Anders ja, anders dan méestal anders – Ellen weer terug bij ons thuis

Het was anders. Anders dan méestal anders. Zó zei hij dat. En hij zei: Het was eigen, zo fantastisch eigen. Persoonlijk. Dat moest het ook worden, en dat werd het dan ook. Woonkamer en tuin vormden in alles het decor waartegen de uitvaart van Ellen mei 2022 onder zonnige omstandigheden plaatsvond. Het crematorium kwam er nauwelijks aan te pas, de aula al helemaal niet. Te beladen. Te zwaarmoedig, ongeacht de aankleding. Moderne kunst op strakke witte muren maken een aula tot niet minder dan een aula. En zei hij ook: tot het allerlaatste moment de gehele afscheidsceremonie thuis in de eigen omgeving begint heel langzaam, heel geleidelijk aan, maar toch duidelijk zichtbaar, in Nederland een nieuwe trend te worden. Hij merkte het in zijn werk. We zaten in de tuin onder het zonnescherm. Juli ging met een warmdroge bries over in augustus. Even eerder had hij Ellen weer thuisgebracht, zoals hij zei, ja die woorden gebruikte hij. Hij bracht Ellen weer bij me thuis. De as van Ellen in een trommel, laat ik dat maar zó zeggen, een trommel. Die woog zwaarder dan ik vooraf vermoedde. En ook kon vermoeden. Ik kuste de trommel en wist er aanvankelijk verder niet zoveel raad mee. Waar moest ik ‘m neerzetten? Was dit wat er van een mens overbleef? Het was onwezenlijk, surrealistisch. Hoe ging je met zoiets om? Tamelijk onbeholpen ging ik er mee om. Wellicht wel ja. Onhandig. Was dit een geluksmoment? Moest ik dat zó zien? Eigenlijk wist ik het niet. Het mocht niet te pijnlijk worden, geen kerk met traporgeltje, dat mocht het niet worden, en dat werd het ook niet. Nee gelukkig niet nee. Door hem, door de uitvaartleider die de trommel op de salontafel zette alsof dat de normaalste zaak van de wereld was. Hoe ga je met zulke dingen om? Ik wist het niet, en ik weet het eigenlijk nog steeds niet. Hij had een formulier bij zich dat ik moest tekenen, voor ontvangst, maar die handtekening kwam later wel. Ik ben hier niet goed in. Dat weet ik nu wel. We zaten even later onder het zonnescherm in de tuin, hij aan een glas kraanwater, ik aan een glaasje rosé, een restant van de vorige namiddag met Diana en haar oom en tante uit Baarn. De uitvaartleider bewonderde de tuin en genoot van de bloemenpracht. Van de kleurschakeringen ook. En van de vlinders. En van de diepte tot aan de zwaar verouderde en inwendig verpulverde conifeer die er over enkele weken aan moet geloven. De uitvaartleider wist wat het is de liefde van je leven te verliezen. Was hem zelf ook overkomen, twee jaar geleden nog maar. Echtgenote leed aan kanker. Het ging niet echt slecht. Er was hoop. Maar er kwam corona bij en die corona deed haar de das om. In het ziekenhuis schakelden ze moedeloos en met hangende schouders de machine uit. Het duurde nog enkele minuten toen overleed zijn vrouw. Jong nog. Van sterfprofessional naar amateur in de eigen privéomstandigheden. Hij ziet nu zijn vrouw terug in zijn drie dochters. Bewonderenswaardig hoe hij zijn leven op de rails hield. Na twee weken stapte hij weer de arena van begrafenissen en crematies in. Bewonderenswaardige man überhaupt. Zo anders dan mensen, en die ken ik ook, die in het verlies van een dierbare blijven hangen en het bijkans cultiveren. Bij hen lijkt op elk denkbaar toekomstperspectief een taboe te rusten. Ze asfalteren de rest van hun bestaan. Zwelgen, zei hij, zwelgen ja, hij wilde ervan weg blijven.

En zo wil ik het zelf ook. Daarom nu ook de bovenverdieping verhuurd. Voor reuring, voor de gezelligheid. Voor licht in huis. Licht en een stem. Potjes en pannetjes die van hun plek komen, omdat ze het uit zichzelf niet doen. Niet om de centen, die kunnen me geen lor schelen. Ik had kunnen verhuizen. Ik overwoog het, al snel na de dood van Ellen. Weg van hier. Maar nee. Dit is mijn huis. Hier ligt een groot deel van mijn geschiedenis, mijn geschiedenis met Ellen. Ik wilde naar Limburg, maar besloot hier te blijven toen er heel onverwachts met Vaderdag een zó ongelofelijk betekenisvol persoon met gebak voor de deur stond. En, die eenmaal weg, later nog één. Hun boodschap was duidelijk. Blijf waar je bent, blijf er met je herinneringen aan Ellen. Het huis is groot genoeg om iemand van de grote zolderkamer te laten genieten. Zeker met die kamernood ook onder studenten. Van boven de geluiden van een hoorcollege geneeskunde via de pc. De huurster hield Ellen nog in haar armen op het laatst. Het geeft een band. Ze liet me aarzelend de film Sisters in Arms zien over IS en hun slachtoffers, jonge Koerdische vrouwen en meisjes in het noorden van Syrië en Irak. Mujahedin, Taliban, IS – beestachtig. Religieus doorgedraaid beestachtig. De beelden van Sisters in Arms zijn te gruwelijk om te vertellen. Elk spoortje menselijkheid is zoek bij die verdorven gasten met baarden. Helin, een verloren jeugd. Moest aan onze avondklok met Covid denken. Onze intrinsieke maatschappelijke recalcitrantie en ontevredenheid. Ons misbruik van het democratische demonstratierecht. Over-verwende en gepamperde samenleving. Het affiche van het huidige Nederland. Tegenover mij een man die weet wat het is zijn vrouw aan corona te verliezen.

Anders, het is het trefwoord in deze blog. De uitvaart van Ellen had hij van heel dichtbij meegemaakt, de baas van uitvaartorganisatie Barbara, en hij had het met al zijn jarenlange ervaring als uitvaartleider als anders dan anders ervaren. Helemaal uniek was het nou ook weer niet, maar het kwam nog maar zelden zo voor. Nog wel. Maar hij zag een kentering. Zo was het. Hij zag een verschuiving. Het was voorsorteren op gemoedelijkheid, met het glas in de hand. Een staande receptie en daarna de tuin in naar de zitjes voor een kop pindasoep, wat stokbrood en spekkoek. Anders. Anders was het al meteen op zondag 1 mei toen hij kennis kwam maken voor de wensen ten aanzien van de crematie. ‘Er valt aan mij voor u niet veel te verdienen,’ moeten mijn eerste woorden aan de uitvaartleider zijn geweest. Hij haalde het moment terug onder het zonnescherm in de tuin. Zo’n begroeting viel hem zelden of nooit ten deel. Zelf kon ik het me niet zo goed meer herinneren. De eerste weken na de dood van Ellen leefde ik in een roes. Nog steeds wel een beetje trouwens. Nog altijd zoek ik in de kamer naar het bed waar Ellen op lag. Kom beneden en herken mijn eigen huiskamer soms niet eens. Het boek met offertes, of hoe je het ook moet noemen, of wilt noemen, kon gesloten blijven. En bleef ook op een enkel momentje na dicht. Hij merkte op dat hij in zijn werk steeds meer te maken kreeg met nabestaanden die van een uitvaart vooral iets heel intiems en specifieks wilden maken. Een bijrol voor het crematorium dat het overgrote merendeel van de bezoekers van de uitvaart niet eens te zien kreeg. Laat staan de aula. Ja, daar vielen voor hem verdiensten weg, maar hij haalde er zijn schouders over op. Er stonden huiselijke indrukken tegenover die hem niet snel meer loslieten. Het weer leende zich er in het geval van Ellen natuurlijk geweldig voor, het afscheid vooral ook in de tuin te laten plaatsvinden. Een tuin als een park die bezig was tot wasdom te komen. Het verse groen. Het nieuwe leven. Drie toespraken in een kring rond de baar. Vooraf de mededeling dat de gezichten beslist niet in de plooi hoefden te blijven.

Een glimlach, en liefst meer dan dat, hoorde bij hoe wij Ellen ons moesten blijven herinneren. Na de toespraken de gelegenheid om met een viltstift op het deksel van de kist een laatste boodschap aan Ellen te richten. Mooi in alles, dat was ze. Onvergetelijk. Gaaf. Het zorgteam dat de kist naar buiten droeg, en met slechts Diana en (ex) schoondochter Geeta de laatste onverbiddelijke gang naar het crematorium in Bilthoven. Daar pas de aanvechting een paar sigaretten tegelijk aan te steken. De achterblijvers van buiten voor de deur terug naar de tuin. Tot in de tuin muziek van Wibi die in alles Ellen in beeld hield. De piano. Het was eigenlijk een reünie en dat bleef het tot vroeg in de avond. Het klopte. Achteraf reacties van: zo ga ik het ook regelen, zo ga ik het ook voor mezelf vastleggen. Tevoren meerdere ideeën over hoe of wat als we Ellen uitgeleide zouden moeten doen. Want dat moment zou eenmaal komen met die rot ziekte parkinson. Maar in de thuissituatie tartte Ellen alle prognoses. Ze genoot zorg die haar raakte, tot in al haar vezels. Daarom ook het zorgteam met bovendien (ex) schoondochter om de kist naar de rouwwagen te dragen. Te rollen, beter gezegd. Over het pad met kinderhoofdjes van de voortuin. En ook maar één volgauto, de Fabia vanwaaruit de afgelopen jaren zoveel tekst kwam voor de boeken over ons omgaan met parkinson en lewy body. Als die Fabia eens kon vertellen. Nou die Fabia ging vertellen met altijd pen en papier op het dashboard. Die Fabia was een bron van anekdotes. ‘Waar is Ellen?’, vraagt de Koerdisch-Syrische huurster van mijn bovenverdieping? ‘Ellen is daar, bij de tv.’ Onder het zonnescherm leert de directeur van Barbara mij om te gaan met de gebeurtenissen ná de crematie. De as. De urn. Nu nog een trommel. De asverstrooiing. Ik vertel hem van De Panne. Van hotel Cajou. Van het strand en van Ellen die tot heel lang er ’s zomers bleef komen. Met een vol album aan foto’s. Met Diana, in alles (met mij en Elly niet te vergeten) haar steun en toeverlaat. Dat had hij al begrepen, de uitvaartleider, in de week dat Ellen thuis opgebaard lag. Veel draaide om die ene Afghaanse vrouw, zo westers nu, zo Nederlands nu, maar ondanks alles zo Afghaans. Op zondag 21 augustus traditiegetrouw naar Bronbeek voor de herdenking van de kampen op Java voor vrouwen en kinderen in de Tweede Wereldoorlog. De Jap. De Bersiap. En toen nog die handtekening. Het ontvangstbewijs. De uitvaartleider reikt me een pen aan. Bijzondere pen, voor een bijzondere vrouw, bedenk ik plots, een bijzondere vrouw die vreselijk goed zorgde voor mijn maatje Ellen. Ze leverde hogeschoolwerk af met de mooist denkbare toewijding. Degene die me nu het meest na staat. Als gememoreerd bij het afscheid van de onmisbare Ellen. Ik teken voor ontvangst. Ik ben hier niet goed in. Maar wie wel?

Twee dagen na het bezoek van de uitvaartleider met Helin naar de plek waar ik in geen jaren meer naartoe was geweest. Komt dat door de as? De dood was inderdaad nog niet zó dichtbij als met de as en Ellen die weer thuis werd gebracht. Met Helin naar buitenplaats/landgoed Slangevegt tussen Maarssen en Breukelen. Ze weet niet wat ze meemaakt. ‘Is dit ook Utrecht?’ Boten kijken aan het water in de volle zon op een luxe terras van vlonders. De rustgevende Vecht. De statige villa met tuin, een pleisterplaats om van te dromen, afficheert zich graag, en terecht, met een toost op het leven. Hoe toepasselijk. Woensdag weer naar Slangevegt maar dan met die andere zo betekenisvolle vrouw, de nummer 1. Slangevegt. Terug naar waar Ellen en ik op 18 december 35 jaar geleden ons huwelijksdiner hadden. Vijf jaar woonden we toen al samen. Wat vliegt de tijd. Het klinkt zo cliché, maar toch. Het woord vergankelijk zou niet moeten bestaan.

***

Buitenplaats Slangevegt op zaterdagmiddag 30 juli 2022. Helin vertellen over Ellen en onze jaren samen. Zij fotograferen. Zij kennismaken met het oer-Hollandse product bitterbal. ‘Ja Helin, inburgering. Ik ben bezig met je inburgering. Je bent pas officieel ingeburgerd in Nederland als je weet wat een bitterbal is. En binnenkort het hoofdstuk mosselen. Dat neemt Wil voor haar rekening.’

De Vecht. Alles in het teken van misschien wel de mooiste rivier van Nederland. Enig chauvinisme zal aan deze opmerking niet vreemd zijn. De Vecht is rustgevend. Ook hier wil ik met Ellen naar terug, niet alleen naar De Panne. Ook hier naartoe.

In dierbare herinnering. Hier was het ja waar we ons trouwdiner hadden en samen, Ellen en ik, nog diverse keren terugkwamen. Vaderdag hield me in deze omgeving. Door Diana, door daarna Helin. Vanwege ook al die anderen. Of je nu Diana neemt, of Helin, of ongeacht welk persoon uit hun omgeving, hun familie, ze willen vrede en veiligheid, ze talen niet naar geld, naar materialisme. Ze willen niet voortdurend over hun schouder moeten kijken en zich bedreigd weten. Ze willen geen vernederingen meer. Ze willen respect, een eerlijke plek onder de zon. Sisters in Arms zei genoeg. Een eerlijke plek onder de zon. Ik pak er Duizend Schitterende Zonnen van Khaled Hosseini bij.

****

Dank weer Johan voor een nieuw blog. Blijf schrijven. Vóór mijn vakantie kom ik bij je langs. Albert.

**** Bericht van de uitvaartleider van Barbara dat hij deze blog graag opneemt in het volgende nummer van zijn kwartaalblad. ****

Bij het afscheid van Ellen. Terug naar De Panne

De avond valt stilaan over De Panne. Het is al laat en het is er warm. Nog steeds. Het koelt iets af, maar ook niet veel. Tropische nacht op komst. Op kamer 310 vergeten de overgordijnen goed dicht te houden. Een sauna. De kusttram vanuit Knokke naar zijn eindbestemming op enkele kilometers van de grens met Frankrijk. Je ziet met enige fantasie een schim van Duinkerken aan de overkant. Na het overlijden van Ellen voor de derde keer in de Belgische badplaats met al zijn herinneringen. Die zijn er om te koesteren. En dat worden ze ook. Rechts in de Nieuwpoortstraat het vertrouwde hotel Cajou. Waar we met Ellen onze vaste kamer hadden. En Diana aan de andere kant van de gang die van haar, een paar deuren verderop. In De Panne zal langs de vloedlijn aan zee de as van Ellen worden verstrooid. Met Diana, wie anders, natuurlijk zij, bedenker van de plek voor de as verstrooiing, en met nog enkele anderen. Een paar maar. Op de vingers van één hand te tellen. De intimiteit. De tram en zijn symboliek. De eindhalte. De tram beeldt veel uit, zo niet alles. Binnenkort arriveert de as van Ellen in De Panne waar ze ondanks haar boosaardige parkinson en lewy body meerdere verwennerij vakanties hield en ook tweemaal, spontaan toegezongen, haar verjaardag vierde. Het kende zijn beperkingen, maar toch. Aan beperkingen kun je je aanpassen. Je leert het met een beetje goeie wil vanzelf. Een gekanteld bestaan, rafelrandjes, liever: kartelrandjes, maar we haalden er het optimale uit het leven met een dubbele ziekte. Zie hieronder de terugblik. Betoverend panorama. Een greep slechts uit de vele zorgvuldig bewaarde foto’s. Ze zijn met oude blogs weer op het netvlies te plaatsen. Speels gemak. Zelf nu wederom in De Panne. Diana vannacht voor de tweede keer oma geworden, en de Koerdisch-Syrische studente Helin die op mijn huis past en er in de woonkamer en in de tuin, veeleer een park, blokt voor haar laatste tentamen van dit lopend universiteitsjaar. Ze zit er in een speciaal project geneeskunde voor vluchtelingen. We noteren zondag 17 juli 2022. Warm? Bloedheet is het er. In De Panne dus. En overal elders in Europa. We gaan vandaag aan zee in België flierefluitend de dertig graden grens over. En anders morgen en overmorgen wel. Vooruitzichten van bijna veertig. Lag al om half negen ’s morgens als eerste op mijn bedje bij de kalmerende golven. Boek mee van Georges Simenon. De Teddybeer. Een grandioos goeie psychologische roman uit een opnieuw uitgebrachte serie bestsellers. Van ver het vrome zondagse binnenlokken geluid van de kerkklokken. Meeuwen om mij heen, meer niet. Slechts meeuwen. Krijsende meeuwen in een opgewonden duikvlucht naar wat zwerfvuil. Later een over de boulevard geüniformeerd paraderend muziekkorps op oefening. Een generale, wordt er gefluisterd. Zelfs het ongeoefend oor registreerde wat valse tonen. Maar alla. De oude hippie Jerôme beleeft in zijn fletse oranje zijden overhemd glansrijke dagen met zijn strandstoelen en parasols. Ze vliegen weg. In zijn houten hutje heeft Jerôme foto’s hangen van zijn schoolvriendinnetje en hemzelf. Ze zijn alweer zestig jaar getrouwd. Mevrouw Jerôme komt altijd na het middaguur naar het strand. Een strand vanaf het middaguur vol gebronsde huiden. ’s Avonds na het eten voor de deur van Cajou nagenieten bij een kop koffie. En Ellen in het hoofd. In het hart, in mijn hele wezen. Het gemis blijft, ondanks alles. Het gemis een plekje geven? Het is prietpraat. Een fotocollage van De Panne, Cajou, het strand, de zaterdagmarkt en wat al niet meer. Memories. De locatie waar we Ellen naar terugbrengen. Onderweg naar de kust deze keer een tussenstop in Lochristi bij Gent en Lokeren. Lochristi? Altijd al eens daar een kijkje willen nemen vanwege de indrukwekkende naam. Lochristi, zo on-Nederlands, on-Belgisch ook. Zo reli. Lochristi was inderdaad prachtig, maar zal in de herinnering altijd verbonden blijven met het wokrestaurant aan de Antwerpse Steenweg. Zelden zo’n grote verzameling obesitas bij mekaar gezien. Het botste en het klotste. Dat we niet met z’n alles door de vloer zijn gezakt! De vrouw tegenover mij, hoe oud zal ze geweest zijn?, 35 misschien?, ouder zeker niet!, de vrouw tegenover mij had van al het wokken en de ettelijke fabrieken aan cola zo’n omvangrijk achterwerk overgehouden dat ze slechts met één bil op haar stoel paste. Haar bilnaad rustte in de stoelrand en de tweede bil lebberde en lilde er overheen. Fascinerend gezicht. Smakelijk uitzicht. Haar borsten hingen al eerder op de avond in de soep. Het verontrustte niemand. En daar waggelde ze uitgehongerd door de zaal voor andermaal een nieuw opgewekt bord aan lichaamsonderhoud. Een maagverkleining? Te laat alreeds. En waarom ook eigenlijk? Hobbelpaard, dat kennen we, maar hier betrof het meer een manege waggelpaarden. Kinderen met hoofden en buiken als door een rijwielhandelaar bewerkt met een fietspomp. Kinderen van nog geen tien. In gedachten zag ik enkele gasten met een hijskraan van hun lege bord naar een weer vol geparachuteerd (of getackeld) worden. Obesitas, o obesitas. De cola was gratis. Dus hoorde ik een ander tafeltje vlakbij kraaien: ‘Breng ons maar meteen zes blikjes per persoon, kunnen we blijven zitten.’ Lochristi, het wokrestaurant, met een gemiddeld gewicht van de gasten van zo’n 130 kilo. Gemiddeld, want sommigen versleepten wel 150 kilo en meer lillend naar een volgend bord waarop ze hun rijst en spiesjes als een bouwpakket opstapelden. Van wokken naar Cajou in De Panne, een compleet andere wereld. Van wokken met dikkerds naar De Panne met ‘He ain’t heavy, he’s my brother’ uit 1969 van de Hollies, en geschreven door Bobby Scott en Bob Russell. Vochtige ogen van ontroering. Een wereldhit en een intens terugverlangen bij Jabbeke en De Haan naar die vrouw die nog geen drie maanden geleden overleed.

Vakantie in De Panne. Zon, tropische temperaturen, een bijkans dampende zee, een naar het kookpunt gedreven strand, hotel Cajou, en heimwee. Heimwee naar die ene vrouw die mijn leven glans gaf. Flaneren over de boulevard en kuieren door de Dumontwijk met zijn stulpjes in de duinen. En het grote gemis. De leegte. Maar niet met de bedoeling dit hier uit te venten. Hier worden de voorbereidingen getroffen voor een nieuw, en zeker niet laatste, eerbetoon aan de vrouw die mij deed beseffen wat belangrijk is in het leven, en wat maar slechts half, en wat helemaal niet. Goed advies van Diana in de meest zuidelijke badplaats van België de as van Ellen naartoe te brengen. Daar zal die verstrooid worden. Na afloop een mooi diner in Cajou waarvoor Bruno en Chris hun allerbeste personeelsleden in stelling moeten brengen. Zijzelf, en gerant Ivan natuurlijk, o zeer beslist de joyeuze Ivan uit Luik, en Manu van de bediening, en ’s morgens Bianca en Nancy voor het ontbijt. Ellen voelde zich rijk in De Panne, ze was er ook rijk met zoveel zorg om haar heen. Ze besefte het. Zelfs een rolstoel werd door Cajou geregeld in het naburige Veurne. Scheelde ons bagage in de Skoda Fabia. En om ook maar even toe te geven: voor de tweede keer een belofte aan mezelf gebroken. Beter: een afspraak met mezelf de nek omgedraaid. Namelijk te stoppen met schrijven. Kan het schrijven toch niet laten. Schrijven is blijven. Schrijven is een bron van inspiratie. Zoeken naar de juiste woorden, slijpen aan zinnen. Het vinden van bruggetjes. Het houdt de geest in werking. Het is een belangrijk onderdeel van mijn bestaan. De dag bij achttien graden ‘nog slechts’, achttien graden en de eerste zonnestralen beginnen met een wijd openstaande balkondeur en het schilderen met een penseel van woorden op het doek.

Zie die jongeman eens belangstellend kijken. Ja kerel, jouw tijd komt nog. De kus. Net klaar met het ontbijt. Op naar het strand. En weer een zomer in De Panne, konden we de klok maar terugzetten. Maar hoe velen zeggen me dit niet na. Een van de meest dierbare foto’s aller tijden.
Dineren in het restaurant van hotel Cajou. We noteren 2018. Kijk haar ogen eens helder staan. De verjaardag van Ellen, haar 76ste. Veel spanning vooraf altijd sinds de diagnose parkinson. En LB niet te vergeten. Zou Ellen de avond aankunnen? Zou het allemaal niet te vermoeiend zijn? Maar geheel in de geest van het boek dat ter gelegenheid van haar 76ste verjaardag in De Panne uitkwam: Een wonderbaarlijk ziekteproces. De boeken over Ellen lagen onder meer in de boekhandel in de belangrijkste winkelstraat van De Panne. Boekhandel De Standaard aan de Zeelaan, loodrecht op het strand. Ook hier bij De Standaard werd laatst weer eens naar haar gevraagd.
De heilige plek. De plek voor andermaal het afscheid. Het strand. Samen nog even ’s avonds op het strand van De Panne. Diana met het fototoestel klaar voor weer zo’n onvergetelijk beeld.

Met haar gouvernante Diana naar de zaterdagmarkt in De Panne. Ook zo’n vast ritueel. Er viel zoveel te genieten en dat deden we dan ook. Van de glooiende duinwijk ook vol architectuur met Brits aandoende cottages en villa’s ontworpen door vader en zoon Dumont vlak na 1900.

In een beeld kun je duizend woorden, en meer, vangen. Met de reddingsbrigade in een rolstoel op rupsbanden voor een halfuurtje tot bijna in zee bij een temperatuur als te vergelijken met 17 juli 2022. Tropisch. Dromerige omstandigheden. Even de zilte zee. Zo anders dan wegkwijnen in een verpleeghuis met vakantiekrachten van een uitzendbureau die van toeten noch blazen weten. We hebben die treurnis meegemaakt. Het verpleeghuis waar zelfs ook uitdrogingsverschijnselen zich voordeden. ‘We dachten dat onze bewoners geen dorst hadden, o konden ze niet bij hun glas?’

De zilte zee met twee strandliefhebbers. De zee en het strand, ze blijven in de herinnering met Ellen verbonden.

Gelakte nagels. Okergele stola. Waardigheid. Presentatie. Zorg die je raakt.

****

Dag Johan! Wat een mooie indruk in je blog over de tijd die jullie in liefde in De Panne hebben meegemaakt. Herinneringen. Koester ze, maar dat hoef ik jou niet te zeggen. Ik kom een dezer dagen weer op de koffie, mits het gelegen komt. Laat maar weten wanneer het uitkomt. Groet! Jan van den Heuvel.