In fotovlucht de dag dat het warmterecord uit 1944 gebroken werd

‘Een lieve groet van Ellen en mij’, schrijft Trudy naar stranduitspanning Patagonia bezijden het Carlton in Scheveningen waar de plastic bekers met kraanwater en ijsblokjes intussen hebben plaatsgemaakt voor een tussenmaatje tapbier. Vrijdagmiddag 26 juli. Het jaar 2019 na Christus. De dagen dat alles lijkt te verschroeien. Maar niemand heeft het over de warmte van 40+ in Scheveningen. Iedereen praat over waar hij zijn auto in godsnaam kwijt kan. Bij de ijssalon naast het Kurhaus smelt het ijs en de slagroom het trottoir op. Visrestaurant Simonis verstrekt graag een broodje haring. ‘Maar let op de meeuwen buiten’. In de meeslepende en onthutsende biografie over haar wordt de aan alcohol en drugs verslaafde wereldberoemde zwarte zangeres, pianiste en voorvechtster voor gelijke burgerrechten Nina Simone met de pagina gewelddadiger. Ze zwaait intussen al paranoïde en bipolair met messen en pistolen. Ze schiet twee jongens in hun benen die haar voor de grap imiteerden. Nina Simone is mataglap. De Amerikaanse woont inmiddels in Nijmegen. Vroeg oud en verzwakt.

Maar die mail onder het pilsje bij Patagonia in kolkend Scheveningen!

‘Ellen vroeg zo-even: ”Is Johan weg?” Ik zei: ‘Ja, die is pootje baden in Scheveningen. Is dat goed?’ Ja, knikte Ellen. En zei: “Vind ik goed”. Onvoorstelbaar steeds weer hè?! Zo zegt ze niks, soms wel een hele dag, zo vraagt ze waar je bent. Geniet van Scheveningen. Vanmiddag zet ik Ellen onder de douche. Lieve groeten van haar en mij uit de Sahara.’

Tegenover mij bij Patagonia een jong (zo te zien) Nederlands-Marokkaans gezinnetje met een geweldig leuk kindje van een jaar of twee. De vrouw (midden twintig?) kan gemakkelijk doorgaan voor een fotomodel. Is zo weggelopen uit een dure glossy. Ze ziet me naar het schermpje kijken van mijn mobiel. ‘U krijgt zo te zien een geweldig berichtje.’ Ik knik haar toe. ‘Van thuis’, zeg ik verheugd. ‘En?’ Zó spontaan, zo gemeend. Ze heeft mooie tanden. ‘Mijn vrouw, mijn lieve vrouw. Vroeg waar ik was. Nou hier, hier in Scheveningen. Ik hoef nog niet thuis te komen.’

Een sms van ‘Is Johan weg?’ Die voor eeuwig blijft opgeslagen in mijn prehistorische telefoon. Vijf intens gelukkige minuten op het gloeiendhete zand tegenover de Noordzee. Hier lever ik al die dagelijkse zware inspanningen van mantelzorg voor. En al dat geregel, van diensten ook en van het samenstellen van zorgroosters. Eigenlijk zou ik de verzorgenden van Ellen artiesten moeten nomen. Want dat zijn het, het zijn artiesten. En artiesten draaien geen diensten, er moet een fraaier woord te bedenken zijn. Voortaan ga ik ze boeken. Zo ga ik het noemen: boekingen. Ze zijn met Ellen op tournee. Vraag me overigens wel geregeld af hoe lang ik het nog volhoud. Geestelijk vooral. Het hoofd raakt leeg. Of vol. Ik voel het verschil niet. Maar LBD is geen Alzheimer. Ik merk aan mezelf dat ik steeds vaker de afkorting gebruik. Kan het woord al bijna niet meer horen. Nee, geen Alzheimer is het in de strikte betekenis. LBD is anders. Hoe zou ik Ellen nog kunnen achterlaten in een verpleeghuis? Ik kon het al niet. Nooit niet. Ellen weet na ruim 36 jaar samen nog altijd wie ik ben. En hoe ik heet. Een troost. Al blijft de leegte. Patagonia I love it. Maar daarover had ik het niet met die prachtige moeder van dat kleine leuke meisje van twee. Slechts een terloops complimentje voor haar voorzichtig rondstappende dochtertje met donkere krullen. De Nederlandse bevolking wordt er bepaald niet lelijker op. Weinig rood verbrande biggetjes op Scheveningen. En haar man met een tatoeage over de volle lengte van zijn linker arm? Die negeerde ik even. 

****

En zo werden we weer eens hardhandig geconfronteerd met de gevolgen van de aardopwarming. Eigenlijk was het onbegonnen werk, het sproeien van de voor- en achtertuin. En toch begonnen we de dag ermee. In alle vroegte. In fotovlucht de dag dat het warmterecord uit 1944 gebroken werd. Dat gebeurde op woensdag 24 juli 2019 in het Brabantse Gilze-Rijen. Rond de klok van ’s middags drie uur. Daarna maakte Eindhoven het nog bonter: 39,1 graden. Voor donderdag 25 juli worden nog hogere temperaturen verwacht. Welhaast veertig en mogelijk zelfs daar overheen. (Het zou in Gelderland 41,7 worden, maar daar bleek de meetapparatuur niet te deugen. Het werd toch weer Gilze-Rijen). Leven als in de tropen. Behoorlijk vroeg naar bed, met de kippen op stok. En ’s morgens al om een uur of vijf op. Het rooster voor de verzorging van Ellen daarop aangepast. Eten praktisch geheel en al op z’n Surinaams. Kip met dunne bami of andersom. Foto’s gemaakt door verzorgende Trudy bij temperaturen in de vroege ochtend van al dik 25 graden. Bij onze veel bezochte super begaf ’s nachts de koelinstallatie het. Ook het alarm ging niet af. Alles onverkoopbaar en afgevoerd in containers. Zuivelproducten, het vlees, het ijs, de salades – alles en alles weg. ‘Een drama’, zegt het winkelmeisje. ‘En gisteren ook al in een ander filiaal.’

20190724_093101

‘Jaag de kosten voor het water niet zo op’, zou Ellen vroeger geroepen hebben. Maar die planten dan! Je hoorde ze zuchten en verzuchten. De fysiotherapeuten komen later in de ochtend aan huis met die tropische omstandigheden. Het wegknippen van de uitgebloeide bloemen van de vlinderstruiken gebeurt op eigen risico. Het risico op een zonnesteek. Het gaat dwars door de honkbalpet heen met daarop in koeienletters Nicaragua. Ach ja Nicaragua; mijn grootste blunder in de journalistiek ooit. Het WK-honkbal in Italië in de badplaats Rimini. Nederland won nooit van Nicaragua en toen in Rimini werden de mannen uit Midden-Amerika opgerold. Een ronkend artikel de volgende dag in Het Parool. Een superprestatie van het team van coach Ernie Myers. Flagrante onzin. Had er geen seconde bij stil gestaan dat die dag in Managua een burgeroorlog was uitgebroken. De Sandinisten. Het moet in 1978 zijn geweest of 1979. ’s Avonds laat de artikelen schrijven in een reisbureau aan de boulevard van Rimini. Naast dat reisbureau een restaurant waarvan het personeel een pizza kwam brengen rond één uur ’s nachts. Eigenlijk vond het armlastige Parool drie weken honkbal in Italië te duur. Daarom gooiden we het op een akkoordje. Het vliegtuig betaalde ik zelf. In Rimini een dag met ongekend veel wateroverlast. Middenin de nacht moesten alle hotelgasten zich bij de balie melden. Of ze nog in leven waren. Eén gast ontbrak. Een Nederlandse honkbalsupporter uit Amsterdam. Die sliep door alles heen. Het water stond tot aan zijn matras. Die fan heette Rinus Onderwater, en niemand zal me nu geloven. Maar het is toch echt zo. We zijn alweer veertig jaar verder. Nog even en Ellen is alweer drie jaar fulltime thuis vanuit het verpleeghuis. Eigenlijk is het een mirakel. Te meer daar de nachten zonder problemen blijven verlopen. Uit de VS duiken nieuwe cijfers op. Cijfers dat daar zes miljoen Amerikanen aan Alzheimer lijden en wereldwijd vijftig miljoen mensen. In Amerika heeft één miljoen mensen de ziekte van Parkinson. Over de gehele wereld is dat tien miljoen personen. Het zijn indrukwekkende cijfers. Vooral het aantal gevallen van parkinson neemt hand over hand toe. 

20190724_093132

De trekvaart in onze wijk. De idylle. De gebruikelijke route ondanks alle warmte voor een klein blokje om. Daarna een mail naar Bruno en Chris van Cajou in De Panne waarin Ellen beiden een schitterende lucratieve hoogzomer toewenst met hun hotel en hotelpersoneel. Altijd weer doet Cajou aan haar de groeten. Nu Ellen aan Cajou. Waar doen de huidige omstandigheden ons het meest aan denken? Niet aan de Côte d’Azur en evenmin aan Toscane of Malaga. Hooguit een beetje. Eerder aan de gortdroge Povlakte. En aan de Dordogne. Daaraan vooral. We weten ons na pakweg 25 jaar terug in de Dordogne. De restaurants van Sarlat. Ganzenlever. Het huis dat we er voor een maand huurden op een bergtop. Soms kwam er geen water uit de kraan. Een andere keer was er geen elektriciteit. De krant die belde dat we Saddam Hoessein in de gaten moesten houden, want die was met Irak binnengevallen in Koeweit. Dat kon wel eens op oorlog uitdraaien. Dat bleek later ook wel. De eerste Golfoorlof, Bush senior. Generaal Schwarzkopf. De oude geslepen krijgsheer Norman Schwarzkopf die het liefst Saddam in Bagdad was gaan ophalen maar werd tegengehouden vanuit het Pentagon. Misschien wel dé mooiste tijd als chef buitenland. Met hoofdredacteur Max Snijders, met de adjuncts Hans Goessens en Reinier v.d. Loo. Met Kees van Dam. En al die anderen. En met Ellen die voor de oorlogsredacteuren de nachtelijke maaltijden verzorgde. Belegde broodjes met melk. We woonden op de redactie. De Dordogne een paar maanden eerder. ’s Nachts sliepen we buiten, op het terras voor de deur van het gehuurde huis. Douchen buiten onder een tuinslang. Bezoek aan het kasteeltje waar ooit Josephine Baker met haar weeskinderen woonde. Een rondleiding door het huis van de vrouw die het bananenrokje herintroduceerde. Alles was intact gebleven. De hele inrichting was gebleven zoals die was. Vrienden uit het honkbal waren voor een paar dagen over. En mee op de rondleiding. Die vriend toen hij de slaapkamer van Josephine Baker betrad: ‘Dat ik dit nog in mijn leven mag meemaken.’ Van de Franse mevrouw die de rondleiding gaf, mocht onze vriend ook even twee minuten op het bed van Josephine liggen. Niet langer, er waren grenzen. Josephine zelf was daar anders in. 

20190724_095656

We kozen er vroeger vrijwillig voor en gaven er ook nog eens heel veel geld voor uit. De bloedhitte. Week 30 van 2019. De Dordogne thuis. Later op de historische dag van het warmterecord het glaasje wijn dat fysiotherapeute Dorothy als cadeautje meebracht uit Toscane in Italië. Volterra inderdaad. Dat overweldigende panorama. De cipressen. De lavendel. De velden met papaver wat vroeger in het zomerseizoen. Onuitwisbaar allemaal. Italië. Het land van Dante Alighieri. Dante uit Ravenna. De goddelijke komedie. Italië. De schatbewaarder van Europa. De vakanties in Cecina Mare en Marina di Bibbona. De provincie Livorno. Onvergetelijk als gezegd. Gelukkig altijd genoten. Nooit gezegd: ‘Dat komt later wel.’

20190724_095826

Na het weekend van 20 en 21 juli werd het warmer en warmer. Op zondagmorgen 21 juli was de stola nog geen overbodige luxe. Maar dat veranderde snel. Razendsnel zelfs. Er was geen houden aan. Dat werd genieten. Het wordt mooier en mooier in de uitlopers van Leidsche Rijn. Het wordt er ook steeds cultureler. Wandelend met de rolstoel geven we onze ogen goed de kost. Van Utrecht via De Meern naar Harmelen. Een mens vergaapt zich aan de huizen en de natuurschoon. Van Josephine Baker naar Riek Bakker is qua achternaam een kleine stap. Slechts 1 K. De reuzesigaren rokende Riek Bakker in colbert ontwierp de nieuwe westkant van Utrecht en dat het zo fraai zou uitpakken, nee, dat had niemand durven dromen. De sceptici de mond gesnoerd. Daar behoren we zelf toe. 

20190731_183522

Alsof ze een cruise maakt op de Middellandse Zee. Straks natuurlijk naar het casino. Knokke? Cannes? Dit doet denken aan Saint-Tropez. Maar ook dit is de thuishaven. De avondzon om half acht en het bed voor een kleine drie kwartier zowat ín de tuin net over de drempel van de schuifpui. Ze luistert naar muziek van Norah Jones. Zo-even een vol bord met nasi en roti op. Het rommelt in de verte. Delen van Nederland hebben al met stevige onweersbuien te maken. Het is broeierig. We lezen op Teletekst over hagel. Het glaasje Ponche Kuba wordt ingeschonken. Met ijsblokjes. We halen de Cariben in huis. Bezoek gebracht aan onze alleenstaande vriend op de gesloten afdeling van het verpleeghuis Vreugdehof. Je vermoedt in eerste instantie dat achter de ronkende naam Vreugdehof een vakantiepretpark van Landal schuilgaat. Degene die deze naam cynisch en sarcastisch heeft bedacht, wie zou dat in hemelsnaam zijn?, die kaffer zou gestraft moeten worden. Gestraft met een vakantie die begint met een lang weekend Vreugdehof waarvan hij naar zijn familie een ansichtkaart mag sturen. Misschien is de bedenker van de naam Vreugdehof wel de zwaarst dementerende van de gehele Zuidas in Amsterdam. In elk geval niet goed snik. In zo’n verpleeginstelling keert het besef terug dat we ondanks alles vervarend zijn. Mooie foto’s getuigen ervan. Ze getuigen van een rijkeluisleven in vergelijking tot hoe het met parkinson en LBD ook had kunnen zijn. Verpleeghuizen houden iets naargeestigs. Onze vriend in Vreugdehof vertelde een verhaal van heel vroeger dat tamelijk onwaarschijnlijk leek. Op zijn nachtkastje lag een boek. Daar was-ie in bezig. Hij zou toch niet… Dat boek kenden we. Ergens moest bij ons thuis een exemplaar in de boekenkast staan. Het boek fragmentarisch herlezen. Identificatie? Onze vriend die in zijn hoofd de hoofdpersoon was geworden van het boek dat hij onderhanden had? Confabuleren? Onze lieve vriend die hardnekkig gelooft in zijn eigen verzinsels? ‘Wat fijn dat je hem blijft steunen en hem blijft opzoeken’, schreven zijn kinderen. Vanzelfsprekend. Al geeft het een gevoel van opluchting Vreugdehof weer vrijelijk te kunnen verlaten. 

Prachtige foto Johan! Ik ben vandaag bij jullie geweest, het ging goed met Ellen. Ben benieuwd hoe jij het had bij onze vriend met spoedopname in het verpleeghuis, hopelijk heb je het gezellig gehad, ook voor zijn gemoedstoestand. Groet. Leroy.

20190719_112057

Juli 2019. Een maand met extreme warmte. Droogte en klagende boeren. Maïsvelden die waardeloos geworden zijn. Er valt wat regen maar dat zet geen zoden aan de dijk. Geleidelijk zijn we terug bij de stola. Ongeveer 22 graden voelt plots frisjes aan. Tijdens de tropenweek in juli 2019 overleden in Nederland vierhonderd personen meer dan het ‘gebruikelijke’ cijfer in een zomerweek. Het aantal sterfgevallen kwam overeen met 2006 toen Nederland ook tweemaal met een hittegolf te maken kreeg. 

Dag Johan en Ellen,
Ik ben zelf altijd geïnteresseerd in sport, voeding en gezondheid en
ik kwam onderstaande artikel tegen. Ik kan mij voorstellen dat jullie
niet zitten te wachten op ‘goed bedoeld’ advies en dat is ook zeker
niet mijn bedoeling hierbij. Ik dacht dat jullie dit misschien
interessant zouden vinden. 
Fijne dag!
Niels
https://www.psychologytoday.com/us/blog/diagnosis-diet/201906/parkinsons-alzheimers-and-the-new-science-hope

IMG_9992

Een gezonde eetlust. Nog steeds. Betere en mindere dagen wisselen elkaar af. Als die parkinson toch eens aan ons voorbij was gegaan. Ja dan! Of als die parkinson anders nog eens een aantal jaren was weggebleven. Het is soms moeilijk te verkroppen. Maar heel voorzichtig durft de mantelzorger al aan de feestdagen in december te denken. Weggaan betekent tijdig reserveren. De tip van een prachtig zorghotel op een schitterende locatie, niet eens zo ver van huis, ergens op de Heuvelrug voorbij Doorn. Of anders in de buurt van Zwolle. We moeten er maar eens gaan kijken en eventueel een optie overwegen voor december. Hard genoeg gewerkt vroeger. Ellen verbaast. Ze blijft verbazen. Ze reageert op de ene persoon heel sterk en op anderen maar nauwelijks of totaal niet. Ze reageerde op Zulay Puerta Torres uit Cartegena die haar deze week kwam bezoeken. En meestal reageert ze ook heel sterk op Trudy. Die douchte Ellen vandaag. ‘Zo is het wel genoeg hoor.’ Nou vooruit Ellen, de kraam dicht. En nog een paar dagen dan is ook gouvernante Diana weer van vakantie terug en van de partij. Ze was jodelen in Oostenrijk. Ze blijft logeren en ondertussen vult Elly de vriezer weer.  

 

 

 

Geamuseerd ten strijde tegen de naveltruitjes op het hbo

20190723_095843
Er is zoveel te doen om de hitte dat je het er op voorhand verschrikkelijk warm van krijgt. Nederland praat zichzelf kokende hersenen aan. En een zinsbegoocheling. Maar trok half Nederland, en zelfs meer dan half Nederland, niet elke zomer vrijwillig naar Zuid-Frankrijk, Spanje, Portugal of Griekenland? En was het daar niet altijd bloedheet? Veertig graden vormde geen enkel beletsel jezelf in het strandzand te wentelen alsof je als een garnaal op de barbecue lag. Evenmin om uren en uren in de auto te staan bij ANWB- alarmcentrale Lyon. Mooie foto genomen door Trudy. Vroeg in de ochtend. Ellen met het puntje van haar tong uit mond. De Telegraaf zou schrijven dat deze vrouw niet wist waar ze het zoeken moest. De krant zou Celsius en Fahrenheid verwarren. Silence Is Golden. Vrouw met hoed. Mooie titel voor deze foto. Vrouw met hoed neemt het ervan. 
****
Ons huis wordt een fort. Een prachtig fort. Een bunker. Al gebruik ik dat woord liever niet. Het roept nare associaties op. Een fort dus. Ramen en deuren dicht. Zonnescherm uit. Parasols uitgeklapt. De gordijnen toe. Het dekbed verwisseld voor een lakentje. Nog vroeger naar bed dan anders al. En nog vroeger uit de veren dan te doen gebruikelijk. Begonnen aan een week waar we Ellen doorheen gaan loodsen. Doorheen moéten loodsen. Het belooft dichtbij de veertig graden te komen. Weermannen en –vrouwen buitelen over elkaar heen om het ons te melden. Protocollen vliegen ons om de oren. Rijkswaterstaat gaat de komende dagen gestrande weggebruikers meteen naar het dichtst bij zijnde benzinestation afvoeren. Ter afkoeling bij de airco. De Telegraaf waarschuwt ons dat eind van de week de helft van onze kinderen en bejaarden dood is. Er is geen kleur voorradig voor de code die onze koning wil afkondigen. De NS verwacht dat alle rails zal kromtrekken. Einde openbaar vervoer over het spoor. De binnenschippers vrezen voor binnenwateren zonder water. Voelt veertig graden anders dan 37? Het zal toch niet? Het lijkt me stug. Diana voor bijna twee weken met vakantie. Naar de Alpen. Met moeite nam ze vanochtend voor even afscheid van HAAR Ellen. Want zo zegt haar Afghaanse familie het intussen: ‘Diana, hoe is het met jouw Ellen?’ HAAR Ellen. Zoals ook de anderen dat beleven vanuit hun grote toewijding: Trudy, Elly, Esmé, Eva en ook Zulay. Met Trudy alvast een tropenrooster voor Ellen afgesproken. Gisteren, zondag 21 juli, met Ellen een wandeling van dik twee uur. Vanaf twee uur. Fraaie nieuwbouw in ons Maximapark. De groene long. Joggers, hondenuitlaters, rollerskates. Bij Castellum samen even geluisterd naar een open lucht concert. Ook naar Maximus Brouwerij geweest er vlakbij. Een trendy uitspanning die deed denken aan de Provence op een lome benauwde zondagmiddag. Bezoekers met een pilsje of een wijntje vrolijk aan lange tafels in gras dat al in geen weken meer gemaaid was. Zo herinnerden we ons Fayance. Een geweldige ambiance dat Maximus dat vakantiegeluk opriep. En dat was het ook, vakantiegeluk. Bij Maximus een kraam met lp’s. Nog die ouwe 78-toeren platen. Elpees uit de jaren ‘60. Hoe kon het ook anders. Ik zag The Animals, The Who, The Byrds. Ze draaiden die muziek ook, daar in dat hoge gras dat in geen weken gemaaid was. Turn-turn-turn.
Verdriet om een vriend die enkele dagen eerder gedwongen werd opgenomen op een gesloten afdeling van een verpleeginstelling. Het voelt als een wervelstorm. Hij komt nog goed uit zijn woorden. Hij beseft alles nog. ‘Mijn grootste probleem is dat ik er niet uit kan. En dat ik de hele dag achterna wordt gezeten door een medebewoonster die vroeger rechter was of griffier bij de rechtbank. Ze zit maar aan me te plukken als ze de kans krijgt.’ Moest er ondanks alles verschrikkelijk om lachen. Hij ook.  
Turn-turn-turn. 
Van Maximus terug naar huis en een mevrouw van 81 die vroeg of ze een stukje met ons mee óp mocht lopen. Afgelopen Kerst was ze haar man verloren. Die had tijdens een zware hartoperatie een hersenbloeding gekregen maar daarna niettemin nog acht jaar geleefd. Thuis. Niet in het verpleeghuis. Waar hij aanvankelijk zat met de mededeling van de directrice dat deze man nog maar zes weken te gaan had. Dat had die directrice weer van de dokter. Dus wat haalde zijn echtgenote zich op de hals met het besluit haar man zelf thuis te gaan verzorgen?! Welnu, dan maar zes weken thuis met hygiëne en aandacht. Ze trof haar man een keer ‘s morgens op de vloer van zijn kamer aan. Hij beweerde er al drie uur te liggen. Het verpleegpersoneel kaatste terug dat dit een leugen was. Maar hoe geloofwaardig zijn ze in het verpleeghuis vaak? Naar huis dus ook al stribbelde de directrice tegen. Die zes weken werden acht jaar. Sindsdien, zo vertelde onze onverwachte metgezellin, ziet ze geen van haar vier kinderen meer. Waarom? Geld. De erfenis. Het feit dat het vermogen vooralsnog overging op de langst levende. De vrouw was ook even aangeschoven aan een tafel in het hoge gras van de Brouwerij en was er royaal aan de appelsap gegaan. Waarom ook niet. De kinderen moesten nog maar even op hun geld wachten. Thuis verorberde Ellen met graagte de pindasoep die Elly ondertussen had afgeleverd. Buurman Charles stapte binnen met een koud flesje witte wijn onder de arm. Ging er weer een tartaartje op de elektrische plaat. En werden daarna de teksten van Ievon uit Molenschot bij Breda weer onder de loep genomen. Ievon wie? Een vrouw met een schitterende carrière vanuit een voorzichtig begin in het familiebedrijf van haar man. Daar heersten vanzelfsprekendheden die helemaal niet zo vanzelfsprekend waren. Op je bruiloft bijvoorbeeld van je zwager te horen krijgen dat je van nu af aan geacht wordt mee te werken in het familieconcern. Je zwager die niet alleen je zwager is geworden maar ook maar meteen je werkgever en baas. Uiteindelijk een oud-collega aan de journalistenopleiding. De directiesecretaresse bij het hbo die zeer mee leefde toen Ellen parkinson kreeg en LBD. Ze verloor haar man anderhalf jaar geleden. Tamelijk plotseling. Zat ze ineens alleen in een heel groot huis naast een golfbaan. Een verbluffend mooi huis. Wit en strak. Een staaltje van de allerbeste architectuur. Ze is gaan schrijven. Ze is als auteur nog in de fase van de zwangerschap. Daarna de geboorte. Het strelen van het kaft. Vervolgens de postnatale depressie. Dan het gat van het niet meer hoeven. Haar boek komt eraan. Ik bewonder haar vechtlust.
 ****
 
Ik weet nog goed dat we het er in de onderlinge gesprekken over hadden. Dat er nú toch zeker wel een hele dure mevrouw als directiesecretaresse was aangetrokken. Ze leek zo weggelopen uit één van de restaurants met meerdere Michelinsterren. Ze was anders, ze was duidelijk anders dan alle andere administratieve krachten van de School voor de Journalistiek in Tilburg. De nieuwe mevrouw op de kamer naast de directeur liep in mantelpakjes en op hoge hakken. Niet op plateauzolen. Ze was duidelijk niet van de vale en half versleten spijkerbroek of iets van joggingstretch. Niet op haar werk althans. Ze voorzag zich dagelijks van een herkenbaar Frans parfummetje en van lippenstift en van nagellak. We zeiden nog tegen mekaar: als de directeur met haar ergens verschijnt, zal men vermoeden dat hij de ambtelijk secretaris is die voor die mevrouw haar tas mocht dragen. Deze mevrouw –klein van stuk, en blond, maar niet dom – kwam duidelijk uit een heel andere wereld dan het onderwijs. Een ander milieu. Een milieu met representatie. Het deed eerder denken aan de makelaardij, de architectuur, het hotelwezen. Zoiets. Of een beter restaurant. Zou ze bij Cas Spijkers in Oisterwijk gastvrouw zijn geweest. Dat moest haast wel. Iets dergelijks in elk geval.
 
We zaten er als docenten niet zo heel erg ver naast. Dat werd al snel duidelijk. Dat bleek ook wel. Wat heet! En het boek dat zij over haar arbeidsverleden schreef, maakt alles nog eens extra duidelijk. Ievon van Gelderen had verder gekeken dan haar neus lang is toen zij in Tilburg bij de journalistenacademie als directiesecretaresse begon. Ze was zakelijk, representatief als gezegd, was even klassiek als mijn eigen Ellen, en bleek niet van de klok. Terugblikkend op die jaren bij Journalistiek herinner ik me vooral haar bovengemiddelde interesse voor de mensen om haar heen. En haar gezonde nieuwsgierige belangstelling voor het vak van journalist en wat daar zoal voor komt kijken. Ze wilde wéten. Wéten! Daarin was ze bij de administratie in feite een beetje een buitenbeentje. Velen leefden computer gestuurd. De meeste anderen werkten bij Journalistiek maar het had even gemakkelijk ergens anders bij Fontys kunnen zijn geweest. Als gezegd: anders. Ze was anders. Brabants, dat zeker. Maar niet van Tilburg of van Eindhoven waar Fontys zijn werkterrein had. Maar van Breda. Ievon was Breda. En als het niet Breda was geweest dan vermoedelijk anders wel Den Bosch. Steden die zuinig waren gebleven op hun cultuur en uitstraling. Steden van het carillon en de authentieke kinderhoofdjes waarmee de binnenstadstraatjes zijn geplaveid. Ze was ook van Knokke en van Cannes. Een beetje chique kortom, dat kon ook helemaal geen kwaad.
 
Voor assistentie bij de prestigieuze mediatrainingen aan politiecommissarissen, officieren van justitie en zo meer hoog spul was ze geknipt. Voor het onderdeel ‘De Overval’, waarbij de hoge heren (en dames) bij binnenkomst meteen al op de trap met snorrende camera en gevoelige microfoon op de huid werden gezeten, en door elkaar werden geschud, speelde ze meermaals voor boze buurvrouw die zich door de instanties kwalijk beetgenomen voelde. Zo iemand die bij het gezag even verhaal kwam halen. Alles in scène gezet, maar niettemin. Ach ja, die overval op de trap recht tegenover de kamer waar deze directiesecretaresse domicilie hield: de Bekende Nederlanders In Wording kregen onverwacht vragen naar actuele zaken en maakten er met hun antwoorden (meer hun gedraai) en lichaamstaal zo’n erbarmelijke kermis van dat ze in het écht maar beter meteen naar een uitkeringsinstantie konden vluchten. Zo’n journalistenopleiding levert veel anekdotes op. Ik geef er één prijs. In de tijd van Ievon op de opleiding voor hogepriesters en – priesteressen der journalistiek was het in de mode dat de jonge studentes hele korte truitjes droegen. En broeken die ergens beneden aan de heup bleven hangen. Dat nog wel. De navel pontificaal zichtbaar met meestal een piercing. Heel gezellig voor de studenten en toch ook wel veel docenten. De directeur was ondertussen vervangen door een directrice voor wie journalistiek net zo goed kantklossen had mogen zijn. Maar die wel een einde wenste te maken aan het naaktlopen door de gangen van de academie. Zulks gaf geen pas. Aan haar secretaresse de taak de half blote meisjes erop te attenderen dat ze er aan de Professor Gimbrèrelaan waren om te studeren en niet om te paraderen met hun blinkende navel en dagelijks geschoren schaamhaar. In haar boek zal Ievon vertellen over haar zedige preken als Moeder Overste ter voorkoming van verdere verloedering in kleding en gedrag op de School voor Journalistiek in Tilburg.
 
Ik herinner me dat ik voor een mediatraining eens een eerstejaars liet ophalen om een brandweercommandant te interviewen. Een goeie oefening, leek me zo. Voor die brandweercommandant maar ook voor deze zeer getalenteerde en gewiekste studente van wie ik nog weet dat ze ergens uit een calvinistisch gehucht in Zeeland kwam. Ik was haar tutor. Wat dat precies inhield weet ik nog steeds niet. Vóór mijn verblijf in Tilburg had ik nog nooit van het woord tutor gehoord. Ik was als tutor een soort mentor maar ook weer niet. Nu ik erover schrijf, duizelt het me weer. Enfin, het was schitterend weer, de zomervakantie naderde en het bleek alras de goden verzoeken om één van de beste studentes uit het eerste jaar te belonen met een heus tv-optreden tijdens een mediatraining. Door het ruitje zag ik de technicus met het meisje komen aanzetten. Ze kwam regelrecht uit een leslokaal en ze liep praktisch in bikini met in haar hand een ballpoint en een opschrijfboekje. Ik kreeg zowat een rolberoerte. De brandweercommandant zat met zijn rug naar dat ruitje. Terug, terug jij, gebaarde ik. De brandweercommandant draaide zich om maar was gelukkig te laat. Juffrouw Bikini was alweer achter de coulissen verdwenen. De man moet anders hebben vermoed dat hij zijn mediatraining volgde in een bordeel. Ook met dit meisje van achttien of negentien jaar zal Ievon van Gelderen vermoedelijk wel een gesprekje hebben gehad over textiel. Zeker in een stad als Tilburg die het jaren en jaren van textiel moest hebben.
 
Iets heel anders: de opgeklopte discussie over het vermeende provocerende karakter van Zwarte Piet en diens bestaansrecht ging geheel en al voorbij, en gelukkig maar, aan de Hogeschool voor Journalistiek van mega onderwijsfabriek Fontys. Jaren achtereen verscheen onze directiesecretaresse op 5 december op school met bij zich een verdraaid leuk kereltje in pietenpakje. Het verdraaid leuke kereltje liep met zijn jutezak alle docentkamers af om iedereen iets van chocola of marsepein te geven. Het jongetje hoefde niet geschminkt te worden want hij had van zichzelf al iets bruins. Het was geweldig leuk te zien hoe serieus de kleinzoon van Ievon zijn opdracht nam. Het was een geestig ritueel op een school die wel wat meer rituelen kon gebruiken. Fontys was niet bepaald hartveroverend. Eenmaal weg verwaterde het contact al gauw.
 
Zelf ging ik al op met 63ste weg om volledig voor mijn aan parkinson en Lewy Body lijdende muze Ellen te gaan zorgen. Het werd een gepast gemis. De invoering van de zelfsturende competentiegerichte lespakketten met een hoog gehalte aan studenttevredenheid boven docenttevredenheid was een zoveelste Haagse aanval op het onderwijs met vernietigingswapens gebleken. Spijtig maar waar. Diverse keren klaagde ik aan het bureau van de directiesecretaresse dat de hbo een bedenkelijke weg was ingeslagen die hoofdzakelijk schrijfsoldaatjes kon opleveren. Ievon trok later de deur achter zich dicht. Niet van harte maar ze was 65 geworden, pensioengerechtigd en pensioenbestendig. En regels waren nu eenmaal regels ook al was het kabinetstreven er toen al op gericht werknemers op den duur tot hun tachtigste te laten doorwerken. Ievon mopperde en gaf haar eens ongelijk. Haar boek over haar arbeidsverleden rechtvaardigde al helemaal haar teleurstelling. Er bestaan nog altijd mensen die hun identiteit evenzeer ontlenen aan hun werk. Niet louter aan hun privéleven. Was ze niet ooit begonnen in het familiebedrijf van haar man Paul? Daar was het van: praatjes vullen geen gaatjes. Daar hoorde het werk er net zo bij als een bord havermoutpap als ontbijt. En wat te zeggen van haar job voor de gemeente Breda die eruit bestond dat ze voor asielzoekers een toegewezen woning inrichtte. De gekste dingen maakte ze mee, maar ook leuke en fascinerende. En het ontwapende onthaal met veel exotisch eten bij een dankbaar gezin uit Afghanistan. Uit eigen ervaring weet ik dat het omgaan met migranten het migrantenvraagstuk tastbaar maakt en van een menselijk gezicht voorziet. Uit eigen ervaring weet ik hoe veel migranten – uit Afghanistan, Iran en Colombia om maar eens wat te noemen- de Nederlandse samenleving verrijken met hun aanwezigheid. Ievon van Gelderen spreekt er zelf ook over in haar boek. Ook over excessen. Die verbloemt ze niet. Een boze man die van de gemeente geen tv kreeg en dreigde zijn flat in de brand te steken. Als een gek baande Ievon zich door het verkeer van Breda om maar gauw een televisietoestel te regelen en erger te voorkomen. De jerrycan met benzine had ze al zien staan.
 
Aan haar boek begon ze na de dood van Paul. Die overleed nog tamelijk plotseling. Bij Paul was weliswaar leukemie vastgesteld maar er was nog altijd geen enkele indicatie dat hij het loodje zou leggen. In tegendeel. Hij was nog behoorlijk actief. Zijn dood kwam plotseling. En niet lang daarna zette Ievon zich aan het schrijven. Ze begon over haar schouder naar de jaren in het arbeidsproces te kijken. Verschillende banen met verschillende belevenissen. Vaak zelf de stoute schoenen aangetrokken voor een baan waarvan het onmogelijk werd geacht dat ze die kreeg en die ze toch met haar sleepnet als een vis binnenhaalde. Intussen gingen we om de zoveel tijd samen ergens wat eten met een glas witte wijn erbij. Was het in Oosterhout? Ik geloof het wel. Ze had een heel pakket aan A4-tjes bij zich waarvan ze hoopte dat het ooit nog eens tot een uitgave zou leiden. Of ik er eens naar wilde kijken. Of ik het wat vond. Ze had altijd al eens haar belevenissen op papier willen zetten. Wie had ze als doelgroep voor ogen? Een goeie vraag. Wist ze toen nog niet. Misschien wel dat kleine kereltje dat voor Zwarte Piet speelde maar allang geen klein kereltje meer was en die ook allang niet meer in 5 december geloofde. Schrijven is voelen met je pen. Ievon tastte met de pen haar geschiedenis af, haar carrière. Schrijven vergt geduld. Schrijven is schuren, plamuren, gronden en pas daarna de glansverf. Voor veel studenten van het hbo was dat teveel gevraagd. Die gingen in voetbaltermen voor de lange trap. Voor lange halen snel thuis. Ievon niet. Toewijding. Het is één van haar grote verdiensten. In de dingen een uitdaging zien. En ik weet het: mijn rode viltstift werd gevreesd onder de studenten, en later ook bij Ievon. En tegelijkertijd was het van: kom maar op. Studenten die het al te bont maakten, en voor wie ik meer dan één rode viltstift nodig had, die bracht ik de tweede viltstift in rekening. Dat heeft de school nooit geweten, maar het was een leuke bijverdienste. Ik klap hier even uit de school. Prozaïscher: uit de biecht, zoals ze in Vlaanderen zeggen.Want ik deed natuurlijk bovendien iets op de prijs. Voor Ievon hoefde ik niet extra naar onze plaatselijke boekhandel voor kantoorbenodigdheden. 
 
Het is fantastisch werken met een ambitieus iemand. Met iemand ook die buitengewoon leergierig is. Je kunt wel ambitieus zijn maar niet altijd gaat dat gepaard met leergierigheid. Voor schrijven moet een mens zitvlees hebben. En discipline. Zelfdiscipline. Schrijven is beelden oproepen. Schrijven doe je meeslepend. Je probeert de lezer van de ene zin naar de volgende te krijgen. Schrijven is ook schrappen. De chronologie loslaten. Zoveel als kan. We hadden op de School voor de Journalistiek in Tilburg gelijk. De nieuwe directiesecretaresse had wel iets met architectenbureaus, de makelaardij, het hotelwezen en Cas Spijkers. De mantelpakjes en hoge hakken hoorden bij haar. Zoals haar interesse voor de journalistiek en zijn moeilijkheidsgraad geenszins gespeeld waren. Ze had er oprecht belangstelling voor.
 
We waren op weg naar ongeëvenaarde temperaturen van tegen de veertig graden. Nederland met de overtreffende trap van een hittegolf. We hielden ons hoofd zolang mogelijk onder water. ‘Mijn teksten heb ik tot vervelens toe doorgenomen. Hier wat strepen en ergens anders weer wat veranderen. Het ligt even stil om me aan andere zaken te wijden. Nee, niet de hitte. Een kapotte maaimachine, de stofzuiger die er genoeg van had, de lekkage waardoor het dak een grote onderhoudsbeurt moet krijgen, autopech, enzovoorts. Laat ons weer een eetafspraak maken. En fijn dat je meedenkt over een drukker,’ schreef de vrouw die momenteel ook nog altijd druk is bij de politie waar ze met een luisterend oor aan een soort afreageerlijn zit. Ook daarover vertelt ze openhartig en behartigenswaardig in haar boek. Ze vertelt over een man die middenin de nacht opbelde en even van zich af wilde praten alvorens zich in wanhoop van het leven te beroven. Tegenover Ievon kondigde hij zijn dood alvast aan. Zo anders dan de jonge moeder die over de pas geborene begon en graag van via de informatielijn wat adviezen wilde.
Een boeiend leven op papier. Een heel boeiend leven zelfs. Meer dan dat van een zondagskind. Eigenlijk een autobiografie. Ze liet zich niet kisten. Nooit niet. Schrijven doe je vanuit het hart. De inspanningen die Ievon verrichtte onderstrepen dat.
 
 
 
 
 
 
 
      

Het kleine donkere meisje van negen uit Angola

Opeens stond ik er. Met een eenvoudige roos in cellofaan. Donderdagochtend 11 juli 2019. Op de plek van de dodelijke steekpartij op klaarlichte dag een stel buurtbewoners en twee cameraploegen. Zelf onderweg van ergens naar nergens met vakantiegevoel. Die roos bij de andere bloemen gelegd en me omgedraaid om terug naar de Skoda te gaan. Klopje op de schouder. ‘Meneer, sorry maar mogen wij U voor Hart van Nederland een paar vragen stellen?’ Dat moest ik maar niet doen. Nee, geen microfoon onder mijn neus. Bij de auto bedacht ik me. Hoe dikwijls vroeger had ik niet zelf dit ondankbare werk voor de krant moeten doen? En dan altijd uitgemaakt worden voor een naar sappige citaten vissende sensatiebeluste ramptoerist die er nog leuk voor betaald werd ook. Op de algemene verslaggeverij van de krant kwam je altijd wel een keer aan de beurt. Zoals het mijn beurt was op Nieuwjaarsdag in 1998. Of 1999, dat kan ook. Ik voelde het al aankomen toen we in de nacht van Oud op Nieuw thuiskwamen van een feestje. Had weekenddienst. Eén van mijn laatste weekenddiensten voor het Utrechts Nieuwsblad. Ze wilden er van hun grootverdieners af. Op Oudejaarsavond was ik met de laatste sneeuwschuiver van het jaar mee geweest over de A2 van Utrecht naar Vinkeveen en terug. En daarna nog een keer die route heen en weer. Maar dan over twee andere nog besneeuwde banen van de snelweg. Het ijzelde. Een hoogst enkele keer glibberde een andere weggebruiker ons voorbij. In de cabine van de strooiwagen van Rijkswagen een praatje met de chauffeur die niet zoveel te vertellen had en ondertussen de vraag wat ik hier in godsnaam over moest gaan schrijven. Hoe zou ik ooit dat blaadje vol krijgen met tekst over een hagelwitte en spekgladde Oudejaarsavond met geen sterveling op de weg. En een werknemer van Rijkswaterstaat die zich alleen maar druk maakte over zijn hond die thuis zenuwaanvallen kreeg van vuurwerk.
Had ik hier nou mijn diploma van de hbs voor gehaald? Weliswaar met vallen en opstaan, en de nodige reprimandes, maar toch het papiertje met geslaagd. Mee met die strooiwagen de eenzaamheid in was daarentegen allesbehalve geslaagd. Dit zou een verhaal voor de krant worden vanuit de dikke duim. En toen de volgende ochtend het telefoontje dat ik wel begreep dat ik naar Nieuwegein moest. Waar bij het vuurwerk afsteken ‘s nachts een bewoners letterlijk en figuurlijk zijn hoofd verloor. Het was groot landelijk nieuws. Teletekst stond er vol mee op 101. Een jongeman nog, morsdood, op slag dood nadat hij in een ton had gekeken waar zijn vuurwerk toch in godsnaam bleef. En toen kwam het er juist aan. Zelden me zo armoedig gevoeld als toen op1 januari. Omwonenden die de deur voor mijn neus dichtsmeten met de woorden dat het tijd werd dat ik eens een écht vak ging leren. En ik gaf die obstinate mensen diep in mijn hart nog gelijk ook. Ik was niet de enige die met een groot gevoel van schaamte door de wijk liep. Alle kranten hadden er een ‘dwangarbeider’ naartoe gestuurd, en ook de televisie. Naar leeftijd en anciënniteit werd niet gekeken. Je had weekenddienst of je had het niet. We liepen elkaar als journalisten voor de voeten op zoek naar een paar quotes over wie het slachtoffer nou precies was. Lieve kerel natuurlijk. Hard werkende man. Stond altijd voor iedereen klaar. De bekende clichés. 
Vele jaren later zei één van mijn studentes mij dat zij dit voetenwerk voor de krant zou weigeren. Ze zou zich hier nooit voor lenen. Dat hoefde ook niet, antwoordde ik haar. ‘Jij komt nooit op een redactie te werken. Want jij haalt nooit je diploma. Jij bent journalistiek gaan studeren voor de show, voor de glamour. Maar soms is journalistiek het meest vernederende beroep dat een mens zich kan voorstellen. En dan toch maar doen. Niet voor luxepaard willen spelen meisje.’
Die herinneringen flitsten in de Erensteinerstraat in de wijk Chèvremont van Kerkrade door mijn hoofd toen ik weer in mijn trouwe Skoda zat. Achter me werden weer nieuwe bloemen bij het tuinhek neergelegd. In mijn achteruitspiegel zag ik ook een politiebusje arriveren. Het sleuteltje ging weer uit het contact. Terug naar de plek des onheils. Op slippers. Ja, ik liep nu eenmaal op slippers.
Terug naar die mevrouw van Hart van Nederland die zich daar op de stoep wellicht ook geen raad wist met haar figuur. Ook zij had deze weinig aantrekkelijke journalistieke klus maar te doen. Ik had me bedacht. Ze mocht me een paar vragen stellen. Zag de deuren van Nieuwegein weer voor me die werden dichtgesmeten alsof ik een Jehova was. Het gezicht van de verslaggeefster van Hart van Nederland klaarde op. Eindelijk werd ze niet afgewezen. Dat was ze al de hele ochtend voornamelijk: afgewezen. En waarom ik dan die roos had neergelegd? En of ik die roos straks voor de camera nog een keer tussen de andere bloemen wilde leggen. Voor het plaatje. Ze begon uit te leggen hoe dat in de journalistiek zat: zonder plaatje geen praatje. Waar was ik aan begonnen! Het rode lampje van de camera brandde inmiddels weer. Ik vertelde de verslaggeefster dat ik de vorige dag in de auto op weg was naar Kerkrade toen daarvandaan het nieuws op de radio kwam dat er een vrouw van 41 voor haar woning door messteken om het leven was gekomen. Eenmaal in Kerkrade nam ik op het terras van kasteel Erenstein een kop koffie en daar vertelde de ober me dat het iets verschrikkelijks was geweest wat zich enkele uren eerder daarboven aan de andere kant van de geitenberg had afgespeeld. En maar sirenes en maar helikopters van de politie in de lucht. De ober dacht dat het hele politieapparaat van Kerkrade en Heerlen zich plots in de Erensteinerstraat bevond. En alles tot ver in de omtrek afgezet voor nieuwsgierigen.
Later in hotelabdij Rolduc sprak iedereen vol ontzetting over de tragedie van hemelsbreed een paar honderd meter verderop. Allemaal zo dichtbij, en allemaal ook zo bekend. Die betonnen jaren ’70 flats en daar loodrecht op de bewuste straat met op de hoek geschilderd ‘Café Rolduc’. Kan Chèvremont ondertussen wel dromen. In Rolduc ging het gesprek aan een soort stamtafel over de vraag wat wij zouden hebben gedaan, ja wij, als het voor onze neus was gebeurd op klaarlichte dag en we dus ooggetuigen zouden zijn geweest. Eén van de gasten (uit de buurt van Doetinchem) twijfelde niet. Hij zou de dader op zijn nek zijn gesprongen. De moedige gast kreeg meteen een por in zijn lenden van zijn vrouw met de woorden: ‘Idiote waaghals’. Zei aan die tafel terloops dat ik waarschijnlijk ook voor held zou spelen. Maar dan wel met een dooie held als afloop. Een dooie held met wie je de oorlog sowieso verliest. Hoorde dat een man met een kindje op de arm het drama voor zijn ogen had zien afspelen. De man had niet zo gauw geweten waar hij dat kleine kindje had moeten laten. Die man was daarna nog wel achter de dader aangehold. Ik kwam uit Utrecht, vertelde ik aan Hart van Nederland. Die tram van eerder dit jaar, die aanslag, de onschuldige doden, hun familie, alle impact, nu die rechtszaak. Misschien had dát er wel mee te maken gehad dat ik bij de bloemist om de hoek van de Erensteinerstraat was gestopt voor een roos. Die had ik neergelegd mede namens mijn echtgenote. Een eenvoudig gebaar van medeleven. De verslaggeefster knikte ter aanmoediging. Maar meer had ik haar niet te zeggen. Het lampje van de camera mocht uit.   
In Nieuwegein had ik destijds een interview met de baas van de man die was omgekomen bij het afsteken van zijn vuurwerk. Gek eigenlijk dat ik me daarvan nog steeds zoveel herinner. Dat kantoor en de werkplek van de vuurwerkdode. In de aanloop naar de volgende jaarwisseling belde een vrouw naar de redactie die naar mij vroeg en vertelde wie ze was. De weduwe. Of ik haar wilde interviewen. Maar dat interview moest dan wel gaan over het gevaar van vuurwerk. Ze had een missie. Het artikel moest een waarschuwing van haar kant worden. De beelden werden weer scherp toen ik allang de Erensteinerstraat van Kerkrade uitgereden was. Eind december twintig jaar geleden in die woning in Nieuwegein. Het kwam weer boven. De vrouw was zwanger geweest toen ze haar man op straat verloor. In de box lag een kindje van een paar maanden oud. Drie kwart jaar, nee nog niet eens, meen ik me te herinneren. Collega Nelly Jacobs was erbij. We zeiden niets. We keken alleen maar. Dat kindje dat haar vader al verloor toen ze nog in het lichaam van haar moeder woonde. Ik geloof dat we het zó in de krant hebben verwoord, Nelly en ik. Samen hadden we ons ook over straat bewogen toen het allemaal een paar uur eerder in die nieuwjaarsnacht was gebeurd. Voetje voor voetje. Want in de nieuwbouwwijk van Nieuwegein hadden ze geen enkele strooiwagen mogen begroeten. Aanbellen en weggesnauwd worden.
Vijftien jaar later gaf ik incidenteel op zondag les aan de weekendschool in Tilburg. Vijftig kinderen van acht tot elf met roots in Ghana, Somalië, Kenia, Angola, de Antillen en ga zo maar door. Druktemakers uit alle windstreken. Maar wel leuke druktemakers. Althans, de meeste jongens hadden praatjes, de meisjes niet. Die waren bleu. Ik moest ze op speelse wijze vertellen over het werk van verslaggevers voor radio, tv en krant. Wie niet oplette die pakte ik zijn limonade af, waarschuwde ik vooraf. Dat hielp soms voor vijf minuten. Op een keer besloot ik over de vuurwerkdode te vertellen. Zo subtiel mogelijk. Zo eenvoudig mogelijk ook. Ik kreeg ze meteen stil. Ik vertelde over dat kindje in de box. Een meisje, meende ik me te herinneren. Drie kwart jaar oud of zo. Op de weekendschool aan de kinderen van de achterstandsbuurten van Tilburg-Noord de vraag wat hun belangrijkste vraag zou zijn geweest als zij de moeder van het kindje hadden mogen interviewen. Een stoer jochie uit Curaçao wist het wel. ‘Hoe duur was dat vuurwerk?’ Geen al te beste vraag, lieve jongen. Er werd gelachen. Naast hem een andere macho. Die kwam uit Afrika. ‘Wat voor vuurwerk was het?’ Kon beter, kon beter! Verderop zat een heel verlegen zwart meisje met vlechtjes verlegen te zijn. En in die vlechtjes veelkleurige kraaltjes. Een poppetje. Wat zou zij aan die moeder hebben gevraagd? Ze wilde toch journaliste worden? Nee? Dierenarts, fluisterde ze. Ze sloeg haar ogen neer. De overtreffende trap van verlegenheid. Ze moest maar even gaan staan. Ojee. Waar ze geboren was? Angola, klonk het heel zachtjes. En schuchter. Hoe oud ze was? Negen? Wat zou zij aan die mevrouw van dat vuurwerk in Nieuwegein hebben gevraagd? Ik voelde dat dit kleine donkere verlegen meisje me ging verrassen. Ze wapperde een beetje met haar armen langs haar lichaam. Nou? ‘Ik zou vragen aan die mevrouw: hoe vertelt U later aan Uw kindje dat ze geen vader meer heeft.’ Ik weet nog dat ik spontaan voor dit meisje begon te klappen. De rest deed mee. Sommigen stampten erbij met hun voeten. Hier en daar ging een glas limonade om. En de volgende vraag? Ze kreeg moed. ‘Wanneer vertelt U dat aan het kindje?’ Heel goed, heel goed. Ja wanneer?! Ik stond perplex. Altijd kreeg ik aan het eind van mijn les een doos met Merci-chocolaatjes. Voor Ellen. Toen het zover was, bleek de begeleiding zo kien het cum laude geslaagde meisje van negen de chocolaatjes te laten overhandigen. Ik mocht haar een kusje geven, ze vond het goed. Kunnen kleine donkere meisjes uit Angola blozen?  
Een paar uur later ver na de lunch klopte ze heel zachtjes op de deur van mijn docentkamer. Op de drempel: ‘Meneer, meneer…. Euh, meneer… Ik wil geen dierenarts meer worden maar journalist.’ Ze begon er zelf een beetje opgewonden bij te giechelen. ‘Ik had je al als student ingeschreven en je mag het eerste jaar overslaan.’ Van geluk sprong ze een meter omhoog op de deurdrempel. Onvergetelijke zondag. Toen mij bij mijn vervroegde pensionering werd gevraagd naar mijn Top-10 van mijn carrière noemde ik ook dit meisje van negen uit Angola. Al een paar keer eerder had ik haar genoemd. Tijdens colleges zodra studenten en studentes van twintig en ouder interviews hadden afgenomen zonder zinnige vragen. ‘Angola’, riep ik dan. Men wist dan meteen hoe laat het was. Die kinderen van de weekendschool waren zó ongekunsteld en daardoor zó vermakelijk. Zo direct ook. Zonder gêne. ‘Heeft U diploma’s meneer? Nee? Echt niet? Wat doet U dan hier.’ Ik heb er dagen om lopen lachen, ook thuis. Dat jochie dat dit aan mij vroeg kwam ook ergens uit Afrika.  
Aan deze dingen dacht ik terug toen ik allang de Erensteinerstraat van Kerkrade weer uit was. Soms ergerde ik me aan collega’s op de School voor de Journalistiek die helemaal geen journalistieke achtergrond hadden. Het waren meer wetenschappers die wel eens een artikel gepubliceerd hadden gezien dat ze vanuit hun veilige studeerkamer en vanonder een leeslamp hadden gefabriceerd. Heel interessant allemaal. Commentatoren. Analisten. Kamergeleerden. Omgevallen boekenkasten. Maar toch anders dan het echte handwerk met het nieuws dat op straat ligt. En dat eigenhandig van de stoeptegels wordt geschraapt. Eigenlijk niets zo fascinerend als het doodordinaire verslaggeversleven. Met de klei en vuiligheid aan de schoenen. De regenjas met opgestoken kraag. Het authentieke verslaggeverswerk. En dat is niet altijd het verslag van de val van de Berlijnse Muur of de overwinning van de één miljoen revolutionairen van het Wenceslasplein in Praag. Of het verslag uit de indianendorpen in het uiterste zuiden van Venezuela. Of de Elfstedentocht. Of Wimbledon. Of drie weken WK-honkbal in Italië. Of de berichtgeving over de ontvoering van Heineken en later Gerrit-Jan Heijn. En verschillende ontvoeringszaken daar tussenin. Gijsie van Dam junior bijvoorbeeld. En de dochter van die rijke kerel uit Laren in ’t Gooi die in levensmiddelen deed. Met Feyenoord door Europa. Allemaal bezigheden waarmee je kon scoren. Verslaggeverswerk is ook een volle nacht in de stromende regen voor het huis posten van ene Croiset die zichzelf in België ontvoerd had. Was knettergek zelf een rioolbuis ingekropen. Of in de snerpende kou de omwonenden aanklampen van een vuurwerkdode. Of in de Erensteinerstraat in Chèvremont in Kerkrade bij een houten schutting met bloemen staan waar een vrouw op klaarlichte dag en volop bedrijvigheid werd doodgestoken. En dan kun je wel tegen je hoofdredacteur roepen ‘dat-vertik-ik’, maar het zal toch moeten gebeuren.  
Zoals onze goede vriend Taco weleens zei: wij verslaggevers proberen gewoon in de frisse buitenlucht van poepjes gebakjes te maken, meer niet. Soms is het doodordinair en heel ondankbaar.  
 IMG_9849  
Drie dagen Rolduc en kasteel Erenstein in Zuid Limburg. Daarna vanuit Kerkrade dwars door België langs Genk onder Brussel door en verder via Gent naar de kust, naar De Panne voor het afsluitende vakantieweekend. Geen files. Geen wegwerkzaamheden. Wel ter hoogte van Leuven een wolkbreuk. Op zaterdagavond na het diner in Cajou (spaghetti met dagverse groentjes aldus de kaart) met een bolglas volle dieprode klassewijn naar de kamer. De ramen naar de duinen wagenwijd open. Krijsende meeuwen vanaf het strand. Koerende duiven op de bedrading. Gelach van beneden uit het restaurant van Cajou. Windstil. Een prachtige onvergetelijke zaterdagavond. Die ondergaande zon. Die serene rust. Wat heet! Pastorale rust. Met een hilarisch nieuw boek over wat er achter de schermen van Voetbal Inside allemaal gebeurde alvorens John de Mol het spartelende RTL de voet dwars zette en drie provocateurs inlijfde. Het getob van RTL met de afkalvende reputatie van Humberto Tan waarover Voetbal Inside niet mocht praten en het juist daarom toch deed. De pruik van Renate. Alle consternatie daarover bij RTL. En niet alleen bij RTL. Ineens kwamen de huichelachtige moraalridders van alle kanten opzetten. Belangenverenigingen waarvan we tot dan nog nooit hadden gehoord. Waarschijnlijk pas opgericht tijdens de geestige act van Renate. De frustraties van Genee. Die voelde zich miskend. Werd ineens Twan Huys de opvolger van Tan en niet hij. Strebertje die Genee. Steeds meer sympathie voor ‘het directeurtje’. Die bleek vroeger kok in een restaurant te zijn geweest. In reserve voor de vakantie de biografie van Alain Light over de briljante zwarte bipolaire zangeres en pianiste Nina Simone en haar strijd in de zuidelijke staten van Amerika voor de burgerrechten. In de aanbeveling de opmerking dat de biografie de lezer recht in de ziel van Nina Simone (grillig van temperament) zou doen kijken. De biografie over Nina Simone (‘I Loves You, Porgy’ – ‘I Put A Spell On You’ – ‘The House Of The Rising Sun’ -‘Mississippi Goddam’) blijkt al gauw een pageturner. Zondag 14 juli later in de middag weer terug thuis tussen de vlinderstruiken en de floxen die het tijdens de vakantieafwezigheid op hun heupen hadden gekregen. ‘Ellen, het is weer tijd voor je medicijnen, zeg eens wat.’ Ze fronst zondagavond negen uur haar wenkbrauwen. ‘Dag meneer, hoe gaat het?’ Ongelofelijk maar weer eens. Kraakheldere stem. Ze wordt beloond met een uur massage aan armen en benen. ‘Heb je spierpijn Ellen?’ Ze knikt. Ik hoor ‘Ja’. Het klopt: met dagelijks een paar keer een paracetamol geeft Ellen het beter aan als ze ergens pijn heeft. Zoals op zondagavond. Op maandag 15/7 een rustdag. We bootsen de Tour na. Cajou in De Panne kan ergens in augustus weer op ons rekenen. Daarmee klap ik maar alvast uit de school. Of zoals ze in Vlaanderen zeggen: uit de biecht. In België klappen ze niet uit de school maar uit de biecht. Amuseerde mij in De Panne met die kop in één van de kranten. 
 IMG_9850
  
De purperen wereld. Het is paars dat de klok slaat. Hoe anders dan vorig jaar toen de droogte middenin de zomer genadeloos toesloeg. Het leidingwater ging op de bon toen. Het uitblijven van regen bleek hardnekkig. De tuin was toen een stuk minder weelderig. Die verpieterde zelfs. Enkele hortensia’s konden al snel tot de grond toe worden afgeknipt. Veel van de bloemenpracht ging al gauw verloren. Dit jaar is het anders. De planten laten zich niet onbetuigd. Als pensionado’s halen we ons hart op. Behalve aan de slakken die op de tuintafel de dahlia’s al snel gevonden blijken te hebben. Klote slakken. Langs het water van de Leidsche Rijn mogen we van een altijd naar de rolstoel zwaaiende dorpsgenoot bollen barstensvol zaad van uitgebloeide papavers afknippen. Hij doet er een lege jampot bij cadeau. Dat gaat wat worden volgend jaar! Dagelijks zijn we wel even zoet met het plukken van uitgebloeide bloemen. De beloning een nieuwe bloei. 
 
    IMG_9835    

Tuin explodeert in alle mogelijke schakeringen paars

20190709_100920_HDR_resized

‘Prachtige foto van mevrouw Ellen’, schrijft Bruno van hotel Cajou in De Panne per omgaande. ‘We zien elkaar zeer binnenkort terug!’

Als een stilleven. Ellen in haar eigen schilderij. Rustgevend. Fotografie Diana. De drie andere foto’s (van de bloemenweelde in de voortuin) zijn van Elly. De tuin als een wezenlijk onderdeel van ons huis. En allang niet meer weg te denken. Misschien al wel ons epicentrum. Eigenlijk werd het huis in 1999 vooral ook vanwege de tuin gekocht. Geen overburen. Of het moet een stuk verderop de kinderpopvang zijn voor bijles en de trampoline. De tuin met de barbecue als permanentie. Ellen heeft er haar vaste plekjes. En anders de rolstoel tot vlak aan de schuifpui. De blauwspar in de achtertuin als zo’n beetje de heilige graal. Gekocht voor de eerste Kerst na enkele jaren verpleeghuis. Het leek de laatste Kerst te worden, maar werd dat niet. December 2016. De blauwspar herinnert aan oorverdovend vuurwerk als bevonden we ons in Syrië. Hij staat symbool voor veel. Hij pronkt te midden van een tapijt aan wilde roze geraniums. We leven inmiddels dinsdag 9 juli. Ruim 2,5 jaar verder. Nog even en dan met de rolstoel over de Zandweg langs de Leidsche Rijn met zijn bootjes naar de fysiotherapie. Het belangrijkste is dat afspraken en toezeggingen stipt worden nagekomen. En niet tweemaal worden verzet waarvan de eerste keer met een telefoontje na elf uur ’s avonds. Alsof er ik-weet-niet-wat aan de hand was. Twee keer verzet die afspraak en dan nog bijna een half uur te laat komen. Dat zorgt voor onrust. Tegelijkertijd een actieve lift met een waardeloze batterij en monteurs die aanvankelijk op zich laten wachten. Eerst weer moet de mantelzorger een hoge toon aanslaan. Een leverancier van nieuwe jaloezieën die een avond van tevoren afbelt omdat de jaloezieën er niet zijn en die achteloos vertelt dat hij dit al een paar dagen wist. Vergeten het eerder te melden. Waarom? Een schouderophalen. Dat voel je, dwars door de telefoon heen. Druk, druk, druk. En hogelijk verbaasd dat voor dit soort ongein geen begrip bestaat bij de klant. Aan die nieuwe jaloezieën voor de eerste verdieping hadden we verdomme onze mantelzorgsnipperdagen (mooi scrabblewoord) aangepast. Een mantelzorger intussen naast zijn blauwspar aan de dagelijkse vijftien druppels valeriaan. Waar het Kruidvat al niet goed voor is.  

Overbuurman Gijs kan het zich allemaal goed voorstellen. In de gemeente heeft hij al helemaal geen vertrouwen meer. ‘Mijn kliko begaf het na al die jaren. Belde ik de gemeente voor een nieuwe. Ik belde begin juli. Die nieuwe kliko zou de gemeente me op 7 oktober komen brengen. Ik vroeg die mevrouw van de gemeente waar ik al die drie maanden met mijn tuinafval naartoe moest. Dat wist ze niet.’ ‘Veel groentesoep eten deze zomer Gijs. Er zit procedureel natuurlijk voor de gemeente Utrecht een hoop werk aan vast, aan het leveren van een nieuwe vuilnisbak. jij onderschat dat.’ ‘Ja, schei maar uit. Maar drie manden wachten op een kliko!  Ik wilde van die ambtenaar weten of ik drie maanden reinigingskosten van de gemeente terugkreeg. Daar vroeg ik wat! Het mens had geen idee. Wat is er toch met de mensheid aan de hand tegenwoordig?!’   

 

IMG_9791

Als nieuw het huis. Even wennen als we komen aanrijden. De buitenboel weer strak in de verf. Het jarenlange pastel groen heeft plaatsgemaakt voor grijs met een overduidelijke marineblauwe gloed. Eigentijds. Streng bijna. Gedecideerd. Dát zeker. Alle vier de herenhuizen van de Zonzijde opnieuw voor jaren in dezelfde kleur. Eenheid in optreden naar buiten. Het ‘burencollectief’ was unaniem in kleurstelling. Het tastte ook weer diep in de buidel. Anderhalve week de schilders over de vloer. Het schilderen vond plaats met veel onderbrekingen vanwege de ene tropische regendouche na de andere. Onweer en windstoten. Codes geel, oranje en weet-ik-veel werden door het KNMI afgekondigd. En ondertussen explodeerde het groen in zowel de voor- als achtertuin. De paarsblauwe lavendelkleurige vlinderstruiken lijken op de nieuwe kleur van de kozijnen te zijn afgestemd. Ook de rest van de voortuin met hortensia’s en een heel tapijt aan wilde geraniums is ‘in harmonie’. De witte bollen aan de stoeprand voor het contrast. Achter de erehaag (ook de postbode wurmt zich er met plezier doorheen) de vaste plek voor Ellen. Om, na het gebruikelijke ritueel vanaf half negen, in de volksmond ook wel de wasbeurt, als extra ontbijt wat liters ochtendzon te pakken. De foto’s zijn van Elly Wolf met wie we de liefde voor tuinieren duidelijk gemeen hebben. Het is ook de gedeelde manie om geen enkele bloemist of geen enkel tuincentrum voorbij te kunnen zonder wel weer iets voor in de grond te hebben aangeschaft. Bijna jaloers hoorde Elly laatst het verhaal aan dat de plaatselijke bloemenwinkel zes potten van een behoorlijke diameter met lavendel en dahlia’s (volop in de knop) van de hand deed voor totaal 2.50 euro. Daar viel overheen te komen, over die 2,50 euro. De bloemenhandel ging met vakantie. Bij vergissing met zeven potplanten naar huis. Valt er in de tuin nog wat aarde te ontdekken? Nee. Elke vierkante centimeter is beplant. En op kleur. De tuin is een feest van april tot aan oktober toe. Ik begin de hovenier Ben van Zuilen steeds beter te begrijpen. Het wordt een verslaving. Dominant behalve de parmantige vlinderstruiken en de boeketten wijnrode floxen vanzelfsprekend natuurlijk de dennen en de sparren. Ze herinneren aan elke Kerst met Ellen sinds ze ziek werd. Er komt er elk jaar één bij in december. Die tuin is meer en meer uitgegroeid tot een dagelijkse hobby. Inbegrepen het rapen van ettelijke naaktslakken na een plensbui. Die witte eend op de vensterbank – ook daar zit een verhaal aan vast. Alweer zowat een eeuwigheid geleden tijdens het winkelen in de stad kwam Ellen bij V & D op Hoog Catharijne op de roltrap ten val. Niet opgelet dat de roltrap er al was en struikelen over de richel. Ze viel regelrecht met bebloede knieën op die eend af en mocht ‘m houden van het winkelmeisje om van de schrik te bekomen. Die was allang blij dat Ellen in haar val niet de hele stellage porselein omver had getrokken. De foto’s zijn van zondag 7 juli. Een doodgewone zondag. Weinig opwindends of het moet zijn dat twee huizen verderop de buurman boven aan zijn wastafel staat te prutsen waarvan het schroefdraad niet meer als schroefdraad functioneert. Zo’n zondag. Een stille zondag. Veel vakantiegangers om ons heen. Even het geluid van een grasmaaier iets verderop. We vermaken ons met ’14 Gemiste oproepen van Johan Cruijff’. Een schitterend onderhoudend en soms ook hilarisch boek met verzamelwerken van de vindingrijke auteur Michel van Egmond. Sublieme zinnen boetseert hij op het toetsenbord van zijn pc. Beeldend geschreven. Met een vlijmscherp oog voor detail. De beste rechtsbuiten allertijden Garrincha uit Rio de Janeiro bijvoorbeeld. Een ongeletterde miljonair aan de bedelstaf. Een analfabeet van wie ineens een zoon opdook in Zweden. Lachen om die rare spits van Feyenoord ooit: de Nigeriaanse naaktloper Obiku. Met aan beide polsen een blinkend horloge zo groot als putdeksels. Losse verhalen met heel veel diepgang, de doorsnee sportjournalistiek vele kilometers voorbij. Over het diepere gevoelsleven na veel blessure leed van Willy Dullens uit Sittard. Ooit aangemerkt als een nog groter genie dan Johan Cruijff. Totdat in 1966 ene Van Ingen van Vitesse uit Arnhem per ongeluk op zijn knie ging staan. Nooit meer voetballen. Willy Dullens van Sittardia werd depressief en kapper. Probeer me voor te stellen wat het is om door een depressieve kapper geknipt te worden. Meeslepend ook het verhaal over Wout Holverda. Speelde ooit met Louis van Gaal en René van der Gijp bij Sparta. En Pim Doesburg en Dick Advocaat. Coach was de entertainer Barry Hughes uit Wales. Nu zit Wout Holverda thuis in zijn verwaarloosde portiekflat te Leiden de hele dag op de bank te roken en door zijn plakboeken te bladeren. Moest, toen Van Egmond hem interviewde, nog 55 worden en leed toen al aan alzheimer. Hij is in afwachting van een plekje in het verpleeghuis aan de overkant van zijn straat. In zijn portiekflat moet het één grote wanordelijke kolerezooi zijn. Het ene verhaal is nog dramatischer dan de andere, maar er valt ook met sommige heel veel te lachen. Zoals om de Hongaar Kiprich. En om Obiku. Die is van de spiegels. Veel spiegels. Obiku houdt van niemand zoveel als van Obiku. Die speelde op Cyprus zonder ooit geweten te hebben dat dit een eiland was. Dit is wel even andere sportjournalistiek dan de gebruikelijke oppervlakkige onnozelheid met vragen naar de bekende weg. Nooit geweten dat ene Van den Brink één van de allergrootste talenten uit de Ajax-opleiding was. Cor van den Brink met een streng gereformeerde achtergrond. Hij voetbalde ook op zondag want God kneep een oogje dicht. Hij verongelukte bij Noordwijkerhout. Sindsdien zwijgt zijn vader. Hij hoest alleen nog maar vanwege de nicotine. Nooit geweten dat tijdens de oorlog op 10 en 11 november 1944 50.000 Rotterdammers als dwangarbeiders vanuit De Kuip van Feyenoord op transport werden gezet door de Duitse vijand. Buit gemaakt tijdens razzia’s. Afgevoerd. Onder die 50.000 bevond zich de kleine Koossie. Hij kon heel goed voetballen en een mooie carrière lag in het verschiet. Maar die oorlog kostte hem het leven. Samen met zijn vader probeerde hij tijdens het transport te vluchten. Hij werd in Wezep bij Zwolle doodgeschoten. Zijn vader ook. Het ongewassen shirt met enkele moddervlekken van Koossie behoort tot de relikwieën in het stadion van Feyenoord, de kameradenclub die meer reden heeft om achterom te kijken dan vooruit. Koos van den Bosch, een scholier nog in 1944 met een vader die een bekende bokser was uit de Rotterdamse wijk Charlois. Zondag 7 juni. Een doodgewone zondag. Met ’14 Gemiste oproepen van Johan Cruijff’. Met een wandeling met Ellen door ons stadspark. Met een kort praatje over niemendalletjes hier en daar met bekenden. Met het aanhoudende besef van hoe ongrijpbaar die parkinson en Lewy Body wel niet zijn. Het willen uitschreeuwen maar hoe zinloos. Een doodgewone zondag. Met het snoeien van onder meer de bramenstruik helemaal achterin de tuin. Die is moeilijk in het gareel te houden. Een te verwijderen onding als-ie niet jaarlijks van die lekkere bramen afleverde. Dat lijkt ook deze zomer weer te gaan gebeuren. Vroeger zouden we dit pretentieloos noemen. Nou vooruit: een pretentieloze zondag tussen twee korte vakanties bij Vaals in. De afgelopen week stonden de gasten in ons hotel beneden bij de receptie in een lange rij om op voorgedrukte ansichtkaarten André Rieu met zijn verjaardag te feliciteren. De maestro musiceert weer in zijn Maastricht. Ook daarmee werd de Messias van de wals per briefkaart gelukgewenst. Zoals door de jonge vrouw die vertelde aan een saxofooncursus bezig te zijn. ‘Komt U ook naar ons afsluitende concert op de Markt in Kerkrade?’ Maar zondag 7 juli. Zo’n zondag waarover eigenlijk niks te schrijven valt. Om vijf uur ’s middags behoren we tot de 5,5 miljoen die naar de finale van damesvoetbal kijken. Na een penalty van de VAR is de lol eraf. Nou ja lol… Geen eerste plaats en niet de vrees voor gezonken boten in de Amsterdamse grachten. Geen dansende drinkebroers op andermans eigendommen. Was dat niet in 1988? Winnen van de moffen en daarna die wereldpegel in de kruising van Marco van Basten  tegen de Russen. Rinus Michels die langs de kant zijn ogen niet kon geloven en Nol de Ruiter die hem om de nek vloog. Opluchting bij veel Amsterdamse binnenstadbewoners thans. Wat is ze allemaal bespaard gebleven? In elk geval de schuilkelder. De zondag eindigt met een bizarre VPRO-televisiereportage van een Belgische verslaggeefster uit een plaatsje, meer een ingedeukt sardineblik, aan de rivier de Ganges in India. Naar dat overvolle onsamenhangende plaatsje met zijn nauwe verveloze straatjes komen dagelijks vanuit heel India honderden lijken gewikkeld in doeken, om er onder grote publieke belangstelling in de openbare ruimte verbrand te worden. Het strand is één groot crematorium. Een uitzondering wordt gemaakt voor kinderen en zwangere vrouwen. Hun stoffelijk overschot wordt in bootjes de Ganges op gevaren en daar te water gelaten. Je ziet dat de moedige Belgische reporter zich voortdurend aan iets moet vastklampen van ontsteltenis. Het kan niet waar zijn maar dat is het wel. Een vriendelijke tolk van 21, 22 legt uit wat de vrouw tussen al die mannen ziet en niet kan bevatten. Te macaber voor een westerling. Ze ziet het met eigen ogen. Ze waagt zich heel dichtbij. Zwerfhonden vechten om de botten. Heilige koeien kijken tevreden toe. Elk moment lijkt de Belgische verslaggeefster van haar stokje te gaan. Het lijkt wel alsof we de stank van de oever van de Ganges zich door de tv heen in de neusgaten boort. Het wordt tijd voor nog een laatste rondje tuin. 

IMG_9792

 

IMG_9796