog even op feitelijke onjuistheden mocht doorlezen. Hij zou er vervroegd voor terugkomen uit lustoord Colakreek, een paradijselijk recreatieresort met hagelwit savannezand in het district Para op vijftig kilometer van Paramaribo. En toen leerde ik Eliëzer P. pas goed kennen.

Onvergetelijk werd hij voor me. De leukste ooit meegemaakt bij de Ware Tijd. En het moet gezegd: hoe ze het voor mekaar kregen weet ik niet, maar ze hadden daar altijd een hok vol gezelligheid met lachsalvo’s ondanks het verloop aan personeel. Die gezelligheid was me soms ook wel een zorg bij het krantje maken, van het halen van de heilige deadlines hadden ze nog nooit gehoord, een nieuwe editie bereikte niet zelden geeneens het binnenland, maar hoe dom kon ik hier in de Tropen zijn me daar allemaal druk over te maken. Het was hier in niets met Nederland te vergelijken en dat moesten we ook eigenlijk helemaal niet willen. De dag na het ritje Diaconessenhuis een redactie-uitje naar het fort Nieuw Amsterdam, cultureel erfgoed in de Commewijne vol herinneringen aan de plantages, waarvan Suriname er ooit zeshonderd had. Op het afgesproken tijdstip van vertrek stond ik als enige bij een aftandse bus van Chinese makelij waarvan ik dacht: daar gaat natuurlijk nooit die hele redactie in. Dat klopte ook wel zo ongeveer. De leaseauto’s van de leidinggevenden moesten er aan te pas komen. En ook toen bleef het inschikken. Die Chinese autobus had een lekke uitlaad en zette heel Paramaribo in het duister.

Nieuw Amsterdam was vooral ook als een studiedag bedoeld, maar over de krant werd alleen in de ochtenduren gesproken, en dan nog slechts mondjesmaat. Rond het middaguur moest er gegeten worden, en het journalistieke ‘proletariaat’ viel als uitgehongerde wolven op de bami en de nasi aan. Wat overbleef ging in kartonnen doosjes voor thuis op de veranda. Een klaarblijkelijk vast ritueel. Het proletariaat had de doosjes al van thuis meegebracht. Belangrijker dan pen en papier op deze ‘studiedag’. Ondertussen was het bier op en reden twee verslaggevers in één van de leaseauto’s voor aanvulling naar een Chinese super even buiten het fort. Aan het eind van de middag hobbelde iedereen weer de Chinese bus in voor de vrolijke terugreis naar Paramaribo. De leaseauto’s er parmantig achteraan. Onderweg kon het gezelschap geen Chinese levensmiddelenwinkel passeren of er werd wel eventjes gestopt. Dan ging er een kratje de bus uit in ruil voor een nieuw. Hadden mensen uit Brits Guyana niet vooral de reputatie behoorlijke drinkebroers te zijn? De adjunct met Franse naam bevestigde dat droogjes.

Eli behoorde in de bus natuurlijk tot de gangmakers, dat kon niet missen. Maar had ik ‘s avonds niet bij hem thuis een afspraak, hem te helpen bij dat omvangrijke artikel over het arbeidsconflict in het Diaconessenhuis? Eli was aan het doorzakken daar in die bus, maar hij moest daarentegen juist enigszins nuchter blijven. De adjunct belde van achter het stuur naar Eli in de bus. Het Diaconessenhuis had zonet gevraagd of hij terug in de stad nog even langskwam voor aanvullende informatie. Eli trapte erin in. Hij kreeg een droge keel van de schrik. Afpoeieren, sliste hij, afpoeieren, alsjeblieft met een smoes afpoeieren die ziekenhuisklanten. De dubbele tong. Oh jeetje, de dubbele tong. Na de volgende bocht was er weer dringende behoefte in de bus aan een vers kratje bier. Inmiddels werd er ook bier naar de leaseauto’s gebracht. De buschauffeur leverde zijn zatte vrachtje tenslotte na legio onderbrekingen voor de deur van het gebladderde, ooit roomwitte houten redactiegebouw in de Malebatrumstraat nummers 9 en 11 af, alwaar de monumentale portier met legerbaret uit zijn wachthuisje kuierde en plastic tuinstoelen ging halen. Ze werden op een rij aan de stoeprand geplaatst en het neusje van de zalm van schrijvend Paramaribo liet zich er tamelijk onvast in neer ploffen in afwachting van een lift van een doodgemoedereerd familielid. Iemand riep dat Bouterse was afgetreden. De boys kwamen er niet voor uit hun tuinstoel. Bouterse? Die kon wel wachten.

Het was weer eens om nooit te vergeten. Van het ‘s avonds bij Eli thuis de aantekeningen over het Diaconessenhuis uitwerken kwam uiteraard de spat terecht. Dat moest de volgende ochtend. Maar was Eli niet een trouwe kerkganger? Eerst op zondagochtend mevrouw de hoofdredacteur vanuit het hotel maar eens gebeld. Ze was erg druk met haar drie tienerzoons. Hoorde iets over een zangkoor waar Eli op zondagochtenden deel van uitmaakte. Eli en blije gospels? Zou zomaar kunnen. De hoofdredacteur verwees naar de chef van de binnenlandredactie. Die zei dat hij het ook niet wist en dat hij elke zondagmorgen, zoals ook nu, in zijn washok doorbracht. Van z’n vrouw af of omgekeerd. De chef vermoedde luchtigjes dat Eli waarschijnlijk in een kerkbank zijn roes zat uit te slapen, of anders gestrekt thuis in bed lag. Ik vertikte het om zelf de verslaggever op te piepen. Het was mijn eer te na. De adjunct met de Franse achternaam was zijn ‘dochtertje’ ophalen. Hoorde hem al jaren over ‘mijn dochtertje’. Vernam dat het lieve kind intussen al achttien was. De tijd begon te dringen. Er lag een loepzuivere afspraak met het ziekenhuis om het artikel van Eli voorafgaande aan publicatie op feitelijke onjuistheden te laten checken. Het schoot niet op. Vanuit mijn hotel bij Spanhoek een wandelingetje naar de redactie. Uitgestorven daar. De tuinstoelen waren weer bij de stoeprand weggehaald.

Nog maar een paar uur en dan moest het artikel van Eli naar het Diaconessenhuis. Er stond nog geen letter op papier. Geen sterveling die er zich kennelijk koortsig om maakte. De temperatuur buiten steeg weer naar veertig graden of daaromtrent. De hamburger bij McDonald’s smaakte nergens naar en de helft flikkerde ik in de afvalbak. Op de redactie zette de freelancer Sjaak zich aan het inventariseren van de buitenlandse persberichten. Een nonchalant schouderophalen, Nederlanders maakten zich altijd veel te druk. Een vriendelijk meisje van de eindredactie wilde wel behulpzaam zijn bij het boven water toveren van Eli. Ondertussen vertelde ze dat de man van haar kinderen een neef was van een slachtoffer van de Decembermoorden. Weer eens bleek hoezeer de executies in Paramaribo als een etterende wond voortwoekerden.

Toch geen nadorst die Eli? Ik begon hevig te verlangen naar mijn liefste in het verpleeghuis. De volgende dag onherroepelijk de nachtvlucht terug naar huis. Via via de vraag aan de racende zaakwaarnemer of hij me als een katapult naar Zanderij wilde afschieten. Was ik er in elk geval op tijd. De gepensioneerde advocaat met zijn lanceerinrichting liet die zondag rode bauxietstofwolken na op weg naar Albina, maar het kwam goed. Gold ook voor Eli. Kwam eindelijk aanzetten in zijn nette zondagse pak. Of hij misschien eens op zijn computerscherm wilde kijken? Uit het blote hoofd opgetikt onder zijn naam, en of hij zich in de inhoud kon vinden, en anders wijzigingen wilde aanbrengen? Als hij nu geen promotie maakte dan wist hij het niet meer. Wat kon hij toch mooi schrijven, galmde de man uit Brits-Guyana. Dit artikel ‘van zijn hand’ zou zeker zijn plakboek bereiken. ‘Brasa Johan, brasa, laat mij jou een brasa geven en God, je weet het hè, God loves you’. 

Hoe diep kan een land moreel zinken gelijk de mini-onderzeeër Titan – de gedenkpanelen in het KWF-bos te Dronten

Vijf verveelde miljonairs dood tijdens een toeristisch reisje naar de brokstukken van de Titanic in een mini-onderzeeër, de Titan. De wereld is er meer mee bezig dan tezelfdertijd de honderden en nog eens honderden straatarme en anonieme bootvluchtelingen die verdronken. Hele gezinnen door de Griekse kustwacht en het Europese asielbeleid naar de zeebodem gestuurd. De vijf miljonairs zijn belangrijker. Het zegt veel. Heel veel. Nieuws is langs de journalistieke meetlat wat afwijkt van het normale. Zo werd het ons geleerd en zo gaven we het door. En toch: wat zou ons die idioten in die mini-onderzeeër nou eigenlijk moeten schelen? We hoorden ze bonken? Ze sloten zichzelf toch vrijwillig op? Ze legden met graagte veel geld neer om naar de kelder te gaan.

Bevoorrecht ja. (Niet wetende dat ik de volgende ochtend met wasgoed van de trap zou honkenbonken en ik van geluk mocht spreken over de – nog altijd weinig plezierige – gevolgen). Zeer bevoorrecht zelfs. Zonder Ellen en toch bevoorrecht. Een bijzondere Vaderdag met Diana en met Helin, en met nog enkele vrienden. Want Diana en Helin zijn natuurlijk méér dan dat. Een lome hoogzomerse zondagmiddag als onder door droogte verlepte bomen in de Provence. Zoiets. Bevoorrecht met een fantastische metersdiepe tuin. Het is nu niet met de zon meedraaien maar er juist tegenin. ’s Avonds tegen tienen onder zeil en ’s morgens rond vijf uur weer op. Het Suriname gevoel dat wordt opgeroepen. Dat ja vooral. Een land om nooit meer te vergeten. De Marowijne en de Commewijne. Veel watermeloen. En de elektrische plaat voor een stukje kabeljauw of een hamburger. We zijn rijk. Extreem rijk, de humanitaire vraagstukken in ogenschouw genomen zijn we dat al helemaal. Afghanistan en Syrië. Iran. Soedan. Schaamte voor de tegenstellingen in de wereld. We hebben de mondiale humanitaire ramp zelf gecreëerd en verder vorm gegeven met het neoliberalisme en het adagium van ieder voor zich.
Ondertussen wordt het monument bij Dronten, met de namen van duizenden en nog eens duizenden mensen die aan kanker stierven, onder wie Carry van Jan van Ewijk, door misdadige vandalen aan gruzelementen geslagen. Alle 67 gedenkplaten bewerkt met een hamer! Even tot ons laten doordringen. Met een hamer in de aanval op 67 gedenkpanelen voor mensen die aan kanker stierven. Ontregelde samenleving. Land in de afgrond. Land dat een milde dictator behoeft. Hopelijk pakken ze de schoften, en benieuwd naar wat hun advocaat dan straks als verdediging te berde brengt. De lockdown tijdens de coronapandemie waarschijnlijk, de avondklok. De tere westerse ziel. De tropische warmte die begrijpelijk tot krankzinnig vandalisme leidde. Hij zal het wel over spijt hebben. Spijt. De dooddoener spijt met excuus. Hoorde (met Keti Koti aanstaande, deze 1 juli 160 jaar geleden dat de slavernij officieel werd afgeschaft) dat de Surinaamse verzetsheld en antikoloniale activist Anton de Kom nu officieel postuum excuus is gemaakt door de Nederlandse regering. Zelfs met een blinddoek voor peuterde ik nog zijn indrukwekkende monoloog ‘Wij slaven van Suriname’ (verscheen in 1934) uit de boekenkast.
Ooit bezocht ik als docent in Paramaribo de naar hem vernoemde universiteit en liet ik een taxi stoppen bij zijn geboortehuis, een houten uit het lood hangende vermolmde bouwval bij een onoverzichtelijk kruispunt vergeven van de benzinedampen. De Montewerfstraat. Later de Anton de Kom straat. ‘Wij slaven van Suriname’ bracht in de jaren dertig in Nederlandse literaire kringen de pennen in beweging. Of beter: in beroering. De Kom (geboren in 1898) werd met zijn gezin als een ongewenste oproerkraaier op een bootje gezet en verbannen naar Nederland, ging in de Tweede Wereldoorlog in Nederland in het verzet, en stierf in 1945 in een Duits concentratiekamp. Man met karakter. Geen lakei. Meer hersens en inzicht dan de troep Nederlandse politici destijds van voornamelijk schijnheilige protestantchristelijke en katholieke huize. Twee van zijn kinderen leven nog. Beiden in de negentig. De Kom en zijn boek zijn van symbolische, literaire en historische betekenis. De erkenning door de Nederlandse regering van de slavenzoon als heldhaftig gids naar een (veel) onafhankelijk(er) en zelfbewust Suriname maakte van deze Vaderdag voor menig Surinamer een wel heel bijzondere Vaderdag. En niet alleen voor menig Surinamer. Gerechtigheid.
Anton de Kom, staatsgevaarlijk werd hij gevonden. Staatsgevaarlijk omdat hij de Surinamers leerde nadenken en leerde voor zichzelf op te komen. Staatsgevaarlijk omdat hij zijn landgenoten duidelijk maakte dat ze wel degelijk meer waren dan een straathond. Staatsgevaarlijk omdat hij in zijn redevoering in Paramaribo hamerde op zelfrespect en Nederland opriep tot verdraagzaamheid. En medemenselijkheid. Hoe crimineel was dit wel niet met onze VOC- en WIC-mentaliteit van ikke-ikke-ikke en schaamteloze uitbuiting. Moet plots aan de bijna vergeten Jan-Peter Balkenende denken. Het tromgeroffel van de professor over onze vroegere VOC-mentaliteit. Onze uitgelezen en uit de mottenballen gehaalde afgezant naar de uitvaart van Berlusconi. VOC-mentaliteit. ‘Wat er ook aan de Hollander aan menselijkheid heeft ontbroken, de eer dat hij op slavenmarkten een goed koopman was moet men hem nageven. Opdat de huid van de slaven er tijdens de verfoeilijke handel glanzend zou uitzien en de kooplust zou wekken werden de slaven van top tot teen met olie ingesmeerd.’
Ik lees trouwens momenteel de laatste hoofdstukken van (de fenomenale bijbel) Revolusi van de Belg David van Reybrouck (zeker ook bekend van de Congo) over hoe Nederland (inclusief ons door velen nog altijd zo geliefde koningshuis) huishield in wingewest Indonesië en over het ontstaan van de moderne wereld. Moedwillige wreedheid vanuit de met veel vrome christenen bevolkte Haagse politieke regiekamer. Ik noem Beel en Nederlands-Indië en zeg verder niks. Nee toch: Stassen, Romme, Spoor, Westerling. Proleten, stuk voor stuk. Misdadige proleten. En een wezensvreemde en wereldvreemde koningin die zogezegd van haar gezond niet afwist. Stuk voor stuk zwakke mensen. Zwakkelingen voelen zich altijd machtig als ze anderen zien lijden. Dat de ander instort is reden om te vieren dat we er zelf beter aan toe zijn. Nederland en zijn in bloed gedrenkte verleden.
De Kom, terug naar hem, de overzeese Vader des Vaderlands. Een soort Willem de Zwijger maar dan heel anders. Zo maar een zin uit het boek van De Kom. ‘Het wordt U, Nederlanders, reeds op de scholen als legende bijgebracht dat de vrijlating der slaven de ondergang heeft betekend voor de, tot die tijd welvarende, kolonie Suriname.’ Zijn vader kreeg de naam De Kom vermoedelijk in spiegelbeeld van zijn plantage-eigenaar De Mok. Het was niet ongebruikelijk dat vrije gekochte slaven de naam van hun eigenaar kregen maar dan wel achterstevoren. Neem ook de naam Nelom (voormalige linksback van Feyenoord en Willem II). De plantage-eigenaar moet Molen geheten hebben.
Was ooit op 1 juli met Keti Koti in Paramaribo. Was in Paramaribo toen Willem-Alexander op acht uur vliegen van daar zijn moeder opvolgde. Was er acht keer, als docent. Het versterkte de liefde voor het land Suriname. Hoe hebben we daar zó huis kunnen houden. Anton de Kom herschreef als eerste de Surinaamse geschiedenis vanuit een antikoloniaal standpunt. Zijn boek was verboden maar werd onder de toonbank verkocht. De redenaar. De vakbondsman. Zijn eerste zin in ‘Wij slaven van Suriname’: ‘Geen volk kan tot volle wasdom komen, dat erfelijk met een minderwaardigheidsgevoel belast blijft.’ We blijven bladeren in ‘Wij slaven van Suriname’. ‘Maakt, waarde Nederlanders, liefst op een droge dag, een wandeling door de onbestrate maar brede en met tamarinde en palmbomen beplante straten van Paramaribo. Bewonder de statige stenen herenhuizen welke in verschillende eeuwen door de bezitters gebouwd zijn en ga dan, indien gij de moed hiertoe kunt verzamelen, door de negerpoort het erf op. Weerzijds een modderig pad liggen de oude verwaarloosde eenkamer-krot-woningen der vroegere slaven waar thans de vrije proletariërs van Suriname wonen. Al wat gij ziet spreekt van armoede en ontbering. Slechts weinig is hier veranderd sedert de slavernij werd afgeschaft.’
De vroege ochtend van Vaderdag 2023. Klein huiselijk geluk. Meloen en ananas. Olijven en geitenkaas. Door liefde en vriendschap omgeven. Zeer bevoorrecht.

Zelfbewust naar het derde jaar van haar studie geneeskunde aan de VU. Een wereldprestatie. En nog maar vijf jaar in Nederland. Niet eens vijf jaar trouwens… Bescheidenheid als handelsmerk. ‘De bergen waren in Syrië mijn beste vriend’, zei ze eens vorig jaar. Het voelt goed haar hier zo gelukkig te zien. Het tragische nieuws op nieuws over de bootvluchtelingen slaan we zo veel mogelijk over. Op tafel voor de lange zomerse dagen wél intussen ‘Alleen de bergen zijn mijn vrienden’, van de Koerdische dichter en schrijver Behrouz Boochani die in 2013 naar Australië vluchtte. Hij werd uit zee opgevist en illegaal gevangen gezet in wat wel de ‘Australische Goelag’ en het ‘Australische Guantanamo’ wordt genoemd. De barbaarse Australische autoriteiten deden (en doen nog steeds) er alles aan de vluchtelingen te ontmenselijken. Beleid (….). Boochani schreef over de mensonterende omstandigheden op het eiland Manus (Papoea-Nieuw-Guinea) in het diepste geheim op een telefoon die hij voor zijn brute bewakers verborgen moest houden. Een literaire aanklacht, zoals Anton de Kom dat deed, zoals Zola met J’accuse, maar dan tegen de ontmenselijking in de Australische detentiecentra. Voor een Australiër is het niet makkelijk dit boek te lezen, tref ik in het voorwoord aan. Toch maar doen Australiërs, schrijf ik bij voorbaat.

Hallo Johan!

Las net je blog. Het KWF-bos in Dronten. Op twee na alle panelen vernietigd. Onvoorstelbaar. Hoewel, wat gebeurt er tegenwoordig niet in ons land? Ik was van plan er deze week heen te gaan. Om te kijken hoe de ‘boom van Carry’ er bijstaat. En om het pad naar de boom te ontdoen van het door stikstof welig tierende onkruid. Vooral bramen. Stel ik nu uit tot de volgende week. Een foto van het paneel waar de naam van Carry op staat. Tweede kolom, vijfde van boven. Op elk paneel staat de naam van de sponsor: glasfabriek Saint-Gobain. Ben benieuwd of er nieuwe panelen komen.

Groet, Jan.

Met ‘gruwelijk mooi’ niets te veel gezegd over het moerasmeisje

In een rouwproces om de dood van zijn geliefde heeft menig mens niet veel meer nodig dan zijn tuin en steengoede boeken. Er zijn boeken waarmee je de verloren liefde weer naar je toe haalt. Ze zijn er, die boeken. Bijzonder. Gruwelijk mooi, zo recenseert de New York Times. In de Verenigde Staten al ver boven de zes miljoen exemplaren verkocht. Vertaalrechten aan 41 landen. Als zoete broodjes over de toonbank. De debuutroman van de wildlifebiologe in Afrika, Delia Owens. Haar debuutroman speelt in North-Carolina. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Even wordt Martin Luther King gememoreerd. De debuutroman van Delia Owens! Gruwelijk mooi, inderdaad. De ingehouden adem bij eloquent proza. Niet vaak leef je zó mee met de hoofdpersoon, het moerasmeisje Kya. ‘Ik moet het leven in mijn eentje volbrengen, maar dat wist ik. Ik weet al heel lang dat mensen niet blijven.’ De wereld naast een andere wereld. ‘Daar waar de rivierkreeften zingen’. De New York Times, The Times, een vloedstroom aan loftuitingen. En terecht. Hoe jammer kan het zijn als een boek eenmaal voorbij de laatste pagina is. Kya Clark verliest haar moeder, broers en zusjes door huiselijk geweld. Ze is nog niet eens een tiener als ze in het moeras van Barkley Cove achterblijft met haar aan alcohol en pokeren verslaafde gewelddadige vader. Ook die verlaat haar. Vietnam en de syndromen spelen op de achtergrond. Lange tijd analfabeet. Ze groeit in haar eentje op in een gehavend hutje afgesloten van de bewoonde wereld. En dan ontvouwt zich een magisch verhaal. Zodra een blaaskaak van een kakkerjongen dood wordt aangetroffen valt de verdenking meteen op het weerloze moerasmeisje. En een middelmatige sheriff onderzoekt niet naar een conclusie toé, maar van een conclusie àf. Kya is kansloos. Of toch niet? Ach, lees maar. Het beneemt je de adem. Al meer dan honderd weken op de bestsellerlijst van de New York Times. Het mag geen verbazing wekken. De enige vriend van Kya is lange tijd een zwarte man die haar benzine verkoopt voor haar krakkemikkige motorbootje. Ook die zwarte man weet door zijn huidskleur wat eenzaamheid inhoudt in een vroom achterbaks christelijke en blanke samenleving vol vooroordelen. De pageturner ‘Daar waar de rivierkreeftjes zingen’ leest als non-fictie maar is in werkelijkheid fictie. Misschien is dat voor de lezer wel een troost.

Enkele eerder van harte aanbevolen bundels. Stuk voor stuk auteursprestaties van formaat.

Ha Johan! Jij kunt zo een pagina in het boekendeel van de NRC krijgen met je uitgebreide boekrecensies! Ik zal Wilma tippen. Ik geniet ervan en wil de boeken die jij aanbeveelt ook graag lezen. Op het moment heb ik het heel erg druk met het organiseren van een groot symposium In het UMC Utrecht over Tinnitus. Het was een hele klus om de sprekers bij elkaar te krijgen, catering , technische ondersteuning en weet ik wat er allemaal bij komt kijken. Maar het is nu aardig klaar, alleen hoop ik dat het die dag niet al te warm is! Daarna moeten we snel weer eens afspreken om bij te praten. Prachtige herdenking heb je gehad van Ellen’s sterfdag . Ik zie nog die mooie kamer en de bloemenpracht van vorig jaar. Alweer een jaar geleden! Lieve groet, Nelly