Oploskoffie

 

Ellen_fotoAnneliesVerhelst_078

 

Of ze een kopje koffie lustte? Zeker wel, daar had Trudy best trek in. Kouwe zaterdagavond immers van rond het vriespunt. Ondanks februari in de voortuin de kerstverlichting maar weer aan. Gezelligheid kent geen tijd. Of het ook goudomrande oploskoffie mocht zijn? Want voor één bakkie een hele pot zetten…. Oploskoffie? Vanzelfsprekend. Heerlijk toch! Hoorde ik daarin de echo van Renate! En toen boog Ellen zich naar haar verzorgende toe: ‘Dat is bagger hoor.’ Daar wist ze kennelijk alles van. Bagger? Hoe kwam ze dáár nou weer bij? Hoe kwam ze dáár zo plotseling op? Trudy lag dubbel van het lachen. Ik anders ook. Ja vanwaar ineens dat ‘bagger’? En toen begon het me te dagen. We waren deze zaterdag ‘s middags even langs gegaan bij Maggy en Henk. Even een bloemetje voor het weekend afgeven. Buiten bij de auto vroeg Henk met een vette knipoog of we nog wel eens iets van die ‘onuitstaanbare aandachtstrekker’ hadden gehoord – ‘die jullie koffie op jullie laatste feestje bagger noemde’ en die ‘het presteerde om het spul zonder gêne door de gootsteen te spoelen’. Oh ja, dié. Nee, we hielden de boot een beetje af, zo kreeg Henk te horen. Hij begreep dat wel. Uiteraard begreep hij dat. Zo kletsten we als mantelzorgers onder elkaar nog even een klein kwartier door. Over mensen die zichzelf overschreeuwen en de omgangsvormen uit het oog verliezen. Over een naakte non en een baldadige slager. Over een leven dat door ziekte zo ingrijpend verandert dat daar lang niet alle vrienden van vroeger meer in passen. Er komen anderen voor in de plaats. Daarover zo’n beetje. Frappant dat het woord ‘bagger’, door Henk op zaterdagmiddag om drie uur bij hem voor de deur gebruikt, op zaterdagavond om half acht thuis terugkwam via Ellen. Onderschat haar niet. Korte termijn geheugen foetsie? Niet dus. Net zo min als dat van de lange termijn. Het is geen Alzheimer. Maar weer eens een bewijs dat dementie zich in vele gedaanten aan ons openbaart en volkomen ongrijpbaar is. Onberedeneerbaar ook. Weer het levende bewijs van de noodzaak van differentiatie en specialisatie in de verpleegzorg. Je rolt van de ene verbazing in de andere. Een bewijs ook dat je de aan parkinson lijdende gastvrouw tot op het bot kunt beledigen door de oploskoffie als ‘vieze troep’ te bestempelen die ‘niet te zuipen is’ en te roepen ‘dat je thuis beter gewend bent’, en meer van zulk kruimelgedoe. Je gaat op een gegeven moment je eigen richting. Daar weet ook onze postbode alles van. Ook hij heeft parkinson. Ook hij. Emotie is universeel. Maakte deze week aan de deur een praatje met ‘m. Ik had hem al een tijdje niet meer gezien. ik miste hem. Hij zou toch niet gevallen zijn? Toch niet zijn heup gebroken. Ojee. Mij was opgevallen dat hij steeds moeilijker ging lopen. Een zwabbertred. Hij kreeg ook steeds meer problemen met zijn spraak. Soms was hij amper te verstaan. Hij zou toch niet… Nee, de postbode was niet gevallen, niets gebroken, hij leefde nog steeds. Maar wel hoe langer hoe meer vermoeienissen met het rondbrengen van onder andere die gehate blauwpaarse enveloppen van de belastingdienst en allerhande jaaropgaves. ‘Spieren’, klonk het uit de diepste krochten van zijn lijf, ‘die verdomde spieren’. Ze knepen maar samen. Het maakte hem gillend gek. En hij werd er zo honds- en hondsmoe van. Daar zou mijn vrouw ook wel ontiegelijk veel last van hebben, toch? Ja zeker wel, daar was het ook mee begonnen, voor m’n gevoel alweer een eeuwigheid geleden. We beseften toen alleen nog niet wat ons allemaal nog meer te wachten stond. We wisten toen nog niet dat dit de voortekenen van de ziekte van Parkinson waren. We vierden vakantie in Egmond aan Zee. We logeerden in het hotel Zuiderduin. De oudste kleindochter was mee. ‘s Nachts verging Ellen van de pijn. Kramp en nog eens kramp. Hevige kramp zodra ze tussen de lakens lag. Die kramp trok van haar tenen via de kuiten naar de heupen. En maar masseren. Ze hield een hand voor haar mond om onze kleindochter niet wakker te maken. Het liefst had ze het uitgeschreeuwd. Het viel me toen al een poos op dat ze geen energie meer had en haar levenslust verloor. Doemdenkertje. Alles werd bezwaarlijk. Altijd maar denken dat we in zeven sloten tegelijk zouden lopen. De postbode knikte. Herkenning. Zag ik ook hem even moeizaam slikken? Soms begon hij aan een verhaal, raakte hij opeens de draad kwijt. Hij probeerde het rondbrengen van de post zo lang mogelijk vol te houden. Zei-ie. Maar liever een andere wijk dan de onze. Die van ons vond hij te zwaar. Of heel af en toe nog onze wijk, maar beter voornamelijk een andere. Ik schrok van hoe jong hij eigenlijk nog was. Moest nog zestig worden. Hij had besloten te knokken. Zijn vrouw knokte met hem mee. Ze zagen wel waar het schip strandde. Want dat ze vroeg of laat schipbreuk zouden lijden, dat was wel zeker. Maar wanneer? Met beverige handen rolde hij zijn shagje. Hoe ik me zo redde? Goed team om me heen, hield ik hem voor. Had-ie al begrepen. De postbode maakte wel vaker een praatje met deze en gene. En ja, doorbijten en veel opschrijven, als chroniqueur, vulde ik aan. Niet wegduiken. Ook niet voor de realiteit. Deden hij en zijn vrouw ook niet. Een dik half uur later zag ik hem elders in de wijk schuifelen met zijn post. Raampje van de Skoda een stukje open. Een volgende keer moest hij maar gewoon aanbellen. Er was altijd koffie. Zeker voor hem. Of het oploskoffie mocht zijn? De duim ging omhoog.

 

Ha die Johan! Wat een prachtig verhaal van de bagger-koffie en Ellens fantastische actieve idioom-geheugen dat aan en uit kan knipperen.  Meer ‘aan’ zou je haar als wens willen toezwaaien als dat niet zo zinloos was… Mooi dat jij het opschrijft Carbootje! En dan die arme dappere postbode. Morgen zetten we hier in Amsterdam onze uitwisselingen en commentaren op eigentijdse verschrikkingen voort. Je bent zeker om 5 uur welkom. Wij zorgen voor eet- en drinkbaars. Tot dan! Jeannette.
 
Hallo Johan en Ellen. Mooi verhaal weer zeg. En wat goed van Ellen dat ze wist dat bagger bij de oploskoffie hoorde! Nou, ik kom morgenavond weer een heerlijk bakkie ‘baggeroploskoffie’ (trouwens een mooi woord voor het spel scrable) bij jullie doen hoor. Groetjes van Trudy.
Hallo Johan. Wonderbaarlijk weer met Ellen. En lachen natuurlijk. Groeten en kus voor Ellen. Jan.
Hahaha! Geweldig! Ik kom woensdag weer om een paar uurtjes met Ellen voor onze eigen versie van Intouchables te spelen. Zet de koffie maar vast klaar. Tot dan! Liefs, John Haakmat. 
Die zit Ellen! In de kruising! Zo ken ik je al tig jaren. Liefs. Maggy.
Verdomd goed zeg, Albert (dementieconsulent). 
 
 

De naakte non

Ellen_fotoAnneliesVerhelst_060

Ach, ze bedoelde het niet kwaad, ze bedoelde het zelfs heel goed, de medewerkster in de zaak van onze veelgeprezen haarstilist Danny. Overbezorgd stond ze bij onze binnenkomst aan de voordeur. ‘Kijk uit, oh pas op hoor.’ Ik had ‘m toen al enigszins zitten. Of ik wel in de gaten had dat Ellen gemakkelijk haar naar links iets overhellende hoofd aan de toonbank kon stoten? Jaja, ik wist van het bestaan van die toonbank. En ik deed dit niet voor het eerst. Of ik niet beter de draai met de rolstoel andersom kon maken? Ik ben mantelzorger van mijn beroep, 24 uur de klok rond, acht jaar alweer, mevrouw. En eenmaal voor de spiegel aan de kaptafel begon ze over de kleren van Ellen. Of die stola niet te warm was eenmaal binnen, want dan zou Ellen er buiten niets aan hebben, dat zo ongeveer. Het precieze weet ik niet meer. Maar wat ik me wel herinner, is dat ik haar een sneer gaf. Net even strenger dan ik het feitelijk bedoelde. Ze irriteerde me mateloos. Ik dacht nog: mens laat me met rust, hoepel op. Later toch maar gezegd dat al dat periodieke gedrentel om de rolstoel me de strot uit kwam, en ook rustig uitgelegd waarom. Ze was de eerste niet, en waarschijnlijk ook niet de laatste. Geen enkele ervaring met het leven dat Ellen en mij door ziekte is opgedrongen, geen notie van de impact van die dagelijkse nog altijd op pure liefde gegrondveste carrousel, die apocalyps, maar wel even vertellen hoe je ermee zou moeten omgaan. Verkeersagente in een kapsalon. Cappuccino? Nee, nee , nee – vandaag geen cappuccino. Ik heb er als mantelzorger twintig moeders bijgekregen, als ik niet uitkijk, en dat zijn er twintig te veel. Mantelzorgers hebben ook een ziel en in die ziel bovendien een ‘no go area’. Mogen ze? De goedbedoelde bemoeizucht en vrijpostigheid komen vooral van personen van wie ik zeker weet dat ze het zelf onder onze omstandigheden nog geen drie weken zouden volhouden. Ik noem het zorg met een megafoon. Laatst verliet ik met Ellen de Dirkson in Vleuten. Werd ik aangeklampt door een hemels kijkende, half hemels loensende, bejaarde non. Wildvreemde reli-muts. Greep me bij mijn schouder. Of Ellen niet te koud gekleed was? Wel godverdomme. Mijn reactie, het vloog eruit: ‘Mevrouw, mijn echtgenote heeft ondanks de vrieskou net als u niets onder haar overjas aan. Waar bemoeit u zich eigenlijk mee.’ Verbaasde non droop af. Haar naastenliefde pakte verkeerd uit. Hoe beledigend en tegelijkertijd gênant is het eigenlijk niet om een volwassen man te vragen of hij zijn afhankelijke vrouw wel op de buitentemperatuur heeft gekleed. Impertinentie. Hier wreekt zich het eendimensionale bij zo’n non. Maar ja, voor straatescapades hoef je niet per se een non te zijn. Voor uitglijers evenmin. Ik zie me al op straat een mij totaal onbekend stelletje aanklampen met aan hem de vraag of zijn vriendin er wel verstandig aan doet op zulke hoge hakken te lopen. Vanwege haar enkels en zo. Keek de non na en dacht: wat weet jij nou eigenlijk van het leven, je bent een figurante in een niet bestaand toneelstuk. Het bontst maakte die slager van winkelcentrum Terwijde het. We kwamen er geregeld. Beende achter zijn toonbank vandaan. ‘Mag ik u een gelukkig 2018 toewensen?’ Dat mocht-ie natuurlijk. En wijzend naar het achterhoofd van Ellen: ‘Zal ik dat bij dat oma-tje ook even doen?’ En dàt mocht-ie niet. Oma? Verkleinwoord nota bene? Oma-tje? Vragen aan mij of het nog zin had ook haar een gelukkig nieuwjaar toe te wensen? En wist deze bukhufter dan niet dat dit mijn vrouw is? Mijn godin wegzetten met dat meewarige oma-tje? We waren niet voor het eerst voor een biefstukje bij hem. Maar wel voor het laatst. Nog net niet de slager vermoord, het scheelde niet veel, maar hem wel verbaal gefileerd met een bot aardappelschilmesje. De hele slagerij kon meegenieten. Luchtte op. Goeie remedie tegen een maagzweer en schele hoofdpijn. De slagersvrouw kwam ons later buiten achterna om duizend keer excuus te maken voor haar idiote echtgenoot. En vervolgens commandeerde ze de slager naar de rolstoel om voor Ellen deemoedig op zijn knieën te gaan. Zijn ge-sorry sloeg nergens op, want al snel begon hij klapwiekend de uitgekraamde beledigingen te ontkennen. De droplul. De stompzinnige slager besefte kennelijk ook niet dat de rolstoel geenszins Ellen haar gehoor had aangetast. En evenmin alle besef van de dingen om haar heen. Een voorbeeld. Welaan, twee voorbeelden. Afgelopen zondag: kopje thee en nog eens een kopje thee. Daarna nog één. Om het af te leren. Bij het invallen van de duisternis een glas rode wijn. Ellen: ‘Hèhè, gelukkig wat anders.’  Daags erna aan de nieuwe verzorgende Trudy verteld dat Ellen met John Haakmat achter de rolstoel in De Meern een bezienswaardigheid met Intouchables-gelijkenis vormt, en dat ze hem, de goedlachse Surinaamse Nederlander John, vroeger altijd vertrouwenwekkend Zwarte Pietje noemde. Haar Zwarte Pietje. Ellen vanuit een halfslaap: ‘Maar dat mag nu niet meer.’ Hoe komt ze erop. Inderdaad, laat Sylvana het maar niet horen. Zag trouwens dat het blog voor de landelijke patiëntfederatie over Ellen in de rol van de aristocraat François Cluzet en John als de Senegalese bediende en levensgenieter Omar Sy meer dan vijfduizend keer is aangeklikt en bekeken. Mooie score. Maar goed,  Zwarte Pietje mag niet meer. Ik heb het Ellen toch echt horen zeggen, met Trudy als getuige. Waar komt die scherpe alertheid plots vandaan? Dat is wat ik bedoel. We onderschatten. We schrijven te snel af. Parkinson en dementie, met alle consequenties, maar wel nog voor honderd procent serieus te nemen. Anders dan diverse zielenknijpers. De ziekte van Ellen is verschrikkelijk, maar zeker ook verschrikkelijk is wat je op straat en in winkels zoal te slikken krijgt. Vraag het onze vriendin Maggy. Hersenbloeding vorig jaar. Revalideren. Voor het eerst in een rolstoel naar buiten richting Wilhelminapark in Utrecht. Stapt er een mevrouw van haar fiets. Komt het trottoir op. Een voor Maggy totaal onbekende vrouw. Ze pakt Maggy bij haar schouder. Begint die te knuffelen. ‘Fijn hè schat zo even buiten met dit mooie weer.’ Maggy ging daarna voorlopig niet meer in haar rolstoel een blokje om. Ze voelde zich vernederd. Kon ze het overdoen dan zou ze die vrouw met die fiets een stomp hebben gegeven. Als ze er de kracht voor had gehad. Een goeie kennis van ons weet er ook alles van. Ging met haar dochter schoenen kopen. Schoenen voor haar dochter. Het winkelmeisje liep naar de baas die half in het voorraadhok verscholen zat. Onze goeie kennis kan liplezen. Het winkelmeisje vroeg haar baas of hij even die mevrouw kon helpen ‘met schoenen voor dat mongooltje’. Onze goeie kennis hoefde geen schoenen meer voor haar dochter. Voorlopig niet nee. Met tranen in haar ogen zocht ze de frisse buitenlucht en de stilte op. Eén van mijn moeders met een Bureau voor Ongevraagde Betweterige Op Niets Gebaseerde Adviezen belde me pas geleden op. Ongediplomeerd van alle markten thuis, zo’n type. Ze was in mineur, moest de afspraak afzeggen. Hoe dat zo? Rampen en nog eens rampen. Internet lag er al twee dagen bij haar thuis uit. Zal ik het hier maar even bij laten? ‘Ik begrijp je helemaal’, zei de kapper van de week. Hij had zijn jarenlange showmodel Ellen wederom schitterend geknipt.