Hallo Johan! Zo te zien wordt je artikel ook in de a.s. editie niet geplaatst: De Oud-Utrechter opent deze keer met een verhaal van Peter Velo over de omgeving van het Zandpad in Utrecht. Verder in deze krant onder andere: Koos van Schaik die vertelt over Utrechts carnaval van vroeger een interview van Jan Jansen met Mies Kroese over één van de chicste huizen van Utrecht dat ooit door de armste weesjongens werd bewoond, een grappig verhaal over etalagepoppen, een bijdrage van Bep Sturkenboom over uitgaan in Utrecht, een prachtverhaal van Rob van den Hurk over een dode goudvis aan de Vecht en weer een leuke aflevering van ‘Geluksvogels’ over de kantoorbelevenissen van Clasien Calboo-Heide. Kortom: weer een nummer dat de moeite van het lezen meer dan waard is! Halen maar weer die krant! Donderdag a.s. om 16.00 uur bij jullie? Is reserveren bij v.d. Valk nodig? Groet, ook aan Ellen. Jan van Ewijk.
Ha Jan. Bij het eerste kopje koffie deze ochtend even een korte reactie:
Clasien Calboo-Heide, ik lig hier bulderend van de lach over mijn bureau! Dat is Koot & Bie. En de dag moet nog beginnen. Hoe bedenk je dit! Ben je niet in de war? Keek gister naar een programma dat meldde dat het bij één op de vier Nederlanders in de bovenkamer niet meer klopt. Je levert me bouwstenen voor een nieuw blog. Alleen al daarvoor veel dank. Maar wel slordig van die redacteur, die Peter, natuurlijk. Als het klopt tenminste. Eerst eind oktober, toen 14 november, toen 28 november. Beloven en niet zijn toezegging nakomen. Daarna nog een keer beloven en weer niet doen wat hij toezegt. Ik zal hem eens vragen of ik ook zonder publicatie die beloofde drieduizend euro tegemoet kan zien. Want je kent het tarief toch? Drie euro per woord. Maar je merkt terecht op: de onderwerpen van deze week zijn stuk voor stuk duizelingwekkend goed. Scoops. Daar leggen wij het natuurlijk weer tegen af. Maar misschien is er voor ons toch nog een klein gaatje gevonden. Ik was zo-even al naar de Jumbo voor een krantje, maar die Jumbo bleek om half zeven nog gesloten. Niettemin al een lange rij ongeduldige lezers daar voor de deur bij die winkel. Ik heb al mijn hele leven iets met goudvissen. Onbedwingbaar is dat. Tast dan altijd meteen naar mijn gulp. Ik zal niet verder gaan met deze ontboezeming. Want het zou me gemakkelijk bij een equivalent van #metoo kunnen brengen. Clasien Calboo-Heide. Denk er het permanentje bij. Spruitjeslucht. Plissérok. Mephisto’s met extra steunzolen en verhoogde hak. Het werkt nu al op mijn lachspieren. Het is karikaturaal. Moet je er maar geen Koot & Bie act van maken op de vroege morgen Jan! Misschien moeten wij ons interview actualiseren. Zeker als onze negentigjarige Henk de Kerst niet haalt. Dan lijkt mij een dubbelinterview met Clasien Calboo-Heide en jou een schitterende opening krant. Ik weet nog niet waar het over moet gaan, beetje kerstgedachte, maar op voorhand belooft het een kaskraker te zullen worden. Jij kunt waarschijnlijk ook het één en ander vertellen over het kantoorleven eertijds. Misschien heeft Clasien Calboo-Heide wel ooit een blauwe maandag gesoftbald. Of er stiekem naar gekeken. Weet jij dat toevallig? Clasien Calboo-Heide: heerlijke naam. Gaat veel gezag vanuit. Geluksvogels en kantoorleven, dat lijkt me overigens toch vooral de onvervalste tegenstrijdigheid. Die goudvissen waar de Oud-Utrechter op inzoomt. Je haalt veel bij me naar boven. Ik ben ooit voor een paar maanden interim-chef (crisismanager) in Gouda geweest. Ik moest orde op zaken stellen op de redactie van de Rijn & Gouwe. Ik kwam er al gauw achter dat er ergens anders orde op zaken moest worden gesteld. Namelijk binnen de hoofdredactie. Maar dit terzijde. In die tijd in Gouda heb ik ook zelf een aantal verhalen geschreven. Eén daarvan betrof een straat (achter de sportvereniging ONA als ik me nog goed herinner) tijdens een EK-voetbal, of WK, dat weet ik niet meer, maar die buurt kon zó mee als één van de meest versierde van Nederland. Het zag compleet oranje voor je ogen. Nooit meer zoiets meegemaakt. En nou komt het. Op alle vensterbanken in die straat stond een vissenkom en daarin zwommen goudvissen rond. Bij één van de buurtbewoners nam ik een kop koffie voor mijn verhaal. Ik wijs naar die goudvissen, zegt de bewoner: ‘Ze hebben ook een naam. De ene heet Cocu en de andere De Boer.’ Ik vroeg of hij die twee goudvissen uit elkaar kon houden? Dat kon hij. ‘Loop maar mee’, zei hij. Wij naar die vensterbank. ‘Kijk’, zei hij, ‘zie jij dat puntje daar op die ene goudvis?’ Ik moest heel scherp kijken, maar ik zag inderdaad een puntje. Nou, dat was nou Cocu. En toen vertelde hij me iets werkelijk verbijsterends. Lees de Rijn & Gouwe van destijds er maar op na. Hij had De Boer net aangeschaft in de dierenwinkel. Waarom? Omdat hij uit woede om een keepersblundertje de zielige Hans van Breukelen uit de kom had gevist met een theezeefje en vervolgens met een slok bier naar binnen had gewerkt. Enfin, dat EK of WK is nog volop aan de gang en één van de redacteuren neemt mij in Gouda mee naar een café bij de Markt. Blijkt het daar tijdens een EK of WK heel gewoon te zijn om een pilsje met een goudvis te bestellen. Zo’n goudvis diende als hartigheid bij je borreltje. Het is dat ik het met eigen ogen heb gezien! Ik had het anders niet geloofd. Ik wist al dat Gouda een hele rare stad. Woonde staatssecretaris Aad Kosto daar niet, de man wiens huis ze later nog in de fik staken? Hij kon nog net zijn lieve kat redden, legendarische foto. Maar die goudvissen… Op een gegeven moment, geloof het of niet, kwam er een plaatselijke verordening dat de horeca geen goudvissen meer ter consumptie mocht aanbieden. Het liep uit de hand met die goudvissen. Achter de bar hadden ze joekels van plastic zakken waar die beestjes in rond zwommen. Een soort coffeeshop maar dan anders. Er zullen mensen zijn die zeggen: je kletst uit je nek, maar het is echt allemaal waar. Gouda leverde me krankzinnige weken op. Ik weet nog dat de hoofdredacteur mij vanuit Alphen aan den Rijn meenam naar Gouda om met mijn nieuwe onderdanen voor het eerst kennis te maken. Hij zet stoer een stap over de drempel van het redactiekantoor in zo’n steegje, had toch maar mooi de chef nieuwsdienst van Het Journaal gestrikt, en krijgt een vuurrood hoofd van woede. Waar je ook keek, lege flessen wijn, louter lege flessen. Ik lag in een deuk. Die flessen moesten onmiddellijk naar de glasbak en er mocht nooit meer een fles wijn op de redactie worden gesignaleerd. Dat heeft twee dagen geduurd. Die redactie functioneerde al dan niet op wijn honderd keer beter dan die hoofdredacteur op zijn pickwickthee. Toen ik daar in Gouda zogezegd het bed had opgeschud door alles bij het oude te laten, kregen Ellen en ik een geweldig afscheid met een barbecue en cadeaus (o.m. twee goudvissen in een kom) die echt op de achterbank van onze auto moesten worden opgestapeld. Met Ellen ging ik toentertijd ook in mijn vrije tijd nog wel eens naar Gouda. Om er te winkelen. Die thermoskan voor de LavAzza hier vlak voor mijn neus komt nog uit Gouda. Maar zodra het donker werd moest je uit dat schilderachtige binnenstadje weg zijn. Johan Derksen had het er laatst op tv ook over. Aan het eind van de koopavond werden de winkelmeisjes met speciale busjes naar het station gereden en daar veilig afgezet. Hebben we toen nog een reportage over gemaakt. Het is daar de gekste journalistieke baan geweest die ik ooit heb gehad, maar in zekere zin ook één van de leukste. We moesten met zes man elke dag vier pagina’s Goudse editie vullen. Dat kon helemaal niet, maar het lukte wel. Simpelweg door alles wat je al had gezegd in je artikel nog maar eens te herhalen. ‘Zoals al drie keer eerder opgemerkt beste lezer, maar voor u nog een keer…’ Zo kletsmajoorden we die pagina’s vol, elke dag opnieuw. Desnoods ook bliezen we de foto’s op tot abnormale grootte. Maar ja, onze staffotograaf had last van trillende handen, dat wist heel Gouda, en zeker de Goudse horeca. Als het echt niet meer ging, lieten we zijn vrouw de foto’s maken. Het was het betere stampwerk. Snap jij dat die redactie aan de alcohol was? Die krant werd in een roes gemaakt. Kon niet anders. Werkdagen van negen tot negen, van een cao hadden ze daar nog nooit gehoord. Je leerde er relativeren, jezelf vooral ook, en alles om je heen niet al te serieus te nemen. Elke dag onderweg naar de Rijn & Gouwe bad ik in de trein dat er maar niemand ziek zou zijn. Het was slavenarbeid. Maar voor de beginnende redacteuren ook een geweldige leerschool. Er werd heel veel van hun creativiteit en doorzettingsvermogen gevraagd. Daar mocht best dagelijks een goeie fles wijn tegenover staan. Die bleven dus met kratten tegelijk het redactiehol binnenkomen. De slijter van om de hoek kwam ze persoonlijk afleveren. Op de redactie zat ook ene Bart, een bioloog van 25. Een quasi intellectueel. Hij was verantwoordelijk voor Schoonhoven en een hele boel plaatsen in een wijde boog daar omheen. Barts grootste verdienste zat niet zozeer in zijn pennenvrucht, alhoewel hij ook heel verdienstelijk regels kon kakken, net als iedereen, maar zijn grootste verdienste school hem in de schoonheid van zijn vriendin Inez met wie hij samenwoonde. Inez was een soort Ellen op pumps en gekleed naar het romantische hart van Yves Saint Laurant. Ze werkte bij de uitgevers van Wolters-Kluwer. Of gewoon Kluwer, dat weet ik niet meer. Bart had thuis niet veel in te brengen. Inez bepaalde wanneer hij kookbeurt had en dan had hij maar op tijd thuis te zijn. We waren allemaal zo bang dat het Bart zijn verkering met die spetter zou kosten dat we hem voor zijn kookbeurt maar op tijd naar huis lieten gaan. Op voorwaarde dat hij extra weekenddiensten voor ons draaide. Na zijn kookbeurt kwam Bart terug op de redactie met voor ons de etensrestjes. Dat vond Inez goed. Jaren later heb ik voor die Bart nog eens journalistieke workshops gegeven in Doorn. Hij had zich intussen via Schoonhoven aardig opgewerkt in ons vak. Vergat in Doorn naar Inez te vragen, of het nog aan was en zo. Jammer. Hoe kom ik zo ineens over dat maffe Gouda te spreken? Oh ja, door Rob van den Hurk die ons met een dooie goudvis in De Oud-Utrechter meeneemt naar de Vecht. Misschien hadden de artikelen van Peter Velo over het Zandpad en Rob van den Hurk over de dooie goudvis in de Vecht in elkaar gevlochten kunnen worden. Ik zal daar Peter van De Oud-Utrechter vandaag even op wijzen. Goudvissen wilden vroeger door al die volle condooms in de Vecht ter hoogte van het Zandpad nog wel eens vroegtijdig en zelfs op jeugdige leeftijd het loodje leggen. Wat is een vriendelijker dood voor een goudvis Jan? In de Vecht temidden van volle condooms of in een Goudse kroeg bij een pilsje? Maar alle gekheid op een stokje: die Oud-Utrechter is een leuk gratis krantje hoor. Ik ben er prachtige verhalen uit de oude doos in tegengekomen. Over Lombok, om maar eens wat te noemen. Ik heb Taco gesuggereerd anekdotes over zijn tijd bij het UN op te schrijven en die aan Peter aan te bieden. Die krant doet je immers zwelgen in nostalgie. Taco is in een grijs verleden begonnen als presentator van een televisiekanaal van het Utrechts Nieuwsblad. Hij zond uit vanaf de planken van een verder lege winkeletalage op Hoog Catharijne. Zeg maar een soort raamprostitutie met stropdas voor. Ze hebben er ook eens per ongeluk de verkeerde band gestart. Moet je maar eens aan Taco vragen. Heel Hoog Catharijne genoot een half uurtje mee van onvervalste porno. Voor het grote televisiescherm bij V & D zag het zwart van de kijkers. Dat gebeurde anders nooit. Ze hebben het jaren en jaren voor hoofdredacteur Max Snijders verzwegen kunnen houden. Ik stop. Ik zie je donderdag. Kom maar eerst hierheen. Daarna eten bij Toos en haar familie. Reserveer maar uit voorzorg. De keren dat ik er met Ellen kwam, was het er meestal behoorlijk druk. Om niet te zeggen stampvol. En dat was dan doordeweeks. Gegroet, en tot horens weer. Johan.
Jan van Ewijk had net even te vroeg gemopperd.: Johan! Hoho! Foutje. Dat van Clasien c.s. was kennelijk nog de tekst van het vorige nummer. Je artikel staat er wel in. Het huis van Aad Kosto stond overigens in Grootschermer. Ik reserveer bij Valk. Jan.
Johan, mooi stukje van je in de Oud-Utrechter over het honkbal van UVV en Henk Ferwerda. De laatste jaren zat ik altijd achter hem op de tribune op de Paperclip en dan gaf ik commentaar en deed verslag van de wedstrijd. Cees Hiele kwam voor zijn overlijden de laatste jaren ook nog kijken en die zat dan naast Henk. Leuk, want Cees was toen al een beetje de weg kwijt en vroeg steeds wie er nu weer aan slag was. Zou je mij misschien het telefoonnummer van Henk kunnen geven, dan zal ik hem nog eens bellen. Verder de groeten van het andere geinponem naast Van Bavel – wij leidden toen het beruchte 4e honkbalteam tezamen met Cas Davids. Wouter Baars.
Maar in ieder geval hebben wij de herinneringen en foto’s nog!