Domweg gelukkig op de reactievloer bij ‘Stevie Wonder’ (2)

foto: Annelies Verhelst
foto: Annelies Verhelst

De leukste verslaggever bij de Ware Tijd vond ik mijn goede vriend Eli. Bij de eerste kennismaking op de redactie droeg hij een honkbalpet met daarop ‘God loves you’. Was wel geestig. Eli noemde zichzelf een vroom mens. In de kerk die hij bezocht moet het er met hem altijd erg gezellig aan toe zijn gegaan. Dat was met Eli bij de Ware Tijd in Suriname zeker zo. Hij hield iedereen van zijn werk en vooral ook zichzelf. Rond het bureau van Eli werd er voortdurend gelachen, veel en hard, en werden nu niet bepaald de beste stukken geschreven. Ik heb de adjunct eens voorgesteld om Eli een handjevol Surinaamse dollars uit de redactiekas mee te geven voor een hamburger bij McDonald’s twee straten verderop – waren hem even kwijt met zijn ‘God loves you’.

Hij kwam oorspronkelijk uit Brits Guyana, werd me verteld, en daar konden ze heel goed drinken. De bevestiging daarvan maakte ik mee tijdens een redactie-uitstapje op een zaterdag naar het fort Nieuw Amsterdam. Ik kom er over te spreken. Eli had de lachers op zijn hand toen hij me ‘s morgens bij binnenkomst vroeg of ik goed geslapen had in mijn hotel? Het speet hem te horen dat dit het geval was geweest. Hij zei zich te verheugen op het moment dat ik niet meer fit was. Mijn aanwezigheid op de redactie was slecht voor zijn nachtrust. Zijn vrouw begon ook al te klagen. De airco bij hem thuis zou op volle toeren draaien als hij in zijn bed lag te denken aan wat ik tijdens de volgende bespreking weer allemaal op zijn werk aan te merken had. Ik constateerde dat hij kennelijk in zijn piepzak zat, een woord dat hij niet bleek te kennen. Ik vond dat zo geestig dat ik besloot de brave Eli voortaan bij de feedback als laatste te gaan behandelen. Het werd al gauw de ‘Eli-apotheose’ en een slapstick . Altijd vroeg hij belangstellend naar Ellen en haar gezondheid. Altijd liet hij de groeten doen. Alleen al daardoor mocht ik hem graag. Over de mail wenste hij ons een paar jaar achtereen prettige kerstdagen en zo verder. We kregen een geboortekaartje van een kindje dat wellicht tijdens mijn trainingen was verwekt omdat Eli de slaap niet kon vatten.

Geen land zo hartveroverend als Suriname. Ik wil er nog eens naar terug. Bij Diaconessenhuis moet ik altijd aan Eli denken, of het nu dat in Paramaribo is of hier in Utrecht. Hij had een artikel voor de Ware Tijd geschreven waardoor het hele ziekenhuis in Paramaribo vol woedende ergernis over hem heen viel. Het speelde zich af tijdens één van mijn bezoeken aan Suriname, het tot dusver laatste als ik me niet vergis. Kort gezegd kwam het erop neer dat er in het Diaconessenhuis van Paramaribo een machtsstrijd gaande was tussen de artsen met hun maatschappen en het management waarvan de patiënten de dupe zouden zijn geworden. Eli had er geen gras over laten groeien in zijn verhaal. Natuurlijk was het woord ’tendentieus’ weer gevallen. Hij kwam het ziekenhuis niet meer in. De hoofdredactie zat met het gesteggel in zijn maag. De sfeer tussen de leiding en de verslaggever was wel eens beter geweest. De chef van de binnenlandredactie koos de kant van Eli maar alleen niet openlijk. Ook hij telde zijn knopen. Niet alleen de Japanse vrouw van directeur, uitgever en eigenaar Steve Jong Tsjien Fa zat in die tijd in Canada, ook de Messias zelf. Ik fantaseerde er een cowboyhoed en een jachtgeweer bij.

‘Stevie Wonder’ had aan de Malebatrumstraat een gepensioneerde strafpleiter als zaakwaarnemer, of zo men wil zetbaas, neer geplant. Van de man herinner ik me nog het meest dat hij tamelijk oud was, weinig verstand had van dagbladen, en door Paramaribo sjeesde met tweehonderd kilometer per uur. De snelheidsovertreder was er trots op. Mevrouw de hoofdredacteur nam me mee voor een uitgebreide werklunch even buiten Paramaribo en legde in die verbluffend mooie omgeving een map op tafel met de oververhitte correspondentie tussen het Diaconessenhuis en de Ware Tijd. Hoe nu verder? Het ziekenhuis naar de redactie uitnodigen voor een verhelderend gesprek en radicaal stoppen met elkaar schriftelijk verwijten maken. Achter Eli blijven staan, in elk geval publiekelijk, hem nu niet ineens als een paria behandelen, en hem bij eventuele onzorgvuldigheden, pas dan, pas alléen dan, met een dichte deur intern de les lezen. Later in de week zat het ziekenhuis bij de meest toonaangevende krant aan tafel en bleek maar weer eens hoeveel aangenamer het in menig opzicht toeven is in Suriname vergeleken met het voormalige moederland. Iedereen bleek met de ander wel op z’n minst een tante gemeen te hebben. Het bond. En de bejaarde jurist bleek niet alleen een snelheidsmaniak, maar ook een womanizer, en bovendien een liefhebber van barbecues. Een cocktail uit duizenden zogezegd. Welke vrouw wilde niet zo’n man! Prins op het witte paard in feite.

De hoofdredacteur zat de bijeenkomst nog net niet in haar baljurk voor, maar het scheelde niet veel. Ze zag er prachtig uit en verkeerde in een bloedvorm. Welbeschouwd had Eli het helemaal niet zo beroerd gedaan. Misschien iets te roekeloos, op dit punt hield onze eigen autocoureur gelukkig wijselijk zijn mond, misschien iets meer hoor en wederhoor, hooguit dat, maar een beetje viercomponentenlijm en alles zat weer vast. Eli mocht het Diakonessenhuis weer in, maar vooralsnog onder begeleiding van zijn chef op de binnenlandredactie en van mij, als een soort bovenmeester van een dorpsschool, en hij, Eli, zou op vrijdag de medisch specialisten nog eens over hun maatschappen en over de managers aan het woord laten voor een verhaal in de maandagkrant. Die vrijdag moesten we om twee uur ‘s middags in het Diakonessenhuis zijn. Eli en zijn chef maakten pas rond die tijd aanstalten om richting ziekenhuis te gaan. Vervolgens zaten we vast in het stadsverkeer en zeiden de heren, luisterend naar Motown muziek, dat vrijdagmiddag twee uur geen gelukkige tijd was om van a naar b in Paramaribo te komen.

Voor mijn gevoel kwamen we onaanvaardbaar veel te laat in het Diaconessenhuis aan, maar hoezeer Suriname me te pakken kreeg, andersom was dat beslist niet zo. Eigenlijk waren we in het ziekenhuis zelfs nog een tikkeltje aan de vroege kant. De medisch specialisten excuseerden zich ervoor dat zij slechts met zes waren, maar enkele collega’s moesten helaas verstek laten gaan. Ze hadden er overigens niet eens meer bij gekund in dat kleine benauwde ziekenhuiskamertje met potdichte lamellen waar Eli er een vraaggesprek van probeerde te maken ondanks een overdaad aan praatgrage witte jassen. Het interview was als gezegd voor de maandagkrant en afgesproken werd dat één van de artsen het verhaal van een halve pagina op zondagmiddag nog even op feitelijke onjuistheden mocht doorlezen. Hij zou er vervroegd voor terugkomen uit lustoord Colakreek, een paradijselijk recreatieresort met hagelwit savannezand in het district Para op vijftig kilometer van Paramaribo. En toen leerde ik Eliëzer P. pas goed kennen.

Onvergetelijk werd hij voor me. De leukste ooit meegemaakt bij de Ware Tijd. En het moet gezegd: hoe ze het voor mekaar kregen weet ik niet, maar ze hadden daar altijd een hok vol gezelligheid met lachsalvo’s ondanks het verloop aan personeel. Die gezelligheid was me soms ook wel een zorg bij het krantje maken, van het halen van de heilige deadlines hadden ze nog nooit gehoord, een nieuwe editie bereikte niet zelden geeneens het binnenland, maar hoe dom kon ik hier in de Tropen zijn me daar allemaal druk over te maken. Het was hier in niets met Nederland te vergelijken en dat moesten we ook eigenlijk helemaal niet willen. De dag na het ritje Diaconessenhuis een redactie-uitje naar het fort Nieuw Amsterdam, cultureel erfgoed in de Commewijne vol herinneringen aan de plantages waarvan Suriname er ooit zeshonderd had. Op het afgesproken tijdstip van vertrek stond ik als enige bij een aftandse bus van Chinese makelij waarvan ik dacht: daar gaat natuurlijk nooit die hele redactie in. Dat klopte ook wel zo ongeveer. De leaseauto’s van de leidinggevenden moesten er aan te pas komen.

Nieuw Amsterdam was vooral ook als een studiedag bedoeld, maar over de krant werd alleen in de ochtenduren gesproken, en dan nog mondjesmaat. Rond het middaguur moest er gegeten worden, en het journalistieke ‘proletariaat’ viel als uitgehongerde wolven op de bami en de nasi aan. Wat overbleef ging in kartonnen doosjes voor thuis op de veranda. Een klaarblijkelijk vast ritueel. Ondertussen was het bier op en reden twee verslaggevers in één van de leaseauto’s voor aanvulling naar een Chinese super even buiten het fort. Aan het eind van de middag hobbelde iedereen weer de Chinese bus in voor de vrolijke terugreis naar Paramaribo. De leaseauto’s er parmantig achteraan. Onderweg kon het gezelschap geen Chinese levensmiddelenwinkel passeren of er werd wel eventjes gestopt. Dan ging er een kratje de bus uit in ruil voor een nieuw. Hadden mensen uit Brits Guyana niet vooral de reputatie behoorlijke drinkebroers te zijn? De adjunct met Franse naam bevestigde dat droogjes.

Eli behoorde in de bus natuurlijk tot de gangmakers. Maar had ik ‘s avonds niet bij hem thuis een afspraak, hem te helpen bij dat omvangrijke artikel over het arbeidsconflict in het Diakonessenhuis? Eli was aan het doorzakken daar in die bus, maar hij moest enigszins nuchter blijven. De adjunct belde van achter het stuur naar Eli in de bus. Het Diaconessenhuis had zonet gevraagd of hij terug in de stad nog even langs kwam voor aanvullende informatie. Eli trapte erin in. Hij kreeg een droge keel van de schrik. Afpoeieren, sliste hij, afpoeieren, alsjeblieft met een smoes afpoeieren die ziekenhuisklanten. De dubbele tong. Na de volgende bocht was er weer dringende behoefte in de bus aan een vers kratje bier. Inmiddels werd er ook bier naar de leaseauto’s gebracht. De chauffeur leverde zijn zatte vrachtje tenslotte na legio onderbrekingen voor de deur van het gebladderde, ooit roomwitte houten redactiegebouw in de Malebatrumstraat af, alwaar de monumentale portier met legerbaret uit zijn wachthuisje kwam en plastic tuinstoelen ging halen. Ze werden op een rij aan de stoeprand geplaatst en het neusje van de zalm van schrijvend Paramaribo liet zich er tamelijk onvast in neer ploffen in afwachting van een lift van een familielid. Iemand riep dat Bouterse was afgetreden. De boys kwamen er niet voor uit hun tuinstoel.

Het was weer eens om nooit te vergeten. Van het ‘s avonds bij Eli thuis de aantekeningen over het Diakonessenhuis uitwerken kwam uiteraard de spat terecht. Dat moest de volgende ochtend. Maar was Eli niet een trouwe kerkganger? Eerst op zondagochtend mevrouw de hoofdredacteur vanuit het hotel maar eens gebeld. Ze was erg druk met haar drie tienerzoons. Hoorde iets over een zangkoor waar Eli op zondagochtenden deel van uitmaakte. Eli en blije gospels? Zou zomaar kunnen. De hoofdredacteur verwees naar de chef van de binnenlandredactie. Die zei dat hij het ook niet wist en dat hij elke zondagmorgen, zoals ook nu, in zijn washok doorbracht. Van z’n vrouw af of omgekeerd. De chef vermoedde luchtigjes dat Eli waarschijnlijk in een kerkbank zijn roes zat uit te slapen, of anders gestrekt thuis in bed lag. Ik vertikte het om zelf de verslaggever op te piepen. Het was mijn eer te na. De adjunct met de Franse achternaam was zijn ‘dochtertje’ ophalen. Hoorde hem al jaren over ‘mijn dochtertje’. Vernam dat het lieve kind intussen al achttien was. De tijd begon te dringen. Er lag een loepzuivere afspraak met het ziekenhuis om het artikel van Eli voorafgaande aan publicatie op feitelijke onjuistheden te laten checken. Het schoot niet op. Vanuit mijn hotel bij Spanhoek een wandelingetje naar de redactie. Uitgestorven daar. De tuinstoelen waren weer bij de stoeprand weggehaald.

Nog maar een paar uur en dan moest het artikel van Eli naar het Diaconessenhuis. Er stond nog geen letter op papier. Geen sterveling die er zich kennelijk koortsig om maakte. De temperatuur buiten steeg weer naar veertig graden of daaromtrent. De hamburger bij McDonald’s smaakte nergens naar en de helft flikkerde ik in de afvalbak. Op de redactie zette de freelancer Sjaak zich aan het inventariseren van de buitenlandse persberichten. Een nonchalant schouderophalen, Nederlanders maakten zich altijd veel te druk. Een vriendelijk meisje van de eindredactie wilde wel behulpzaam zijn bij het boven water toveren van Eli. Ondertussen vertelde ze dat de man van haar kinderen een neef was van een slachtoffer van de Decembermoorden. Weer eens bleek hoezeer de executies in Paramaribo als een etterende wond voortwoekerden.

Toch geen nadorst die Eli? Ik begon hevig te verlangen naar mijn liefste in het verpleeghuis. De volgende dag onherroepelijk de nachtvlucht terug naar huis. Via via de vraag aan de racende zaakwaarnemer of hij me als een katapult naar Zanderij wilde afschieten. Was ik er in elk geval op tijd. De gepensioneerde advocaat met zijn lanceerinrichting liet die zondag rode bauxietstofwolken na op weg naar Albina, maar het kwam goed. Gold ook voor Eli. Kwam eindelijk aanzetten in zijn nette zondagse pak. Of hij misschien eens op zijn computerscherm wilde kijken? Uit het blote hoofd opgetikt onder zijn naam, en of hij zich in de inhoud kon vinden, en anders wijzigingen wilde aanbrengen? Als hij nu geen promotie maakte dan wist hij het niet meer. Wat kon hij toch mooi schrijven, galmde de man uit Brits-Guyana. Dit artikel ‘van zijn hand’ zou zeker zijn plakboek bereiken. ‘Brasa Johan, brasa, laat mij jou een brasa geven en God, je weet het hè, God loves you’. 

 
 
 
 

Domweg gelukkig op de redactievloer bij ‘Stevie Wonder’

foto: Annelies Verhelst
foto: Annelies Verhelst
Ooit in mijn leven hoop ik nog eens terug te keren in Suriname. Als toerist, voor een maand, of desnoods een week, of iets daar tussenin. Geen enkel ander land dat zo’n diepe indruk op mij maakte als Suriname. Zou Ellen zo’n lange vlucht nog hebben aangekund, het zou er onherroepelijk al veel eerder weer van gekomen zijn. Ik kreeg Suriname niet te pakken, maar het land wél mij. Meer dan voormalig Nederlands-Indië en de Antillen. Dat ga ik uitleggen – straks. Vers in het geheugen het telefoontje op een voorjaarsmiddag in 2008 van collega Jan Breugelmans. Of ik met hem meewilde naar Paramaribo. Onze hogeschool voor journalistiek had de knoop doorgehakt en ging met de Surinaamse mediabedrijven en de Surinaamse journalistenopleiding een samenwerking aan voor trainingen en workshops aan verslaggevers en bureauredacteuren. Voor die trainingen en workshops moesten wij vanuit Tilburg  overkomen. De eerste kennismaking met Suriname was al overweldigend. Schrijfster Cynthia McLeod had ons tevoren bovendien al onverbiddelijk de weg gewezen naar westerse bescheidenheid, er rekening mee houdend dat Suriname van slavernij naar dekolonisatie nog steeds met het voormalige moederland een appeltje te schillen had. Alle boeken van de dochter van de laatste gouverneur van Suriname verslonden, en niet alleen die. Verboden Europees te trompetteren als missionarissen dus. We waren niet ingehuurd om te betweteren. We hielden ons eraan, zo goed we konden. Was het liefde op het eerste gezicht? Zo ongeveer wel ja. Het begon eigenlijk al op Zanderij. Die droge warmte, die palmbomen, die idylle, die begroeting van voornamelijk creools luchthavenpersoneel in het Nederlands. De eenvoud van barakken onder de tropenzon, in geen enkel opzicht met het hysterische rumoer van Schiphol te vergelijken, het verschil van dag en nacht. Toen die lange rechte kilometerslange Gandhiweg naar Paramaribo toe met links en rechts de huisjes en golfplaten hutjes van de Marrons. Het was veel en alles tegelijk. Zoals zo dikwijls reisde Ellen ook hier in mijn rugzak mee. In het hotel aan de Gompertstraat ter hoogte van verschillende voormalige plantages hadden Jan en ik op de begane grond ieder een kamer zonder ventilatie, een getraliede cel in feite van krap drie bij drie. Vanuit je bed kon je met speels gemak de douche aanzetten. We arriveerden voor het eerst in de regentijd en het regende ook dagelijks, het stortregende. De stad liep onder. Maar dat duurde steeds maar even. Nooit geweten dat in een koffer zo snel de schimmel kan komen. ‘s Avonds om elf uur verdeelden wij de vrije tijd tussen tussen één of twee glazen Johnny Walker, meestal twee, black label, en het zwembad. Nog altijd zo’n 28 graden dan. ‘s Morgens tussen vijf en zes, en vaak eerder nog, was het de koffie, het tropenontbijt met bakkeljouw en de plons in het zwembad. Vanuit de verte het eerste geblaf van de honden. Want daar zijn ze verzot op in de Derde Wereld, op honden, waakhonden. In zwembroek werden de lessen voorbereid en de verse kranten nageplozen. Ook het huiswerk wilde nog wel eens het zwembad mee ingenomen worden. Een betaalde vakantie noemden enkele jaloerse collega’s uit Tilburg het. Dat was het ook, maar we waren per dag minstens veertien uur in touw. Chauffeur Dolf, kaal en geestig, haalde ons ‘s ochtends om acht uur op en leverde ons in de regel pas ‘s avonds tussen tien en elf weer in het hotel af. Zo ging het de eerste keer, zo ging het in de regel, gedurende alle acht (of waren het er meer?) verblijven van meestal twaalf dagen tussen 2008 en 2013. De eerste zondag met heel Paramaribo in de kerk kuierden we met onze reisgidsen in de hand door het koloniale verleden en deden we mee aan een rondleiding door Fort Zeelandia. We kwamen er op de binnenplaats en stonden op een halve meter voor de kogelgaten die aan de Decembermoorden herinnerden. We zouden nog dikwijls met de Decembermoorden worden geconfronteerd als de etterende open wond van Paramaribo. Op de burelen van radiostations ABC dreunde het mitrailleurgeratel nog door. Bij ABC leefde de nagedachtenis aan oprichter André Kamperveen voort. Door de militairen van zijn bed gelicht en nooit meer thuisgekomen. Net als de anderen. We lieten ons op het grasveld van het Onafhankelijkheidsplein uitleggen hoe het toch met die vertroetelde zangvogeltjes zat die zoveel mannen in een kooitje over straat met zich meevoerden. Mannen die in de regel trouwer waren aan hun vogeltje dan aan hun vrouw en kinderen. Het zal tijdens onze derde trip zijn geweest dat de verlegen hoofdredacteur Ricardo Carrot van de Ware Tijd mij apart nam en schimmig zei dat er een uitgewerkt aanbod klaarlag om me samen met Ellen voor één of meerdere jaren in Suriname te vestigen. Zijn directeur, uitgever en kranteigenaar Steve Jong Tsjien Fa wilde me als senior-hoofdredacteur, supervisor, mentor, en ik weet niet wat. Hij probeerde de onderhandelingen zo charmant mogelijk meteen te openen. Ook hij had net als Carrot een verlegen kant, maar dan anders. Het zweet brak me uit. Ik zie die directeurskamer, te bereiken via een stalen steigertrap, nog voor me, Steve natuurlijk als een pasja in hemdsmouwen aan het hoofd van de tafel. Een loeiende ventilator boven ons hoofd. Ik wist meteen dat ik Ellen nooit zover zou krijgen om op een dag vliegen van onze twee dochters te gaan wonen. Ik hield de boot af. Steve dacht dat ik een soort lijfeigene van Jan Breugelmans was en probeerde het ook via hem. Jan en ik, we werden ook mee uit genomen voor een magistraal etentje in de Garden of Eden. Ik wilde wel vanuit Nederland meehelpen aan de krant, de meest prestigieuze, hoe precies wist ik overigens nog niet, maar ik rook mooi perspectief tot na mijn pensioen en stelde voor om periodiek naar de redactie aan de Malebatrumstraat te komen voor werkbesprekingen en bijscholingssessies. Ze moesten me maar als post op de begroting zetten. Maar nooit langer dan voor twaalf dagen weg van thuis waar Ellen de levenslustige Ellen niet meer was en ik me zorgen over haar begon te maken zonder ook maar een flauwe notie van wat er aan de hand was. Laat staan dat ik vermoedde wat ons allemaal boven het hoofd hing. Maar ze veranderde, er kwamen spanningen, niet wetende dat het proces naar parkinson en dementie al sluipenderwijs was ingezet. Was dat trombosebeen ook al een vooraankondiging van naderend onheil geweest? Jaren later zou Marijn zeggen dat Ellen en ik zó zichtbaar zó zielsveel van elkaar hielden dat zij en haar collegae daarom met extra veel passie hun werk als verzorgenden bij ons deden. Onverbrekelijke en onvoorwaardelijke liefde ja. Over Suriname werd thuis in 2008 en 2009 niet veel gesproken. Niet of nauwelijks over het feit dat Steve me het hof had gemaakt, en zelfs amper over het bericht dat Carrot onverwacht voor een zorgeloos leven aan een bureau in overheidsdienst had gekozen. Steve op de lijn met de vraag hem te helpen met het zoeken naar een nieuwe hoofdredacteur. Want in de betrekkelijk kleine Surinaamse gemeenschap van ons-kent-ons stond de allesbeslisser bekend als een ondoorgrondelijke draaitol met geringe communicatieve vaardigheden. Het verhaal ging dat hij diep in zijn hart niet zoveel op had met de Ware Tijd. Hem was de krant samen met een houtzagerij na het overlijden van zijn vader als erfdeel in de maag gesplitst. Of in de schoot geworpen? Het hield het midden, laten we het daar maar gemakshalve op houden. En in elk geval voorzag JTF, zoals hij in de volksmond heette, een lange strooptocht naar nieuwe redactionele leiding. Ik stelde de orkestleider, die in heel zijn verschijning aan een streng opgevoede veramerikaniseerde Chinees deed denken, voor om de opvolger van Carrot en een adjunct uit het bestaande personeelsbestand te recruteren. Zeker geen Nederlander, Suriname had een vracht aan jeugd, ik zag die dagelijks in schooluniformpjes over straat gaan, ze mochten never nooit het gevoel hebben dat de mooiste baantjes toch uiteindelijk naar de oud-kolonisator gingen. Ik beloofde te regelen dat beiden voor een stage van twee maanden bij NRC Handelsblad in Rotterdam terecht konden. De eerstvolgende terugkeer in Paramaribo begonnen de sollicitatiegesprekken waarvoor alleen chefs in aanmerking kwamen. Die gesprekken hadden plaats in de daluren van de trainingen die ik als journalistieke hoogmissen met Breugelmans opdroeg in de catacomben van het Kamperveen-stadion, recht onder de zitplaats van Joop den Uyl bij de onafhankelijkheid van 1975. Bij dat stadion haalde Steve me vaak op met zijn blauwe ronkende truck en zijn overall nog aan. Kwam hij terug van zijn houtzagerij. Mierzoete herinneringen bewaar ik in feite aan die tijd. Zoals aan de voorbespreking in het net geopende luxe Marriotthotel aan de Surinamerivier. Het begon ermee dat Steve zijn oog liet vallen op een schilderij van drie bij drie meter dat aan de muur ging en te koop was. Of ik het met hem eens was dat dit schilderij een verbluffend prachtige entree zou kunnen zijn van de krant? Moest ik nu met hem mee praten, zoals Steve van zijn ondergeschikten gewend was, of moest ik er tegenin gaan? Ik had ‘m het liefst gezegd dat hij beter eerst zijn afgebladderde gebouw kon gaan opschilderen. Het schilderij zou aan de Malebatrumstraat de spreekwoordelijke vlag op een modderschuit zijn geweest. Ik liet het maar zo. Niet veel later bleek Steve last van houtworm te hebben of van ander ongedierte dat bezig was zijn gebouw weg te vreten. Het schilderij dat volgens mij niet eens door zijn voordeur kon, zou waarschijnlijk met spijker en al van de muur gekomen zijn. De uren in het Marriott zijn om nooit te vergeten. Ik zat met Steve in de lounge de laatste sollicitatiegesprekken van die avond door te nemen toen ineens zijn twee kinderen kwamen binnenstuiven, gevolgd door een stokoude, van dodelijke vermoeidheid strompelende nanny. Ik vernam dat de Japanse vrouw van Steve niet tegen de warmte kon en daarom op de vlucht was geslagen naar Canada. Daar zat ze volgens de overlevering in een bontjas op een rots of op een ijsschots. Steve loodste de nanny naar een hoekje achteraf waar ze een dutje mocht doen om weer op krachten te komen. Zijn twee kinderen installeerde hij onhandig met kleurpotloden en een schriftje aan een tafel een eind verderop in de hal. Maar binnen een mum van tijd doken die kinderen bij hun vader onder de tafel. Hij kreeg die twee niet stil. Geen enkele waarschuwing hielp. Het had iets aandoenlijks. Toen had JTF er iets op gevonden. Dacht hij. Van de grote schaal met gemarineerde kipkluifjes pakte hij er steeds twee extra om die tussen zijn benen door onder de tafel te gooien naar zijn joelende nakomelingen. Hielden ze even hun mond. Alsof twee uitgehongerde puppy’s hondenbrokken toegeworpen kregen. Ineens trok Steve het niet meer. Of ik een poosje op zijn kinderen en de nanny wilde passen zodat hij een uurtje verderop aan de overkant van de Anton Dragtenweg naar zijn favoriete sportschool kon. Weer een dilemma. Ik vond van niet, maar ik zei lafhartig ja. En weg was ie. Vooral de nanny baarde mij zorgen. Als de schat de geest eens gaf, zo hier in het Marriott, dan zat ik ermee opgescheept. Ze kwam ergens uit het Verre Oosten vandaan, zoveel had ik wel begrepen, en uit haar tandeloze mondje kwamen alleen inheemse klanken die ik niet kon verstaan. De nanny bleef maar tegen me grimassen en glimlachen. Waarom bleef die Steve nou zo lang weg. Ik besloot als een soort hopman van de padvinderij met het spul naar buiten te gaan, naar de rivier. Maar de nanny wilde niet verder dan de bar buiten, en gelijk had ze. Het was bloedheet. En maar wachten op die Steve die ik tenslotte gedoucht en in trainingspak en op badslippers zag aankomen toen ik even uit verveling een krantje in de hal was halen. Waar ik zijn kinderen had gelaten? Hij leek in paniek. Welnu, met hun nanny buiten aan de bar. Of ik stapelgek geworden was, wist ik wel hoe oud ze waren en dan met een nanny aan de bar! Toeval of niet, hij stond daar op zijn slippers boos te wezen naast dat schilderij waar hij zo verkikkerd op was. ‘Maar Steve als je nu zelf eens op je kinderen blijft passen en die sportschool eens een keer de sportschool laat’. Daar had hij niet van terug. Daar werd hij zomaar op zijn nummer gezet. Voor zijn personeel zou het een ontslagreden zijn geweest. Heb zelden zo gelachen als daar in dat pas geopende 4-sterrenhotel waar het aan alle kanten rook naar boenwas en tropisch hardhout. Een bedremmelde journalistieke hogepriester in trainingspak en op slippers. Ik begreep meteen waarom de anekdotes rond deze ondoorgrondelijke man zich aaneen regen als een parmantige kralenketting. Oh ja, dat zei hij ook nog toen hij op een drafje naar de achterkant van het hotel rende, hij zei dat ‘dat mens’, hij bedoelde de nanny, echtgenote van zijn particuliere chauffeur Bep uit de houtzagerij, hij zei dat ze drommelsgoed wist dat hij zijn kinderen niet aan een bar wenste. Vreesde vaderlief dronkenlappen aan de toog onder het afdakje? Misschien had ik een nog grotere fout gemaakt. Ik had de kinders limonade gegeven van het zo gangbare merk Fernandes, en de eigenaar van die fabriek was al dan niet toevallig ook eigenaar van de grote concurrent van Steve in de Surinaamse krantenwereld. Het lag allemaal heel gevoelig met die limonade in Paramaribo. Spul waarvan het glazuur van je tanden floepte. Ze hadden me eens verteld dat een verslaggever van de Times of Suriname met een flesje frisdrank van een andere fabriek dan Fernandes tegen zijn baas was aangelopen. Hij werd op staande ontslagen zonder recht op een uitkering of iets dergelijks. Misschien was het Steve wel geweest die me dat eens vertelde. Ik begon in het Marriott de onvoorspelbare ‘Stevie Wonder’ steeds meer te mogen. Iedereen behandelde hem in zijn gezicht als een halfgod maar sneerde achter zijn rug. Ik hield nog meer dan anders van mijn leventje en voelde me met mijn werk bevoorrecht. Dit hele avontuur, dat mocht ik toch maar mooi meemaken. Ik kreeg Suriname niet te pakken maar het land mij wel, het land dat ik ooit nog eens wil terugzien. Het was er heerlijk. Ach ja Ellen, ach ja, genoeg vrienden, kennissen en verzorgenden om ons heen, maar het gekantelde leven met ook zijn reisbeperkingen is er niet minder om. Ik zou nog zo graag. En dat alleen met jou! Eigenlijk hebben we alleen elkaar. Halverwege de avond in het Marriott had de Ware Tijd een nieuwe hoofdredacteur. In groene jurk schudde ze als verrassende keuze Steve de hand alsof ze zonet een Oscar in ontvangst had mogen nemen. Steve had voor het gemak zijn trainingspak maar aangehouden en aan zijn voeten nog steeds de marineblauwe badslippers.    

Daar bent u mooi klaar mee, met zo’n vrouw

Er zijn, zo schreef ik onze lieve vrienden en vriendinnen – er zijn drie zaken die ik even openhartig aan de orde wil stellen. Ik ga hierbij uit van enkele onbevredigende recentelijke ervaringen. Ik wil jullie allemaal om te beginnen vragen, zo luidde het, in het vervolg scherp te waken voor een kakofonie aan geluid over het hoofd van mijn lieve Ellen heen. Overigens spreek ik op dit punt ook mezelf aan. In grotere gezelschappen dient extra op Ellen haar welzijn gelet te blijven. We moeten voorkomen dat ze door zo’n teveel aan prikkels in een psychose belandt. Ik heb er de afgelopen jaren een paar meegemaakt. Afschuwelijk was het. Ten tweede, als bijna een oekaze, wil ik jullie vragen, na het opruimen van een kast of zo, geen kleding meer voor Ellen mee te brengen, nog afgezien van het feit of ze dat nodig heeft en of het haar stijl is. Het is goed bedoeld, maar ik wil Ellen zelf blijven kleden, en liever nog zoveel mogelijk ook met haar eigen inbreng. Ellen geniet van winkelen. Het is al erg genoeg om je afhankelijk van derden te weten en je privéleven voor een deel, en geen gering deel, te (hebben) moeten opgeven. Het is het ultieme gevoel van onrechtvaardigheid. Het is de dagelijkse confrontatie. Ik probeer me zoveel mogelijk in Ellen in te leven, de Ellen van voor haar ziekte zou het niet gewild hebben, daar was ze te trots voor. Wie mijn boek ‘Mam kijk naar de sterren’ gelezen heeft, weet in welke principes haar stijlvolle steile vader haar voorging nadat ze haar moeder veel te jong en onder dramatische omstandigheden verloren was. Toen bij Ellen nog maar net Lewy Body was gediagnostiseerd, ging ze eens de stad in en met een vriendin enkele kledingzaken binnen. Het liep uit de hand. Er werden jurken en vestjes gekocht die Ellen helemaal niet stonden. Er zat ook iets tussen met een tijgervelmotief, herinner ik me. Ik was tandenknarsend verbijsterd. Zo ongeveer moest verlies van identiteit voelen. Wat ik me van Ellen herinner was berusting en hulpeloosheid. Het zijn beelden, beelden om nooit meer te vergeten. Het waren van die momenten, nog heel vroeg in het dementieproces, dat tot mij doordrong dat het leven van Ellen en mij een wending had genomen en dat ik Ellen in menig opzicht stapje voor stapje zou gaan verliezen. Ze had zich bij de hand laten nemen, maar door de verkeerde stilist op de verkeerde plek. Dit zal ons nooit meer gebeuren, zo nam ik me plechtig voor. Ten derde vraag ik jullie terughoudend te zijn c.q. te worden met zinnen als: je moet, als je nu verstandig bent, strijk jij je overhemden?, geef je de bloemen niet te weinig water?, zou je de keukenkastjes niet anders indelen?, enzovoorts, enzoverder. Die keukenkastje zijn door Ellen zo ingedeeld en wie aan de keukenkastjesindeling zit die zit onbedoeld maar o zo pijnlijk aan mijn muze. Als ik advies wil dan vraag ik dat wel. Met tussen de 3000 en 4000 dagen mantelzorg ben ik inmiddels aardig ervaren geworden. Ik wil niemand voor het hoofd stoten, maar wil onze goede vrienden en vriendinnen, die ik telkenmale lof toezwaai, ook een mail binnen deze context en met een vriendelijk bedoelde connotatie kunnen sturen. Hoe komt dat toch dat ik de laatste tijd zo vaak aan mijn chef Jo bij Rechtspositie op de Universiteit van Utrecht moet denken en aan een andere chef daar, ene Rudi. Die laatste wreef de moraalridder Jo eens onder zijn neus dat hij nooit verder was gekomen dan de Veluwe en onzinnig wereldvreemd gedans met de AJC rond de Meiboom. En dat, dat slechts quasi politiekcorrecte Meiboomgehuppel, dat vond Rudi te weinig voor een oordeel over Indonesië, Maleisië en Singapore waar die laatste een groot deel van zijn leven had doorgebracht. Toch bleef voor Jo de AJC de maat der dingen. Iedereen liet het maar zo. Waarom moet ik toch zo vaak terugdenken aan Jo en Rudi, welhaast 45 jaar geleden?
De amicemail luchtte op. Wie er niet van gediend was die bleef voortaan maar weg. Met dat gevoel rolstoelde ik Ellen de voorjaarsdonderdag in. Je gaat het pas zien als je het doorhebt – wie leerde ons dat ook alweer? De meesterfilosoof Cruijff? De ziekte van Ellen heeft me een stuk medemenselijker gemaakt, minder competitief, maar (hoe paradoxaal) ook onplezieriger en harder. Ik haat gebazel zonder ook maar de geringste ervaring met een dementerende partner. Veel van vroeger komt weer boven toen mijn moeder manisch depressief was en haar weinig constructieve zustertjes als voornamelijk kletsmajoors en stoorzenders op de toneelplanken stonden. We hebben eens één van die tantetjes bij kop en bips gepakt, mijn broer en ik, en buiten gezet. Kwam een paar uur later de politie. Die complimenteerde ons. De agent kon soms ook ongenadig veel last van zijn familie hebben. Hoe minder van iets afweten, hoe overzichtelijker de wereld. We oordelen te voortvarend vanuit het eigen perspectief en door middel van de zelf gekozen filter. De filter met het eigen label. Soms kan ik me onze zorgeloze jaren bijna niet meer heugen. Dan denk ik: hebben ze eigenlijk wel echt bestaan? Ja, dat hebben ze. En een andere keer komen die jaren fotografisch scherp en loepzuiver tot in detail op het netvlies. Ziekte verkrampt, letterlijk en figuurlijk. Je moet het zelf aan den lijve meemaken of hebben ondervonden. De enige logica is die van de voorgoed verdwenen logica. De mail was oké, geen flauwekul meer, indammen op het juiste moment. Met de rolstoel maakten Ellen en ik vervolgens een lange ochtendwandeling. Een stop in het Maximapark ter hoogte van een doelpaal van voetbalclub De Meern. Even pauzeren bij een bank in het zonnetje. Kwam er een man aan gekuierd met aan de lijn een verdraaid leuk hondje. De verhalen liggen voor het oprapen, je moet er alleen wel de straat voor op, leerden mijn journalistieke mentors me lang geleden bij Het Parool. Het bewijs werd maar weer eens geleverd.
‘Is dat uw vrouw?’
‘Jazeker, mijn vrouw, hoe dat zo?’
‘Daar bent u mooi klaar mee’.
‘Hoe bedoelt u dat, meneer?’
‘Nou ja, zo jong en dan al in een rolstoel’.
De man leek een onhandige goedzak.
‘Weet u dat mensen in een rolstoel niet ook automatisch doof hoeven te zijn?’
‘U zegt het. Uw vrouw hoort wat we zeggen?’
‘Zeker, dat wil nog wel eens bij die niet-dove mensen het geval zijn. U dacht: rolstoel, die hoort toch niet wat ik zeg, toch? Maar bij mijn vrouw komt nog veel binnen hoor’.
‘Gelukkig maar, want je ziet ook mensen die…’.
‘Maak uw zin eens af’.
Tegenover ons een hulpeloos klapwiekende man in een krans van maarts zonlicht. 
‘Heeft u behalve een hond ook een vrouw?’
‘Ja, ik heb thuis een vrouw. En ook een zoon. Die is 41. Woont nog steeds thuis. Vind ik niet erg. Ik werd door mijn ouders het huis uit gebonjourd toen ik 21 werd. Dat wilde ik mijn zoon niet aan doen. Mijn dochter is uit haar eigen uit huis gegaan. U luistert al niet meer, zie ik’.
‘Ik dacht nog na over wat u zei. Daar was ik mooi klaar mee, dat zei u zo-even. Ik zal u eens een verhaal vertellen, meneer’.
‘Maar dan doe ik eerst even mijn jongen met zijn riem aan die paal hiero’.
‘Met je reacties naar mensen in een rolstoel, meneer, moet je extra voorzichtig zijn. Vanwege de persoon in de rolstoel, dat allereerst, maar ook voor de rolstoelduwer. In gezelschap laat je zieke mensen er zo gemakkelijk voor Piet Snot bij zitten. Je praat zo gemakkelijk over hun hoofd heen. Niet over een rolstoelhouder heen praten, niet vóór hem, maar mét hem, en tégen hem. Ik heb er vanmorgen thuis nog een mail aan gewijd. Maar daar wilde ik het niet over hebben. We waren gisteren bij de Jumbo, dat wilde ik u vertellen. Ter hoogte van de bruine bonen moest een gehaaste mevrouw een stap opzij doen vanwege de rolstoel. Nou dat was wat hoor! Verlies van enkele honderdsten van een seconde. Staat ze even later bij de kassa, diezelfde blondine, met haar vier onnozele slavinken, dat wordt een feestmaal dacht ik nog, staat ze bij de kassa bots ik per ongelijk met een voetsteun van de rolstoel heel zachtjes en onschuldig tegen haar hiel, of iets daar in de buurt. Ze draaide zich onmiddellijk om. U had dat gezicht eens moeten zien. U had haar moeten zien kijken Veel misbaar. Maar ze mankeerde niks, geen centje pijn ook. Moest denken aan wat Joris Luyendijk voor waardevols te zeggen had in zijn nieuwste boek ‘Kunnen we praten’. Ik was net wezen stemmen op verdraagzaamheid. We waren nummer 500, het werd speciaal gezegd, zonder bloemetje overigens. Maar goed, doet er niet toe, ik heb het over de Jumbo. Ik dacht, net uit het stemlokaal, ik dacht, ik maak een klein beetje theater. Dus zette ik die mevrouw van die slavinken met al haar misbaar in de Jumbo voor heel het winkelend publiek en het personeel te kakken. Ze had nog geen schrammetje, of had ik dat al gezegd? Nederland zonder ook maar een greintje zelfspot en een overdosis aan Archie Bunkers als vroomheilig belerend gidsland. Nederland in de internationale trein gezeten in de eerste coupé op de voorste rij voor het uitventen van normen en waarden. Maar o wee als je voor een rolstoel een stapje opzij moet doen’.
De man onderbrak me met: ‘Maar het ging toch om maar één mevrouw in die winkel?’
‘En die mevrouw die wilde ik in de Jumbo laten afgaan, die ene door gezondheid zelfvoldane zich superieur wanende mevrouw. En ze ging ook af. Ik zag aan een andere kassa een jong meisje met een hoofddoek me even snel een knipoog geven. Ik had gepind toen ik een kleerkast in uniform zag staan bij onze boodschappen op de band. Hij was meer dan twee meter, als je om hem heen moest lopen was je wel even bezig, hij woog waarschijnlijk het dubbele van wat ik weeg, hij had een arm om de schouder van Ellen geslagen. Hij praatte met haar. Niet over haar, niet tegen haar, nee mét haar. Ging er voorshands niet van uit dat mensen in een rolstoel doofstom zijn. Hij gaf me een hand. Meer een kolenschop. Hij bedankte me met een ‘Goed gedaan’. Op fluistertoon. Hij was een Nederlandse Turk, of andersom, dat wist hij ook niet precies. Weet u wat ik u met mijn verhaal over de Jumbo wil zeggen, u die zei dat ik met een vrouw in een rolstoel mooi klaar was?’
‘Eerlijk gezegd had ik u dat nou juist willen vragen’.  

Het Gastenhuis hooguit als vangnet voor je-weet-maar-nooit

Op vrijdag 3 maart stond er een filmploeg van SBS6 bij ons in de kamer. De klei en modder van de bouwplaats, even verderop, zat nog onder hun schoenen. Dat hebben we geweten. We waren onderdeel van een item over de komst van Het Gastenhuis voor dementerenden naar Vleuten. Het Gastenhuis, nu volop in aanbouw, na de zomer open, wil zich veel meer richten op het individu dan waarvan in de reguliere verpleeghuizen over het algemeen sprake is. De initiatiefnemers vertelden ons dat ze voor hun twintig vacatures maar liefst 180 aanmeldingen hadden binnengekregen. Er zou onder die 180 veel ervaring hebben gezeten. Verpleegkundigen en verzorgenden die hun vaste aanstelling in een verpleeghuis graag opgaven voor een voorlopig contract bij Het Gastenhuis. Een teken aan de wand waar het om de generieke verpleegzorg gaat. Voor Ellen vormt Het Gastenhuis het vangnet mocht haar mantelzorger het niet meer redden of voor het geval hem iets overkomt. We deden voor een keer graag mee aan ‘Hart van Nederland’. Maar schrokken tijdens de uitzending op zaterdagavond wel even toen ons onderwerp werd voorafgegaan door een ‘diepte interviews’ van de ‘bezonken’ reporter Patty Brard over nota bene de verkiezingen en de integriteit van politici. Het onderwerp was Brard natuurlijk op het lijf geschreven. Die was overigens, afgaande op de cover van één van de roddelblaadjes, weer verwikkeld in een bakvisruzietje met de deugdzame oma Patricia Paay. SBS6 deed ons recht. Er valt natuurlijk veel meer te zeggen over de zorg, maar wat ze ervan gemaakt hadden was integere zorgvuldigheid. De filosofie achter Het Gastenhuis bevestigt dat dementerenden veel baat hebben bij een 1 op 1 benadering. Greep uit het ochtendritueel van vandaag. Ellen: ‘Nee nee, die armband moet aan de andere arm, dat doe je verkeerd’. Verzorgende Saskia ziet me knikken. Het klopt, de armband die Ellen van Lili kreeg draagt ze om haar rechter pols. Ellen tegen Saskia: ‘Blijf je de hele dag? Nee? Jammer’. Tegen mij: ‘Ja ik hoor je wel’. ‘Waarom zeg je dan niks terug?’ ‘Even geen zin’.

Die zon, die vitaminepil, in mijn jongste jeugd mijn ergste vijand

Lieve allemaal,

‘Wat heb ik toch leuk werk gevonden’, zei mijn fantastische verzorgende Diana Sharifi gisteren opgetogen toen ze me hielp bij het ontbijt in hotel Cajou in De Panne. Johan was ondertussen naar zijn favoriete boekwinkel voor een cadeautje voor zijn boezemvriend Taco. Ik gun Diana (mijn staffotografe ook) van harte dat ze na lang zoeken zulk fijn werk op de kop wist te tikken – ik voel mij bevoorrecht met haar, zoals ook met de andere dames uit mijn team. Zoals Inde die vandaag, 12 maart, net als Taco jarig is. Beiden van harte. Misschien dat ik eind van de middag met Johan meega naar de fuif van Taco. Het hangt af van hoe ik ben, het is met mijn ziekte altijd weer afwachten. Laat ik Riek van Cees niet vergeten, ook jarig, ze vieren het in Londen, onze vrienden uit Rotterdam. Mede namens mijn maatje Johan wil ik iedereen bedanken voor de attenties – de halsketting, de gezichtscrème, de parfum, de bloemen, de kaarten en de mails die ik voor mijn verjaardag kreeg. Het kon niet op. Na alle onophoudelijke regen van afgelopen woensdag (met recordmetingen in Ridderkerk, zo werd me verteld) bracht De Panne vanaf de volgende dag, vanaf donderdag, veel meer dan we zelfs maar durfden dromen. De autorit ging van een leien dakje. We hadden aan de Belgische zuidkust een strak blauwe lucht, zon en zaten op terrasjes. Gisteren ging zelfs bij vijftien graden de cape uit. Of zeg je àf? Weet ik even niet. Geen zuchtje wind. We flaneerden langs het strand. En! Ik had steengoede dagen! Ik was helder, totaal niet slaperig, ik volgde de gesprekken, ik reageerde ook geregeld. De lach moet ook veelvuldig mijn gezicht hebben gesierd, maar dat weet ik niet zo goed meer. Er zijn er altijd die denken dat zulke dingen zijn ontsproten aan een fantasierijke en naar vroeger terugverlangende geest, de geest van mijn echtgenoot, maar het was in De Panne écht zo: ik was in goeden doen. Mijn dank ook aan de brigade van hotel Cajou. Na vier jaar was ik er terug. Nooit kunnen vermoeden dat het er nog eens van komen zou. En er is alweer geboekt voor een herhaling. En daarna nog één. Voor de zomervakantie twijfelt Johan nog tussen Nice en De Panne. Dank aan het hotelpersoneel van Cajou als gezegd. Wat hebben ze me verwend! Werkelijk ongelofelijk en ontroerend. Johan is mijn ghostwriter, maar dat hadden jullie al begrepen. Ik luister mee naar wat hij optikt. Zowel Diana als ik aten bij Cajou twee dagen achtereen kikkerbilletjes – voor de van oorsprong Afghaanse Diana was het de eerste kennismaking met deze delicatesse, voor mij de knoflook- en kluifherinnering met Johan aan Frankrijk, aan het gebied l’Ain om precies te zijn, de locatie waar ze de haute cuisine zo’n beetje uitvonden, het merengebied tussen Lyon en Bourg-en-Bresse, Villars les Dombes met ook zijn wereldberoemde vogelpark. We gingen er verscheidene keren naartoe en alle keren snikheet. De diners op donderdag- en vrijdagavond in De Panne brachten ons in de culinaire sferen en belevenissen van weleer. De bediening van Cajou behandelde me met alle egards, wat bijdroeg aan mijn zelfvertrouwen. De gerant reed me het restaurant in, en er na afloop uit, tot aan de lift. Aan het tafeltje naast ons zat een ouder echtpaar dat in de buurt van Gent woonde en dat vertelde bijna elk weekend naar hun appartement in De Panne te komen. En meestal om er in zo’n weekend ook minstens één keer te dineren in Cajou. Moest aan onze jaren met ons boshuisje met rieten dak in Drenthe denken. Soms is er weemoed. De hartelijkheid kwam ons in De Panne tegemoet. Diana vroeg nog of alle Belgen zo aardig waren. Ja, onaardige Belgen bestaan niet. Hartelijkheid alom. Ook op de markt van zaterdag. We stiefelden er op ons dooie akkertje heen en hielden bij zowat elk kraampje halt. We rolstoelden door de wijk vol architectuur van de beroemde Albert Dumont met al zijn cottages in het eertijds ruige duingebied. De paarse zonnebril uit Curaçao op natuurlijk. We vertelden Diana over Ieper en Nieuwpoort en de vele gesneuvelde soldaten in de oorlog. Ik hoorde Johan iets zeggen over het boek ‘Oorlog en Terpentijn’. We vertelden haar over de historische betekenis van de streek waar we ons bevonden. We raden haar aan eens het beroemde trammetje langs de kustlijn te nemen voor een stuk of wat haltes. Gisteren waren we rond half zeven ‘s avonds weer thuis. Ik ging met een glas dieprode wijn van La Linda, een Malbec, onder de douche en daarna naar bed met de kaarsen aan en luisterend naar een cd. ‘Wat heb ik toch leuk werk gevonden’, herhaalde Diana. Samen met Johan (ik noemde hem ineens ‘Johannes’) selecteerde ze de foto’s die beiden hadden gemaakt. Deze moesten het volgens hun worden om eenieder te bedanken voor de aandacht voor mijn verjaardag. We proberen de komende dagen meer foto’s van ons uitstapje op de site te zetten. We blijven vastleggen. Als chroniqueurs. Ach, voor zowel Johan als mij geldt dat we ook zo nu en dan een dip hebben. Dan is het: waarom? Waarom wij? Dan voelen we ons ronduit bestolen. Maar dan rechten we weer de rug en gaan we er beiden weer tegenaan. Het verdriet is immens, maar we geven er niet aan toe, pertinent niet nee. Diana heeft met mij een oorlogsverleden gemeen. Misschien bindt dat onwillekeurig. Mijn vroegste jeugd beleefde ik achter bamboevlechtwerk in een jappenkamp. Ons gezin werd uit elkaar gerukt. Ik was zes toen ik voor het eerst in vrijheid leefde. Zij was 17, wilde in Kabul gaan studeren, maar zocht in plaats daarvan met twee kleine kinderen de schuilkelders uit vrees voor de barbarij der Taliban. Net als ik bijna zeventig jaar geleden zocht ook Diana een veilig heenkomen – zij via Rusland, Polen, Duitsland naar Nederland waarvan ze nog nooit had gehoord. Al heette dat veilig heenkomen in mijn geval even anders: repatriëring. In één van de asielzoekerscentra hoorde Diana bij toeval dat ook twee van haar zusters naar Nederland waren gevlucht. Hoe lang had ze die door de oorlog in Afghanistan al niet meer gezien? In het asielzoekerscentrum vond de hereniging plaats met haar zusters en ook een tante. In Nederland moet Diana als alleenstaande vrouw keihard knokken voor haar bestaan. Als verzorgende maar ook als poetsvrouw. Ze is heel voorzichtig een eigen schoonmaakbedrijf begonnen. Zei haar zuster Maria, een arts, niet een kleine week geleden tegen ons dat Diana in haar leven veel misfortuin heeft gehad en dat ze ‘het geluk van haar rol als chaperonne’ dubbel en dwars verdiende na alle pech in haar leven? Ik lag op bed, de kaarsen aan en ik luisterde naar een cd toen er om negen uur een onbekende jongeman in de kamer stond. Hij kwam bijna verlegen zijn trotse moeder ophalen. Al onze vrienden en vriendinnen mijn welgemeende erkentelijkheid voor de vele verjaardagfelicitaties. Het deed me veel en het deed me goed, heel erg goed zelfs. Ik voelde me gezegend ondanks mijn ziekte met zeker ook dank aan mijn grootste vijand in mijn vroegste jeugd: de zon.
Liefs van Ellen.

‘Ik heb je nodig hoor’ – de belangrijkste zin van dit jaar

Ha die Taco.
Mooi voorbeeld van hoe de zorg nog wel eens tegen dementerenden en mantelzorgers wil aankijken. Hier was een jonge vrouw namens de Vegro en de zorgverzekeraar, een verpleegkundige, die een uitleg gaf over het verbeterde anti-decubicus kussen en matras dat de volgende dag zou worden thuisbezorgd. Lieve vrouw, zonder meer, maar bij haar uitleg over matrasgebruik keek ze aanvankelijk geen seconde Ellen en mij aan maar voortdurend de aanwezige verzorgende van Home Instead. Gloeiende godver, dacht ik. Ik heb haar toen een klein en pittig college omgangsvormen in de zorg gegeven. De beleefdheidsfactor. Ze kreeg de kleur van een volgroeide, zeg maar gerust  overrijpe tomaat uit het Westland waar zo ongeveer zij vandaan kwam. Ik vroeg de verpleegkundige hoeveel gewicht het nieuwe anti-decubicus matras aankon? Haar antwoord: ‘Geen probleem voor uw vrouw’. ‘Maar zou ik dat bedoelen?’ ‘Wat bedoelt u dan? Uw vrouw is zeker niet te zwaar voor dat matras. Hoeveel weegt ze? In de vijftig kilo?’ ‘Wat zou ik nu met mijn vraag bedoelen verpleegkundige?’ Ze keek me peinzend aan. ‘Ik kruip ’s avonds voor een paar uurtjes bij haar in bed. Dan lig ik een boek te lezen met een arm om haar schouders. Later op de avond probeer ik zo zachtjes mogelijk via de regenpijp weg te komen zodat mijn schoonouders me niet betrappen. Dat bedoel ik verpleegkundige’. Een ander vroeg me of Ellen in haar rol stoel ‘haar riem’ om moest. Uiteraard, antwoordde ik, het is dadelijk weer tijd ‘voor onze spelletjes sadomasochisme’. Wat is dat toch in die zorg? Zitten die fundamentals niet in de opleiding? Ik mag toch knowhow verwachten? Praten over het hoofd van de patiënte en haar mantelzorger heen, woordgebruik als riem waarvan mensenrechtenorganisaties zich lam zouden schrikken…  
Dank voor de uitnodiging voor je verjaardagsfuif. Ik probeer er te zijn. Misschien wel mét Ellen. Tenzij ik het gevoel heb dat het te druk voor haar wordt. Hangt natuurlijk sterk af van hoe ze is. De vorm van het moment zogezegd. Er zijn dagen bij, dan is er niet of nauwelijks contact te maken. Kom ik met een lepel eten, het lekkerste van het lekkerste, gaat de mond niet open, omdat Ellen kennelijk geen enkel signaal ontvangt voor hoe dat moet. Heel frustrerend. Heb dan soms de neiging mijn kookkunst zo weg te smijten in de pedaalemmer. Zag dat je je feestje al om vijf uur ‘s middags laat beginnen. Anders was het altijd negen uur. Begreep dat het ermee te maken heeft dan jij en de meeste van je vaste gasten ondertussen ‘s avonds thuis de wijkzuster krijgen om met een handvol pillen en een schone pamper in bed te worden geholpen. Ik heb me met Ellen een jaar vergist. Maar vreemd is dat niét helemaal. Ellen wordt geen 74, om de donder niet, maar inderdaad, ze wordt 75. Ze werd altijd al jonger geschat dan ze was en dat vonden we allebei prachtig, zeker ook Ellen zelf. Ook nu nog is ze geen bijna 75-jarige, bij lange na niet, zelfs de parkinson heeft geen vat kunnen krijgen op haar prachtige rimpelloosheid en charme van de fotomodel. In Engeland moet de rechter zich buigen over de vraag of vrouwen verplicht mogen worden op hun werk op naaldhakken te lopen. Ik vind van wel… Het hoeft niet per se Gabor te zijn. Wat vind jij? Het onderwerp kwam gisteren langs in het Journaal. Naaldhakken! Ik zie hier soms van die treurige figuren langs mijn keukenraam voorbijschieten. Vreugdeloos geklede vrouwen in zwart en grijs op van die a-sexy postbodeschoenen en aan een riem hun levensmoede hond. Geen greintje make up, niks. In ernst nu: kwam met Ellen van het winkelcentrum in Vleuten. Kocht er een nieuwe toilettas voor de komende vakantietrip naar De Panne aan de Belgische zuidkust ter viering van haar verjaardag. Maar daarover da’lijk meer. Las in De Telegraaf dat een hoog percentage mantelzorgers erg ongelukkig is. Velen geven het eigen leven een cijfer tussen de 4 en de 5, niet meer. Ik schrok. Er zijn van die dagen dat ik het leven ook niet meer dan een 4 waard vind, maar dan komen er ineens een paar dikke zevens, en zelfs een verdwaalde 8. We maken een bijzondere tijd door. Rijden we net voorbij het oude en niet meer in gebruik zijnde monumentale stationnetje van Vleuten, zegt Ellen plots met vaste stem: ‘Ik heb je nodig hoor’. Ze zoekt mijn rechterhand. ‘Maar ik ben er toch steeds voor jou?’ ‘Ja, altijd hè?’ Onvoorstelbaar zulke momenten. Zó strotgrijpend. Ik zei nog: ‘Maar ik, dierbare El, heb ook jóu nodig, niet vergeten hoor’. We komen thuis. ‘Je mag zelf kiezen na een lange dag met fysiotherapie en boodschappen doen, wil je op bed liggen of wil je in een stoel?’ Ze kijkt me aan. Letterlijke tekst: ‘Liefje, kies jij maar, jij mag het zeggen’. Ze weet dan kennelijk dat haar vorm van dementie haar het maken van keuzes ontnomen heeft. Dus dan maar zo, geweldig. Het bed, dat werd het, en de filmmuziek van Out of Africa, van de warme wind der ruisende savannen. Ze gaat zo goed momenteel. Ach ja, de film Out of Africa van Sydney Pollack uit 1985 met hoofdrollen voor Meryl Streep en Robert Redford – zoete, mierzoete herinneringen. Zag ‘m met Ellen in Amsterdam. Kan het me nog herinneren als de dag van gisteren. We woonden toen nog in Amstelveen. We hokten nog. Naar de fysiotherapie vanmiddag nam ik een andere route dan doorgaans. Reed ik een straat in, mompelde Ellen: ‘Nee, nee’. Doorlopende weg. Keren dus. Gefopt. En Ellen: ‘Haha’. Waar komen zulke oprispingen ineens vandaan?! Het weer laat zich gemakkelijker voorspellen dan de Ellen van de laatste zeven jaar. Zolang alweer ja, zeker vanaf 2010, maar het proces begon al eerder realiseer ik me steeds meer. Verzorgende Marijn wilde Ellen vanuit de rolstoel in de auto tillen. Ellen: ‘Nee, niet jij’. Heel gedecideerd was ze. Ellen wees naar mij. ‘Hij’. En toen spreidde ze beide armen om omhoog te komen. Vanmorgen hadden we hier een filmploeg van SBS6 over de vloer. ‘Hart van Nederland’. Daar werkt ook ene Patty Brard voor, heb me dat tevoren niet gerealiseerd. Misschien monteren ze ons wel achter een nieuw item over het bejaarde aandachtorgel Paay. Op hoop van zegen maar. Interview over de terugkeer van Ellen vanuit het verpleeghuis naar huis. En over het in aanbouw zijnde Gastenhuis Vleuten voor dementerenden dat we achter de hand houden voor het geval ik het niet volhoud of dat er iets met mij gebeurt. Want ja, zoiets kan natuurlijk altijd. Zie vandaag zo’n Guus Verstraete: 69, hart, dood. Hij werd een paar weken geleden nog liefdevol toegesproken vanaf het podium toen zijn partner Simone Kleinsma de oeuvreprijs kreeg. Herinner me vooral zijn handkus van drie weken geleden naar de speechende Simone. Verstraete begon bij de tv als kabelsjouwer als ik me niet vergis. Ben benieuwd hoe ons item voor SBS6 geworden is. Wordt morgen of anders zondag om half 11 ‘s avonds uitgezonden. Het Gastenhuis wil ook met een sociëteit beginnen. Het zal iets weghebben van dagopvang, maar zo noemen ze het niet. Dagopvang komt dicht in de buurt van verkleutering. De moeder van een verzorgende van Ellen weigert categorisch naar de dagopvang te gaan. Het zit ‘m in het woord. Die moeder is nog steeds zo kien dat ze dagopvang associeert met een peuterspeelzaal en de crèche. Dus gaan de naaldhakken van deze keurige Bilthovense furieus in het zand. ‘Sociëteit’ dus waarvoor ik me met Ellen heb opgegeven zodra het Gastenhuis open is. Ik stel me voor dat de verzorgende van Home Instead aan het einde van haar dienst naar het Gastenhuis rolstoelt met Ellen en dat ik Ellen daar later ophaal. Ik stelde de initiatiefnemers voor de leden van de sociëteit ‘s avonds in de gelegenheid te stellen een hapje mee te eten. Maar fout, moeten we helemaal niet willen, niet zolang we gewoon samen thuis kunnen eten. Of niet, want de lepel wil ook nog wel eens op de voortanden van Ellen botsen, zoals ik je schreef. Juist ook die confrontatie dagelijks met al die andere dementerenden brak me in het verpleeghuis op, los van de andere ergernissen. De verjaardag van Ellen vieren we aan de Belgische zuidkust, in De Panne. Loper ligt voor Ellen al uit. Het hotelpersoneel had tot voor kort zelfs niet kunnen vermoeden dat ze Ellen na vier jaar weer terug zouden zien. Ze reageerden enthousiast. Ja, Ellen na vier jaar terug in De Panne. Zo zie je maar. Verzorgende Diana gaat mee. Een Afghaanse die met twee kleine kindertjes onder haar arm uit de buurt van Kabul wegvluchtte voor de Taliban – een al even onzekere, maar dan natuurlijk anders onzekere toekomst in West-Europa tegemoet. Ze verbleef hier in Nederland aanvankelijk in AZC’s. Onder andere in Zevenaar en Middelburg, als ik me niet vergis. Ik heb er al eens eerder over verteld. Diana is heel zorgzaam. Ze zei me pas geleden dat ze bloednerveus was toen ze de eerste keer, afgelopen november, bij ons aanbelde. Ze heeft heel duidelijk een click met Ellen. Dat had de Angolese rasta Liliane uit Angola ook toen Ellen nog een LAT-relatie met De Ingelanden onderhield. Niemand die Ellen met zoveel precisie en compassie van make up en oogschaduw wist te voorzien. Liliane was respectvol richting oudere mensen. De goedlachse Surinaamse Glenda op de revalidatie van De Ingelanden was er ook zo één. Als zij dienst had dan kwam tropisch Paramaribo je tegemoet. Er was nóg een Surinaamse, die werkte tevens in verpleeghuis de Componist, haar naam ben ik vergeten, maar ook voorzien van professionele toewijding en accuratesse. Laten wij maar heel bescheiden blijven. Ik vind die Buma van het CDA één van de minst onbetrouwbare partijleiders voor de komende verkiezingen. Ik ga wellicht op zijn nummer 2 of zijn nummer 4 stemmen. Zeker nadat de verzorgende Marijn deze week in het winkelcentrum bij het flyeren van het CDA één chocolaatje kreeg en Ellen er twee, en meer als ze wilde. Dat noem ik nou christelijke naastenliefde. De rolstoel is bij Sybrand Buma in goede handen. Jaja, het CDA was op de chocoladetoer in ons winkelcentrum. De politiek en de kiezer in wederzijds opportunisme. Maar wat een gelul vorige week zondag weer in het tv-programma Buitenhof. Buma had het voor de zoveelste onzalige keer over ónze normen en waarden. Doelde hij ook op Diana, Liliane, Glenda en al die anderen met een andere culturele achtergrond, hun roots elders,  en met een getinte huid die het Nederlandse volk van dat roze knorrende biggetjesimago hebben afgeholpen? De Nederlandse bevolking is er de afgelopen decennia alleen maar mooier op geworden, naaldhakken of postbodeschoenen, om het even dat. Normen en waarden. Alsof wij daar het patent op hebben, alsof wij met onze normen en waarden een voorbeeld voor de rest van de wereld vormen. Onze normen en waarden waaraan niet geknabbeld mag worden. Wat een pedanterie. Wat een westerse zelfgenoegzaamheid. Hoe aanmatigend. Heb je de berichtgeving gevolgd over de 30-jarige donkere Jamaicaans-Amerikaanse juriste Chaka Laguerre van het Internationale Gerechtshof in Den Haag? Ze lette niet goed op en maakte een verkeersovertreding. Een tamelijk onnozele. Een dag na haar arrestatie, daar schijnt een woordenwisseling met de politie aan vooraf te zijn gegaan, plaatste ze op Facebook het bericht dat ze hardhandig was aangehouden omdat ze zwart is. Een publicitaire rel geboren. Hoe kan een kleine tengere donkere vrouw na  een lichte verkeersovertreding in een politiecel belanden? Akerboom van de nationale politie moet me dat maar eens uitleggen. Kwamen ónze normen en waarden in gevaar? De Haagse politie als lijstduwer van Sylvana Simons. Maar nu de haatmails die Laguerre intussen heeft ontvangen. ‘Flikker toch op naar je bananenrepubliek kankerhoer’. En iemand stuurde haar: ‘Nigger you should be hanged on a tree’. Ander bericht: ‘Tot ziens en doe onze groeten aan Donald Trump’. Nog één: ‘Fuck you, so stop blaming all your fucking misfortunes on white people and the police’.  Over welke normen en waarden hebben wij het eigenlijk? Dat is toch immers een veel te ruim begrip! De politieman die een jonge donkere tengere kleine vrouw na een lichte verkeersovertreding in een cel doet belanden, heeft ergens volkomen gefaald in de communicatie en het incasseringsvermogen. Zo’n politieman hoort op straat niet thuis, hooguit veilig voor onze normen en waarden achter een bureau voor registratie van parkeerbonnen. Ik zag een foto van die juriste bij het Internationale Gerechtshof. Hoe bestaat het dat je haar geboeid afvoerde. We hebben allebei jaren als politieverslaggever achter de rug. We weten uit eigen werkervaring wat voor een hoogst kwalijke, fascistoïde en racistische figuren er óók in uniform bij de politie rondlopen. Ik herinner me gesprekken van dienders onderling in de kantines van de Amsterdamse bureaus Warmoesstraat en Lijnbaansgracht – het zal inmiddels geen spat zijn veranderd. Nu wil Buma ook majesteitschennis strafbaar stellen! Die oranje poppenkast? Die is er voor een carnavaleske folkloristische benadering. Die familie hoeft niet eens de belasting te ontduiken, doen wij vrijwillig met z’n allen voor ze. De normen en waarden van Hendrik, Bernhard, de schoonfamilie van onze koning. Maxima? Hoe is die achter de schermen? WA die weinig kieskeurig de beulsvorsten van Saoedi-Arabië tot zijn vrienden rekent? De enige die ik verdraag is oom Pieter. Buma schijnt ook te willen dat er op de scholen staand het Wilhelmus wordt gezongen. In oranje schooluniformpjes? Met het logo van Maxima? De grap dat haar echtgenoot niet op zo’n schooluniformpje past is te gemakkelijk. Ik maak ‘m dan ook maar niet. Toch denk ik voor het eerst van mijn leven CDA te gaan stemmen, juist nu die Van Agt zich van ze heeft afgewend. ‘Ben je nog steeds in de Heer?’, vroeg ik Ellen zonet. ‘Halleluja’, lachte ze. Ik kon zo gauw haar tamboerijn niet vinden. Je had het gezicht van haar eens moeten zien. Buma brengt me de laatste week een beetje in verwarring, moet er jou, Taco, maar eens over raadplegen. Jij bent altijd heel overzichtelijk en praat beheerst, zeker nu met je nieuwe kunstgebit. Laat die Buma zich houden bij relevante thema’s als de zorg en zo. Onderwijs ook en defensie. Misschien wordt het tijd dat het CDA de onwelriekende nestgeur van de VVD uit het departement van justitie en veiligheid gaat verdrijven. Moeten wij over het algemeen genomen in Nederland nu zo trots zijn op onze eigen normen en waarden waar het de ouderenzorg betreft? Ik noem maar iets. Ik denk dat we in dat opzicht nog veel kunnen leren van landen met veel hechtere familiebanden en een vanzelfsprekende zorg voor ouderen die ziek zijn geworden. Ziekte behoort immers bij het leven, het is er onlosmakelijk mee verbonden. Maar wij leven hier in Nederland in een hedonistisch maatschappij waarin veel dementerenden worden weggezet in verpleeghuizen omdat hun maar voortjakkerende kinderen het er tijdens hun midlife crisis niet bij kunnen hebben. Ik generaliseer, ik weet het, ook ik liep vroeger met oogkleppen rond, maar de parkinson en Lewy Body heeft me sterk veranderd en me met de neus op de feiten gedrukt. Onze normen en waarden, het suggereert beschaving die vaak ver te zoeken is. Ik heb in het interview met SBS6 gezegd dat ik het werk in verpleeghuizen vaak vooral zie neerkomen op een vorm van stervensbegeleiding. Ik hoop dat ze die uitspraak erin laten zitten. Cru? Ik meen het. Er is geen behandelplan met dementerenden die in een verpleeghuis terecht komen. Ze worden een plant. Ik zie al drieduizend dagen wat een zeer persoonlijke benadering gericht op kleine lichtpuntjes bij de dementerende teweeg brengt. Tussen twee haakjes: die luitjes van SBS6 waren eerst op de bouwplaats geweest, toen naar ons, ze brachten een hele partij zand en klei mee naar binnen, kon na afloop meteen door de knieën. Had met name die cameraman en geluidstechnicus moet zeggen zijn schoenen uit te doen. Als ze er maar een knappe uitzending van maken dan is alles verder oké. Diana gisteravond nog: ‘Als ik de huidige Ellen vergelijk met afgelopen november en december, zóveel beter nu. Ze maakt veel meer contact. Het is zo leerzaam, elke dag weer. Dit is voor mij ook een ervaring die niemand me meer afpakt’. Verzorgende Inde: ‘Ik word blij van Ellen. Telkens weer. Ik zie hoe ze haar best doet en hoe ze daarvoor wordt beloond. Het doet me emotioneel heel veel wat ik zie’. En Marijn, die al vroeg haar man aan een hersentumor verloor en die net als de twee anderen veel levenservaring aan de dag legt: ‘Ik weet niet wat me momenteel met Ellen overkomt. Anders dan in het begin in november praat ze in volzinnen en ik kan haar vaak nog gemakkelijk verstaan ook. Ze kan ook zo heel humoristisch uit de hoek komen. En zie haar eens genieten van autoritten. Kijk eens hoe behoorlijk rechtop ze in de auto zit. Ze bemoeit zich soms met het verkeer. Fantastisch toch! De switch naar fysiopraktijk Van Leeuwen is een voltreffer. Ze leggen heel veel geduld aan de dag en letten vlijmscherp op de reacties van Ellen tijdens de behandeling. Complimenten hoor. Het ontroert me steeds weer’. De verzorgenden van Home Instead vormen samen een goed team, Ellen vaart er wel bij. Had ik eerder de stap naar een persoonsgebonden budget moeten zetten? Ik weet het niet. De dingen gebeuren zoals ze gebeuren. Ook de mantelzorger moet er klaar voor zijn. De Ingelanden was vooral een logeeradres voor Ellen, bijna van meet af aan. Met de woongroep, de woonkamer en alles er omheen had ze weinig tot niks te maken. Ze was van ‘s middags twaalf tot ‘s avonds half acht of nog later elke dag thuis. Als ze maar om negen uur ‘s avonds weer terug was voor het laatste rondje levo dopa. Periodiek bovendien naar zorghotels op de Veluwe, in Vlissingen of in Noordwijk aan Zee. Maar wel dit: Ellen is er op tijd weg, uit De Ingelanden. Er schijnt daar sprake te zijn van een groot personeelsverloop. Nooit een goed teken. Onze Ron is zijn voormalige directrice Sandra Kuypers achterna gegaan. Twee anderen ook. De berichten willen dat er nog meer uitvliegen. Zonde van een verpleeghuis dat zo’n goede naam had. Al een paar jaar hield ik er rekening mee dat het wel eens haar laatste verjaardag kon zijn die we vierden, maar zie. ‘Ik heb je nodig hoor’. Die genaaldhakte zin van Ellen heeft me zo verschrikkelijk goed gedaan zeg. Voor de waardering van mijn eigen leven sloeg de wijzer meteen uit naar een 10. Aan zulke opmerkingen trekt een mantelzorger zich op. Merkwaardige samenloop van omstandigheden hè? Lees ik eerst hoe een behoorlijk percentage mantelzorgers zijn leven waardeert. Met een cijfer tussen de 4 en de 5. Zit ik in de auto daarover te piekeren, zit ik me geschrokken en bezorgd  af te vragen welk cijfer ik mijn eigen leven zou geven, zegt de tot dan toe zwijgzame Ellen: ‘Ik heb je nodig hoor’. Het is ook voor mij de essentie als het om normen en waarden gaat. We hebben elkaar nodig. Moet je eerste met ziekte te maken krijgen om daarvan overtuigd te raken?
 
 
 
   
 
 
 

Het wordt weer tijd voor rolstoel tegenover rolstoel Maggy!

Ha mijn lieve vriendin Maggy.

Even een teken van leven. En natuurlijk de vraag aan jou hoe de revalidatie in De Hoogstraat na je hersenbloeding verder verloopt sinds de laatste keer dat we elkaar daar troffen. Is dat al bijna weer anderhalve week geleden? Te lang! We moeten weer gauw een afspraak maken, rolstoel tegenover rolstoel. Wie had dat allemaal kunnen denken vroeger. Hoe onzalig, maar gelukkig zijn wij beiden diehards. Ben zo benieuwd of je al een paar uurtjes met verlof thuis bent geweest. Dat was toch de bedoeling? Je begrijpt, ik ben niet zelf gaan computeren. Kan niet meer helaas, en dat blijft verdriet geven. De beperkingen zijn legio. Ik heb een ghostwriter. Beperkingen, zei ik, maar ik ben vorige week wel weer heel voorzichtig begonnen met een beetje schilderen. Erg goed ging het niet, veel stelde het ook nog niet voor – volgens Marijn, die hier als verzorgende dienst had, viel ik herhaaldelijk boven mijn penseelstreken in slaap. Weet er weinig meer van. Ik geloof haar graag maar toch raar: het waren allemaal vrolijke kleuren die ik gebruikte, dus in mijn onderbewustzijn moet ik het toch ook wel weer leuk gevonden hebben, dat gestoei met die tubes verf. Alles staat hier nog klaar op een bijzettafeltje, naast een prachtige bos bloemen, een geweldig fraai stilleven, ik denk dat ik vandaag probeer verder te gaan met mijn Picasso. Johan trotseert het beroerde herfstachtige weer met al die windvlagen en die codes geel en oranje met nieuwe boeken: ‘De ramp Trump’ van John K. Wilson, ‘Kunnen we praten’ van Joris Luyendijk en ‘De Zuid-Afrika Boeken’ van Adriaan van Dis. Uit ‘de ramp Trump’ leest hij me af en toe voor. Ik begrijp dat je maar beter uit de buurt kunt blijven van narcisten en personen aan wie pathologisch elke gevoelsmatigheid ontbreekt. Maar volgens mij hadden wij die conclusie al ver voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen voor onszelf getrokken. ‘De president ontmaskerd’ luidt de subtitel van het boek van Wilson. Het is niet mis wat die man allemaal over de leugenachtige, egocentrische en egoïstische Trump te vertellen heeft. Wilson omschrijft Trump als zwakzinnig, komt met een reeks verbluffende voorbeelden, die doen je echt geloven dat er aan Trump een steek los is, en waarschuwt de mensheid voor diens geheugenproblemen. Ben je mooi klaar mee. Om het ludiek te zeggen: het belangrijkste land ter wereld is in handen van een acrobatische respectloze jokkebrok, een kletsmajoor, een onzin uitkramer, een roekeloze trapezewerker zonder vangnet die verbazingwekkend genoeg nog steeds niet zijn dikke nek gebroken heeft. Hillary heeft van meer verloren dan alleen het kiesstelsel, schrijft Wilson. Ze lacht te onnatuurlijk en te schel. Bovendien een dubbele moraal in eigenwaarde. Hier komt de Dolle Mina van vroeger in me boven. Iets heel anders nu. We hebben hier een nieuwe vinding gedaan. Kwestie van de literatuur goed bijhouden en bezien wat op jezelf mogelijk en heel misschien van toepassing zou kunnen zijn. Ik zeg het omslachtig om voorzichtigheid uit te drukken en slagen om de arm te houden. Waar taal bij dementie ophoudt daar blijft de muziek. Die ontspant. Muziek gaat voor een al dan niet belangrijk deel verkramping tegen. En Yin en Yang niet waar! Als ik ontspannen wakker wordt dan doet mijn brein het ook beter. Dan gaan er signalen naar bijvoorbeeld mijn kaaklijn. Ik registreer, ik besef, weliswaar met mate, nog wel altijd vanuit enige duisternis, maar toch, het is niet allemaal meer zo statisch. Johan zet nu elke ochtend om half acht een cd op. Van Bach, Chopin, of van Louis van Dijk, klassiekers, en anders wel de bioscoopkraker, ook een klassieker trouwens, ‘Out of Africa’ waarbij de droge warmte van de ruisende savannen me tegemoet waait in bed. O ik zou de Russische sopraan Olga Zinovieva bijna nog vergeten. Haar vertolking van Ave Maria en Vicalise van Rachmaninoff – kippenvel. We hebben haar eens gezien in de Janskerk, weet je nog? Langzaam maar zeker muzikaal ontwaken uit een onpeilbaar diepe slaap vergemakkelijkt het innemen van de eerste ochtendmedicijnen van acht uur. Doorgaans ga ik na het wassen en toilet maken (meestal door de onvolprezen Diana) nog een poosje terug naar bed. Tot half twaalf, in die koers. De rol van muziek kwam ook weer eens afgelopen zondag naar voren in het altijd weer prachtige programma ‘Podium Witteman’. Ze lieten een donkere meneer zien met dezelfde aandoeningen als ik, parkinson in combinatie met Lewy Body dementie. Die man zat volledig opgesloten in zijn stramme lijf. Hij hoorde muziek, ontspande, deed heel voorzichtig een oog open, daarna nog één, zijn brein tastte af en het hoofd kwam sluipenderwijs in actie. En toen volgden de armbewegingen. Fascinerend hè? Johan vertelde me naderhand dat hij bij de beelden vocht tegen zijn tranen. Wat we zagen impregneerde de ziel. We slaan ‘Podium Witteman’ bijna geen week over. Laatste nieuws! Je wist geloof ik dat we de douchestoel hadden ingewisseld voor een toiletstoel voor ook onder de douche? Ik ben nog wel afhankelijk van het incontinentiemateriaal maar niet meer zozeer als tot voor kort. Verder uitweiden lijkt me overbodig, je begrijpt wat ik bedoel. Er valt in de verpleegzorg nog een wereld te winnen. Nooit opgeven. En hoe onmetelijk belangrijk is behoud van waardigheid niet! Vrijdag komt er van de zorgverzekeraar en de leverancier van verpleegartikelen Vegro een verpleegkundige langs om te kijken naar mijn anti-decubitus  matras en rolstoelkussen. Kan er mooi even gekeken worden of ik niet ook maar de geringste eerste verschijnselen heb van doorzitten. Dat ene plekje heelt maar moeizaam. Zo staan de zaken Maggy! Mijn stem wordt vaster, ik ben weer beter verstaanbaar. En elke dag buiten, kou of niet, ook als het niet té hard regent, en nog niet eens neusverkouden geweest. Veel vitamines, gezonde voeding. De boog kan natuurlijk niet elke dag gespannen staan. Ik houd mijn dips. Dan verslaap ik de dagen. Nog steeds veel aanloop. Bij Taco met Johan naar Feyenoord-PSV gekeken. Die twee hadden na hun tijd als docent op de Erasmus moeten doorgaan voor toptrainer in het voetbal. En maar kritiek op die coach van Feyenoord dat hij niet hun favoriet Kenneth Vermeer tussen de doelpalen opstelt  nu die weer blessurevrij is. Hoorde ze praten over platvloers personeelsbeleid. Beiden zaten toen overigens nog steeds aan de koffie. Maar misschien was dat het juist wel, van die opstandigheid, cafeïne. Taco heeft sinds vorige week een gebit, boven en onder, en het lijkt waarachtig wel of hij een vierling ter wereld heeft gebracht, en Johan maar tegen hem zeggen dat hij met een paar jaar wel aan het gebit gewend is en dat hij dan alles weer gemakkelijk kan wegkauwen. Afgelopen zaterdag eind van de middag belde Taco vanuit Albert Heijn om te klagen dat hij met dat nieuwe gebit niet wist wat hij nu eigenlijk in die winkel deed. Wat had hij nog bij Albert Heijn te zoeken en wat moest hij nu kopen? Appelmoes, brulden wij, heel veel appelmoes. ‘Doe je gebitje straks lekker uit’, adviseerden we Taco, ‘voor dat gebitje is het immers ook zaterdagavond’. Bij Taco is alles de overtreffende trap, zolang ik hem al ken. Zag met een schuin oog trouwens Taco onder het voetballen een calorierijk chocoladekoekje weghappen. Hoorde hem toen niet over zijn nieuwe gebit. De stap naar de fysiotherapie bij Van Leeuwen hier vlakbij aan het water is een uitstekende tot dusver, zonder afbreuk te willen doen aan het werk in de sportschool. Deze week vier keer fysiotherapie. In het verpleeghuis moest  ik me met één keer twintig minuten per week al rijkelijk beloond weten! Gelukkig huurden we van meet af aan extra  fysiotherapie van buiten in. Misschien dat we later deze week op de tv bij SBS6 verschijnen. Ze gaan een item maken rond de verschijning in Vleuten van het zogeheten Gastenhuis voor dementerenden. Het Gastenhuis staat een veel  persoonlijker en gespecialiseerdere werkwijze voor dan de reguliere verpleeghuizen. Ik sta er op de lijst voor het geval er iets met Johan onverhoopt mocht gebeuren. Het Gastenhuis wil ook met een sociëteit beginnen. Daar zijn dementerenden vanaf de zomer met hun familie welkom ook al wonen ze er niet. Onze interesse voor de sociëteit is bij de initiatiefnemers, een echtpaar, bekend. Gelukkig praten ze over sociëteit en niet over dagopvang, want dat vind ik zo kleinerend. Zo had ik pas geleden een invaller als verzorgende die het over een luier had. Ik kon hem wel villen. Ook had iemand het eens over een riem die ik nog in de rolstoel om moest. Nee gordel, veiligheidsgordel! En niet slabbetje. Nee, servet. Waar taal bij dementie ophoudt daar blijft en spreekt de muziek. Maar helemaal ophouden doet de taal nu ook weer niet. Bij mij niet. Maar alle lof hoor voor de mensen die me hier thuis wassen, aankleden, me opmaken, enzovoorts. Esmé lakt mijn nagels nu jij voorlopig bent uitgeschakeld. Heeft ze al tweemaal keurig gedaan. Schatje  die Esmé. Afgelopen zondagavond hield ze me gezelschap zodat Johan een paar uurtjes naar vrienden kon. Is Timo nog met zijn dochtertje naar Scheveningen of houdt het miserabele regenfront hun tegen? Geloof het of niet, we waren bij de Zeeman voor weggooishirts voor Johan en een uur later had ik het tegen Marijn over Zeeman. Frappant toch! Toen vroeg Johan of ik het er leuk had gehad. Ik vond er niets aan, zei ik hem. De mensen van Home Instead mailen opgetogen met ons, en met elkaar, dat het zo goed met me gaat. Laat het alsjeblieft zo blijven. Ik doe mijn best. Zullen we voor later deze week iets afspreken? Weer eens rolstoel tegenover rolstoel? Laat jij dan je voetsteunen thuis of ik? Wat waren we de vorige keer even aan het hannesen hè! Die voetsteunen zijn op visite alleen maar functioneel als één van ons tweeën verkouden is en we de ander niet willen aansteken. Hoe is het met je balboekje komend weekend? Kun je er nog een date met ons bij hebben? Werk je nog steeds een druk en zwaar herstelprogramma af? Ben van plan om op mijn verjaardag binnenkort naar jou te komen. Breng ik gebak mee. Maar het kan zijn dat we de verjaardag in Limburg gaan vieren. Of nog woester: in De Panne aan de Belgische zuidkust. Nee, we kunnen niet zeggen dat we een saai leven leiden, Maggy. Maar voor ons beiden geldt dat we het liever anders hadden gezien. Ik hoop gauw weer van je te horen. Houd je haaks.

Lieve groeten van hier, en als we wat voor je kunnen doen, zegen hoor, Ellen.

Lieve lieve Ellen:

Wat een heerlijke brief. Genieten van de inhoud. Het gaat met mij echt lekker, ik loop met stok en begeleiding, ik heb zelfs al trappen gelopen! Maar wat is het vermoeiend. De hele dag ben ik enorm hard bezig, maar moet ook terdege rust inbouwen, ik wil teveel en vaak ook te snel! Maar El wat heerlijk heb je het toch weer thuis, genietend van je lieve, zorgzame vent, je klassieke muziek en dan komt het voorjaar er ook nog aan! Hoop dat we deze zomer lekker veel in de tuin kunnen zitten!!!!!! Afgelopen weekend was ik een paar uurtjes thuis, wat weer heerlijk was! Komend weekend opnieuw. Hoop dat ik snel kan traplopen dan kan ik thuis het hele weekend blijven. Geef je een dikke knuffel en zien elkaar weer snel. Even aan Timo vragen hoe het rooster eruit ziet.

Liefs Maggy.