Het eerste dat me in Valkenburg opviel was de stilte. Een beklemmende stilte. Alsof je de stilte kon aanraken. Een stilte die de maar heel langzaam weer opdrogende mergelmuren uitwasemden. En dat terwijl de vrachtwagens met stampvolle afvalcontainers af en aan reden. Hoeveel waren het er wel niet? Veel. Je zag ze bij bosjes. Bedrijvigheid met hangende Limburgse schouders. De ene afvalcontainer na de andere die werd afgevoerd. Op volle toeren draaiende dieselmotoren. Maar het was anders, het was anders dan anders. Het voltrok zich allemaal bijna geluidloos. Dit was de stilte van een omgeving die zijn wonden likte. Het bloedde nog na. De ramp waarvan de sporen nog altijd te zien waren. Valkenburg als offerande aan zijn rivier, een romantisch beekje normaal gesproken. Meer dan 550 miljoen schade door het overstromen van die anders zo lieflijke Geul, zo hoorde ik onderweg op de radio. Ruim 700 gezinnen ontheemd. Voor het gemak x 2 of x 3. Kom je snel aan 2000 Valkenburgers die hun huis voorlopig of misschien zelfs wel voorgoed kwijt waren. De verzekeraars temperen optimisme. Veel evacuees kunnen pas met kerst hun huis weer in. Het Einde der Tijden. Je zou er bijna weer eens de Bijbel voor ter hand nemen. In Valkenburg ontmoette ik verslagen mensen. Aangeslagen mensen ook die hondsmoe waren. De stroomstoot van de dagen ervoor was uitgewerkt. Die aardedonkere dagen waren apocalyptisch. Nu volgde de klap. Voor die klap, de reactie op een reactie en een reactie daar weer op, was nog niet eens tijd geweest. De mentale klap moest nog komen. Berusting. Ongeloof. Nog steeds ongeloof. Hoe had die Geul de Valkenburgers dit kunnen aandoen. Je las het af van de gezichten. Waar met opruimen te beginnen, in godsnaam waar? Een gelaten stemming. Had de moed niet er een foto van te maken. Vond dat ook ongepast, leek me heel onfatsoenlijk. Wilde niet voor ramptoerist worden aangezien. Was dat ook niet. Nee per se niet. Ramptoeristen: daarover zou me later ook een opmerkelijk verhaal worden verteld. Meerdere opmerkelijke verhalen zou ik te horen krijgen, maar één ervan sprong er wel heel erg uit. Valkenburgers, want die waren er ook, die uit hun eigen ellende een slaatje probeerden te slaan. Het kon verkeren. Straten waren afgezet. Afvalcontainers bleven af en aan rijden met mannen van de gemeente en van allerhande bedrijven in oranje hesjes. Op de stoepranden huisraad. Matrassen en bedden en gordijnen en koelkasten en bankstellen en kinderspeelgoed en verzin het verder maar, het lag of stond er allemaal. De zon scheen inmiddels weer volop en de Geul was weer tot bedaren gekomen en hield zich ook verder koest. Sommige straten en ommuurde steegjes mocht je alleen maar in met een blauw armbandje. Ik had er geen. Maar omdat ik maandelijks in Valkenburg was, en de persoon die op wacht stond meende me te herkennen, mocht ik door. Nou even dan. Toch maar niet. Toen het water vorige week in de nachtelijke misère uren zijn hoogste stand had bereikt, waren er nog heel wat toeristen in de verschillende hotels. En als je die verhalen hoorde… En ik zou ze horen, van meerdere hoteliers. Ook de verhalen over de egoïstische dombo’s onder de vakantievierders. Want ja, vakantie was vakantie en had die Geul nou niet even kunnen wachten. Was er nog met veel pijn en moeite van ergens ver weg wat brood en beleg voor die hotelgasten in het rampgebied gescoord, begonnen sommigen te zeiken dat ze liever ander brood wilden, met gluten, of zonder gluten, en of er ook een klein glazen schaaltje met een paar lepels honing, ook nog eens een bepaalde honing van een bijzonder merk, bij de thee konden worden neergezet. De hoteliers deden alsof ze een kletsnatte handdoek aan het uitwringen waren. Sommige toeristen maakten agressief. Ze waren rijp voor een verwurging. Had het maar gedaan. Afgelopen donderdagavond met Moni van hotel Janssen gegeten aan de eveneens weer tot rust gekomen Maas in Eijsden. Vanaf het Griekse hotel-restaurant Hestia (beslist een aanbeveling waard dat Hestia) de Diepstraat met zijn kinderhoofdjes als bestrating af naar de Maas is het daar in retrospectief net Wim Sonneveld en het Tuinpad. Je loopt door een schilderij van vroeger. Schitterend panorama en een formidabel goeie uitspanning Oan ’t Bat op gebeitste vlonders. In Eijsden geen spoor van wat de binnenste ring van Valkenburg te zien gaf na de catastrofe. Moni hoofdschuddend richting de Maas: ‘Wat was ik hier aan toe zeg na zo’n bizarre week. Ik ben gesloopt. Eigenlijk realiseren we ons allemaal nog steeds niet wat ons is overkomen. We zagen het water. Het water kwam. Het kwam in golven. Als een golfslagbad. Er viel niet tegen op te boksen. Het water won.’ Water, veel water, overal water. Moni: van het ontbijt en de receptie in mijn vaste hotel in Valkenburg, een vrouw bij wie de adrenaline van de eerste dagen tijdens de hoogste alarmfase leek uitgewerkt. Ze oogde verdoofd. Dat niet alleen, ze leek in die paar dagen ook welhaast tien kilo afgevallen, en ze is van nature al heel slank. En ze zag witjes. Van haar hotel, of beter gezegd dat van haar zoon en schoondochter, is de onderste verdieping naar de Filistijnen door 1.90 meter lössbruin Geulwater. Naar de Filistijnen de ontbijtzaal, de woning erachter, en de tuin daar weer achter. Naar de knoppen. Die tuin, oh die tuin ook, een woestenij nu de zaak opdroogde in het vriendelijke zonnetje. Overal een grondlucht. Vrees voor stankoverlast, ongedierte, ratten ook. Het begon al te meuren. Een temperatuur die weer opklom naar 27 graden. Windstil. Geen zuchtje wind en benauwd. Eerst dat virus, dat verschrikkelijke virus, eerst die onzichtbare corona, eerst alle beperkingen met tot tweemaal toe een lockdown met onvoorstelbare verliezen voor de horeca, en dan nu die overstroming, die afgrijselijke vloedgolf na de gesel van vele onvoorstelbare plensbuien. De sluizen stonden open en waren niet dicht te krijgen. De Valkenburgers liepen hun verzekeringspapieren na voor zover ze die nog konden vinden. In Valkenburg haalde de buurvrouw van Hotel Janssen met een diepe zucht haar schouders op. Nooit eerder meegemaakt meneer. Niet in geen vijftig jaar. Langer niet dan een halve eeuw. Nog nooit eerder deze aanblik. Ze had me vaker bij de familie Janssen gezien en wat bracht mij nu hier? Ik vertelde van Ellen. Een paar trefwoorden slechts. Over haar parkinson. Over onze steun en toeverlaat Diana die nu bij mijn geliefde was. Over mantelzorgverlof. Over een maandelijks terugkerend adresje in Zuid-Limburg dat Hotel Janssen geworden was, anderhalf jaar geleden, en eigenlijk bij toeval. En als de buurvrouw van Hotel Janssen dit zo hoorde dan was de schade aan haar woning toch eigenlijk maar iets materieels, of niet soms? Nou nee, welnee, daarmee deed ze zichzelf behoorlijk tekort. Ze zette nog maar weer eens een paar vuilniszakken aan de stoeprand. Een schouderophalen en even zwaaien naar een bekende. Verderop vertelde iemand dat ze haar fotoalbums van vroeger kwijt was. Het album met de foto’s van haar kinderen vroeger. Verzwolgen door het water. Meegevoerd met het water. Waarnaar toe? Ergens naartoe. Van veel had ze makkelijk afstand kunnen doen, maar niet van die fotoalbums, dat was uiterst pijnlijk. Alsof de geschiedenis, haar geschiedenis, door de Geul was uitgewist. Triplex schotten voor ramen en garages. De Dr. Erensstraat, de Molenstraat met aan de gevel het ongetwijfeld uit Frankrijk mee gejatte naambordje ‘Rue de Moulin’. Moest dat niet Rue du Moulin zijn, niet de maar du, met een u dus, stond ik daar op die hoek te zeveren. In deze omstandigheden nog de Fransen verbeteren ook in hun eigen taal. Dat moest ik later maar niet opschrijven in mijn blog. De Lindenlaan met de traiteur. De winkel stond al weer vol klanten. De schoenwinkel annex schoenmaker. De Hema en Het Kruidvat aan de Passage, ze gingen weer langzaam open, maar nog niet naar normaal. Het Casino Hotel. Ook hier hield het onbedwingbare water huis. Mijn vaste Indonesische eettentje schuil achter Heras hekwerk met gaasdoek. De Geul ja, die onbedaarlijke Geul, dat stroompje, op mijn vaste kamer 3 in Hotel Janssen zowat een vertrouwde huisvriend altijd die Geul. Je hoorde altijd het rustgevende gekabbel over een afstand van pakweg tweehonderd meter. Zachter nog dan het zachtste fonteintje. Je viel er vredig bij in slaap. Maar o wee. Ineens een monster, een afschuwelijke veelvraat, een woesteling die een brug in de Wilhelminalaan nabij mijn zonnestudio deed instorten met auto’s en al. Auto’s die schuitjes werden en die dobberden op het water. Tot aan de raampjes in het water kwamen ze voorbij toen de nood het hoogst was. In de nood leer je je vrienden kennen. In de nood willen mensen nog wel eens hun masker afwerpen. Zoals die gehaaide man die bedacht dat hij met de ramp een leuk centje kon bijverdienen door ramptoeristen in de laadbak achter zijn tractor te proppen en met die al even stompzinnige lui door de ondergelopen straten van Valkenburg te gaan rijden. Een laadbak vol toeristen met fototoestellen en camera’s en met een zonnebril en een strooien vakantiehoedje op. Kirrende vrouwen met hun safari echtgenoot om zoveel tegenslag die zulke mooie onvergetelijke plaatjes uit het doorweekte reservaat opleverde. Dat zagen de Valkenburgers voorbij trekken: een tractor en een laadbak met daarin opgewonden in leeftijd volwassenen maar eigenlijk kinderlijke kinderen nog, terwijl de geradbraakte Valkenburgers zelf met pompen en dweilen het water uit hun woning of hotel probeerden te krijgen. En ze in armoe probeerden te redden wat er nog te redden viel. Waarna het wassende water binnen de kortste keren weer terug was. Met een tractor sight seeing andermans ellende. Je moet maar durven. In een laadbak een toeristische trip door een nieuwe watersnoodramp. Of dwazen die met droge voeten aan een pilsje zaten en ondertussen toekeken hoe anderen in de iets lagere gedeelten van Valkenburg met de overstroming en hun in onbruik geraakte spullen worstelden. Maar over het algemeen waren het vanaf het eerste horror uur vooral de solidariteit en de empathie geweest die overheersten. Het bleef vooral stil in Valkenburg. Het bleef raar stil om me heen. Je kwam de zandzakken nog tegen. Sommige zandzakken hadden ze bij gebrek aan voldoende zand met water gevuld. Water genoeg. Waterzakken zogezegd. Stilte. Ondanks veel getimmer en gezaag. Steeds weer die vrachtwagens met afvalcontainers, maar het bleef stil. Het was anders, het was anders dan anders. Op nog geen halfuur rijden aan de rustige Maas in Eijsden een week na de zondvloed de uitspanning op vlonders Oan ’t Bat. Daar konden wel zonder gêne foto’s worden gemaakt met de iPad. Deden we dan ook. Maar wat een contrast. Vanuit de flats aan het Berkelplein in Valkenburg werden nog geen week eerder de bewoners geëvacueerd. Ze stonden met hun schamele handbagage op hun badslippers op de hoek van het plein hun beurt voor vertrek af te wachten. Jong en oud op vrachtwagens over en door het water in veiligheid gebracht. Zie het beeld voor me en de verweesde blik over de schouder naar achteren. Het leek wel oorlog. Water kan net zo’n vijand zijn als vuur. Vraag het aan onze koning, die watermanagement studeerde, cum laude afgestudeerd natuurlijk, wie zou de sukkel minder dan cum laude durven geven, vraag het de koning zodra hij terug is van zijn koninklijke uitblusvakantie in zijn speedboot van twee miljoen op de zorgeloze Griekse wateren. Hij trok pontificaal de deur achter zich dicht. Onbegrijpelijk. En ook weer niet, met zijn eerdere faux pas en het tweezits biechtbankje nog vers in het geheugen. Hij zal straks wel op staatskosten opduiken bij de Olympische Spelen in Japan, bij het zwemmen en het roeien en het wildwaterkanoën. Tref toch een keurige afvloeiingsregeling met die acteurs. Dit weekend een mail voor Diana uit Valkenburg. Een bedankmail. Omdat ze komende week bij Ellen extra nachtdienst gaat draaien. Omdat haar zus dan in het huis van Diana hun uit Hamburg overgekomen moeder gezelschap komt houden. Een Afghaanse familie die op die manier Valkenburg de helpende hand toesteekt. Want zelf de komende week terug naar het rampgebied om me aan te sluiten bij een groep vrijwilligers. Wie Valkenburg zag, keert er naar terug. Of niet? Hoog bezoek voor Ellen daags na Limburg op zondagmiddag. Een heel bijzondere gast maakte haar entree: de moeder van Diana. Door de corona had Diana haar anderhalf jaar niet meer gezien. De moeder van Diana die met een bloemetje kennis kwam maken met Ellen. Ze glunderde en glom van trots toen ze haar dochter met Ellen in de weer zag. We gingen de tuin in. De parasols verhoogden de feestelijkheid. Ook Ellen in de tuin. Een met wit tafellinnen gedekte tafel. Thee en Afghaanse koekjes. Ver weg rommelde het in de lucht. De vooraankondiging. Het gerommel kwam steeds dichterbij. Het klonk ook steeds luider. Lichtflitsen. En toen barstte de bom, barstte het onweer ongenadig los. Een hoosbui. De putdeksels kwamen niet omhoog, die hielden het. De afvoer werkte. Net op tijd was Ellen binnen. De moeder van Diana ook. En gek eigenlijk of toch niet: we dachten maar één ding: niet ook zo’n bui nog eens over Valkenburg, niet daar nog eens, en ook niet in Duitsland en in de Belgische Ardennen en bij Luik. Dan maar liever een keer bij ons. Die dag was Steenbergen in Brabant ondergelopen en ook gold dat voor delen van Londen en zijn metrostations. Als verzopen katten zochten Londenaren hun weg. Overal offerandes aan de natuur voor de onverschilligheid jegens het milieu? Het Einde der Tijden? Zijn we te laat met ons klimaat? Hebben we er te lang te achteloos over gedaan? Het water bij ons kwam en bleef komen. Een douche op zijn hoogste stand. Maar het bleef bij een paar plassen op straat. Het bleef zorgeloos. Bij ons wel. En het bleef bijzonder. Ook voor de moeder van Diana die aan het begin van de avond onder een paraplu ons huis vol brandende waxinelichtjes verliet en eindelijk eens Ellen had ontmoet na zoveel verhalen.
Een blik op de spiegelende Maas bij de uitspanning Oan ’t Bat in Eijsden. Het water vormt hier de grens met België. Aan de overkant Lanaye. Hoe verraderlijk kan water zijn, we zagen het in Valkenburg, nog geen twintig kilometer verderop.
Beste Johan,
Hartelijk dank voor uw lieve tekst over ons en over Limburg, het is fijn om te horen dat u zich even volledig heeft kunnen ontspannen in het zuiden van onze provincie. Biertje, zon en een leuk boek, want we zagen u veel lezen, wat heb je nog meer nodig. Nog een fijne dag toegewenst en graag weer tot ziens, altijd van harte welkom. 🌞
Met vriendelijke groet,
Niko, Hotel Restaurant Hestia
Aarzelend komt de tuin weer op gang na vreselijk veel regen, al bleef de Ark van Noach zoals in Valkenburg met de Geul ons bespaard. Voorbij de eerste vijftien meter naar de uiteindelijke dertig toe is de tuin net een park. Het ís domweg een park.