Nederlands paspoort? Dat kost jou duizend euro, jonge dame!

‘Ik studeerde in Aleppo en in Damascus. Toen brak in Syrië de burgeroorlog uit. Aleppo werd met de grond gelijk gemaakt. De beelden gingen de gehele wereld over. Ik was drie dagen vader van een zoontje toen ik een oproep voor militaire dienst kreeg. Vechten in het leger van Assad. Vechten tegen mijn eigen volk, tegen de Koerden? Nooit. Dat nooit. Je niet melden voor het leger van Assad betekende gevangenschap, marteling en de dood. Een zoontje van drie dagen nog maar. Ik ben gevlucht. Een helletocht van een paar maanden. Ik kwam in Duitsland. Daar kreeg ik asiel. Na een jaar en nog enkele maanden kon ik mijn vrouw en zoontje naar Duitsland laten komen. Ook voor hun was het geen vakantiereisje uit een folder. IK haalde mijn kleine gezinnetje op in Düsseldorf. Dat weerzien, dat was ongelofelijk. Mijn zoontje kende mij niet. Gezinshereniging? Inperking daarvan? Ik studeerde in Aleppo en Damascus. Mijn vrouw studeerde aan een universiteit. Toen brak de burgeroorlog uit. Het was een verschrikking. Denk je nou echt dat ik alles zou achterlaten als ik nooit meer met mijn vrouw en kind herenigd zou kunnen worden? Ik ben nu verpleger in een Duits ziekenhuis en volg een verdere opleiding in de gezondheidszorg. U heeft een minister die dit allemaal zelf heeft meegemaakt. Een bootvluchtelinge. Zij moet bij uitstek weten wat gezinshereniging is.’

Niet je verleden verloochenen, wil hij maar zeggen. Moge de VVD van Dilan bij het fatsoen en de menselijke maat blijven.

Proef de woorden van de Koerdisch-Syrische man (de dertig net gepasseerd) op de tong. Lees ook ‘De wind kent mijn naam’ van Isabel Allende. Een aanrader. Prachtig boek, een juweeltje. Met een groot invoelend vermogen geschreven. Het meedogenloos scheiden van moeder en dochtertje van zeven (blind) aan de grens van Mexico en de VS. De strijd in Al Salvador ontvlucht. Vanuit een oorlog, en van ver gekomen, een liefdevolle begeleiding naar volwassenheid. Kinderen van hun ouders scheiden. Als domme uitvoerders van gezagsdragers echtelieden en kinderen uit elkaar halen. Bezitsbehoud en het privilege op geluk, ze maken monsters van personen die zelf een gezin met kinderen hebben en beter zouden moeten weten. Het ligt aan de grens van Mexico en de VS niet alleen aan Trump. Je kunt wel alles op hem afschuiven maar da’s niet eerlijk. Bezie de meelopers. Bezie de lafaards. Kijk ook naar Biden en die hele Amerikaanse politieke santenkraam die in Washington wordt beheerst door halfdode witte mannen. In schemer levende figuren die achter de microfoon de ene beroerte na de andere krijgen en vanachter een rollator met kwijl rond de mond als naar het mausoleum worden aangevoerd. De gemiddelde leeftijd is negentig.

We moeten de oorzaak van de massale wereldwijde migratie bestrijden, niet het gevolg. De westerse democratieën zijn de oorzaak, en aan de westerse democratieën nu de taak voor die wereldwijde vlucht een menswaardige oplossing te vinden. Deels ten koste van zichzelf. Ten koste van onze welvaart, wat ons welzijn niet in de weg hoeft te staan. Misschien juist wel niet. Niemand wil alles achterlaten en wegvluchten. Dat komt door wanhoop en angst. De veroorzakers van het leed, WIJ, dienen onze verantwoordelijkheid te nemen. WIJ dienden en bedienden gewelddadige dictaturen (en doen dat nog steeds). WIJ financierden de oorlogen in de wereld. WIJ leverden wapens. WIJ hoereerden met de grote internationale concerns. Geld, geld en nog eens geld. WIJ zijn hardleers en zijn schuldig aan de rampspoed in de wereld.

****

En nu de foto van hier boven. Met de zonnebril die tot een jaar geleden aan Ellen toebehoorde. Het tweede studiejaar geneeskunde aan de VU afgesloten met een 9-, een waanzinnig hoog cijfer. Helin aan het Sneekermeer. Haar kennismaking met Friesland. Het tweede studiejaar als vluchtelingstudente geneeskunde aan de VU in Amsterdam zit erop. Nu vakantie. Hotel Jans in Rijs bij Balk een aanbeveling waard. En dus gaat Wil er in september met haar bridgevriendinnen naartoe. Helin en ik, we hadden er ieder ons eigen geschakelde chaletje tegen het bos in de hoteltuin. Op verkenning in Friesland Waterland. Naar Hindeloopen. Naar Sneek en Bolsward. Naar Lemmer en Woudsend. En Sloten niet vergeten. Picknicken voor de deur van onze vakantiehuisjes. Slecht weer. Het kostte ons twee paraplus maar niet het goede humeur. Welnee. Aanspraak genoeg onderweg. In het dorpscafé in Balk vermaakte Helin zich met een mede-studente die even over was uit Amerika. En in Sneek in gesprek met een leeftijdgenootje uit Duitsland die er, net als de Koerdisch-Syrische Helin, volop liep te fotograferen.

In Hindeloopen, schuilend onder een luifel voor een onbeheerst boze plensbui, informeerde een statige Duitse mevrouw van tegen de tachtig naar onze minister van justitie en veiligheid. Die minister van ons was toch een Koerdisch-Turkse bootvluchtelinge die zich nu in Nederland warempel had opgewerkt in een partij die het fundamentele mensenrecht op gezinshereniging wilde frustreren? Mevrouw uit Düsseldorf kon er met haar verstand niet bij. Zelf ooit asielzoeker, die minister in Nederland, en nu dit. De opvolgster van een partijleider annex premier van wie de laatste zijn kabinet liet vallen op de gezinshereniging en die een paar dagen later de basis legde voor de schofterige Tunesië-deal met het dumpen van zwarte Afrikaanse vluchtelingen zonder eten en drinken in de woestijn. Verhongeren en uitdrogen. Ze was goed op de hoogte, de Duitse vrouw. Oh, maar mevrouw uit Düsseldorf, die minister en bootvluchtelinge is nog rechtser dan onze premier die alles van zich laat afglijden en die nu demissionair is! Nog rechtser binnen een rechtse partij en ooit eerder bootvluchtelinge? Een partij die al begonnen is te flirten met de PVV? De wandelstok viel onder de hand van de Duitse bejaarde vandaan. Was dit werkelijk zo?

Helin genoot in Friesland, van al het water en van de pittoreske stadjes met smalle straatjes en kinderhoofdjes. Zo authentiek. Hindeloopen en Sloten, alsof de tijd er heeft stilgestaan. Ze legde de Duitse weduwe uit Düsseldorf uit hoe ze met veel gevaar in Nederland terecht was gekomen via een angstige vluchtroute over Libanon, via gezinshereniging, en waarom ze zo graag arts wilde worden. Zoveel verloren jaren door de oorlog en nog zoveel in te halen. Presteren. In Nederland iets bereiken. Want je kunt wel veilig in West-Europa zijn, maar waar sta je na een paar jaar? Voor Nederland iets terug willen doen. Een dag voor vertrek in Utrecht naar de kapper geweest, voor het eerst sinds het uitbreken van de burgeroorlog in Syrië toen ze elf was. Die kapper een verhaal apart. Net als Helin Koerdisch-Syrisch. Hassan uit de Voorstraat. Een ware kunstenaar met de schaar. Het type acteur. Docent ook aan de kappersvakschool. Een dag voor vertrek Helin ook aan de bril. Als een reclamefolder van Pearle. De foto hieronder.

De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is binnen. Een zomervakantie uit duizenden zogezegd. Verblijfsvergunning in Nederland voor onbepaalde tijd. Opgehaald bij de IND in Zwolle. Nu op voor een Nederlands paspoort. Maar dat blijkt meer dan 900 euro te kosten !!! Is Den Haag en onze gedecentraliseerde overheid gek geworden? We vragen het maar niet aan die jongedame die als bootvluchtelinge ooit hier naartoe kwam, die in de vergaderzaaltjes opklauterde binnen een verkeerde politieke partij voor welgestelden, en die minister werd, van een zware portefeuille bovendien, en die nu op de drempel staat van het partijleiderschap van die verkeerde politieke partij voor de rijken waarin zij ook nog eens de rechter vleugel bedient. Nee, aan haar vragen we niks. Het is erger dan uit een gereformeerd gezin komen en nu atheïst zijn en dikwijls krachttermen gebruiken.

Waarom een vluchteling van buiten de EU bijna 1000 euro moet betalen voor een paspoort? En een Bulgaar bijvoorbeeld de helft. Navraag. Voor de betrokken gemeenteambtenaar is het helder. Er zit veel ambtenarenwerk aan vast. Van gemeente naar IND en van de IND terug naar de gemeente en zo verder…. His masters voice. Ik geloof er allemaal geen donder van. Mensen zijn mensen, binnen of buiten de EU. Het lijkt meer weer één van de mistanden in Nederland. Misbruik kortom.

Maar terug naar Friesland. Genieten. Van alle rust. Van even geen studie geneeskunde. Hotel Jans ziet ons terug. Vergeet nog het gesprek op een terras aan het Sneekermeer met een voormalig raadslid in Haarlem voor de PvdA en haar zus. Ook hier ging het over migratie en asiel. Het voormalig raadslid van Haarlem rolde met haar ogen toen ze hoorde in welk een korte tijd Helin zo verschrikkelijk goed Nederland had leren praten. Daar moest op gedronken worden. En bitterballen! Twee keer van terrastafel gewisseld omdat we nattigheid voelden die omsloeg in een hoospartij. Het mocht de pret niet drukken. De visboer in Balk deed met ons goede zaken, heel goede zaken zelfs. Alleen al die twee moten gerookte zalm! Voor het picknicken op de houten vlonder met plastic stoelen voor onze vakantiehuisjes.

Blij met alles. Dat is het gewoon.

Ach, wat had ik graag samen met Ellen het nieuwe leven van Helin van een beetje extra glans voorzien. Maar nee, dat was ons niet vergund. Nu doe ik het alleen. Zoals ook voor Diana. Het geeft richting en inhoud aan mijn leven. Het voorkomt een klein bestaan binnen een kleine wereld. Het venster. Het enthousiasme van Helin in Friesland, en ook meteen daarna in Zuid-Limburg, met bovendien haar twee net jongere zusjes, ontroerde me. Maar ik liet het niet merken. Waarom zou ik ook. Achter mijn tranen smeulde de tevredenheid. Het was in Friesland en Limburg de verbinding met Ellen. Steeds vaker gebruik ik uitdrukkingen en gezegden van haar, merk ik nu. Samen met een klein zorgteam waste ik haar, hielp ik haar bij het eten, reed ik de rolstoel. Ik zou het zó weer doen. Maar ja. Het is goed zo.

Waar het écht om gaat zie je met je hart en niet met je ogen

‘Hier is mijn geheim. Heel simpel: je kan alleen goed zien met je hart. Waar het écht om gaat, kan je niet zien met je ogen.’ Het zijn de eerste regels, ontleend aan Antoine De Saint-Exupéry, in de 23ste roman van de onweerstaanbare Chileense schrijfster Isabel Allende. ‘Er is een ster waar alle mensen en dieren gelukkig zijn, en waar het beter toeven is dan in de hemel, want je hoeft niet dood te gaan om er te komen.’ De zin herinnert aan Ellen, zoals zoveel aan haar doet terugdenken. De zin zou in ‘Mam, kijk naar de sterren!’, over de jaren van mijn Ellen in het jappenkamp en de repatriëring erna, niet hebben misstaan. Er is een ster, en je hoeft niet dood te gaan om er te komen. Het is de rode draad in ‘De wind kent mijn naam’, met de op de cover geportretteerde Anita Diaz uit El Salvador als hoofdpersoon. Ze is zeven jaar als ze samen met haar moeder uit El Salvador wegvlucht voor alle geweld van rivaliserende terreurgroepen en aan de grens met de Verenigde Staten wordt tegengehouden en van haar moeder wordt gescheiden.

De ijzingwekkende praktijk van de wereld waarin we nu leven. De wereld van alledag die met onoverbrugbare tegenstellingen naar de knoppen is. Vluchtpogingen op goed geluk. Wanhopige mensen die een zee in lopen zonder te kunnen zwemmen. Of zonder eten en drinken door een woestijn struikelen. Naar boven turen, de ster achterna. Moeder wordt teruggestuurd naar waar ze vandaan kwam. Terug naar Latijns-Amerika. Het kind Anita Diaz verhuist naar een puur smerig vluchtelingenkamp. Daar wordt ze uiteindelijk gered door een maatschappelijk werkster die haar in San Francisco een veilig en gestructureerd thuis bezorgd bij de joodse violist Samuel Adler wiens levensgeschiedenis grote gelijkenissen vertoont met die van het jonge meisje. Ook Adler werd ooit van zijn moeder gescheiden, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, door het antisemitisme in het verstikkende Wenen, gevoed door de bandeloze bende nazi’s van Hitler. De koude rillingen lopen bij het lezen van deze roman over je rug. Familiegeschiedenissen die zo dicht bij elkaar komen dat ze elkaar bijkans raken. Samen met de jonge maatschappelijk werkster probeert Samuel Adler in het belang van Anita Diaz haar moeder te vinden.

Een schitterend thema. Gezinshereniging, ach, al erg genoeg dat de vermaledijde rechterflank van de Nederlandse ontregelde politiek zó behept is met handhaving van de eigen welvaart en het eigen welzijn dat die het fundamentele mensenrecht op gezinshereniging ter discussie stelt en zo mogelijk wil loslaten. Zullen we over niet al te lange tijd nog gaan terugverlangen naar Mark Rutte nu na zijn val de losgeslagen asielwoordvoerder van de VVD-fractie in de Tweede Kamer al loopt te flirten met de PVV? Ruben Brekelmans? De man heeft er ongetwijfeld de nieuwe Koerdisch-Turkse aanvoerster (zelf bootvluchtelinge eertijds) van zijn neoliberale volkspartij mee in verlegenheid gebracht. Frans Timmermans kan tevreden zijn.

‘De wind kent mijn naam’ gaat over ontworteling én verlossing. Verlossing, zoals in geval van Samuel Adler een oude kolonel uit het Oostenrijkse leger in de eerste Wereldoorlog die hem in Wenen verborg voor de nazi’s en die de jongen naar Engeland wist te krijgen. En het quakersechtpaar later in de VS dat na enkele kille weeshuizen en emotieloze adoptiegezinnen verlossing bracht. De liefde voor de viool én de piano kwam terug. De achterflap verwoordt het heel treffend: ouders die grote offers brengen voor hun kinderen. Kinderen die dankzij die offers kunnen blijven dromen, dromen van een betere toekomst, ondanks onbarmhartige omstandigheden. En altijd weer die ongelijke kansen. Wie levend uit een oorlog komt staat desondanks jaren en jaren in de maatschappij op achterstand. Het is de taal, het is de portemonnee, het zijn de trauma’s die nooit ver weg zijn. Ik zie het van dichtbij. Zeer dichtbij, dagelijks. Volgende week het laatste examen van Helin (vluchteling, gezinshereniging, verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd met terugwerkende kracht per mei) in haar tweede studiejaar geneeskunde. Elke dag om vijf uur op. Wat zou ze zonder LavAzza zijn! En maar stampen, die lesstof. Daarna vakantie. Friesland, een paar dagen aan de meren bij Woudsend en Balk. En twee dagen Zuid-Limburg. Samen met min of meer tweelingzus Ala en de net iets jongere Zainab.

Koffie in het eerste kasteel dat ze in Limburg tegenkomen. Op de route lijkt dat Elsloo te worden. Vakantie! Die vakantie begint met een heel bescheiden feestje in ‘Park Zonzijde’ voor haar familie. De achtertuin die is dicht gegroeid als een heel mooi stadspark. Alleen haar familie, meer niet. Hoofdgast het inmiddels zevenjarige nichtje Mais, het magere sprietje Mais met haar vlechten dat drie was toen ze op haar vlucht uit het noorden van Syrië haar beide ouders ergens onderweg verloor. Pas na ruim twee jaar de hereniging met haar ouders. In die ruim twee jaar zaten de ouders van Mais in uitzichtloosheid vast in een vuil vies onhygiënisch vluchtelingenkamp in Griekenland en werd Mais opgevoed door haar opa en oma op de Veluwe waar ze als een postpakketje midden in de nacht was afgeleverd. Tranen vloeiden. De tragiek werkt nog altijd door.

Deze peuterjaren komen dicht bij ‘De wind kent mijn naam’. Of vertaald naar de Koerden: ‘De bergen zijn mijn beste vriend’. Jeugdervaringen die tegen elkaar aan schuren. Isabel Allende (zelfde geboortejaar als mijn onmisbare Ellen) is de meest gelezen Spaanstalige auteur met een jaloersmakende vitaliteit indachtig het lot dat Ellen (beiden van 1942) met haar parkinson trof. Maar ook het leven van Isabel Allende was verre van louter rozengeur en maneschijn. Meer iets van doornen. Zo verloor ze één van haar twee kinderen, haar dochter, op tamelijk jonge leeftijd aan een mysterieuze ziekte. Ze werd een politiek vluchteling in Venezuela en Spanje – een banneling zogezegd – nadat de met Reagan en Thatcher heulende generaal Pinochet in Chili de macht had gegrepen. De vader van Isabel Allende was familie van de beroemde socialistische Chileense president Salvador Allende. De schrijfster kan met recht een globetrotter worden genoemd. Ze woonde in haar jeugdjaren ook in Libanon en Bolivia. Telkens weer blijkt uit haar werk de betrokkenheid met de wereld om haar heen en het lot van de mensen die helemaal achteraan in de rij stonden toen de prijzen werden verdeeld. ‘Hier is mijn geheim. Heel simpel: je kan alleen goed zien met je hart. Waar het écht om gaat, kan je niet zien met je ogen.’

Diana voor enkele dagen naar een trouwerij van een nichtje in Toronto in Canada? Haar moeder die bij Diana thuis blijft logeren tijdens haar afwezigheid? Dan gaan we voor een dagje uit. Tilburgse Jan als gids. Naar Goirle en iets verder nog, naar een uitspanning op de grens met België. De stad heeft er plaatsgemaakt voor maisvelden. De mais staat er metershoog. Paarden in de wei. Langs een bomenrijk verstild weggetje een voormalige abdij. De monniken zijn er weg, maar niet de witte wijn en de garnalenkroketten. Voertaal aan dit tafeltje houtje-touwtje Duits. We letten al helemaal niet op de naamvallen. Het woord Stau komt geregeld terug in de gesprekken. Hopeloos onderweg van al vóór Gorinchem naar Nieuwendijk. Van boven de rivieren wordt hagel gemeld. We merken hier tussen de hortensia’s niks van dat al.

Bij Keti Koti. De leukste en de gekste kwam uit Brits-Guyana. ‘God loves you’


Nee, de slavernij is in feite nog helemaal niet afgeschaft. Kijk om je heen. Racisme en discriminatie. Kijk naar politieoptredens. Kijk naar Rutte en de VVD in het vluchtelingendebat. De beschaving voorbij andermaal. Zie de verschillen in de wereld. Kijk ons druk zijn met volgevreten miljonairs op een toeristisch tripje in een mini-onderzeeër naar de wrakstukken van de Titanic. En ondertussen – ja tegelijkertijd – vergaan honderden en honderden donkergetinte vluchtelingen op zee. We halen er al bijna onze schouders voor op. Het kabinet praat over kansrijke en kansarme asielzoekers. Het moet een doorbraak heten en progressief klinken. Het is een slavernijachtige constructie. Wie kunnen we gebruiken, en wie niet. Keti Koti vandaag. Een koning die in het Amsterdamse Oosterpark excuus gaat maken, en vergiffenis vraagt voor het gedrag van zijn voorouders ten tijde van de slavernij. Hopelijk blijft het niet bij woorden, maar schenkt hij Suriname iets van de belastingcenten die hij en zijn voorouders in Nederland nooit hebben hoeven te betalen. Zullen we met een paar miljoen beginnen? Een beetje roofkunst teruggeven ook? Cynthia Mc Leod vestigde haar naam als schrijfster met haar historische roman ‘Hoe duur was de suiker’. In de historische roman ‘Vaarwel Merodia’ beschrijft de dochter van de laatste gouverneur en eerste president van Suriname (Johan Ferrier) het wel en wee van de familie De Mérode op een werkelijk fascinerende wijze. De familie staat door haar kleurrijke samenstelling model voor het hedendaagse Suriname. Welkom El Dorado, Ma Rochelle Passée – ook zo’n aangrijpend boek over de zeden en gewoonten op de plantages van eertijds.

Bezoekers van nu aan Suriname vergeten het land nooit meer. Een prachtig land. Met schitterende herinneringen. Was er zelf acht keer. Als docent journalistiek. Ook Ellen een keer mee. Niet lang erna zou de diagnose parkinson worden geveld. We aten in Mirosso in de javanenwijk Blauwgrond. We logeerden in hotel North Resort. We zwommen en genoten. Onvergetelijke herinneringen. Aan een zekere Eli van dagblad de Ware Tijd bijvoorbeeld ook.

De leukste verslaggever bij de Ware Tijd vond ik mijn goede vriend Eli. Bij de eerste kennismaking op de redactie droeg hij een honkbalpet met daarop ‘God loves you’. Was wel geestig. Eli noemde zichzelf een vroom mens. In de kerk die hij bezocht moet het er met hem altijd erg gezellig aan toe zijn gegaan. Dat was met Eli bij de Ware Tijd in Suriname zeker zo. Hij hield iedereen van zijn werk en vooral ook zichzelf. Rond het bureau van Eli werd er voortdurend gelachen, veel en hard, en werden nu niet bepaald de beste stukken geschreven. Ik heb de adjunct eens voorgesteld om Eli een handjevol Surinaamse dollars uit de redactiekas mee te geven voor een hamburger bij McDonald’s twee straten verderop – waren hem even kwijt met zijn ‘God loves you’.

Hij kwam oorspronkelijk uit Brits Guyana, werd me verteld, en daar konden ze heel goed drinken. De bevestiging daarvan maakte ik mee tijdens een redactie-uitstapje op een zaterdag naar het fort Nieuw Amsterdam. Ik kom er over te spreken. Eli had de lachers op zijn hand toen hij me ‘s morgens bij binnenkomst vroeg of ik goed geslapen had in mijn hotel? Het speet hem te horen dat dit het geval was geweest. Hij zei zich te verheugen op het moment dat ik niet meer fit was. Mijn aanwezigheid op de redactie was slecht voor zijn nachtrust. Zijn vrouw begon ook al te klagen. De airco bij hem thuis zou op volle toeren draaien als hij in zijn bed lag te denken aan wat ik tijdens de volgende bespreking weer allemaal op zijn werk aan te merken had. Ik constateerde dat hij kennelijk in zijn piepzak zat, een woord dat hij niet bleek te kennen. Ik vond dat zo geestig dat ik besloot de brave Eli voortaan bij de feedback als laatste te gaan behandelen. Het werd al gauw de ‘Eli-apotheose’ en een slapstick . Altijd vroeg hij belangstellend naar Ellen en haar gezondheid. Altijd liet hij de groeten doen. Alleen al daardoor mocht ik hem graag. Over de mail wenste hij ons een paar jaar achtereen prettige kerstdagen en zo verder. We kregen een geboortekaartje van een kindje dat wellicht tijdens mijn trainingen was verwekt omdat Eli de slaap niet kon vatten.

Geen land zo hartveroverend als Suriname. Ik wil er nog eens naar terug. Bij Diaconessenhuis moet ik altijd aan Eli denken, of het nu dat in Paramaribo is of hier in Utrecht. Hij had een artikel voor de Ware Tijd geschreven waardoor het hele ziekenhuis in Paramaribo vol woedende ergernis over hem heen viel. Het speelde zich af tijdens één van mijn bezoeken aan Suriname, het tot dusver laatste als ik me niet vergis. Kort gezegd kwam het erop neer dat er in het Diaconessenhuis van Paramaribo een machtsstrijd gaande was tussen de artsen met hun maatschappen en het management waarvan de patiënten de dupe zouden zijn geworden. Eli had er geen gras over laten groeien in zijn verhaal. Natuurlijk was het woord ’tendentieus’ weer gevallen. Hij kwam het ziekenhuis niet meer in. De hoofdredactie zat met het gesteggel in zijn maag. De sfeer tussen de leiding en de verslaggever was wel eens beter geweest. De chef van de binnenlandredactie koos de kant van Eli maar alleen niet openlijk. Ook hij telde zijn knopen. Niet alleen de Japanse vrouw van directeur, uitgever en eigenaar Steve Jong Tsjien Fa zat in die tijd in Canada, ook de Messias zelf. Steve in Canada! Ik fantaseerde er een cowboyhoed en een jachtgeweer bij. En een ijsschots, waarom ook niet een ijsschots. Steve was behalve eigenaar/directeur van de belangrijkste krant van Suriname ook eigenaar van een houtzagerij. Die houtzagerij lag hem zo te zien meer.

‘Stevie Wonder’ had aan de Malebatrumstraat een gepensioneerde strafpleiter als zaakwaarnemer, of zo men wil zetbaas, neer geplant. Van de man, een onvoorstelbare dandy, herinner ik me nog het meest dat hij tamelijk oud was, weinig verstand had van dagbladen, en door Paramaribo sjeesde met tweehonderd kilometer per uur. De snelheidsovertreder was er trots op. Ik kreeg totaal geen hoogte van de man. Mevrouw de hoofdredacteur nam me mee voor een uitgebreide werklunch even buiten Paramaribo en legde in die verbluffend mooie omgeving een map op tafel met de oververhitte correspondentie tussen het Diaconessenhuis en de Ware Tijd. Hoe nu verder? Hoe kon ze dit varkentje wassen? Het ziekenhuis naar de redactie uitnodigen voor een verhelderend gesprek en radicaal stoppen met elkaar schriftelijk verwijten maken. Achter Eli blijven staan, in elk geval publiekelijk, hem nu niet ineens als een paria behandelen, en hem bij eventuele onzorgvuldigheden, pas dan, pas alleen dan, met een dichte deur intern de les lezen. Later in de week zat het ziekenhuis bij de meest toonaangevende krant aan tafel en bleek maar weer eens hoeveel aangenamer het in menig opzicht toeven is in Suriname vergeleken met het voormalige moederland. Iedereen bleek met de ander wel op z’n minst een tante gemeen te hebben. Het bond. En de bejaarde jurist bleek niet alleen een snelheidsmaniak, maar ook een womanizer, en bovendien een liefhebber van barbecues. Een cocktail uit duizenden zogezegd. Welke vrouw wilde niet zo’n man! Prins op het witte paard in feite.

De hoofdredacteur zat de bijeenkomst nog net niet in haar baljurk voor, maar het scheelde niet veel. Het leek wel of ze zich zonet verloofd had. Ze zag er prachtig uit, representatief was ze altijd al, maar nu helemaal, en ze verkeerde in een bloedvorm. ‘Dames en heren, we zijn hier voor een oplossing, niet om elkaar nóg meer verwijten te maken dan er al gedaan zijn.’ Welbeschouwd had Eli het helemaal niet zo beroerd gedaan. Misschien iets te roekeloos, op dit punt hield onze eigen autocoureur gelukkig wijselijk zijn mond, misschien iets meer hoor en wederhoor, hooguit dat, maar een beetje viercomponentenlijm en alles zat weer vast. Eli mocht het Diaconessenhuis weer in, maar vooralsnog onder begeleiding van zijn chef van de binnenlandredactie, en van mij, als een soort bovenmeester van een dorpsschool. En hij, Eli, zou op vrijdag de medisch specialisten nog eens over hun maatschappen en over de managers aan het woord laten voor een verhaal in de maandagkrant. Die vrijdag moesten we om twee uur ‘s middags in het Diaconessenhuis zijn. Eli en zijn chef maakten pas rond die tijd aanstalten om richting ziekenhuis te gaan. Vervolgens zaten we vast in het stadsverkeer en zeiden de heren, luisterend naar Motown muziek, dat vrijdagmiddag twee uur geen gelukkige tijd was om van a naar b in Paramaribo te komen.

Voor mijn gevoel kwamen we onaanvaardbaar veel te laat in het Diaconessenhuis aan, maar hoezeer Suriname me te pakken kreeg, andersom was dat beslist niet zo. Eigenlijk waren we in het ziekenhuis zelfs nog een tikkeltje aan de vroege kant. De medisch specialisten excuseerden zich ervoor dat zij slechts met zes waren, maar enkele collega’s moesten helaas verstek laten gaan. Ze hadden er overigens niet eens meer bij gekund in dat kleine benauwde ziekenhuiskamertje met potdichte lamellen waar Eli er een vraaggesprek van probeerde te maken ondanks een overdaad aan praatgrage witte jassen. Het interview was als gezegd voor de maandagkrant en afgesproken werd dat één van de artsen het verhaal van een halve pagina op zondagmiddag nog even op feitelijke onjuistheden mocht doorlezen. Hij zou er vervroegd voor terugkomen uit lustoord Colakreek, een paradijselijk recreatieresort met hagelwit savannezand in het district Para op vijftig kilometer van Paramaribo. En toen leerde ik Eliëzer P. pas goed kennen.

Onvergetelijk werd hij voor me. De leukste ooit meegemaakt bij de Ware Tijd. En het moet gezegd: hoe ze het voor mekaar kregen weet ik niet, maar ze hadden daar altijd een hok vol gezelligheid met lachsalvo’s ondanks het verloop aan personeel. Die gezelligheid was me soms ook wel een zorg bij het krantje maken, van het halen van de heilige deadlines hadden ze nog nooit gehoord, een nieuwe editie bereikte niet zelden geeneens het binnenland, maar hoe dom kon ik hier in de Tropen zijn me daar allemaal druk over te maken. Het was hier in niets met Nederland te vergelijken en dat moesten we ook eigenlijk helemaal niet willen. De dag na het ritje Diaconessenhuis een redactie-uitje naar het fort Nieuw Amsterdam, cultureel erfgoed in de Commewijne vol herinneringen aan de plantages, waarvan Suriname er ooit zeshonderd had. Op het afgesproken tijdstip van vertrek stond ik als enige bij een aftandse bus van Chinese makelij waarvan ik dacht: daar gaat natuurlijk nooit die hele redactie in. Dat klopte ook wel zo ongeveer. De leaseauto’s van de leidinggevenden moesten er aan te pas komen. En ook toen bleef het inschikken. Die Chinese autobus had een lekke uitlaad en zette heel Paramaribo in het duister.

Nieuw Amsterdam was vooral ook als een studiedag bedoeld, maar over de krant werd alleen in de ochtenduren gesproken, en dan nog slechts mondjesmaat. Rond het middaguur moest er gegeten worden, en het journalistieke ‘proletariaat’ viel als uitgehongerde wolven op de bami en de nasi aan. Wat overbleef ging in kartonnen doosjes voor thuis op de veranda. Een klaarblijkelijk vast ritueel. Het proletariaat had de doosjes al van thuis meegebracht. Belangrijker dan pen en papier op deze ‘studiedag’. Ondertussen was het bier op en reden twee verslaggevers in één van de leaseauto’s voor aanvulling naar een Chinese super even buiten het fort. Aan het eind van de middag hobbelde iedereen weer de Chinese bus in voor de vrolijke terugreis naar Paramaribo. De leaseauto’s er parmantig achteraan. Onderweg kon het gezelschap geen Chinese levensmiddelenwinkel passeren of er werd wel eventjes gestopt. Dan ging er een kratje de bus uit in ruil voor een nieuw. Hadden mensen uit Brits Guyana niet vooral de reputatie behoorlijke drinkebroers te zijn? De adjunct met Franse naam bevestigde dat droogjes.

Eli behoorde in de bus natuurlijk tot de gangmakers, dat kon niet missen. Maar had ik ‘s avonds niet bij hem thuis een afspraak, hem te helpen bij dat omvangrijke artikel over het arbeidsconflict in het Diaconessenhuis? Eli was aan het doorzakken daar in die bus, maar hij moest daarentegen juist enigszins nuchter blijven. De adjunct belde van achter het stuur naar Eli in de bus. Het Diaconessenhuis had zonet gevraagd of hij terug in de stad nog even langskwam voor aanvullende informatie. Eli trapte erin in. Hij kreeg een droge keel van de schrik. Afpoeieren, sliste hij, afpoeieren, alsjeblieft met een smoes afpoeieren die ziekenhuisklanten. De dubbele tong. Oh jeetje, de dubbele tong. Na de volgende bocht was er weer dringende behoefte in de bus aan een vers kratje bier. Inmiddels werd er ook bier naar de leaseauto’s gebracht. De buschauffeur leverde zijn zatte vrachtje tenslotte na legio onderbrekingen voor de deur van het gebladderde, ooit roomwitte houten redactiegebouw in de Malebatrumstraat nummers 9 en 11 af, alwaar de monumentale portier met legerbaret uit zijn wachthuisje kuierde en plastic tuinstoelen ging halen. Ze werden op een rij aan de stoeprand geplaatst en het neusje van de zalm van schrijvend Paramaribo liet zich er tamelijk onvast in neer ploffen in afwachting van een lift van een doodgemoedereerd familielid. Iemand riep dat Bouterse was afgetreden. De boys kwamen er niet voor uit hun tuinstoel. Bouterse? Die kon wel wachten.

Het was weer eens om nooit te vergeten. Van het ‘s avonds bij Eli thuis de aantekeningen over het Diaconessenhuis uitwerken kwam uiteraard de spat terecht. Dat moest de volgende ochtend. Maar was Eli niet een trouwe kerkganger? Eerst op zondagochtend mevrouw de hoofdredacteur vanuit het hotel maar eens gebeld. Ze was erg druk met haar drie tienerzoons. Hoorde iets over een zangkoor waar Eli op zondagochtenden deel van uitmaakte. Eli en blije gospels? Zou zomaar kunnen. De hoofdredacteur verwees naar de chef van de binnenlandredactie. Die zei dat hij het ook niet wist en dat hij elke zondagmorgen, zoals ook nu, in zijn washok doorbracht. Van z’n vrouw af of omgekeerd. De chef vermoedde luchtigjes dat Eli waarschijnlijk in een kerkbank zijn roes zat uit te slapen, of anders gestrekt thuis in bed lag. Ik vertikte het om zelf de verslaggever op te piepen. Het was mijn eer te na. De adjunct met de Franse achternaam was zijn ‘dochtertje’ ophalen. Hoorde hem al jaren over ‘mijn dochtertje’. Vernam dat het lieve kind intussen al achttien was. De tijd begon te dringen. Er lag een loepzuivere afspraak met het ziekenhuis om het artikel van Eli voorafgaande aan publicatie op feitelijke onjuistheden te laten checken. Het schoot niet op. Vanuit mijn hotel bij Spanhoek een wandelingetje naar de redactie. Uitgestorven daar. De tuinstoelen waren weer bij de stoeprand weggehaald.

Nog maar een paar uur en dan moest het artikel van Eli naar het Diaconessenhuis. Er stond nog geen letter op papier. Geen sterveling die er zich kennelijk koortsig om maakte. De temperatuur buiten steeg weer naar veertig graden of daaromtrent. De hamburger bij McDonald’s smaakte nergens naar en de helft flikkerde ik in de afvalbak. Op de redactie zette de freelancer Sjaak zich aan het inventariseren van de buitenlandse persberichten. Een nonchalant schouderophalen, Nederlanders maakten zich altijd veel te druk. Een vriendelijk meisje van de eindredactie wilde wel behulpzaam zijn bij het boven water toveren van Eli. Ondertussen vertelde ze dat de man van haar kinderen een neef was van een slachtoffer van de Decembermoorden. Weer eens bleek hoezeer de executies in Paramaribo als een etterende wond voortwoekerden.

Toch geen nadorst die Eli? Ik begon hevig te verlangen naar mijn liefste in het verpleeghuis. De volgende dag onherroepelijk de nachtvlucht terug naar huis. Via via de vraag aan de racende zaakwaarnemer of hij me als een katapult naar Zanderij wilde afschieten. Was ik er in elk geval op tijd. De gepensioneerde advocaat met zijn lanceerinrichting liet die zondag rode bauxietstofwolken na op weg naar Albina, maar het kwam goed. Gold ook voor Eli. Kwam eindelijk aanzetten in zijn nette zondagse pak. Of hij misschien eens op zijn computerscherm wilde kijken? Uit het blote hoofd opgetikt onder zijn naam, en of hij zich in de inhoud kon vinden, en anders wijzigingen wilde aanbrengen? Als hij nu geen promotie maakte dan wist hij het niet meer. Wat kon hij toch mooi schrijven, galmde de man uit Brits-Guyana. Dit artikel ‘van zijn hand’ zou zeker zijn plakboek bereiken. ‘Brasa Johan, brasa, laat mij jou een brasa geven en God, je weet het hè, God loves you’. 

Hoe diep kan een land moreel zinken gelijk de mini-onderzeeër Titan – de gedenkpanelen in het KWF-bos te Dronten

Vijf verveelde miljonairs dood tijdens een toeristisch reisje naar de brokstukken van de Titanic in een mini-onderzeeër, de Titan. De wereld is er meer mee bezig dan tezelfdertijd de honderden en nog eens honderden straatarme en anonieme bootvluchtelingen die verdronken. Hele gezinnen door de Griekse kustwacht en het Europese asielbeleid naar de zeebodem gestuurd. De vijf miljonairs zijn belangrijker. Het zegt veel. Heel veel. Nieuws is langs de journalistieke meetlat wat afwijkt van het normale. Zo werd het ons geleerd en zo gaven we het door. En toch: wat zou ons die idioten in die mini-onderzeeër nou eigenlijk moeten schelen? We hoorden ze bonken? Ze sloten zichzelf toch vrijwillig op? Ze legden met graagte veel geld neer om naar de kelder te gaan.

Bevoorrecht ja. (Niet wetende dat ik de volgende ochtend met wasgoed van de trap zou honkenbonken en ik van geluk mocht spreken over de – nog altijd weinig plezierige – gevolgen). Zeer bevoorrecht zelfs. Zonder Ellen en toch bevoorrecht. Een bijzondere Vaderdag met Diana en met Helin, en met nog enkele vrienden. Want Diana en Helin zijn natuurlijk méér dan dat. Een lome hoogzomerse zondagmiddag als onder door droogte verlepte bomen in de Provence. Zoiets. Bevoorrecht met een fantastische metersdiepe tuin. Het is nu niet met de zon meedraaien maar er juist tegenin. ’s Avonds tegen tienen onder zeil en ’s morgens rond vijf uur weer op. Het Suriname gevoel dat wordt opgeroepen. Dat ja vooral. Een land om nooit meer te vergeten. De Marowijne en de Commewijne. Veel watermeloen. En de elektrische plaat voor een stukje kabeljauw of een hamburger. We zijn rijk. Extreem rijk, de humanitaire vraagstukken in ogenschouw genomen zijn we dat al helemaal. Afghanistan en Syrië. Iran. Soedan. Schaamte voor de tegenstellingen in de wereld. We hebben de mondiale humanitaire ramp zelf gecreëerd en verder vorm gegeven met het neoliberalisme en het adagium van ieder voor zich.
Ondertussen wordt het monument bij Dronten, met de namen van duizenden en nog eens duizenden mensen die aan kanker stierven, onder wie Carry van Jan van Ewijk, door misdadige vandalen aan gruzelementen geslagen. Alle 67 gedenkplaten bewerkt met een hamer! Even tot ons laten doordringen. Met een hamer in de aanval op 67 gedenkpanelen voor mensen die aan kanker stierven. Ontregelde samenleving. Land in de afgrond. Land dat een milde dictator behoeft. Hopelijk pakken ze de schoften, en benieuwd naar wat hun advocaat dan straks als verdediging te berde brengt. De lockdown tijdens de coronapandemie waarschijnlijk, de avondklok. De tere westerse ziel. De tropische warmte die begrijpelijk tot krankzinnig vandalisme leidde. Hij zal het wel over spijt hebben. Spijt. De dooddoener spijt met excuus. Hoorde (met Keti Koti aanstaande, deze 1 juli 160 jaar geleden dat de slavernij officieel werd afgeschaft) dat de Surinaamse verzetsheld en antikoloniale activist Anton de Kom nu officieel postuum excuus is gemaakt door de Nederlandse regering. Zelfs met een blinddoek voor peuterde ik nog zijn indrukwekkende monoloog ‘Wij slaven van Suriname’ (verscheen in 1934) uit de boekenkast.
Ooit bezocht ik als docent in Paramaribo de naar hem vernoemde universiteit en liet ik een taxi stoppen bij zijn geboortehuis, een houten uit het lood hangende vermolmde bouwval bij een onoverzichtelijk kruispunt vergeven van de benzinedampen. De Montewerfstraat. Later de Anton de Kom straat. ‘Wij slaven van Suriname’ bracht in de jaren dertig in Nederlandse literaire kringen de pennen in beweging. Of beter: in beroering. De Kom (geboren in 1898) werd met zijn gezin als een ongewenste oproerkraaier op een bootje gezet en verbannen naar Nederland, ging in de Tweede Wereldoorlog in Nederland in het verzet, en stierf in 1945 in een Duits concentratiekamp. Man met karakter. Geen lakei. Meer hersens en inzicht dan de troep Nederlandse politici destijds van voornamelijk schijnheilige protestantchristelijke en katholieke huize. Twee van zijn kinderen leven nog. Beiden in de negentig. De Kom en zijn boek zijn van symbolische, literaire en historische betekenis. De erkenning door de Nederlandse regering van de slavenzoon als heldhaftig gids naar een (veel) onafhankelijk(er) en zelfbewust Suriname maakte van deze Vaderdag voor menig Surinamer een wel heel bijzondere Vaderdag. En niet alleen voor menig Surinamer. Gerechtigheid.
Anton de Kom, staatsgevaarlijk werd hij gevonden. Staatsgevaarlijk omdat hij de Surinamers leerde nadenken en leerde voor zichzelf op te komen. Staatsgevaarlijk omdat hij zijn landgenoten duidelijk maakte dat ze wel degelijk meer waren dan een straathond. Staatsgevaarlijk omdat hij in zijn redevoering in Paramaribo hamerde op zelfrespect en Nederland opriep tot verdraagzaamheid. En medemenselijkheid. Hoe crimineel was dit wel niet met onze VOC- en WIC-mentaliteit van ikke-ikke-ikke en schaamteloze uitbuiting. Moet plots aan de bijna vergeten Jan-Peter Balkenende denken. Het tromgeroffel van de professor over onze vroegere VOC-mentaliteit. Onze uitgelezen en uit de mottenballen gehaalde afgezant naar de uitvaart van Berlusconi. VOC-mentaliteit. ‘Wat er ook aan de Hollander aan menselijkheid heeft ontbroken, de eer dat hij op slavenmarkten een goed koopman was moet men hem nageven. Opdat de huid van de slaven er tijdens de verfoeilijke handel glanzend zou uitzien en de kooplust zou wekken werden de slaven van top tot teen met olie ingesmeerd.’
Ik lees trouwens momenteel de laatste hoofdstukken van (de fenomenale bijbel) Revolusi van de Belg David van Reybrouck (zeker ook bekend van de Congo) over hoe Nederland (inclusief ons door velen nog altijd zo geliefde koningshuis) huishield in wingewest Indonesië en over het ontstaan van de moderne wereld. Moedwillige wreedheid vanuit de met veel vrome christenen bevolkte Haagse politieke regiekamer. Ik noem Beel en Nederlands-Indië en zeg verder niks. Nee toch: Stassen, Romme, Spoor, Westerling. Proleten, stuk voor stuk. Misdadige proleten. En een wezensvreemde en wereldvreemde koningin die zogezegd van haar gezond niet afwist. Stuk voor stuk zwakke mensen. Zwakkelingen voelen zich altijd machtig als ze anderen zien lijden. Dat de ander instort is reden om te vieren dat we er zelf beter aan toe zijn. Nederland en zijn in bloed gedrenkte verleden.
De Kom, terug naar hem, de overzeese Vader des Vaderlands. Een soort Willem de Zwijger maar dan heel anders. Zo maar een zin uit het boek van De Kom. ‘Het wordt U, Nederlanders, reeds op de scholen als legende bijgebracht dat de vrijlating der slaven de ondergang heeft betekend voor de, tot die tijd welvarende, kolonie Suriname.’ Zijn vader kreeg de naam De Kom vermoedelijk in spiegelbeeld van zijn plantage-eigenaar De Mok. Het was niet ongebruikelijk dat vrije gekochte slaven de naam van hun eigenaar kregen maar dan wel achterstevoren. Neem ook de naam Nelom (voormalige linksback van Feyenoord en Willem II). De plantage-eigenaar moet Molen geheten hebben.
Was ooit op 1 juli met Keti Koti in Paramaribo. Was in Paramaribo toen Willem-Alexander op acht uur vliegen van daar zijn moeder opvolgde. Was er acht keer, als docent. Het versterkte de liefde voor het land Suriname. Hoe hebben we daar zó huis kunnen houden. Anton de Kom herschreef als eerste de Surinaamse geschiedenis vanuit een antikoloniaal standpunt. Zijn boek was verboden maar werd onder de toonbank verkocht. De redenaar. De vakbondsman. Zijn eerste zin in ‘Wij slaven van Suriname’: ‘Geen volk kan tot volle wasdom komen, dat erfelijk met een minderwaardigheidsgevoel belast blijft.’ We blijven bladeren in ‘Wij slaven van Suriname’. ‘Maakt, waarde Nederlanders, liefst op een droge dag, een wandeling door de onbestrate maar brede en met tamarinde en palmbomen beplante straten van Paramaribo. Bewonder de statige stenen herenhuizen welke in verschillende eeuwen door de bezitters gebouwd zijn en ga dan, indien gij de moed hiertoe kunt verzamelen, door de negerpoort het erf op. Weerzijds een modderig pad liggen de oude verwaarloosde eenkamer-krot-woningen der vroegere slaven waar thans de vrije proletariërs van Suriname wonen. Al wat gij ziet spreekt van armoede en ontbering. Slechts weinig is hier veranderd sedert de slavernij werd afgeschaft.’
De vroege ochtend van Vaderdag 2023. Klein huiselijk geluk. Meloen en ananas. Olijven en geitenkaas. Door liefde en vriendschap omgeven. Zeer bevoorrecht.

Zelfbewust naar het derde jaar van haar studie geneeskunde aan de VU. Een wereldprestatie. En nog maar vijf jaar in Nederland. Niet eens vijf jaar trouwens… Bescheidenheid als handelsmerk. ‘De bergen waren in Syrië mijn beste vriend’, zei ze eens vorig jaar. Het voelt goed haar hier zo gelukkig te zien. Het tragische nieuws op nieuws over de bootvluchtelingen slaan we zo veel mogelijk over. Op tafel voor de lange zomerse dagen wél intussen ‘Alleen de bergen zijn mijn vrienden’, van de Koerdische dichter en schrijver Behrouz Boochani die in 2013 naar Australië vluchtte. Hij werd uit zee opgevist en illegaal gevangen gezet in wat wel de ‘Australische Goelag’ en het ‘Australische Guantanamo’ wordt genoemd. De barbaarse Australische autoriteiten deden (en doen nog steeds) er alles aan de vluchtelingen te ontmenselijken. Beleid (….). Boochani schreef over de mensonterende omstandigheden op het eiland Manus (Papoea-Nieuw-Guinea) in het diepste geheim op een telefoon die hij voor zijn brute bewakers verborgen moest houden. Een literaire aanklacht, zoals Anton de Kom dat deed, zoals Zola met J’accuse, maar dan tegen de ontmenselijking in de Australische detentiecentra. Voor een Australiër is het niet makkelijk dit boek te lezen, tref ik in het voorwoord aan. Toch maar doen Australiërs, schrijf ik bij voorbaat.

Hallo Johan!

Las net je blog. Het KWF-bos in Dronten. Op twee na alle panelen vernietigd. Onvoorstelbaar. Hoewel, wat gebeurt er tegenwoordig niet in ons land? Ik was van plan er deze week heen te gaan. Om te kijken hoe de ‘boom van Carry’ er bijstaat. En om het pad naar de boom te ontdoen van het door stikstof welig tierende onkruid. Vooral bramen. Stel ik nu uit tot de volgende week. Een foto van het paneel waar de naam van Carry op staat. Tweede kolom, vijfde van boven. Op elk paneel staat de naam van de sponsor: glasfabriek Saint-Gobain. Ben benieuwd of er nieuwe panelen komen.

Groet, Jan.

Met ‘gruwelijk mooi’ niets te veel gezegd over het moerasmeisje

In een rouwproces om de dood van zijn geliefde heeft menig mens niet veel meer nodig dan zijn tuin en steengoede boeken. Er zijn boeken waarmee je de verloren liefde weer naar je toe haalt. Ze zijn er, die boeken. Bijzonder. Gruwelijk mooi, zo recenseert de New York Times. In de Verenigde Staten al ver boven de zes miljoen exemplaren verkocht. Vertaalrechten aan 41 landen. Als zoete broodjes over de toonbank. De debuutroman van de wildlifebiologe in Afrika, Delia Owens. Haar debuutroman speelt in North-Carolina. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Even wordt Martin Luther King gememoreerd. De debuutroman van Delia Owens! Gruwelijk mooi, inderdaad. De ingehouden adem bij eloquent proza. Niet vaak leef je zó mee met de hoofdpersoon, het moerasmeisje Kya. ‘Ik moet het leven in mijn eentje volbrengen, maar dat wist ik. Ik weet al heel lang dat mensen niet blijven.’ De wereld naast een andere wereld. ‘Daar waar de rivierkreeften zingen’. De New York Times, The Times, een vloedstroom aan loftuitingen. En terecht. Hoe jammer kan het zijn als een boek eenmaal voorbij de laatste pagina is. Kya Clark verliest haar moeder, broers en zusjes door huiselijk geweld. Ze is nog niet eens een tiener als ze in het moeras van Barkley Cove achterblijft met haar aan alcohol en pokeren verslaafde gewelddadige vader. Ook die verlaat haar. Vietnam en de syndromen spelen op de achtergrond. Lange tijd analfabeet. Ze groeit in haar eentje op in een gehavend hutje afgesloten van de bewoonde wereld. En dan ontvouwt zich een magisch verhaal. Zodra een blaaskaak van een kakkerjongen dood wordt aangetroffen valt de verdenking meteen op het weerloze moerasmeisje. En een middelmatige sheriff onderzoekt niet naar een conclusie toé, maar van een conclusie àf. Kya is kansloos. Of toch niet? Ach, lees maar. Het beneemt je de adem. Al meer dan honderd weken op de bestsellerlijst van de New York Times. Het mag geen verbazing wekken. De enige vriend van Kya is lange tijd een zwarte man die haar benzine verkoopt voor haar krakkemikkige motorbootje. Ook die zwarte man weet door zijn huidskleur wat eenzaamheid inhoudt in een vroom achterbaks christelijke en blanke samenleving vol vooroordelen. De pageturner ‘Daar waar de rivierkreeftjes zingen’ leest als non-fictie maar is in werkelijkheid fictie. Misschien is dat voor de lezer wel een troost.

Enkele eerder van harte aanbevolen bundels. Stuk voor stuk auteursprestaties van formaat.

Ha Johan! Jij kunt zo een pagina in het boekendeel van de NRC krijgen met je uitgebreide boekrecensies! Ik zal Wilma tippen. Ik geniet ervan en wil de boeken die jij aanbeveelt ook graag lezen. Op het moment heb ik het heel erg druk met het organiseren van een groot symposium In het UMC Utrecht over Tinnitus. Het was een hele klus om de sprekers bij elkaar te krijgen, catering , technische ondersteuning en weet ik wat er allemaal bij komt kijken. Maar het is nu aardig klaar, alleen hoop ik dat het die dag niet al te warm is! Daarna moeten we snel weer eens afspreken om bij te praten. Prachtige herdenking heb je gehad van Ellen’s sterfdag . Ik zie nog die mooie kamer en de bloemenpracht van vorig jaar. Alweer een jaar geleden! Lieve groet, Nelly

Bij hoge nood plast de politie in zijn broek

‘Dit kan niet waar zijn, Johan.’

‘Dit is maar al te waar, Jan, hier is geen woord gelogen.’

Geachte officier van justitie:

Ik doe U in eenvoudige bewoordingen, maar wel tamelijk uitgebreid, verslag van mijn terugkeer uit Arnhem en de hoge nood die ik onderweg ondervond. Ik geef toe dat je langs de snelweg niet mag plassen, maar ik kon niet verder, en ik voelde me toen van overheidswege behandeld alsof ik op het strand van Bloemendaal een paar gasten met steekverwondingen in het ziekenhuis had doen belanden. Het gedrag van de mij verbaliserende politieman vond ik disproportioneel. Ik vind dat agenten een burger niet behoren te piepelen.

Mijn verslag. Een narratief.

‘Meneer, wat doet U nu?!’

‘Zoals U ziet heren, ik sta te plassen. Ik sta te urineren.’

‘Maar meneer, dat mág hier helemaal niet. U staat in de berm langs de snelweg, de A12, dat is levensgevaarlijk.’

‘Heren van de politie, als ik niet zo’n hoge nood had gehad dan was ik natuurlijk niet even gestopt. Ik ben 72 en mijn blaas is opstandiger dan vroeger. Het komt ineens opzetten. Ik zat te kokhalzen achter het stuur. Ik zat te wiebelen om maar niet in mijn broek te plassen, maar het begon al te druppelen. Ik werd er beroerd van. Verderop zou er een hotel zijn volgens de borden, maar dat hotel kwam maar niet. Ik kon toch niet in een kletsnatte broek naar mijn afspraak toe?!’

‘Overmacht? Wat nou overmacht! Hoelang heeft U staan plassen? Dat wordt misschien een bekeuring. Dat kan een boete worden.’

‘Hoe hoog zijn zulke boetes tegenwoordig?’

‘Dat vertel ik U later, maar ik verzeker U dat ze niet mals zijn. Nogmaals mijn vraag: hoelang heeft U staan plassen?’

‘Anderhalve minuut misschien? Veel langer niet nee. Ik geef toe waarvan U mij beticht. Maar beperk de kwestie alstublieft tot een waarschuwing. Blaas het niet op agent, mijn blaas is juist leeg. Zie er het boze niet van in. U ziet, mijn rechter voorband en rechter achterband staan in het gras, behoorlijk ver van die ene auto die ons tot dusver is gepasseerd. Ik ben niet roekeloos te werk gegaan hoor.’


‘Mag ik Uw rijbewijs?’

Met het uit mijn portefeuille prutsen van het rijbewijs dwarrelt er een pasfoto mee van Ellen. Het komt voor de voeten van de agent op het beton terecht. De agent kijkt naar de foto en laat het bukken aan mij over. Ik mag mijn eigen Ellen van het asfalt peuteren.

‘Dat is mijn vrouw, vorig jaar overleden, parkinson. Daar zit mijn pijn, agent, niet eens zozeer bij een boete, al hoop ik op enige clementie met een waarschuwing. Ik werk mee.’

‘Uw overleden vrouw? Gaan we op mijn gevoel spelen. Gaan we sentimenteel doen?’

‘Maar pardon? Ik doe niet sentimenteel. Ik speel helemaal niet op Uw gevoel. Ik misbruik hier niet de nagedachtenis aan mijn vrouw. Vanwaar zo’n reactie? Wat U nu zegt als overheidsdienaar vind ik naar deze burger toe volstrekt ongepast. U bent onfatsoenlijk. U moet zich schamen.’

Ik kniel voor de legerkistjes van de agent om de foto op te rapen. Ik stop de foto van Ellen terug in mijn portemonnee en die hele klootzak van de Nederlandse politie kan me ineens geen donder meer schelen. Ik proef iets van machtswellust. Het verkeerde slag. Er gaat ineens veel door mijn hoofd. Zo dus worden burgers behandeld in het huidige Nederland. Met sarcasme. Maar rustig blijven, rustig blijven, prent ik mezelf in.

Ik begrijp nu waarom Nederland een gezagscrisis heeft, ik zie een voorbeeld van hoe het niet hoort. Ik weet nu al dat ik een klacht ga indienen bij het OM.

‘Hoelang voelde U al aandrang tot plassen?’

‘Zal het een minuut of vijf geweest zijn?’ Ik blijf zo vriendelijk en galant mogelijk. De oude pensionado met een veel gevoeliger blaas dan vroeger.

‘Vijf minuten !!! Op minder dan vijf minuten terug had U zonder een verkeersovertreding kunnen plassen. Waarom heeft U dat niet gedaan?’

‘Hoe weet U dat?’

‘Ik ken het hier op mijn duimpje.’

‘Maar die plek is me ontgaan. Dat kan toch zeker?! Die zou ik anders toch wel genomen hebben, of niet soms?’

‘Omdat U op minder dan vijf minuten terug had kúnnen plassen, luister goed, en dat niet hebt gedaan, geen waarschuwing maar schrijf ik een bekeuring uit.’ De agent kijkt even naar zijn collega, maar die ziet net een vogeltje in een boom flierefluiten. De kale collega had anders gewild, dat zie je aan zijn houding. Hij staat zich te ergeren. En aan wie? Aan zijn dikdoenerige collega.

‘Dus een boete omdat ik op minder dan vijf minuten van hier een parkeerplaats had kunnen treffen. Maar agent, ik heb die plek helemaal niet gezien. Over het hoofd gezien zogezegd. Ik ben hier niet bekend. U wel.’

‘Ja, ik weet die parkeerplaats. Oh ja, die boete, ik had U de hoogte beloofd. Die loopt al gauw op naar 289 euro. Want U staat hier levensgevaarlijk.’

‘Levensgevaarlijk? Anderhalve minuut plassen. Niet oké, akkoord. Maar met U sta ik hier op datzelfde levensgevaarlijke asfalt al bijna een kwartier te praten. Dat is ineens niet levensgevaarlijk meer? Waarom gelastte U mij niet deze levensgevaarlijke plek te verlaten en U te volgen naar dat hotel om de bups daar af te handelen? Ik had achter U aan kunnen rijden met mijn lege blaas.’

‘Meneer, U mag wat mij betreft in beroep gaan bij de officier van justitie. Moet U doen. Maar ik bekeur U.’ De collega zoekt weer de boom op met het vogeltje en vermijdt oogcontact met mij. 

‘Weet U, ik ben geen hooligan, ik heb niets kwaads in de zin, ik strooi niet met een pasfoto om sentimenteel te doen, dat neem ik U vooral kwalijk als vertegenwoordiger van de Nederlandse politie, als vertegenwoordiger van de Nederlandse overheid. ik neem afscheid van U beiden en geef U graag een hand. Ik zal U voordoen hoe het hoort. U deed Uw werk, zullen we maar zeggen. Maar ik begrijp dat ik geen bekeuring heb gekregen omdat ik hier langs de A12 stond te plassen, terwijl ik kokhalsde en mijn broek al urinevlekken begon te vertonen, nee nee nee, ik krijg die boete van 289 euro omdat ik met hoge nood een bordje heb gemist met parkeerplek. Maar ik was geconcentreerd op een hotel dat maar niet kwam. En geeft U mij nu maar mijn hand terug. Ik zal niet zo flauw zijn mijn vingers na te tellen.’

PS. Een dag later verlaat ik ons winkelcentrum. Was even toiletpapier bij het Kruidvat halen. Om maar in de sfeer te blijven. Naar mijn auto toe komen twee motoragenten mij tegemoet. Die rijden zeker twintig meter op hun motor over het trottoir, waar ze anderen een bekeuring voor geven. Ze reden bijna iemand van de sokken die een pizza kwam afhalen. Wat kwamen ze doen? Even een boodschap. Boven de wet. Ach ja. Boven de wet.

****

Hallo Johan!

Net je blog gelezen: wat een eikel. Zijn reactie op het laten vallen van de foto van Ellen is onbeschoft. Had je niet die andere agent in het gesprek kunnen betrekken? Zoiets van: “wat vindt u nu van deze zaak?” Mogelijk zou hij gereageerd hebben. En anders zou hij mogelijk, toen ze weg waren, zijn kennelijk hoger geplaatste erop hebben aangesproken. Misschien zou de bon dan zijn verscheurd. Het blijft een griezelige gang van zaken. Beste groet, Jan van Ewijk.

Beste Johan,

Dank (via de boekentip van de Alzheimerstichting) voor je boeken over Ellen, stel het bijzonder op prijs. Jouw boeken geven mij zoveel…. Prachtig hoe je alle gevoelens weet te verwoorden, situaties en momenten die ik met mijn echtgenoot met dezelfde twee aandoeningen ook daadwerkelijk meemaak en voel. Ben er eerlijk gezegd stil van en heb besloten het lezen te doseren. Ik herken de pijn, de onmacht en het verdriet, maar op een bepaalde manier geniet ik ook van alle woorden door jou geschreven, want voel me daardoor ook gehoord, begrepen en gesterkt. Je hebt mij met jouw boeken echt een groot cadeau gegeven.

Ook ik wens jou mooie Pinksterdagen en stuur je een lieve groet uit Friesland.

Karin🍃 

Een boek undercover dat zijn weerga nauwelijks kent, subliem

Een boek dat onherroepelijk de geschiedenis ingaat als een van de grootste literaire non-fictie werken van deze tijd, schreef Anand Gopal in zijn recensie. De geëngageerde Afghaanse en in Amerika wonende journalist en socioloog Anand Gopal (verbonden aan The New Yorker) zou wel eens gelijk kunnen krijgen. ‘De tolk van Kabul’ mag terecht een aangrijpend live verslag worden genoemd van ons grootste humanitaire vraagstuk van heden, en van de meest controversiële kwestie van ons bestaan. Van binnenuit beschrijft de Canadese journalist Matthieu Aikins de vlucht met niets ontziende  mensensmokkelaars vanuit Afghanistan naar het Westen. Een Afghaan, een Canadees, een hechte vriendschap en een bizarre vlucht met de meest mensonterende details uit bijvoorbeeld het kamp Moria, een open riool, op Lesbos in Griekenland. En de handel in vluchtelingen in Athene. Omar, een jonge tolk voor de Amerikanen en de VN, laat alles achter om uit Kabul weg te komen.

De Canadese journalist Matthieu besluit hem undercover te vergezellen. Een levensgevaarlijke tocht volgt. De Canadese journalist verscheurt zijn paspoort en daarmee ook zijn eigen identiteit. Tijdens de odyssee ontmoeten de twee alles en iedereen uit het hart van de migratiecrisis. Van de ene erbarmelijke situatie naar de volgende op zoek naar een fatsoenlijk leven zonder oorlog. Het ene gevaar inruilen voor het andere. Getild worden door mensensmokkelaars waar je bij staat. Zo onbetrouwbaar als de pieten die mensensmokkelaars. Bandieten zijn het met een enorme bundel poen in de borstzak. En zo harteloos, de grenspolitie, als harteloosheid maar zijn kan. Een uitzonderlijk boek, razend knap geschreven, dat inderdaad wel eens de geschiedenis zou kunnen ingaan als een van de grootste literaire non-fictie werken van deze tijd. Hoop in een hopeloos verdeelde wereld. Moria is een verschrikking. Zo erg dat heel wat daar gestrande vluchtelingen de Griekse politie op hun knieën smeekten (getuigenverslag Aikins) hen dood te schieten. Een leven dat eigenlijk bestaat uit maar twee dagen: de dag dat je wordt geboren en de dag dat je uit genade sterft.

In het geheugen nog altijd het gezin van vier dat, op zijn vlucht, bij de Turkse kust in een bootje stapte. Het waren Syrische Koerden uit de verwoeste stad Kobani, waar drie maanden eerder meer dan tweehonderd burgers waren vermoord door IS. Heel vroeg in de ochtend, toen het nog donker was, kapseisde het bootje van het gezin van vier in de ruwe zee. De moeder en haar twee zoontjes verdronken. Bij zonsopgang werd een van de kinderen, Alan Kurdi, of Aylan zoals hij door de hele wereld zou worden genoemd, op het strand gevonden. Een Turkse fotograaf legde het beeld vast: een kind, voorover gevallen op het zand zoals doodvermoeide peuters soms doen, zijn rode T-shirtje ophoog geschoven zodat je zijn witte ruggetje kon zien, een golfje naast zijn voorhoofd. Hij had zijn schoenen nog aan. Zijn foto verscheen in heel Europa op de voorpagina’s van de kranten. Een beeld dat ons geweten choqueert, kopte El País in Spanje. Even eerder had een columnist van het verachtelijke Britse boulevardblad The Sun de vluchtelingen, dus ook het kind Alan Kurdi, nog vergeleken met kakkerlakken. Met kakkerlakken … !!!

Kakkerlakken? In elk geval als kakkerlakken behandeld. Wordt in de gelederen van PVV en Forum ook zo over vluchtelingen gedacht? In die terminologie ook? Moet denken aan de voor oorlogsleed gevluchte personen die ik de afgelopen jaren van zeer dichtbij heb leren kennen, en ik schaam me. Moria, na een regenbui veranderd in een beerput. Lekkende tentjes. Drek. Stank. Kinderen met opgezette ogen en monden. Vooral kinderen. Epidemieën van schurft en waterpokken. Diarree. Eczeem. Een oorlog overleefd en aan een nieuwe oorlog begonnen. Een huid vol insectenbeten en uitslag. Gebrek aan voedsel. Vechtpartijen tussen groepen bewoners van Moria. Stokslagen van de Griekse politie. Verkrachtingen. Diefstal. Verminkingen. Zelfverminking. Lynchpartijen. Onbeschrijfelijke taferelen en toch proberen ze van woorden te voorzien. Moet denken aan het boek ‘De bijenhouder van Aleppo’. Zijn vluchtnachtmerrie samen met zijn blinde vrouw. Moet denken aan de vrouw en haar man die tijdens hun vlucht op een van de Griekse eilanden strandden en onderweg in Bulgarije hun dochtertje van drie jaar verloren. De nu 7-jarige Mais die me met het Suikerfeest laatst op koekjes trakteerde.

Getraumatiseerde mensen met een bewonderenswaardige hang aan het leven. Wie zijn wij om ze dat leven te ontzeggen?! Wie zijn wij wel met onze grote bek! Massale internationale migratie als reactie op de extreme mondiale ongelijkheid. Onzekerheid en hulpeloosheid. Wat de vluchtelingen nog aan geld over hadden, betaalden ze de mensensmokkelaars om maar van Lesbos af te komen. Pogingen die vaak mislukten. Dan volgde voor een halfjaar de gevangenis. Rake klappen. Hurk-wc. De vieste viezigheid. Ongedierte. Erbarmelijk leed. ‘Schiet me maar liever dood, nu en hier, smeekten veel vluchtelingen met armen die naar de hemel reikten. ‘Oh Heer verlos ons.’ Opgehouden mens te zijn. De politie bleef stoïcijns. Omar en Matthieu keken gedrogeerd toe.

Helin vertelt ondertussen van haar eigen vlucht en de voettocht met haar vader, twee zusjes en haar broertje door donker en naargeestig Libanon. Door een burgeroorlog van huis en haard verdreven. Waarom? Omdat ze Koerden waren. Ze huilden. Ze huilden omdat ze al heel lang geen oog meer hadden dichtgedaan en er geen perspectief leek. Besodemieterd worden door op grof geld uit zijnde ‘hulpverleners’. Wat eenvoudige handbagage, niet meer dan dat, geen nachtrust, een lege maag, een vader met vier tieners door slecht verlichte lugubere straten van Beiroet in Libanon. Niet te veel vragen stellen, denk ik telkens. Niet aan die wond zitten waarover een heel dun vliesje is gekomen. Niks openkrabben. Een tante van Helin verdronk onder het vluchten voor de ogen van haar eigen kindertjes. Mensensmokkelaars? Amorele klootzakken. Ze joegen de vluchtelingen vaak zonder wroeging de dood in. In ‘De tolk van Kabul’ een mensensmokkelaar die acht vluchtelingen hielp en er 32.000 dollar cash mee verdiende. En elke dag had hij wel zo’n vrachtje . Een vrachtje wanhopigen, ja.

Laat niet alleen Helin maar ook Diana praten over haar sprong in de duistere diepte die gelukkig goed afliep. Jan van Ewijk stuurt een artikel uit de Volkskrant. Opvang in de eigen regio? Het onberekenbare Libanon heeft de Syrische Koerden tot zondebok gebombardeerd en gooit ze de overvolle en vieze tentenkampen én het land uit. Ze worden over de grens met Syrië gekieperd om er te worden gemarteld en mogelijk gedood. De Libanese gouverneur Khodr zegt niet voor barmhartigheid op aarde te zijn: ‘Libanon zit economisch aan de grond. Wat zouden jullie doen? Wij zijn een kankerpatiënt van wie het afweersysteem gestopt is met functioneren. En dan word je gedwongen mensen met corona – de Syriërs – in je huis op te nemen?! Wat zou Nederland doen?

Lees over Omar en de undercover Matthieu. Een lees het antwoord. Van ‘de tolk van Kabul’ kan de lezer geen bladzijde omslaan of hij grijpt naar zijn hoofd. Op pagina 310: ‘Er lag nog één pont in de haven. Een rode met Grimaldi op de zijwand. Die vaart ’s avonds laat uit, kregen we te horen. We zagen Haider met een kind zonder ouders dat hij onder zijn hoede had genomen. Of dat kind, die jongen, de reis van drieënvijftig uur wel aankon. Die jongen? Die had veertig uur door de woestijn gelopen en achttien uur over bergketens geklauterd. In een container drieënvijftig uur stelde dan niks meer voor. De jongen was doorgewinterd. Hij was volwassen geworden.’

‘De tolk van Kabul’ is afgezien van verdrietig en afschuwwekkend waar het de ongelijkheid in de wereld betreft, ook buitengewoon spannend en meeslepend. Het non-fictie undercover verslag van hét grote humanitaire vraagstuk van deze tijd zou eigenlijk verplichte lesstof moeten zijn op mbo, hbo en universiteit. Het boek leest als een roman en drukt ons maar weer eens keihard met de neus op de feiten. Schaamte over onze eigen ver doorgeschoten individualisering en het niet te stillen materialisme. Medemensen die volkomen getraumatiseerd door hun oorlogservaringen naar een beter leven zoeken en nog meer getraumatiseerd dan ze al waren aan de poort kloppen van Ter Apel. Of waar elders in het veilige deel van de wereld. We weten het, maar toch, we zijn verwend met waar onze wieg stond. We sturen onze kinderen de straat op met een kartonnen bord tegen asielzoekers uit Afghanistan en Syrië. Haaksbergen, here we go! We ervaren veel als vanzelfsprekend. Met de tentamens en examens van onze scholieren en studenten zouden we meer souplesse moeten blijven betrachten. Want de Nederlandse jeugd is nog steeds niet psychisch hersteld van de lockdown en avondklok die in hun eigen gezondheidsbelang tijdens de coronapandemie even golden. Lockdown en avondklok knakten tere zieltjes. En tere zieltjes van welvaartskinderen zijn er niet om geknakt te worden. In Moria op Lesbos begrijpen ze dat heel goed…

Op pagina 334: Als we de liefde begrepen, zouden we niet gecommandeerd hoeven worden. De waarheid die we met de activistische jongeren in het kraakpand Plaza zochten, was nog niet op deze wereld gearriveerd.

We zijn rijk in Nederland. Vrijheid in denken en praten. We hoeven geen portret van Mark Rutte boven ons bed te hangen. De diploma’s zijn niet voorzien van de beeltenis van Willem-Alexander. We hoeven geen geheime politie van Maxima te vrezen. Ons grote gevaar schuilt ‘m in de overdreven aandacht voor het voetballen, de hysterie over Arne Slot en de excessen in de stadions die almaar erger worden. Memory trip. Terug naar de jaren met Ellen, MIJN Ellen, de onvergetelijke. Een reisje met Helin op Bevrijdingsdag naar Lodge dat ergens ver boven Vaals zweeft. Het Drielandenpunt binnen handbereik. De gestrekte arm die naar Kasteel Vaalsbroek reikt. Wonderbaarlijk mooie natuurschoon. We zijn rijk in Nederland. Bij Lodge, van Vaals richting Epen, ging het gesprek ook over ‘De tolk van Kabul’. We zeiken in Nederland te veel over pietepeuterigheden. Individualisering en materialisme. Een vrijetijdseconomie. Welvaart die ons met de paplepel wordt ingegoten. Niet veel later zou Helin officieel in een panel worden gevraagd voor het gemeentelijke discussieprogramma Meet Up naar aanleiding van de VPRO-serie Tegenlicht over vluchtelingen en hun kansen in Nederland die ze wel degelijk weten te grijpen. Ze beulen zich af om verder te komen. Ze wisten de vrijheid te bereiken en beginnen in die vrijheid en vrijetijdseconomie helemaal op nul. Met een gigantische achterstand – de taal alleen al – op hun Nederlandse generatiegenoten. Weer eens het signaal met Diana en Helin twee groeibriljanten tot mijn directe naasten te hebben. Het doet me beseffen dat ik leef. Helin gevraagd voor het panel over de VPRO-migratie-docu? Ouders en zussen haastten zich om haar te feliciteren.

Ze beklom de Himalaya. Daarom een jaar na haar dood een Himalaya geplant ter nagedachtenis

Hoi Johan. Vandaag was geweldig !!!, alles was zeer mooi en lekker🌹 Helin heeft het met haar zus Ala en moeder Saba goed gedaan💞 Ongelofelijk!. Dank je wel voor deze herdenking van onze Ellen. Liefs Diana🙋💞💞

Was een mooie en ook een gezellige middag. Wat gaat een jaar snel voorbij. Stijlvolle herdenking. Fijn ook om Elly Wolf gesproken te hebben. En wat hebben Helin en haar ouders samen met jou ons verwend! Dank daarvoor. Hartelijke groet, Charles.

Johan, wat een mooi samenzijn vandaag om Ellen te herdenken. Ik ga aan de slag met de fotoreportage. Bedank de lieve Helin met haar moeder voor al het lekkers dat tussen de vele bloemen op tafel kwam. En de soep van Diana. Het was indrukwekkend. Jan van den Heuvel.

Lieve Johan, Diana, Helin en alle andere lieve vrienden en vriendinnen op de herdenkingsceremonie voor Ellen. Helaas kan ik er niet bij zijn. Buikgriep. Het spijt me verschrikkelijk. Deze week berichtte ik Johan en sprak zijn voicemail in. Ik was, net als bijna 10 jaar geleden, weer sprakeloos, haar stem, nog net als toen, ze was weer even dicht bij me, niet weg, nee hoor, ze is en blijft in mijn/ons hart en soms laat ze even iets horen! Dank je lieve Ellen ❤️❤️. Johan en jullie allemaal , wensen wij een sfeervolle , liefdevolle middag toe, in de tuin, in de zon, waar Ellen zo van hield. Koester en deel alle herinneringen met elkaar en heb het goed met elkaar! Hartelijke groet van John en Wietske uit Leeuwarden. Johan wil je alsjeblieft heel veel liefs, beterschap en sterkte van ons overbrengen aan Ber en Elly.

Lieve Johan: Wat een prachtige zonovergoten middag was het gisteren met de herinnering aan Ellen en het planten van die schitterende plant door jou en Elly Wolf. Heel waardig en plechtig ! En daarna de heerlijke soep en hapjes, verzorgd door Diana en Helin, haar zus en ouders. Bedankt. 🙏 Wil.

Fijn dat ik afgelopen zondag aanwezig mocht zijn bij de herdenking van het overlijden van Ellen. Het was indrukwekkend. Ook al ging het gesprek met de vader van Helin moeizaam, het was fijn dat hij even wat van zijn achtergrond in Syrië kon vertellen. Had je ook eerder as van Ellen in de tuin uitgestrooid? Ik ben het vergeten te vragen. Helaas ging Elly meteen na het planten naar huis. Naar Ber natuurlijk. Had graag nog even met haar gesproken. Nogmaals: het was een heel mooie zondag in je tuin Johan. Bedankt daarvoor. Jan van Ewijk.

Ze stonden altijd klaar voor anderen. Gevers, en allesbehalve nemers. Altijd stonden ze klaar voor anderen. Nu staat hun wereld op zijn kop. Elly en Ber. Die laatste ziek. Begonnen aan chemo. Sommige dingen kunnen niet meer. Sommige andere misschien nog wel en nog voor lang. Juist met haar, met Elly Wolf, de Himalaya geplant ter nagedachtenis aan Ellen. De Himalaya, de Mount Everest, die Elley met Ber inmiddels ook samen begonnen is te beklimmen.
Zou er in de toespraak van Johan ergens een spelfout staan?
Moeder en dochter. Ze zagen elkaar door oorlog een paar jaar niet.
Overleg tussen twee diplomaten. Ontwaren we links Jaap de Hoop-Scheffer?

Een greep uit de vele foto’s van zondag 30 april, een jaar na de dood van Ellen. Naast de oude getrouwen kwam de familie van Helin in mijn leven. Een voorrecht. Foto’s die het verhaal vertellen. Ze beklom de Himalaya met haar parkinson en lewy body, Ellen. Ze was zo dapper. Je gaat niet dood aan parkinson, je sterft ermee.

De asperges van 4 mei 1990 in de toen nog West-Duitse hoofdstad Bonn

De Panne 2019.

Toespraak bij de herdenking van Ellen

Je gaat niet dood aan parkinson, je sterft met parkinson. Ik citeer de Michael Fox van Back to the future. Hij is nu fondsenwerver voor stamcelonderzoek.

Het is deze zondag een jaar geleden dat Ellen overleed. Een jaar alweer, en tegelijkertijd een jaar nog maar pas. Cinta schreef me dat, in die bewoordingen, en ik dacht: hoe raak geformuleerd. Zo dichtbij nog steeds. Aan Wietske de eer om ter nagedachtenis aan haar schoolvriendinnetje van eind jaren ’50 in Amsterdam een boompje te planten in onze achtertuin die Ellen zo dierbaar was. Het leven is associatief. Als ik het al niet wist dan ben ik daar het afgelopen jaar wel achter gekomen. Het is een terugdenken ook aan ons culturele leven, zoals bij de dood van Wim de Bie en deze week Paul van Vliet. Het leven is associatief. Zoals met de oranje tompoezen van bij voorkeur de Hema op 30 april. Asperges op 4 mei. Yoshi Shirai ook, de Japanse honkballer bij UVV die mijn moeder na de dood van mijn vader op kamers nam. Yoshi die in de kassen van Harmelen doorleerde voor hoe je komkommers kweekte. Wilden ze in Japan alles van weten. Yoshi die bij alles een diepe buiging maakte, en mijn moeder die terug boog, als een rietstengel, een geestig gezicht, totdat ze er spit van kreeg en op bed belandde. Op een training die samenviel met Dodenherdenking stopte hij even voor achten als eerste en nam zijn pet af. Yoshi ja, wat zou er van hem geworden zijn. Hij kwam ook nog eens uit Nagasaki. Hij was er ineens, en was na twee jaar ook ineens weer weg.

We gaan een bijzondere week in. Een week met veel herinneringen, terwijl de natuur weer tot groei en bloei komt, ondanks de winterjas die aan de kapstok blijft. Belangrijk vooral: voor Ellen op 4 mei telkenmale het stilstaan bij haar jeugd achter prikkeldraad en bamboevlechtwerk: de jappenkampen op Java. Misschien wel belangrijkste avond van het jaar die van 4 mei. En die verbind ik weer met asperges. Bonn 1990. Ik was voor de krant naar de onderhandelingen voor de Duitse eenwording. Die onderhandelingen werden gevoerd door Sjevardnadze namens Gorbatsjov en de toenmalige Sovjet-Unie. James Baker namens het Witte Huis. De Britse minister Hurd, Hans-Dietrich Genscher van West-Duitsland. Lothar de Mazière van de failliete DDR. Er was ook een Franse minister van buitenlandse zaken, maar zijn naam weet ik niet meer. Ellen was mee naar Bonn waar we op de warme avond van 4 mei 1990 boven Bonn in een restaurant aten. Een weids panorama. Om lyrisch van te worden. En dat werden we dan ook. We bestelden asperges en vroegen de serveerster met de asperges voor ons te wachten tot een paar minuten na achten omdat het in Nederland Dodenherdenking was. Het meisje knikte. ‘Ik weet het, ik kreeg dat op school mee.’ Om acht uur ging in het restaurant de muziek uit. Daar hadden we helemaal niet om gevraagd, maar de muziek ging uit. En om ons heen legden de Duitse gasten als op commando hun bestek neer en vouwden hun handen en knikten ons toe. Dit verzin ik niet, dit is echt gebeurd die zaterdagavond 4 mei 1990 in Bonn. Een paar minuten later werd de maaltijd hervat.

Nooit meer oorlog dachten we toen. Het einde van de Koude Oorlog. Weg met het IJzeren Gordijn. De wereld naar betere tijden. We weten nu beter. Die zaterdag 4 mei 1990 in Bonn, hoe vaak hebben Ellen en ik wel niet daaraan later gerefereerd. De verzoening. Respect voor het leven. Mensenrechten, vrijheid van meningsuiting, soevereiniteit. De vlag van Oekraïne wappert bij ons op 30 april bij de herdenking van Ellen in volle betekenis. Bonn 1990. In dat kader plaats ik de herdenking van Ellen. De asperges van Bonn. De diaspora van Afghanen, Syriërs, Koerdische Syriërs, Iraniërs, Soedanezen, Taiwanezen. Hun odyssee. Mijn werk van nu als taaldocent van een Koerdische Syrische, een Koerdische Turkse, een Iraanse is met dit alles verweven. Diana, zo bijzonder geworden voor mij en Ellen. Helin. Ook zij. En! Mijn kleine favorietje in de familie Al Mohammad. Mais. Die drie was toen ze haar ouders op de vlucht van Syrië naar een menswaardig bestaan verloor. Drie. Mais afgeleverd bij haar opa en oma en hun dochters en zoon in Emst. Als een postpakket met het geluk dat ze in haar broekzak een briefje had met het adres van opa en oma. Mais verbindt me met Ellen. Of omgekeerd. Drie was Ellen in oorlog in een jappenkamp en een lege maag waarin een schepje zand ging. Yoshi Shirai die als eerste zijn pet af nam om acht uur op 4 mei. Nooit meer oorlog, hetgeen al snel bleek achterhaald.

Deze zondag 30 april is het een jaar geleden dat Ellen overleed. Een jaar alweer, en tegelijkertijd een jaar nog maar pas. Ze stierf in vrede. De vrede van thuis. Het al dikwijls beschreven beeld van die open pui en die voorjaarsgeluiden van buiten. Ineens was ze er niet meer. Postuum namens Ellen wens ik jullie behalve deze dag een bezonken avond van Dodenherdenking toe.

PS. Kwam in het winkelcentrum een oude bekende tegen. Jan van Maurik. Natuurlijk ging het over het honkbal van 45 jaar geleden. Vertelde hem van een promovendus aan de Radboud Universiteit in Nijmegen die me benaderd had voor onderzoek naar de rol en betekenis en achtergrond van Antilliaanse spelers in het honkbal hier. Dat is, vertelde ik hem, wat mij nog aan het honkbal bindt, de competitie en zo allang niet meer. We kwamen te spreken over oud-coach Peep Papa uit Curaçao. Hoe was het toch met hem? Peep Papa de aimabele. Parkinson. Verpleeghuis. Kan al niet meer praten. Ik citeer Jan van Maurik bij Albert Heijn op zaterdag 29 april: ‘Zo erg om dit proces van nabij te zien. Hij kan al bijna niet meer praten. Hij zit volkomen opgesloten in zijn eigen lijf.’ Behalve parkonson waarschijnlijk ook lewy body. Net als Ellen. Het liet me een paar uur niet meer los.

Terug in de tijd met de Paasdagen; de magie van Zuid-Limburg

Met deze Pasen in Zuid-Limburg. Alsof er voor mijn ogen een film werd teruggespoeld. De magie van niet zomaar een provincie. Daar zoveel voetstappen van Ellen en mij, zo ongelofelijk veel. Zoals ook een week later in het vestingstadje Hattem bij Zwolle. Een monumentaal openluchttheater. Hattem en de paasdagen van 2014, het kan ook 2015 zijn geweest. De rolstoel en het zorghotel daar in de buurt. De mijmering. In retrospectief. Maar enfin, Zuid-Limburg. Helin mee, voor even weg van haar studieboeken en het Spartaanse leven van een geneeskundestudente aan de VU. Vorstelijke weersomstandigheden. Helin die zong: ‘Nog nooit in mijn leven zo’n mooi landschap gezien als Zuid-Limburg.’ Ze tjilpte. De heuvelen af roetsjen. En maar fotograferen. ‘Dit zou wat voor mijn ouders zijn!’ Ach ja, met het boemeltje van Valkenburg naar Maastricht. Daar winkelen. In de Bijenkorf een lange camel overjas passen met een stralend gezicht. Totdat ze het prijskaartje las. Bijna 500 euro. ‘Niet te gelóven, wat is dit?’ De Bijenkorf van Maastricht Helin! Het Vrijthof en de nauwe pittoreske straatjes eromheen. Of Helin wel eens van André Rieu had gehoord? Nee nog nooit! Ook daar in Maastricht in een koffiezaakje het Engels als voertaal. Net als in Utrecht-Oost op een wandeling van het Wilhelminapark naar de Neude. Rare ontwikkeling? Een heel rare ontwikkeling. Daar komen we over een paar jaar wel achter. Helin: ‘Ik denk dat ik me maar meer op het Engels stort dan op het Nederlands.’ Misschien heeft ze gelijk. Zelfs in de Utrechtse volkswijk rond de Vleutenseweg heet de kapper al geen kapper meer. Het bordje kapperszaak is vervangen door Barbershop. Rijd je vandaar De Meern in, zoals vandaag, dinsdag 11 april, dat passeer je een gebouw met pontificaal Haircreations. Ook een kapper. Knipt waarschijnlijk met een botte schaar. Buslijn 28 kwam tegemoet. Die gaat naar het Science Park. Het is maar dat we het weten.

Met deze Pasen dus in het weldadige Zuid-Limburg. Wandelen in vakantiepark Valkenburg. Naar het bovenste puntje. De grotten. Mergelgrotten. De ruïne. Restaurants in een slinger van plein naar plein. Eten bij Oan ’t Bat in Eijsden. Wereldstek. Bediening een 10, altijd weer, de maaltijd een 10. Een voorafje op het terras van vlonders vlak aan de Maas. De zonnebril. België dat je zowat kon aanraken. Hoogtepunt van de trip, met Ellen mee in hoofd en hart: Misschien wel Kasteel Vaalsbroek nabij het Drielandenpunt. Foto’s getuigen ervan. Vaalsbroek is klasse. Allure op de vierkante meter. Om ons heen de eekhoorntjes. Niet te fotograferen, zo rap, zo schuw. Om ons heen wielrenners en verder de stilte. De heuvelen van Zuid-Limburg. De groene waas van de ontluikende natuur in april. In retrospectief. Kasteel Vaalsbroek is mede verbonden met het ziekteproces van Ellen. We brachten er een Oudjaarsavond door. De dichte mist met nog geen meter zicht toen was ook symbolisch te noemen. Een zware jaarwisseling. Een verdrietige met een chique kasteeldiner. Meteen erna ging Ellen in het dure en net opgeleverde verpleeghuis in Nederhorst den Berg wonen. Vrijwillig. Uit voorzorg. Veel privileges. Naar huis wanneer ze maar wilde. Ze behield haar privacy en vrijheid. Geen cijferslot voor Ellen. Een ruime, mooi ingerichte kamer met eigen keukentje in een verpleeghuis als zekerheid. Een pied-à-terre. Want we wisten geen van beiden wat er met de ziekte van Parkinson en het syndroom van Lewy Body voor ons in het verschiet lag. Niemand kon ons raden. Ook de neuroloog niet. We leefden op de tast. We leefden bij de dag. Liepen de marathon op blote voeten over kopspijkertjes. Parkinson was uiteindelijk een sluipmoordenaar, maar hoelang duurde zijn brute tocht en hoe zou die verlopen? Ook vaak met Ellen een stop in Kasteel Vaalsbroek als we ergens in Zuid-Limburg logeerden. Koffie en kersenvlaai. Asperges. Ik vertelde Helin erover. Ze gaf me onder het lopen een arm en ik praatte over Ellen. Ik praatte honderd uit. De liefde van je leven verliezen is geen sinecure. Je hebt er elke dag last van. Last? Nee, het is anders. Last is niet het goede woord. Je bent elke dag wel met het verlies bezig. Het gemis wordt eerder groter dan minder. Dat zou ook Diana Tweede Paasdag zeggen. Ach, als we haar, als we Diana tijdens onze strijd tegen parkinson eens niet hadden gehad. Maar ook vele anderen. Elly natuurlijk ook. En nu is Ber zo erg ziek dat hij aan de chemo moet.

Met deze Pasen in Zuid-Limburg. Op zaterdagavond rond half elf in de schemerdonkerte tussen de gewelven van abdij Rolduc een paasprocessie. Mannen met strakke gezichten in priestergewaad, of hoe dat heten mag, achter een brandende kaars. Doodse stilte die plots werd doorbroken door luid kerkklokgebeier vanuit vier hoeken tegelijk. Pasen. Negeerde een traan. Bijna een jaar na de dood van mijn grote liefde zit de pijn dicht onder de huid. Een wond onder een vliesje. Die processie voorafgegaan door een brandende kaars. Ik heb niks met zulk rooms theater, en toch ook weer wel. Als je dan toch in een god gelooft, doe het dan maar met poespas. Rolduc was aanvankelijk de enige lichte tegenvaller op dit vakantietripje. Maar manager Sander redde de malheur. Met verve zelfs. Bij het boeken van twee kamers was het al drie keer misgegaan. ‘Meneer, er kan toch altijd wel iets fout gaan, toch? U moet weten, we werken met stagiairs.’ Bij aankomst toch ook nog de verkeerde kamers en ruim honderd euro te veel betaald. Rolduc is geen aanbeveling. Helaas. Hotels, restaurants en het personeelsprobleem. Ik heb er mijn buik vol van. En de eigenaren knijpen maar een oogje toe.

Was eerder in de week met buurman Charles in Gouda. Terrasje. Charles bestelde thee. Kreeg wel water maar geen theezakje. Zelf koffie met appelgebak en een toefje slagroom. Kreeg koffie en twee kommetjes slagroom. Maar geen appelgebak. Het studentje: ‘Meneer, sorry hoor maar we hebben het nu eenmaal druk.’ Met een zuur gezicht kwam er een theezakje voor Charles. Voortaan voor alle zekerheid van thuis meenemen in de kontzak. Het appelgebak moet nóg komen. Het niet bestelde kommetje slagroom droop richting de Kattengracht. Twee dagen eerder bij Van der Valk in Breukelen met Jan van Ewijk 41 euro aan wijn op de rekening. Voor ieder één glas wijn? ‘Sorry meneer, het moesten twee glazen zijn, en wij hebben er twee flessen van gemaakt, sorry, maar dat kan gebeuren hè.’ De lust vergaat je. Rolduc deed er nog een schepje bovenop ondanks zijn gejurkte schemerprocessie. De weggooimaatschappij. De onverschilligheid. ‘We hebben het nu eenmaal druk’. In het snel veranderende Nederland krijg je dat straks ook in de ziekenhuizen ook te horen als ze in plaats van het linker been per ongeluk het rechter hebben geamputeerd.’ Half werk is beter dan niks, zoiets.

Met deze Pasen in Zuid-Limburg. Terug in de tijd. En als gids van de Syrische Helin. Gezellig baantje. Voor haar een ontdekkingstocht. Hoe fantastisch was het eigenlijk niet dit oorlogsmeisje zo opgetogen te zien. Ze vergat haar studieboeken. Ze vergat haar vaste, strenge regime. Overal was Ellen voelbaar en overal wilde Helin getuige van zijn. De plekken ook die Diana kende. In Chèvremont in Kerkrade bijvoorbeeld. Waar Ellen soms in de speciale kliniek voor parkinsonpatiënten Lückerheide logeerde en ik een lezing hield voor verpleegkundigen en mantelzorgers. Met Helin naar Aken even verderop, terug Nederland in, van Kasteel Vaalsbroek naar Mechelen, het Geuldal met die beroemde ijskraam. Ze stonden er weer, de lange rijen die naar de bekertjes schuifelden. Epen en Slenaken (Hotel Klein-Zwitserland, letterlijk op de Grensweg). Vandaaruit een klein stukje België (Voerstreek) zoals ooit met Ellen op haar rode solide wandelschoenen. De tijd die niet is terug te zetten.

Wat zou ik graag…. Besef je wel in de jaren dat je zó immaterieel rijk bent hoe rijk je eigenlijk werkelijk bent? Johan de oude meester die zich graag buiten de lijnen van het voor hem te kleine en te weinig eisende speelveld begaf,’ las ik in een van mijn laatste beoordelingsverslagen als docent journalistiek. ‘Johan die heldere opvattingen heeft over de kwaliteit die we als opleiding zouden moeten verlangen. Johan die met zijn Ellen weer een moeilijk jaar achter de rug heeft, maar zich toch blijft richten op het afleveren van goed werk, wat kenmerkend is voor zijn taakopvatting en inzet.’ Had ik het allemaal maar in een lagere versnelling gedaan, denk ik nu vaak achteraf. Hoge kwaliteit en mediatrainingen die vaak op mijn naam werden verkocht, ach had ik het niet verdiend om samen met Ellen veel meer van mijn pensioen te genieten? Toen Ellen in het verpleeghuis woonde ging ik meer dan eens in Zuid-Limburg voor anderhalve dag in retraite om me op een paar zware colleges of een mediatraining voor te bereiden. Het komt allemaal boven, bijna een jaar na de dood van de vrouw die ik in mijn hoofd en hart nooit zal loslaten. ‘Johan de onbetwiste meester in de feedback’, lees ik ook over mijn afscheid van de Academie voor Journalistiek. Ik krijg er Ellen niet mee terug.

Pijn in de rug van het vele wandelen deze Pasen in Zuid-Limburg. Het wandelpubliek is fantastisch. Het is ingetogen. Het absorbeert zijn omgeving. Boterhammetje en de waterfles. Dat loopt niet de godganse dag zich te bevredigen aan een gsm. Geen enkele bellende wandelaar tegengekomen. Niemand die de schijn ophield ergens gemist te worden. Geen gewichtigdoenerij. Niemand die zogenaamd de beurskoersen controleerde. Niemand die aan zijn aandelen dacht of aan de poppenkastfamilie Hazes. Of wat Maxima tijdens het Staatsbanket met de Macrons zou dragen en zou weg smikkelen. De iconische dichter-theoloog Huub Oosterhuis zou een ander verhaal zijn geweest, maar zijn dood volgde pas een dag later. De belofte aan Helin nooit meer over bergen te spreken. Die heeft Nederland niet. Al eerder die belofte aan Diana gedaan. Maar voor het overige: ik voelde Ellen dicht bij me en Helin had nog nooit zo’n mooie omgeving in haar leven gezien als in Zuid-Limburg met zijn vergezichten. Toen we terug naar huis langs Geleen kwamen, kon ik niet nalaten te zeggen: ‘Kijk maar liever even de andere kant op. Dit is de DSM, of hoe het nu heten mag. Dit is helaas ook Limburg.’

Twee dagen later. Een pakketje. Voor mij. Een plank voor kaas en toastjes en mesjes voor elke kaassoort één. Mooi verpakt en met een briefje. ‘Voor de lieve Johan. Ik wil dit speciaal aan jou geven in verband met deze maand. Een jaar geleden verloor je Ellen. Je hebt gezelligheid nodig om door te kunnen. Een emotionele maand. Blijf gezond en happy. Liefs from Helin.’

Ben er stil van. Diana, Helin, en er zijn ‘r nog een paar die zorgen dat het leven de moeite waard blijft. Veel verloren in mijn leven, veel mensen ook, dikwijls ook door mijn eigen schuld, of als mijn eigen keus, niet van alles en iedereen afhankelijk willen zijn, maar niet alles kwijt. De belangrijksten niet. Zo foutloos Nederlands Helin! Wat waardeer ik je kaasplank en wat ben ik bovenal blij met je brief. Ellen, jij daar boven, en voor ons overal blijvend aanwezig, lees je met me mee? Ja, ik heb gezelligheid om door te kunnen. En ik heb er een paar om mij heen die me het gevoel geven dat het de moeite waard is om door te gaan. Ellen, ik mis je als ik zo op Stille Zaterdag op een muurtje in Maastricht geniet van het leven. Het is te danken aan Helin, aan onze dochter Diana, aan Wil, aan twee keer Jan, aan Wietske en John, aan Charles, aan Nelly, en aan de zon. ‘Terug thuis, jij Helin, moest je meteen aan de slag voor een presentatie in het Engels, oké in het Engels, daar gaan we weer, over een item geneeskunde. Heb je al de uitslag? Want met Pasen inleveren verdient ook een snelle reactie van je professor.’ Een lachje. ‘Ik heb nog geen cijfer, maar ik heb wel alvast te horen gekregen dat ik het heel goed had gedaan.’

De uitsmijter ligt voor de hand. Ga even naar Zuid-Limburg. Deel Pasen met wandelaars zonder gsm. Ga even achter je bureau vandaan. Ontsnap even aan een Spartaans leven. Ontsnap aan moeten en nog eens moeten. Ontsnap aan de talkshowtafels. Geniet. Zoals ik ook nog veel van mijn leven wil maken.

Met een ode aan Ellen. Terug in de tijd. Met waardering ook voor Helin die alles fotografeerde wat in Zuid-Limburg ook maar voor haar ogen kwam. Ik kreeg dertig foto’s welhaast. Er enkele van gekozen voor de website. Zoals beloofd.

Weer thuis met Pasen meteen ’s avonds aan de slag met een presentatie in het Engels Geneeskunde. Daags erna het resultaat. ‘Ik had het heel goed gedaan, kreeg ik te horen, mijn studie is mij alles waard, maar twee dagen Zuid-Limburg waren onvergetelijk. Johan, frieten zijn veel lekkerder dan patatten, maar het is hetzelfde hè? Zal ik het eens in het Limburgs zeggen?’

De man links op de foto lijkt warempel wel een bodyguard. Het valt me nu pas op.