Ha die Johan, vanaf Bali waar ik nu woon,
Wat leuk dat ik jou na al die jaren weer tegenkom, met behulp van Jan van Ewijk. Terwijl ik eigenlijk ook nog maar een klein jaar met hem bevriend ben op FB. Het heeft echt zo moeten zijn. Te meer daar ik best nog wel eens terugdenk aan vroegere jaren, waar jij dan ook een belangrijk aandeel in had. En ik je in gedachten dan weer zie bij zowel het honkbal van UVV, HMS als Parma in Italië. Maar daarover wellicht later meer. Ik was er getuige van dat jij in Parma een relatie kreeg met Ellen. Sowieso jammer dat we elkaar uit het oog waren verloren. Maar zo gaat dat nu eenmaal. Ook met andere sportvrienden. Meestal onbewust en mede door je eigen drukke werkzaamheden en sociaal leven. Johan, ik ben reeds door Jan op de hoogte gebracht van de situatie van Ellen. Dat heeft een enorme schrikreactie bij mij teweeg gebracht. Ik vond/vind jullie een mooi stel, en Ellen ook een bijzonder aardige en verschrikkelijk mooie vrouw. Dat is ze blijkens de foto’s nog steeds en daarom is het extra wrang dat ze parkinson en een vorm van dementie heeft, hetgeen je leven totaal op z’n kop zet. Ik heb van Jan van Ewijk begrepen dat je de nodige misstanden hebt ervaren in het verzorgingstehuis waar Ellen verbleef, en dat je derhalve zelf noodgedwongen mantelverzorger bent geworden, gelukkig met behulp van een 3-tal dames. In je uppie lijkt me dat ook veel te zwaar. Wat goed dat ze je willen helpen en wat goed dat je het zo bent gaan doen. Dan kan je haar in elk geval de liefde en aandacht geven die ze in het verzorgingstehuis nooit zal krijgen. Het toont te meer aan hoeveel je van haar houdt. Dat wist ik vroeger al. Wonen jullie nog steeds in IJsselstein? Dat zal wellicht niet in hetzelfde appartement zijn waar jij toen woonde en ik een paar keer op bezoek kwam. Dat weet ik ook nog goed. Heb jij nog een beetje contact met honkballers, naast het contact met Jan? Jan ken ik overigens van HCAW. Ik stond een keer te liften, ik denk op de A1 en toen kwam er een auto met een noodgang aanrijden die, nadat hij mij was gepasseerd, bovenop de rem ging staan en de vluchtstrook op dook. Ik rende er naartoe en toen zag ik twee bekende gezichten in de snelle Simca 1000. Rob van der Gaast achter het stuur en Jan van Ewijk er naast. Ik heb niet met Jan van Ewijk samengespeeld, want ik balde toen in het tweede van HCAW, en zij beiden in het eerste. Grappig dat je elkaar jaren later weer eens tegenkomt via het machtige FB. En uiteindelijk zo ook jou weer ontmoet via een gezamenlijk contact. Gisteren nog even contact gehad met Ankie Danvers, de vrouw van Harold Wout. Via Jan kwam ik bij haar terecht omdat Ajax, waar ik sinds 2018 weer contact mee heb, op zoek is naar Ruben Leysner in verband met een jaarlijkse reünie. Volgens Jan woont of woonde Ruben Leysner ook op Aruba. Ankie vertelde me dat hij daar inderdaad heeft gewoond en dat de broer van Ruben er de buurman is van de familie Wout. Ruben zelf scheen inmiddels verhuisd naar Colombia en nu al 86 te zijn. Een paar jaar geleden was hij nog weer eens vader geworden. Ankie vertelde me ook dat Harold nog steeds batting practice gooit bij UVV en dat op 76-jarige leeftijd. Ze zijn speciaal daarvoor verhuisd naar Vleuten/De Meern. Geweldig toch. Hun jongste zoon is daar nog pitcher. In de winter wonen ze op Aruba waar ze ook een huis hebben. Ja, en wij woonden sinds februari 2018 in Jakarta, in het ouderlijk huis van Rini, mijn vrouw. Sinds mei 2019 wonen we op Bali. Ik ga je vast later verder informeren Johan maar moet er nu vandoor. We hebben een afspraak met een vriendin van Rini. Ik heb me overigens (nog) niet tot het Hindoeïsme bekeerd. ☺Hopelijk tot snel Johan. Wil je de lieve groeten overbrengen aan Ellen?!
Groetjes vanaf het eiland Bali, Hans Walraven.
*****
Beste Hans,
Ach ja Hans, ziekte kan door veel dingen in het leven een streep halen. Het is als koorddansen. Op het slappe koord nog wel. En dat ervaren Ellen en ik dan ook. Maar we hebben elkaar nog steeds en daar zijn we erg zuinig op. We houden elkaar nog steeds in grote liefde vast. Vorige week ging ik Indonesisch eten met de directiesecretaresse van mijn laatste werkgever, de hogeschool voor journalistiek in Tilburg. Ik bracht mijn tafelgenote na afloop naar haar sportieve Fiat en zei onder het lopen dat ik me kon verheugen, en dat meende ik ook ten volle, op het moment dadelijk dat ik me weer over Ellen zou heen buigen voor een kus en met een boek naast haar in bed zou kruipen. Ondertussen de gordijnen half toe en de kaarsen aan. Naderhand kon ik me wel voor mijn hoofd slaan. Mijn oud-collega verloor twee jaar geleden haar man Paul en zij zou iets ten zuiden van Breda weliswaar in een peperdure witte bungalow stappen maar één die wél leeg was. Geen Paul die daar op haar wachtte. Zo zie je maar weer. Ik heb me tegenover Ievon naderhand geëxcuseerd maar dat hoefde niet. Ik kwam thuis van het etentje en Ellen straalde. Ze reageert al meteen op mijn stem. We zijn heel close. En de parkinson en Lewy Body hebben dat alleen nog maar versterkt. Ik was gisteren op een studiedag voor lesgevers aan migranten en ’s middags dacht ik: wat doe ik hier eigenlijk. De mevrouw die de studiedag leidde liet ons een tekst lezen van een Iraakse jonge vrouw van twintig. We moesten afgaande op het stukje het niveau van de Iraakse bepalen. Ik kreeg niet uitgelegd dat je je oordeel niet alleen moet baseren op wat je onder ogen krijgt maar vooral ook op wat je niét leest. Ik breng in deze zaal te veel kennis en ervaring van taal en doceren mee, was mijn nuchtere conclusie. Bij lesgeven hoort didactiek en de cursisten structuur bieden. Niet maar wat doen in het wilde weg. Ik kan mijn tijd beter nagenoeg volledig aan Ellen geven en bovendien even naar de kapper gaan. Ik ga niet meer terug in mijn oude vak met vrijwilligerswerk. Ik kwam bij Taal Doet Meer te veel lichtgewichten tegen. Dat was de les van gisteren. Jammer want ik ben nog steeds in uitstekende conditie en zit vol werklust. Soms is mijn ambitie mijn vijand. Maar wat leuk van jou te horen. Mijn leven draait om de verzorging van Ellen en dat is een bewuste keuze. Als journalist en docent journalistiek aan een universiteit en hogeschool ben ik eerder met pensioen gekomen om samen met mijn muze het ziekteproces zo goed mogelijk te weerstaan. Zonder elkaar zouden we het niet hebben gered, zij niet, ik niet. Het heeft een enorme impact. Tien jaar geleden kreeg Ellen de diagnose parkinson. Een jaar later hoorden we dat vanuit die parkinson zich ook een vorm van dementie aan het ontwikkelen was. Het heeft ons gaandeweg in een parallelle wereld gebracht evenwijdig aan de wereld van de gezonde medemensen. Nee, wij wonen niet (meer) in IJsselstein. Daar heb ik trouwens nooit samen met Ellen gewoond. Wij begonnen in Amstelveen. Door mijn voor sommigen omstreden relatie met Ellen – ze was immers een getrouwde vrouw – ben ik bij HMS weggegaan. Het werd ABC op wat we nu de dure Amsterdamse Zuidas noemen. ABC aan de Boelelaan. Daar werd ik assistent-coach bij het eerste en meer dan dat nog deed ik de public relations van de sponsor, de bekende oud-scheidsrechter Dick van der Klauw die een groot bedrijf in transport had op Schiphol. Het was allemaal voor even. Ik was op het honkbal uitgekeken. Heel duidelijk uitgekeken zelfs. In 1986 zijn Ellen en ik vanuit Amstelveen naar het Utrechtse terug verhuisd. In 1987 zijn we getrouwd. Op kasteel Haarzuilens onder de kerstboom. En ja het honkbal: ik schreef er in die dagen nog over in Het Parool, maar van lieverlee wel met het schaamrood op mijn kaken. Zat ik bij de hofleveranciers van het Nederlands team, bij Haarlem Nicols en Amstel Tijgers, en bleek dat ik het handjevol toeschouwers heel gemakkelijk van mijn salaris kon onderhouden. Breekpunt werden de bartafels die bij Amstel Tijgers op Sloten achter de back stop verschenen en waaraan een paar kermisklanten aan een biertje hingen met hun rug naar het veld. Wreder kon men het honkbal niet de nek omdraaien. Dat met die bartafels was geen enkele regel in Het Parool meer waard. Het honkbal in Nederland verloor zijn functie van publiekssport. Ik kreeg ook met Ellen een heel ander leven. Op zaterdagmiddag arm in arm winkelen. Naar de bloemenmarkt in Utrecht. Bioscoop en schouwburg. We zagen de mooiste films. Out of Afrika, The bridge over the river Kwai, A passage to India, enzovoorts enzovoorts. Miss Saigon. De ene film en musical na de andere. De laatste optredens van de actrice Mary Dresselhuys in de Amsterdamse Marnixstraat. Het waren jaren vol romantiek. Zijn ze eigenlijk nog steeds. Maar anders door die verdomde klote ziekte. Ellen heeft door de parkinson ook spraakproblemen. We kunnen niet meer converseren. Het ergste wat ons had kunnen overkomen. Maar ik lees veel af van haar wenkbrauwen en zo. Ik denk nog al te vaak haar gedachten te kunnen lezen. Ik veronderstel dat, schrijf ik met nadruk, zeker weten doe ik het niet. In 2014 ben ik het proces van ziekte gaan beschrijven. Het leverde een serie van vijf boeken op. En die boeken brachten me in het lezingencircuit. Nee, behalve Jan van Ewijk heb ik geen contacten meer met ex-honkballers. Het is allemaal verwaterd. Je was erbij toen Ellen en ik in Parma steeds meer naar elkaar toegroeiden en er een relatie ontstond. Ik kon de aantrekkingskracht van Ellen niet weerstaan. Ik adoreerde haar en ben dat blijven doen, nog steeds. Ik voelde me schuldig dat ik de vrouw van een ander inpikte, maar zo was het in feite niet. Dat zou betekenen dat Ellen er zelf niets over te zeggen had en dat was natuurlijk wel zo. Ze had er alles over te zeggen. Ze genoot een vrije keus. Het bleek dat ook Ellen al een poosje een oogje op mij had. Begreep ik aanvankelijk niets van. Waarom op mij? Overbodig te zeggen hoezeer ik de oude Ellen mis. Ze is onvervangbaar. Daarom haalde ik haar elke dag uit het verpleeghuis op. Ze was meer thuis dan daar. Maar ik wilde haar helemaal thuis, full time. Ik sliep ook vaak mee achter het cijferslot van de gesloten afdeling van het verpleeghuis. Dat is vele tientallen keren gebeurd. Het is liefde. Intrinsieke liefde. Volledig onbaatzuchtig. We hebben het geluk gehad dat we Diana Sharifi leerden kennen, een Afghaanse die met twee kindertjes onder de arm gevlucht was voor de Taliban en in Nederland terecht kwam. Rond Diana heb ik het zorgteam van Ellen opgebouwd met ook een wekelijke fysiotherapeut en Leroy die zich vanuit de fysiotherapie ging specialiseren in osteopathie. Een geweldige huisarts maakt het zorgteam van acht personen compleet. Wat bijzonder dat je op Bali woont. Ik keek ervan op. Je moet me er bij gelegenheid maar eens meer over vertellen. Begreep van Jan van Ewijk dat hij je had verteld dat Ellen op Java is geboren. Ze is een totok. In voormalig Nederlands-Indië geboren uit Europese ouders, Friese vader en Britse moeder. Toen Ellen vijftig werd zijn we voor vijf weken naar Java en Bali geweest. Onvergetelijk. Op Bali hadden we een huis gehuurd aan de noordkust. We zijn uiteraard ook in Ubud geweest. Toen we na vijf weken terug naar huis gingen huilde Ellen. Java had niet zo verschrikkelijk veel indruk op haar gemaakt. Maar Bali wel. Daar herkende ze de geuren en kleuren van haar allerjongste jeugd. En daar woon jij nu! Schrijf me je belevenissen alsjeblieft. Ik vertelde zo-even de dienstdoende verzorgende Elly over jou en Bali en over de reis van Ellen en mij daar ooit naartoe. Plots begon Ellen te huilen. Dan probeer ik zo goed en zo kwaad als het lukt te achterhalen waarom ineens die tranen. Er komt nog veel meer bij haar binnen dan menigeen beseft. Ze zit alleen opgesloten in haar eigen zieke lichaam. Het is een tragedie. Je schrijft over Ruben Leysner. Die zag ik voor het eerst in 1963 bij UVV spelen. Geweldige honkballer. Grandioze korte stop. Schilderachtig figuur. Man met een gebeeldhouwde kop. Hij behoorde tot de spelers die mij verslaafd aan honkbal maakten. Ellen was degene door wie ik ervan afkickte. Toen ik bij UVV in het bestuur kwam heb ik me er sterk voor gemaakt om Ruben Leysner van Ajax terug naar Utrecht te halen. Ik houd van nostalgie. Ik heb hem persoonlijk opgehaald bij hem thuis in een rijtjeswoning in een buitenwijk van Hilversum richting Loosdrecht. Zijn adres van toen weet ik nog en ook het huisnummer. Dat was 12. En ja Harold Wout, die kwam in 1968 bij UVV. Voor zijn komst van Aruba naar Nederland hadden de leden van UVV oud-papier ingezameld. Daar kun je je nu geen enkele voorstelling meer van maken. Harold demonstreerde voor het publiek van UVV zijn kunstjes in de sneeuw. Hij ging steeds harder gooien en met steeds meer curve. De toeschouwers klapten hun handen warm en stuk. En Harold zelf hielp zijn arm de vernieling in. UVV heeft in competitieverband nooit de echte werper Harold Wout gezien. Parma! Parma in Italië. Ik ben er een stuk of wat keren geweest. Misschien liggen daar wel mijn mooiste honkbalherinneringen. Ik weet het wel zeker. Dat trainingskamp met de jeugd van HMS, waar jij ook bij was als assistent-coach, zal ik nooit meer vergeten. Weet je nog dat we een paar spelers rond middernacht in het stadspark bij het station van Parma strafrondjes tussen de zwervers door lieten lopen omdat ze op donderdagavond te laat terug waren in het hotel? Klokslag twaalf passeerde het groepje mij. Raymond Jonkman was jarig en ik feliciteerde hem in het voorbijgaan. Hij liep zich volledig in het zweet en het enige dat hij me over zijn schouder nariep was: ‘Klootzak’. Ik moest daar verschrikkelijk om lachen. Ik had een sigaar opgestoken en die viel uit mijn mond. Nog nooit had iemand dat tegen me durven zeggen en daarna is het ook nooit meer gebeurd. Maar wat Raymond riep paste in de sfeer. Want hij vond zichzelf in zijn trainingspak en op gympies best wel stoer. Was hij ook. Hij had volgens mij zijn pyjama al aan toen ik hem van de kamer plukte en naar het park dirigeerde. En die pyjama droeg hij tijdens de straftraining onder zijn trainingspak, als ik me niet vergis. Toen hij me bij de volgende ronde weer voorbij kwam zag ik een vette grijns. Herinner jij je dit alles nog? Jij zat toen even verderop op een terras. Ik had een enorm goeie band met die spelers. Sommigen hielp ik bij hun huiswerk. Ze bespraken hun eerste liefdesavonturen gewoon waar ik bij zat. Maar zodra de voorzitter binnenkwam hielden ze meteen hun mond. En die voorzitter was jonger dan ik. Het was een vertrouwensrelatie met dertien tieners. Ik zat er ook eens bij toen de speler Bernard Floor de anderen seksuele voorlichting gaf. Het waren uitgerekend de stille types die op het trainingskamp in Parma te laat in hun bed lagen. Ze waren de weg kwijt in Parma, reutelden ze. Ze hadden het hotel niet meer kunnen terugvinden. Ik had ze beneden in de hotellobby vanachter een krant zitten opwachten. Na hun strafrondjes mochten ze bij ons aanschuiven op het terras voor een pilsje. Ik zal wel aan de whisky hebben gezeten. Toen nog wel, nu allang niet meer. Ik zal nooit de reactie van de macho’s de volgende dag bij het ontbijt vergeten. Ineens hadden ze minder praatjes. Ze waren jaloers dat zij zelf niet afgeknepen waren met een biertje toe. Vooral dat biertje stak ze. Dat biertje met de leiding van het trainingskamp. Die praatjes kwamen van de anders zo stille ploeggenoten: Etienne Rijnbergen, Harry Patist, Raymond Jonkman en ik vergeet er nog één. Theo Deuning? Zou kunnen. Ze waren met vier of met vijf daar in dat stadspark. Hoe oud waren die jongens, vijftien? Zoiets. Ouder zullen ze niet geweest zijn. Ik heb ze gecoacht vanaf hun elfde tot hun zestiende. Daarna werd ikzelf gecoacht. Door Ellen. Teambuilding is leuk werk. En het was fantastisch om rond middernacht in een Italiaanse stad even voor Ernst Happel te kunnen spelen. En die zwervers die zich nog even bij het struikgewas een keertje omdraaiden in hun benevelde slaap! Daar heb ik erg van genoten. Eén van de spelers sprong ook een keer met een huppeltje over zo’n zwerver heen. Die zwerver lag namelijk in de weg. Anderen draafden met windkracht tien om hem heen. Binnen het team waren de rollen plots omgedraaid. De macho’s die braaf op tijd terug in het hotel waren zongen een toontje lager. Later vertelde zijn vader me dat Etienne Rijnbergen heel veel over het trainingskamp in Parma had verteld, maar dan wel haast uitsluitend over die stoere nachtelijke strafexpeditie in het park naast het station. En Etienne noemde een aantal biertjes dat ik wel aan de erg hoge kant vond. Het werden er in zijn verhalen ook steeds meer. Hij leek wel een sportvisser. Twintig jaar later ontmoette ik Etienne weer eens. En weer begon hij over het park van Parma, niet over het honkbal zelf. Hij had ondertussen de omvang van een kleerkast. Ellen had het trainingskamp in Parma in belangrijke mate georganiseerd en wel tot in de perfectie. Hier op mijn bureau staat nog steeds het bronzen beeldje dat ik van de burgemeester van Parma kreeg voor mijn werk als honkbalambassadeur. Die Italianen slaagden er altijd weer in om van alles een show te maken. Samen met Ellen ben ik toen in Parma dat beeldje, hun stadssymbool, gaan ophalen. Ik zie nog die beroemde coach van Parma om haar heen drentelen. Daar heb ik toen een stokje voor gestoken. Ellen vroeg mij of ik het goed vond dat ze op de vrije donderdagavond met die halve gare uit eten ging. Nee natuurlijk niet, zei ik. En als je het wel doet dan zet ik je de volgende dag op de trein terug naar Nederland. Ik wist dat die Amerikaan Hughes een godsvruchtig mens was en adviseerde hem maar liever in de Bijbel te gaan lezen. Het hoofdstuk in Genesis over Gij zult niet stelen.
Ik spreek je weer, met hartelijke groet, Johan.
****
Prachtig die correspondentie van Hans Walraven en jou. Genieten. Schitterend. Als jij destijds niet persoonlijk Ruben Leysner had teruggebracht bij UVV was ik coach geworden, begrijp ik dat goed? Jij had klaarblijkelijk al een mondelinge overeenkomst met Ruben en wenste die koste wat kost te eerbiedigen. Jan van Ewijk.
Nee Jan, toen jij via via weer even in beeld kwam was Ruben Leysner al coach. Sommige opstandige spelers wilden hem afzetten. Die hadden met elkaar nog voor geen tien procent de betekenis die Leysner ten aanzien van het honkbal kon worden toegedicht. Praatjesmakers waren het. Ontevreden bankzitters. Ze overspeelden hun hand. Het ging er onfris aan toe. Ik behoorde tot de mensen met invloed die er een stokje voor stak. Het verhinderde jouw terugkeer naar UVV, maar daar ging het niet om. Waar het wel om ging was dat wij geen coup accepteerden. Ook ik niet. Zeker ik niet die Leysner persoonlijk gehaald had. Ik sprak mijn ‘onaanvaardbaar’ uit hoe jong ik met mijn 24 jaar toen nog was. Maar ook toen was ik al Johan Carbo met rechte rug en principes. Ruben Leysner had te veel verdiensten om liefdeloos opzij te worden gezet. Er werd ons ook door de toenmalige teammanager een beeld voorgetoverd als zou de gehele selectie van Leysner hebben af gewild. Dat was niet zo. We hebben dat gecheckt. De teammanager speelde een discutabele rol. Zonder overigens zelf te beseffen dat deze jezuïet zijn zwanenzang ten gehore bracht. Hij timmerde zijn eigen doodskist.
****