Ze trof op haar nachtelijke ronde door het verpleeghuis een bewoonster aan onder drie dekens bij een temperatuur van 28 graden – ja u leest het goed, onder drie dekens terwijl we toen juist die paar snikhete tropische julidagen beleefden. En toen? – vroeg ik in heel mijn onnozelheid naar de bekende weg. ‘Die arme ziel was natuurlijk drijfnat. Het goeie mens zwom haar bed uit. Dit komt heus vaker voor in de Nederlandse verpleeghuizen. Het is gewoon stompzinnig je hersens niet gebruiken’. We bestelden nog maar eens een Stella Artois op het buitenterras in De Panne naast Onze Lieve Vrouwe van Fatima, een in de omgeving volstrekt detonerende kerk.
Het was een stomtoevallige ontmoeting met een Nederlands stel op mijn vakantieadres aan de Belgische zuidkust. En welhaast toevalliger nog: zij bleek verpleegkundige in een verzorgingstehuis in Nederland. Ze had tijdens die enkele transpiratiewarme julidagen die ons waren vergund nachtdienst gedaan. Vanuit een kamer wanhopig geroep. ‘Zuster, help me toch, zuster, ik heb het zo verschrikkelijk warm’. De rondemis ernaartoe. En? ‘Een dementerende bejaarde die huilde dat ze wegsmolt. Ja dank je de koekoek. Ze lag op een ongelofelijk benauwde kamer als gezegd onder drie dekens?’
Maar welke idioot verzint zoiets, vroeg ik de verpleegkundige. Zo’n verzorgende die deze mevrouw naar bed bracht is toch zeker niet van lotje getikt? Welke halve gare in een verpleeghuis kookt een bewoonster bij tropische temperaturen gaar onder drie dekens? Waar komen al die dekens middenin de zomer zo ineens vandaan? ‘Verkeerd personeel’, klonk het misprijzend. Iemand verantwoordelijk maken dus die maar wat aanklooit. Ongeschikt gewoon. Dat wicht zou bij een ander al eens vergeten zijn de houten beveiliging aan weerskanten van het bed omhoog te trekken. ‘Die bewoonster is ’s nachts behoorlijk onrustig – die had zo maar uit haar bed kunnen rollen en een smak kunnen maken’.
‘Die had een heup kunnen breken, of haar nek, in één klap dood, of niet soms? Ik steigerde. De gebeurtenissen waren gemeld. Intern. En verder? De fluwelen handschoen? Een standje hooguit? Zulk personeel hoort toch niet in de zorg? Een verontschuldigend schouderophalen. Ik vertelde dat mijn vouw in haar verpleeghuis krek hetzelfde was overkomen in de uitbundige zonovergoten zomer van 2015. Kwam ik eens op een ochtend binnen en lag ze met volle bepakking in een broeierige kamer met alles potdicht en zonder ventilatie onder haar dekbed. Ook toen tropisch warm. Een oelewapper had Ellen met al haar kleren aan nog even onder de wol gestopt in afwachting van mijn komst. Kon ze nog even een slaapje doen. En het onduidelijke verhaal wilde dat het uilskuiken in feite Ellen daarna vergeten was. Het bloed steeg weer naar mijn hoofd toen ik eraan terugdacht.
‘Komt maar al te vaak voor en er kraait voor de buitenwacht geen haan verders naar’, gromde de verpleegkundige. We waren het grondig met elkaar eens: in de verpleegzorg keurt de slager zijn eigen vlees. Daarom zouden er ook met onaangekondigde visites veel scherpere controles van buitenaf moeten komen in de verpleeginstellingen. Met dat voortdurende computeren staat alles heel mooi op papier, maar nu de echte werkelijkheid, die van de praktijk. En de waardeloze verpleeghuizen aan het kruis nagelen. Laatst met die zwarte lijst waren de verpleeginstellingen die de veiligheid en gezondheid van de bewoners in gevaar brachten en daarmee in feite de mensenrechten schonden twee dagen lang voorpaginanieuws. Was alle aandacht allang weer aan het verflauwen? Zo van: ze deden een plas en alles bleef zoals het was?
Inmiddels had zich een barokke Belg uit Antwerpen met zijn tapbiertje bij ons gevoegd. Hoe dat met mijn vrouw toen verder afliep? ‘Het afdelingshoofd erbij geroepen uiteraard. Meteen de balkondeur wagenwijd open. Afdelingshoofd en ik het hoofd van mijn vrouw deppen met koude kletsnatte washandjes. Ellen leek wel buiten westen’.
Vorig jaar zomer was het met de personele bezetting bij mijn vrouw met veel ad hoc ondermaats geregeld. Voor de verpleegkundige een punt van herkenning. Te vaak oproepkrachten die hun vak niet verstonden. Of luitjes die maar even kwamen bijklussen. Die ombouw als bedbeveiliging waren ze ook een keer bij Ellen vergeten. En weer was het een ochtend dat ik onverwachts binnenliep. Ik ben daar in het verpleeghuis een paar keer verschrikkelijk te keer gegaan. Ik ben uitgevaren tegen onnadenkende gemakzuchtige lapzwansen. Of me dat de reputatie van kort lontje bezorgd heeft, kan me geen moer schelen. Ik zei tegen het afdelingshoofd dat een bepaalde blondine een brokkenpiloot was die ik niet meer bij mijn vrouw wenste te zien. Ze had alle benodigde papieren, kreeg ik als verontschuldigend antwoord. Reisbescheiden voor een loopbaan in de zorg of niet, mooi dat ze via de achterdeur verdween om nooit meer terug te komen. Deze zomer is het stukken beter in ons verpleeghuis. Er zit meer lijn in. Het is nu zoals het hoort.
Ik vertelde in de paperback ‘Havana zonder make-up’ van de diplomaat en schrijver Herman Portocarero een rake te zijn tegengekomen: ‘Opbouw van vertrouwen begint bij individuele personen voordat het überhaupt naar instellingen kan overgaan’. Ik noemde aan het terrastafeltje jonge nieuwe mensen als Mick, Benjamin, Liliane en Rianne die vertrouwen inboezemden als aanvulling op het kernteam op de afdeling van mijn vrouw. Er liepen geen verzorgers meer rond aan wie ik de verantwoordelijkheid voor Ellen niet durfde over te laten. Anders had ik niet hier in De Panne gezeten.
Maar hoe kan zoiets, wilde de Belg uit Antwerpen weten. De verpleeghuizen hebben toch geschoold personeel?
‘Dat zegt niet altijd iets, zo’n diploma’, verzekerde de verpleegkundige. ‘Een afgeronde opleiding op niveau mbo of hbo garandeert vaak heel weinig. Het gaat erom hoe je in je werk staat’. Ze zocht naar haar hartstreek.
Daar kon ik het als voormalig docent journalistiek van harte mee eens zijn. Tot mijn ergernissen van destijds behoorden aartsluie talentloze studenten die de onvoldoendes als een parmantige kralenketting aan elkaar regen en die volgens de voorschriften tot sint-juttemis mochten blijven herkansen. En het bleef in veel gevallen brandhout al dat vruchteloze herkansen waaraan tenslotte maar met een genade zesje een verdrietig einde werd gemaakt. Hoepelden zulke studenten eindelijk op. Want de student die door de propedeuse was gekomen, kon in de daarop volgende jaren onmogelijk nog naast het einddiploma grijpen. Gespeend van elke realiteitszin. Dus hoeveel waarde moest nu eigenlijk aan zo’n papiertje worden gehecht? Wat voor Journalistiek gold zou waarschijnlijk net zo zijn voor een studie als Verpleegkunde. Het liet zich raden met het uniforme competentiegerichte onderwijs waartegen Beter Onderwijs Nederland terecht te hoop liep.
De Belg uit Antwerpen begon over de nonnen en de onderwijszegeningen van het katholicisme. Deden veel Nederlandse ouders uit de Brabantse grensstreek hun kinderen niet in België op school omdat het onderwijs daar hogere eisen stelde en op een beter niveau lag? Of ik aan mijn docentschap veel frustraties had overgehouden? Maar een docent maakte toch ook hele mooie dingen mee? Ik vertelde het gezelschap, het schoot me ineens te binnen, waarschijnlijk omdat de Belg uit Antwerpen kwam, ik vertelde over de afstudeerbegeleiding van een student die Stijn heette, uit de omgeving van Eindhoven. Een klein krantenberichtje repte indertijd over trammelant in de hoerenbuurt van Antwerpen. Ik zei me vaag te herinneren dat het om een uit de hand gelopen avontuur van sadomasochisme ging. Of Stijn daar voor zijn eindexamenproductie eens mocht induiken? Als paranimf ging ik met zijn suggestie akkoord. Op eigen kosten dan. Bij de diploma-uitreiking voerde ik het woord en kon ik niet nalaten uit het werk van Stijn te citeren. Een dompteur in sadomasochisme uit de betreffende wijk in Antwerpen had Stijn verteld dat één van haar klanten een tamelijk bekende Belgische politicus was. Deze man vond het heerlijk om spiernaakt op handen en voeten aan een halsband door het peeskamertje te lopen. Hem werden dan ook wat hondenbrokken toegeworpen en dan begon de politicus opgewonden te blaffen en die brokken op te peuzelen. De zaal lag dubbel.
Het leek de anderen een sterk verhaal. Uit de duim gezogen natuurlijk. Broodje aap zogezegd. Maar niets van dat, dit eindexamen met het sadomasochisme speelde zich wel degelijk af in 2006 of 2007. In die koers. De productie werd ook gecheckt alvorens die voor het eindexamen meekon. Vraag het bij de journalistenacademie in Tilburg maar op, zei ik tussen twee slokken bier door. Ellen zat in de zaal toen Stijn en enkele van zijn jaargenoten hun diploma kwamen ophalen. Waarom ik het me nog zo goed herinnerde? Mijn studenten hadden voor de diploma-uitreiking speciaal om de aanwezigheid van Ellen gevraagd. In de volle aula van de hogeschool gingen ze aan het einde van de bijeenkomst met bloemen naar haar toe. Een van de geslaagden pakte de microfoon: ‘We dreigden de deadline voor het inleveren van onze examenstukken niet te halen. We waren genoodzaakt in het weekend door te schrijven. Of we ook in dat laatste weekend voor advies en correcties bij onze docent schuine streep begeleider terecht konden. Dat moesten we maar aan zijn vrouw vragen, aan u’. Ik zag vanaf het podium Ellen blozen. Voelde ze zich een beetje opgelaten onder al die aandacht? De afstudeerders hadden inderdaad Ellen opgebeld. Hun laatste microfoonwoorden op weg naar het buffet waren echt onovertroffen: ‘Dank u Ellen dat wij hem van u mochten lenen, en zo te zien bent u toch óok nog met hem naar het strand geweest’.
‘Wat zou er van hem geworden zijn’, vroeg de hartelijke Belg nieuwsgierig. ‘Van Stijn? Nee, van die politicus natuurlijk?’ ‘Dat kun je wel raden’, merkte de verpleegkundige droogjes op.
Als het leven niet meer klopt – wat dan en (vooral ook) hoe dan? Hij spookte door mijn hoofd, die prachtig geformuleerde volzin van een oude kennis van me, een filosoof en dominicaan. Zodra het leven niet meer klopt? Dan rijd je drie uur in je eentje naar De Panne (en drie uur terug), op het gevaar af dat je in het weekend van die beroerde 1 augustus met Zwarte Zaterdag de rest van je leven in de file staat. Daar in De Panne kwam als beloning voor alle moeite de regen ineens weer rechtstandig naar beneden. Het zonnescherm bracht uitkomst. Om de armoe een gezicht te geven had ik al eerder ’s middags in korte broek en met een jack dicht geritst tot aan mijn adamsappel op een klapstoel van de Marskramer langs de vloedlijn zitten lezen. En maar naar boven spieden waar de zon bleef. Mijn dagje mantelzorgverlof.
Ik moest onder het afdakje bij Onze Lieve Vrouwe van Fatima toegeven dat de nieuwscarrousel zich meestal nagenoeg volledig laat leiden door de waan van de dag. Niets verdampt zo snel als nieuws. Maar ja, om de aanslagen, nu in Duitsland, en die dorpspastoor in Frankrijk, kon je natuurlijk journalistiek niet heen. Moesten we niet willen. Onze Belg waarschuwde voor fikse vertraging als je naar of van Duinkerken de grens over wilde. Nou wilde het toeval dat niemand dat van plan was. Scherpe controles daar en ze pikten er voortdurend willekeurig een automobilist uit die naar de kant mocht voor zijn persoonsgegevens. Maar de mensonwaardige omstandigheden in sommige verpleeghuizen moesten natuurlijk niet volledig ondergesneeuwd raken door een aan een halsband voor hondje spelende politicus of bloedige aanslagen van extremistische fanatici hoe afschuwwekkend ook. Dat was waar. Ik dacht aan Ellen die het momenteel weer heel goed getroffen had met het verpleeghuis. Ik had ze gevraagd haar tussen de middag vanwege de parkinson voor extra energie een bordje chili con carne gegeven. Hadden ze gedaan. Thea, al 28 jaar wekelijks onze hulp, zou nu wel bij haar op bezoek zijn, bedacht ik. Maar die vrouw die door een kneus onder drie dekens was gestopt op een tropisch warme dag? Ze spookte door mijn hoofd. Die vrouw was in betere tijden toch vast en zeker ook wel eens beloond geweest met een bloemetje door een Stijn of weet ik wie? Moest die in een inrichting de moord stikken onder drie dekens bij 28 graden? Die andere dementerende vrouw die na de oorlog al evenzeer aan de wederopbouw van ons land moest hebben bijgedragen – moest die in een inrichting het loodje leggen door een infantiele slordigheid met een val uit bed? Al die verwaarloosde dementerende stumpers in natte incontinentieluiers in ondeugdelijke verpleeghuizen die gesloten zouden moeten worden – stond onze samenleving niet zwaar in het krijt bij deze mensen die het ook niet konden helpen dat de ouderdom met gebreken kwam, en erger? De gedachten aan thuis en aan een leven dat niet meer klopte duikelden in De Panne in rap tempo over elkaar heen. Ik zwoor stilletjes eeuwige trouw aan mijn lieve Ellen. Maar dat hoefde eigenlijk helemaal niet. Ik was haar trouw, en bleef dat onuitgesproken. Er viel niets te zweren. Alhoewel? Ik besloot daar onder dat verregende zonnescherm door te gaan met mijn kritische blogs over de verpleegzorg in Nederland tot ik er bij zou neervallen. Vrienden hoefde ik met die blogs niet te maken. Ik dacht aan The Elements of Journalism van Kovach en Rosenstiel in Amerika. De eerste loyaliteit van journalisten ligt bij de burgers, niet bij organisaties. En wenste ik niet voor altijd journalist te blijven? De journalist diende te streven naar publicatie van zaken van belang en die te presenteren als interessant en relevant. Journalisten moesten hun eigen geweten volgen en ook achteraf kunnen concluderen dat zij in volle integriteit hun werk hebben gedaan. Ook een publicerende mantelzorger was geen lakei van de verpleegzorg. Waar zo’n stomtoevallige ontmoeting in De Panne al niet goed voor was. De puntenslijper had z’n werk weer gedaan.