Hallo Hans in het verre Indonesië:
Old memories never die:
Een oud-collega aan de academie voor journalistiek wenste ons vorige week woensdag 20 januari een (naar omstandigheden) gelukkig nieuwjaar toe, en niet op 1 januari. Waarom toen niet? Ze verbond haar hartelijke nieuwjaarsgroet aan de beëdiging op 20 januari van Joe Biden als nieuwe president van de Verenigde Staten. Vond dat Jeannette Klusman, want over haar heb ik het, dit prachtig had verwoord. Meer overigens nog dan door Biden, en de eerste vrouwelijke (en bovendien donkere) vicepresident Harris, was ik 20 januari gefascineerd en ontroerd geraakt door de geel gemantelde Amanda Gorman, 22 nog maar, dichteres en activiste en binnenkort ook nog model. Een jonge vrouw uit Californië, Afro-Amerikaans, die in in amper zes minuten spreektijd een wereldster werd en met heel haar inspiratie niet meer van ons netvlies zou verdwijnen. Zij bleek een toonbeeld van hoop en energie. En ze was de temperamentvolle personificatie van een naar verdraagzaamheid en medemenselijkheid hunkerende wereld. Die na de ontgoochelende Capitoolbestorming door trumpistische heethoofden even eerder in Washington, ook in een verbijsterend ontwricht Nederland zijn fatsoen verloor met schaamteloos opruiende oproepen via de sociale media tot vernielingen en intimidatie, tot straatrellen en winkelplunderingen. De ME en het waterkanon. Niet eerder zo heftig als tijdens de krakersrellen van veertig jaar geleden. En waarom. Weet even niet of ik hierachter een vraagteken moet zetten of een uitroepteken, of beide. Waarom. De lockdown? De avondklok? Het zich moeten aanpassen aan veranderde omstandigheden? Welnee. Rellen om de sensatie? Waarschijnlijk. Hooligans en hooliganisme hebben geen aanleiding nodig. Het zijn al veertien- en vijftienjarigen. Misschien nog wel jonger. Ik schaam me voor Nederland Hans, zo schrijf ik jou in het verre Indonesië. Dat wat Nederland de afgelopen dagen te zien gaf, zou dat passen in het vreedzame boeddhisme van Bali? Ik ga Bali niet romantiseren maar zou bij jou mogelijk zijn wat hier aan narigheid op straat plaatsvond? Zinloos geweld wordt bijna altijd voorafgegaan door zin in geweld, las ik in een gedicht.
Zijn wij in Nederland met onze tolerantie veel te ver doorgeschoten? Waren we ziende blind? Missen we politieke zwaargewichten? Missen we politieke en bestuurlijke geloofwaardigheden met die toeslagenaffaire als een extra kletsnatte ijskoude handdoek in de nek? Missen we ouderlijk gezag? Hangen we journalistiek nog vooral van op niets uitlopende praatprogramma’s aan elkaar? Bazelprogramma’s die steeds weer aantonen dat onze opinieleiders heel goed kunnen praten maar totaal niet naar anderen kunnen (en willen) luisteren? Programma’s die aantonen dat het een zwaktebod is je door een ander van diens gelijk te laten overtuigen? Zijn wij in Nederland een land geworden van welzijnswerkers en zielenknijpers, van polderen, van pappen en nathouden, en van onmacht? Zouden we in Nederland niet het operetteachtige toneelgezelschap van het koningshuis moeten afschaffen, wat ik overigens al vijftig jaar om heel andere (staatsrechtelijke) redenen vind, en zouden we daarvoor in de plaats niet beter af zijn met een milde dictator boven een premier met hooguit twee ambtstermijnen – een milde uitvoering van een dictator die een einde maakt aan het dagelijkse gelul en alle schijn gezelligheid in ons land? Na twee dagen komt onze koning ceremonieel een kijkje in Den Bosch nemen om er te schade te taxeren. Geen sterveling die daar iets aan heeft. Laat die klus wat geld doorschuiven naar de gedupeerde winkeliers of liever nog: de slachtoffers van de toeslagenmisdaad. Ik schaam me diep voor Nederland, Hans, als ik op de tv de Nederlandse binnensteden in oorlogsgebied zie veranderen en ondertussen een blik werp op Ellen die van dit alles gelukkig geen besef heeft. De doortastende burgemeester Jorritsma van Eindhoven zag deze week zijn binnenstad her en der als een fakkel branden en voorvoelde iets van een burgeroorlog. Hij zei het uit emotie. Begrijpelijke emotie. Onmiddellijk doken sommige zwakke journalisten op dat begrip burgeroorlog, gingen het ‘framen’, tot Jorritsma daar begrijpelijkerwijs gek van werd. En Wilders wilde het leger de straten insturen maar vergat even gemakshalve dat zijn debattechniek meermaals olie op het vuur is. Bij de GGD is het een beestenbende. Die wordt geleid door André Rouvoet, nu met baardje, in een vorig leven minister. Van gereformeerde huize, van de ChristenUnie. Bij Rouvoet zie je meteen een Zeeuws kerkkoor voor je. Niet de GGD en een gestroomlijnd prikbeleid. Daarin staan we op degraderen in Europa. Voor demonstraties tegen de coronarestricties inclusief de avondklok heeft de burgemeester van Apeldoorn het fabrieksterrein van Zwitsal vrijgegeven. Dat is dan wel weer humor. Moet trouwens voor Ellen Zwitsal kopen, realiseer ik me. De voorraad aanvullen. Land in de afgrond. Ja, ik schaam me. Wil het liefste weg uit Nederland. Ik schaam me. Ook tegenover bijvoorbeeld mijn vroegere adjunct en redactiechef Hans Goessens die een hele hoge standaard van beschaving had en die zich als journalist ook heel veel door ethiek liet leiden. Hans Goessens? Ja, over hem gaat deze bijdrage in de blogserie. Je voornaamgenoot leeft allang niet meer. Maar gisteren werd ik ineens weer met hem geconfronteerd. Ik schrok. Het deed me veel. Even verderop politiesirenes. Het gaat in deze aflevering gedeeltelijk over hem. Lees maar.
Maar eerst: mij trof als zeer plezierig dat je op Bali af en toe de moeite neemt, of meer dan dat, naar mijn blogs te kijken. En die te lezen. Fijn dat je me zo’n sterk geheugen toedicht. Want ojee, geheugenverlies, de ziekte van Alzheimer, ik heb er in het verpleeghuis te veel van gezien. Begrijp uit je mails dat je nog altijd enige interesse hebt behouden voor het honkbalverleden en aanverwanten. Er passeerden in je laatste mail veel namen. Veel namen van mensen die bij Ajax gehonkbald hadden, zoals ook jij. Ach ja Ajax: Martin Bremer ook. Kick Geudeker van de krant Sport en Sportwereld die later opging in het AD. Ik las als jochie elke maandag op weg naar school hun verslagen in de vitrines van een kiosk op de Vleutenseweg. Het waren korte lijntjes van de journalistiek naar het honkbal in de jaren ’60. Honkbal was populair bij journalisten. Denk ook aan Bob Spaak. Guus van der Heijden van het ANP en Blauw Wit die bondsvoorzitter werd. En een hele goeie. Theo Vleeshhouwer van het Vrije Volk en bondssecretaris. Journalisten en honkbal. Vooral in het Amsterdamse. Met name als het ging om clubs als Ajax en Blauw Wit. En VVGA met Hugo Walker. Voor mij waren de drie beste honkballers van Ajax de rijksgenoten Ruben Leysner, Ben Richardson en Roy Balinge. Die Balinge sloeg ooit eens in zijn eentje UVV helemaal de vernieling in. Elke hem toegeworpen bal veranderde in een homerun. Beangstigend als hij weer in het slagperk verscheen. Moet onze catcher Robbie Rijnders zich nog wel kunnen herinneren. En Jan van Ewijk ook. Die stond op het derde honk. Dat Ruben Leysner UVV verliet voor Ajax na afloop van het seizoen 1963 heb ik nooit kunnen verdragen. Daarom hem persoonlijk in 1972 teruggehaald. Noemden ze destijds ronselen. Heerlijke vrije tijdsbesteding was dat. Zat inmiddels bij UVV in het bestuur. Van heel vroeger bij Ajax herinner ik me ook nog vaag de Antilliaanse honkballer Hubert Naar. Zegt jou misschien wel niks. De grijze oudheid inderdaad. De duivel met een slaghout. Je noemde van mijn jeugdteam bij HMS Bernard Flohr. Je treft hem op facebook en hij is nu honkbalscheidsrechter op het hoogste niveau? Vertel me er meer over! Hij was mijn pitcher. Een Indische jongen. Ondoorgrondelijk en ook weer niet. Zijn vader reed nog wel eens met zijn roestige Volkswagen bestelbus mee naar uitwedstrijden. Totdat het minder verantwoord werd. Pa Flohr leek nog wel eens op goed geluk een kruising over te steken. Weet nog goed hoe bezorgd Ellen daarover was. En wie niet! Eigenlijk reed Bernard de bestelbus die naast zijn onzekere vader op de bijrijdersstoel zat. ‘Pappie, let op, van rechts komt een fietser.’ En: ‘Je moet de koppeling indrukken pappie’. Daar werden weleens grappen over gemaakt. Maar wat een fantastische mensen waren dat. Met het hele team hebben we eens bij de familie Flohr aan een rijsttafel gezeten. Bernard had een paar zussen, de ene nog mooier dan de andere. Doe Bernard Flohr mijn hartelijke groeten als je wilt. Hij had een streepje voor. Net als Theo Deuning en Etienne Rijnbergen. Ik vermoed dat ik dat nooit heb laten merken. Ik hoop dat eigenlijk ook. Het waren stille jongens, maar echte honkballiefhebbers. Ik kan al die namen van die jeugdspelers van veertig jaar geleden nog steeds opdreunen met hun rugnummer erbij. Bernard Flohr speelde onder nummer 12. Etienne onder 22. Theo Deuning onder 24. Een onvergetelijke tijd was dat. Met die jonge gasten in Parma. De schoolmeisjes van veertien stonden mijn spelers al ’s morgens bij het hotel op te wachten. Onvergetelijke tijd. Ellen zou het beamen. Ze was erbij als teammanager. Jij trouwens ook, realiseer ik me. Heb sinds mijn eigen website in 2016 diverse honkbalverhalen geschreven waarvan sommige ook in mijn boeken werden vervat. En via mijn boeken op de toonbank van drie filialen van de plaatselijke boekhandel hier belandden en vandaar weer bij een nog wat groter lezerspubliek. We hadden hier gedurende een paar jaar een krant die ‘De Oud-Utrechter’ heette. Een krant voor de nostalgisch ingestelde mens, zeg maar. Die krant nam met medeweten van mij sommige verhalen en mijmeringen integraal over. Soms opende de krant met een honkbalverhaal over vroeger en ging het artikel van de voorpagina door naar een pagina binnenin. Vriend en eindredacteur van mijn boekenreeks Jan van Ewijk weet er alles van.
Toen Ellen nog maar net écht ziek was geworden, zo’n twee/ drie jaar na de diagnoses zeg maar, toen waagde ik me aan een psycholoog. Ik wist me een emotionele jojo. Mijn levensgeluk glipte me als rul (of mul) zand door de vingers. Een psycholoog dus. Mijn huisarts was op voorhand benieuwd hoe dat zou uitpakken. Wat hij vermoedde, gebeurde ook. De rollen waren al in de tweede sessie omgedraaid. De psychologe lag op de bank te vertellen hoe zwaar haar leven was, en hoe opofferingsgezind ze zich telkenmale aan de natie toonde, en ik was voor haar het luisterend oor. Overdrijf ik? Nee Hans, ik overdrijf niet. Gekkenwerk natuurlijk. Ze had ook een hele rare opvatting over verantwoordelijkheid nemen, die psychologe. Dat moest je nooit van je medemens eisen, vond ze. Haar kinderen zaten op een sportvereniging. Ik weet even niet meer of het voetbal of hockey was. Doet er ook niet toe. Het merkwaardige schepsel, dat voor mijn psychologe moest doorgaan, vertelde dat in het team van haar kinderen niet alle ouders gehoor gaven aan de dringende oproep ook eens een enkele keer hun auto beschikbaar te stellen voor de uitwedstrijden. Ik moest vader Flohr afremmen, letterlijk zelfs, maar mijn psychologe daarentegen kwam bijna blijmoedig elke veertien dagen vervoer tekort voor uitwedstrijden. Daardoor was het strijk en zet dat mevrouw de psychologe altijd zelf met andermans kinderen en een volle tank benzine kriskras door de provincie Utrecht toerde. Ik tikte mijn voorhoofd aan. Verklaarde haar voor gek. Zei dat ik de kinderen niet meer mee zou nemen van ouders die alles aan een ander overlieten. Zei mijn psychologe dat je niet voor de consequenties moest weglopen als je je kinderen op een teamsport deed. De psychologe liet zich als sloof behandelen en leek daar nog trots op ook. Het gevoel dat ik zat aan te praten tegen het Oude en Nieuwe Testament bij elkaar. Al te goed is buurmans gek. Daar was ze het helemaal niet mee eens. Ze probeerde me op de mouw te spelden dat je niet mensen moest veroordelen die voortdurend hun snor drukten als je de helpende hand verwachtte en ook verdiende. En dat was nu juist waarover ik zoveel verdriet had. Ik ben toen gestopt met die flauwekul. Ik ben veel te zelfstandig en eigengereid. Nee, ik schrap het woord eigengereid. Het is zelfbewust.
Ik denk nog heel af en toe aan die maffe psychologe terug. Zoals deze dagen als ik straattuig de Nederlandse steden kort en klein zie slaan omdat ze tegen een avondklok zeggen te zijn. Het zou me niet verbazen als die psychologe uit 2014, of wanneer was het precies, nu urenlang zou kunnen psychologiseren over de psyche van jongeren die je Covid-19 nu eenmaal niet kunt aandoen. Laat staan een lockdown. Laat staan beperkingen om van een dodelijk virus af te komen als een avondklok. In elk geval bracht die ervaring met die psychologe me terug bij de werkelijkheid en bij mijn eigen innerlijke kracht: mijn karakter en drang naar zelfredzaamheid. Ik pakte de draad met schrijven weer op en begon aan mijn boeken en blogs. Met een omweg met dit alles naar je vraag hoe het ermee staat. Nou zo. Roerige tijden. Niet zozeer door Ellen maar de atmosfeer in Nederland. Moet ineens denken aan het nieuws van gisteren op mijn autoradio. Er tekende zich meteen weer een nieuw blog af vol verontwaardiging. Ergens in Nederland werd een jongen van 17 tot twee jaar jeugddetentie en tbs veroordeeld wegens het doodsteken van zijn ex-vriendinnetje van 15. De advocaat van die jongen van 17 had de rechter proberen wijs te maken dat zijn cliënt uit zelfverdediging had gehandeld. De rechter geloofde daar geen barst van. Natuurlijk niet. Eigenlijk vind ik dat een advocaat die met zulke lulkoek op de proppen komt een berisping van de Deken der Advocatuur verdient. Plus een aantekening dat, bij herhaling van dit soort ondermijnende verdedigingstactiek, hij wordt geschorst. Hoe kom ik van die psychologe op die advocaat? Simpel: dingen recht praten die zo krom zijn als een hoepel. Je zal als ouders maar eens je dochter van 15 verliezen omdat ze door messteken naar een andere wereld is geholpen. Ik zat me in de auto te verbijten om die advocaat. Ik had het er even later met een zekere Annelies van 33 over. Zij en haar toenmalige vriendje Ivo hielp ik als hun docent journalistiek aan werk op de redactie van de Surinaamse krant De Ware Tijd waarvan ik toen mentor was. Ze waren toen beiden 21, dus dat is alweer even geleden. Annelies is altijd contact blijven houden. Ze is heel artistiek. Ze is een heel goeie fotografe. Eén keer per maand maken we een wandeling door Amsterdam. Onze nieuwe hobby is over een begraafplaats dwalen. Ik zou er nooit opgekomen zijn om dit als verzetje te kiezen maar ineens stonden wij vorig jaar bij het graf van Annie M.G. Schmidt en Wubbo Ockels en dat smaakte naar meer. Ook gisteren voorbij de Amsterdamse rechtbank aan de Jan Roeskestraat, vernoemd naar een dirigent en koorleider, liepen we over een begraafplaats. We waren net de Van Rossems. Maarten van Rossem en zijn broer en zijn zus. Maar dan wij met z’n tweeën. Als de Van Rossems dus. Zeggen die mensen jou iets op Bali? Net buiten de begraafplaats politiesurveillance om de rechtbank nog wat extra scherp in de gaten te houden. Nooit geweten hoe apart het is de tekst op grafstenen te bestuderen. Iemand werd op zijn grafsteen bedankt dat hij af en toe hulp had verleend. Ik dacht meteen: dus meestal niet. Dat wordt hem nog even aangewreven. Want waarom anders zo benadrukt. We hadden het ook over die advocaat van de jongen van 17 en het dodelijke slachtoffer van 15. Het zal je dochter maar zijn. Annelies reageerde heel pragmatisch. Ze vond het maar wát gelukkig dat er nog rechters bestonden die niet in prietpraat geloofden. Het kwam erop neer dat we lang genoeg meer oog hadden gehad voor de daders dan voor hun slachtoffers en de nabestaanden. Inderdaad: achter elke dader een aan zijn portemonnee verslaafde advocaat en een hele batterij welzijnswerkers. Bah. Als je als advocaat maar bekend bent, hoe doet er kennelijk niet toe.
En toen ineens stond ik stil bij een graf met daarop de naam Goessens. In een bochtje van de begraafplaats dat graf. Onder een bladerloze zwijgende boom. Goessens? Het was een echtpaar met daaronder een aparte steen voor hun overleden zoon. En verdomme: dat was Hans Goessens, die zoon, in 1948 geboren, en in februari 2002 overleden, negentien jaar geleden alweer. Op de dag van zijn begrafenis stond ik met Taco Slagter (ook UN) les te geven aan de Erasmus. Ik herinner het me als de dag van gisteren. En gisteren is inmiddels negentien jaar geleden. Negentien jaar alweer! Ik heb Hans Goessens heel goed gekend. Dat gold ook voor Ellen. Ook zij kon goed opschieten met deze van huis uit historicus. Hans Goessens is een paar keer bij ons thuis geweest in ons vorige huis in Vleuten. Haring aten we, veel haring met zuur en ui. Samen met hem eens bij een boekpresentatie (boek over prins Claus) dronken geworden van buitengewoon onschuldige bubbelwijn uit Spanje. Dat was de eerste keer dat Ellen mij zag in het schemergebied van aangeschoten en bezopen, en ook meteen de laatste keer. Want ze sprak mij zeer vermanend toe. Om haar te bewijzen dat ik helemaal niet dronken was klauterde ik op een smal gemeentelijk ijzeren hekje bij ons huis. Viel met mijn zatte kop in een rozenstruik met vlijmscherpe doorns en ze – mijn wettige echtgenote! – liep door en liet me gewoon liggen. Begreep later dat Hans Goessens al niet anders was thuisgekomen. Hij was mijn adjunct-hoofdredacteur in misschien wel mijn mooiste episode in de dagbladjournalistiek. Namelijk de jaren negentig toen ik van Het Parool naar het Utrechts Nieuwsblad van prof. drs. Max Snijders verhuisde en daar chef buitenland werd. Hans Goessens was als adjunct ook tevens redactiechef. Hij leidde de dagelijkse vergaderingen, deelde de krant in, en had de finale stem in de nieuwskeuzes. Chef van de parlementaire redactie van de Volkskrant was hij geweest. Met hem, Hans Goessens, opgegroeid bij de Volkskrant, ooit in het onderwijs begonnen, zoon van een winkelier als ik me niet vergis, heb ik vele jaren, dag in dag uit, geweldig samengewerkt. We hadden dezelfde instelling. De opgestroopte mouwen. Liefde voor het vak. We botsten ook wel eens, meer dan eens, maar nooit voor lang.
Ineens werd alles anders bij het UN. Alsof er een pikzwart gordijn om ons heen werd dichtgetrokken met een geraffineerd koord. Een koord dat vervolgens strak om ons nek werd gesnoerd. Max Snijders ging na 27 jaar hoofdredacteur te zijn geweest met pensioen. Het UN kwam in handen van Wegener dat heel andere ideeën over de journalistiek en de lezer had dan ik met Snijders en daarvoor altijd gewend was geweest. Er kwam een fusie met de Amersfoortse Courant. De lezer heette geen lezer meer maar voortaan consument naar het woordgebruik van een bierbrouwerij en supermarkt. Ik was ook niet langer meer chef buitenland maar chef verwegistan. Goessens verhuisde naar Limburg. Hij werd in Heerlen hoofdredacteur van het Limburgs Dagblad. Hij zocht een chef voor de redactie binnenland en buitenland. Hij wilde me graag hebben. Ik onderging een medische keuring in Heerlen. Ellen was erbij. We zaten het aansluitende weekend in een hotel in Landgraaf. De herenboerderij Winselerhof, ik weet het weer. Prachtig gelegen te midden van natuurschoon. In het weekend gingen Ellen en ik op huizenjacht. We zochten een huis in de buurt van de spoorlijn naar de Randstad. Want Ellen wilde niet volledig weg uit het onderwijs in Utrecht. Ik zie ons nog door Sittard dwalen. En door Geleen. Het liep tegen Kerst. Het viel ons op dat we niets van Hans Goessens hoorden. Hij wist toch immers dat we voor meerdere dagen in de buurt waren. En hij wilde me zo graag op zijn redactie. In Landgraaf besloten we ’s nachts om drie uur dat we niet naar Zuid-Limburg zouden gaan verhuizen. We zouden de boel afblazen. Een paar dagen later werden we door iemand van de redactie van het Limburgs Dagblad gebeld. Hans Goessens was ziek, hij had darmkanker, hij meed elk contact, met nagenoeg iedereen. Het moment van die mededeling staat me nog glashelder voor ogen. Ik heb Hans Goessens daarna nog twee keer bezocht bij hem thuis in Nuth. Europalaan of zoiets, een witte bungalow. Een leeftijdgenoot, doodziek, en beroofd van zijn illusies en van alle verdere perspectieven. En toen ineens gisteren stond ik aan zijn graf. De koude rillingen liepen over mijn rug. Alle chefs van de deelredacties van het UN vielen rechtstreeks onder de hoofdredactie en hadden in adjunct Hans Goessens hun eigen chef. Met hem beleefde ik de val van de Berlijnse Muur, de verdere omwentelingen in Europa zoals in Praag met Dubcek en Havel, de executie in Boekarest van Ceausescu en zijn ongeletterde vrouw met twintig of meer eredoctoraten, de eerste Golfoorlog tussen Bush sr. en Saddam Hoessein, de puisterige generaal Noriega in Panama die de VS uitdaagde, de Balkanoorlog, enzovoorts en zo verder. Dag en nacht op de krant. Werken en nog eens werken. Van die tijd had het UN later in de jaren negentig moeten leren dat je nooit een redacties buitenland en economie hun zelfstandigheid moest ontnemen. Het gebeurde wel. Een kantelpunt.
Als gezegd Hans, erg leuk dat je af en toe een greep doet naar mijn blogs. Die over de sport en het honkbal zullen je het meest interesseren. Ondertussen is het een fiks aantal, die blogs. Voor het honkbal verwijs ik je naar de verhalen van juli 2018 en van september-november 2018. En mei 2016. Als een vlammenwerper haalde hij zijn gram. Dat artikel gaat over Peter Terstall die net als Hans Goessens, en mijn vader, maar 53 werd. Geen leeftijd om dood te gaan. Aan Peter Terstall van UVV bewaar ik hele mooie herinneringen zoals ik die ook ten aanzien van Hans Goessens heb proberen te beschrijven. Ik mis ze als ik aan ze terugdenk. Ik weet niet of het door mijn eigen persoonlijke omstandigheden komt dat ik snel ontroerd raak. Ik begon mijn mail met Joe Biden. En met Amanda Gorman. Schreef je al eerder over ouders van een buurjongen die ons hun familiehuis aanboden voor de verjaardag in maart van Ellen. En de verzorgenden Diana en Trudy die voorstelden samen mee te gaan naar Mussel in Groningen om Ellen met iets van een vakantiegevoel een verjaardag te laten vieren waarvan we niet hadden gedacht, en durfden dromen, dat ze die zou halen. Het is nog steeds afwachten, maar toch. Creëer je eigen perspectieven! Na afloop van mijn wandeling over de begraafplaats gister en nog een bezichtiging van de vele architectuur van de Fred Roeskestraat in Amsterdam-Buitenveldert reed ik terug naar huis. Verlangde alweer naar Ellen. Wist dat ik niet in een leeg huis terecht zou komen. En dacht: hoe bestaat het dat straattuig de boel kort en klein slaat en overgaat tot het plunderen van winkels. Moeten we ons niet schamen tegenover al die mensen die ziek zijn geworden en nog zo graag een beetje meer dan weinig van het leven zouden willen genieten. Of hadden willen genieten maar iets meer dan een half leven vergund was. Moeten we ons niet schamen voor mensen die nog maar 52 waren en toen stierven. Schamen voor de rechtschapen en immer hulpvaardige Peter Terstall die vocht voor zijn leven met Ria en zijn drie puberdochters en Hans Goessens die vocht voor zijn leven met Mimi Scholten en hun twee puberzoons. En mijn vader ook die mijn arme moeder in ontsteltenis achterliet. Moeten we ons ook niet schamen tegenover al die gezinnen die vader of moeder ’s avonds de deur uit zien gaan omdat die bij de politie werkt en zich de bange vraag stellen of vader of moeder wel weer heelhuids terugkomt?!
Nee, zo’n gelukkig jaar 2021 is het helaas niet. Maar als ik mijn oud-collega aan de academie voor journalistiek Jeannette Klusman volg dan rekenen we vanaf 20 januari en zijn we nog maar een week bezig. Dat biedt hoop.