Heel even lak aan Nietzsche

Actiefoto UVV - De Volewijckers - UN 1964  Actie eerste honkman Jan van Ewijk, links Mike Howick. UVV-De Volewijckers: 5-4. 1964. 

Hij is al 74 jaar lid van het honkbal bij UVV, Henk Ferwerda. Een eeuwigheid kortom. Maakte de oprichting mee. Weinigen van het eerste uur leven nog. Pas geleden werd hij negentig. We zochten contact. Hij was hier te gast. ‘Ik kan nog heel goed uit de voeten. Ik rijd nog auto, en bijna overal naar toe. Maar ik mis mijn vrouw, haar nog veruit het meest van iedereen.’ We kennen het gevoel. Ook al is Ellen er nog steeds. Het verleden bindt. 

Tijdens het schrijven aan dit verhaal is op het nieuws dat de oude Kraay is overleden. Hans Kraay senior, de stopper met bebloede wenkbrauwen en tulband van het Feyenoord uit de jaren zestig. Hij was van gewapend beton. Dood nu. Zijn echtgenote ging hem drie maanden geleden voor. Ze was zwaar dement. Ze herkende de oude Kraay niet meer met wie ze toch meer dan een halve eeuw was getrouwd. Elke dag bezocht de oude Kraay zijn Grote Liefde in het verpleeghuis. Ik zie hem daar zitten, ik zie hem daar zitten te zitten met een kruiswoordpuzzel. Naast zijn vrouw die nog leeft maar allang van de wereld is. De hondstrouwe rechtlijnige oude Kraay stierf tenslotte zelf aan een gebroken hart. Het hoefde niet meer. Honkbalde ook Hans Kraay niet? Zeker wel. Bij DOS. Was dat toen in die jaren vijftig midden tussen de huizen aan de Thorbeckelaan op Zuilen? Welke voetballer bracht destijds niét honkballend de zomer door? Verre vakantiereizen werden niet gemaakt. Korte vaak evenmin. Hemelsbreed was het een afstand van niks van waar Henk Ferwerda toentertijd woonde naar de Marnixlaan en Thorbeckelaan. En woonde Hans Kraay heel vroeger niet in een straatje met van die kleine laagbouw net achter de Marnixlaan? 

Van de oprichting van een honkbalmuseum mocht het in Utrecht niet komen. Dan maar middagen herinneringen ophalen met museumstukken van vlees en bloed van UVV. Zoals Henk Ferwerda. Van de Duurstedelaan vroeger, ergens in de Utrechtse zuidelijke wijk Hoograven. ‘Je schreef vorig jaar voor De Oud Utrechter een in memoriam van Riek van Fulpen. Wat een hoop rake typeringen las ik. Van haar vader Flip Bertram vooral ook.’ Niet toevallig dat Jan van Ewijk aanschoof voor het gesprek met Henk Ferwerda. Met Jan imiteer ik intussen een paar keer per week de geheugentrainer van de Messias van omroep Max, Jan Slagter. ‘Noem eens vijftien spelers van Storks, ABC en Ajax uit de jaren zestig.’ En: ‘Zeg eens voor welke clubs die en die zoal hebben gespeeld?’ Inmiddels blaast Van Ewijk het stof van zijn plakboeken.

Er is een mate van herkauwen, van historisch besef, waardoor het leven geschaad wordt en tenslotte ten onder gaat, citeert ik uit ‘Wie goed bedoelt’ de Surimaans-Nederlandse schrijfster Ellen Ombre die op haar beurt Friedrich Nietzsche aanhaalt. In ‘Vom Nutzen und Nachteil der Historie für das Leben’ stelt Nietzsche dat er een grens is van waaraf het verleden vergeten moet worden, wil het niet tot doodgraver van het heden worden. Ai! Tik op de vingers? De jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw, een heel eind weg, een vreselijk eind weg – we wagen het er met Henk Ferwerda en Jan van Ewijk toch maar op. Henk Ferwerda opent een linnen hengseltasje met daarin kiekjes van vlak na de oorlog. Laten ze nooit in de kliko belanden. Wat ook geldt voor het honkbalarchief van wijlen Kees Hiele dat zich op de zolder van broer Adrie schijnt te bevinden. Clubs die het verleden verloochenen hebben geen toekomst. De tijd zal het leren. Dat is een andere benadering dan die van Friedrich Nietzsche. 

 Al vroeg verslaafd. Aan honkbal wel te verstaan. Het bleek een hardnekkige verslaving. Ook voor Henk Ferwerda en Jan van Ewijk. De sport had eertijds ook werkelijk iets onweerstaanbaar fascinerends. Het paste in de tijdgeest. Mensen als de aartsvader Kees Hiele hielden ook ’s nachts het honkbalpak aan. We liepen weg met de Amerikanen van de vliegbasis Soesterberg. Met het honkbal in de stadsparken en plantsoenen had Utrecht achter zowat elke grasspriet een spelertje zitten. De besten gingen naar UVV, de wat minderen naar HMS, Elinkwijk, Domstad Dodgers en misschien vergeet ik nog een vereniging. De internationaal georiënteerde bondsbestuurder Jan Hartog had het bij UVV zó naar zijn zin dat ook hij er zijn handen uit de mouwen stak. Kees Hiele verdiende als catcher veel meer interlands. Maar toenmalig bondscoach Henk Keulemans van de toonaangevende vereniging Schoten wist niet beter dan dat er alleen in Haarlem gehonkbald werd. Dus zat zijn clubgenoot en vriendje Joop Geurts achter de plaat. Haarlemmers zijn vreemde snuiters. Ze claimen ook de uitvinding van de bloembol.

UVV stond in de bond bekend als een dwars en te vooruitstrevend kind. Het was zijn tijd in een aantal opzichten mijlenver vooruit. Met de sponsoring (verketterd door de conservatieven) van het straat- en wijkhonkbal bijvoorbeeld. Fanta, Coca Cola, Bleijenberg, Geesink. Met bovendien die lange stoet aan veel bekijks trekkende Amerikanen die in stelling werden gebracht. Met een kwartet (en meer) aan Antillianen als showbinken die de meisjes net als de kauwgom kauwende Yankees het hoofd op hol brachten. Ik denk aan Nietzsche. Misschien is er inderdaad een grens van waaraf het verleden moet worden vergeten, wil het niet tot doodgraver van het heden worden. Maar het vergeetachtige UVV dat niet of nauwelijks naar zijn verleden omkijkt, hoe zit het daar dan mee? Roemloos gedegradeerd op een prachtige locatie waar tribunes volstrekt overbodig zijn. Wie zijn verleden verlochent heeft geen toekomst, zeggen ze ook. Jan van Ewijk houdt het erop dat ‘het verdwijnen van het straat- en wijkhonkbal op termijn zijn tol heeft geëist’. Zoals ook ‘het in de ban doen van de Amerikanen van de vliegbasis’. Eigenlijk kon UVV niet zonder. Zeker niet waar het in de jaren zestig werpers betrof. Met Ron Sampson lichtte UVV in 1968 de hand met het afzweren van Marschallhulp. Gehaald als ‘redder in de nood’, luidde de kop boven zijn artikel als medewerker van de krant ‘Het Centrum’. Henk Ferwerda knikt. Het is uiteindelijk niet geworden wat we er allemaal van verwacht hadden. ‘Ik zag meer dan zeventig jaar geleden op een onnozel grasveldje bij ons in de buurt een gymleraar met scholieren bezig aan een soort slagbal met rondjes, zo is het begonnen. Dat wàs het voor mij. Het liet me niet meer los. Later werd het honkbal. Met in Utrecht een enorme opmars. Onvergetelijke jaren. En een volk langs de kant, onvoorstelbaar.’ Hij grijpt maar weer eens naar zijn linnen tasje en gaat op zoek naar de inhoud. 

Noem het toeval, maar synchroon aan de kerken liepen ook op de honkbalvelden de banken leeg. Utrecht niet uitgezonderd. De geruisloze degradatie van UVV uit de hoofdklasse deze nazomer, met nog slechts een handjevol laatste parochianen langs de kant, versjteerde de negentigste verjaardag van de honkbalapostel Henk Ferwerda nog net niet, maar het scheelde weinig. Waar nu achter de afrastering vooral in de fluisterstilte een enkele kinderwagen staat, klommen ruim een halve eeuw geleden schreeuwlelijkerds en heethoofden als apen in de backstop als ze het op de scheidsrechters gemunt hadden. En daar was niet veel voor nodig. Met de honkballers van UVV op sportpark Hoge Weide ‘feestte’ je vroeger aan de overzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal in de portiekflats van de Cervanteslaan ‘gezellig’ mee. Honkbal beloofde met kauwgom, cola, de militairen van de vliegbasis Soesterberg, Engels als voertaal, afgetrapte gympies, jeans en pruimtabak naar Amerikaans voorbeeld een onvervalste publiekssport te worden. Het liep anders.

De medegrondlegger van het Utrechtse honkbal Henk Ferwerda moppert en zoekt zijn wandelstok. Waar had hij die ook alweer? ‘Gedegradeerd nu, spelers die weglopen, ze weten tegenwoordig niet eens meer voor wie ze honkballen, en dat alles op mijn negentigste verjaardag, waardeloos natuurlijk.’ 

Zijn vroegere pupil van eind jaren vijftig, daarna eerste teamspeler van UVV, en voormalig international Jan van Ewijk is hem vanuit Hoofddorp komen feliciteren. ‘Je rijdt op je negentigste nog auto, man.’ Maar hij mist zijn vrouw en clubcoryfeeën als Kees en Wim Hiele, Jan Kars, Jack Keja, Henk Heinen, geinponem Roland van Bavel en zo nog een heel stel. Allemaal dood. Zoals ook het honkbal. Dood als een pier. Geen functie meer in de passieve recreatie. 

Van Ewijk (72): ‘Maar we blijven plezier maken Henk.’ Het wordt een middag vol zoete herinneringen aan honkbal voor barstensvolle ongemakkelijk zittende tribunes van gruizige B-2 blokken en zwermen amechtige tienermeisjes die naar de ‘verlegen’ Yankees en Arubanen kwamen loensen. Het veld dat tijdens kurkdroge weken stiekem onder water werd gezet door voor een hele nacht de kraan achter de werpheuvel open te laten staan. Te weinig spelers en aansturen op een afgelasting. En de bond zich maar verbazen over een wolkbreuk boven Utrecht waarvan niets bij het naburige KNMI viel terug te vinden. UVV was trendy en rebels. Ferwerda en Van Ewijk liepen mee in de slipstream van de pionierende ritselaar Kees Hiele. Ferwerda: ‘Hij van de ideeën, ik van het uitzoeken van de uitvoerbaarheid ervan.’ Hiele bracht met straathonkbal de sport tot in de voortuintjes van de stadswijken. Hij kwam vlak na de oorlog voor het eerst op vliegveld Gilze-Rijen met honkbal in aanraking toen hij daar in Brabant als weerkundige was gestationeerd. De Amerikaanse vliegers van Gilze-Rijen zouden hem jaren later voor UVV naar Soesterberg gidsen.

Ferwerda, wiskundeleraar aan het Grafisch Lyceum op de Jutfaseweg, is 74 jaar UVV’er . Maakte de oprichting van de honkbalafdeling in 1948 mee. ‘Ik kwam uit de Seringstraat bij de watertoren aan de Straatweg. Ik kon niet zo goed honkballen. Ik had knieën van niks. Maar bestuursbaantjes bij de vleet. Ik herinner me een toprecette voor die tijd van 28,75 gulden. En ik was jeugdleider.’  We zien een foto met Rob Rijnders, Jan van Ewijk, Wim van der Ster, Peter Janssen, Jan van Oostrom, Peter Terstall en jazeker wel: onze vriend Ad Brevet. Ad die later aan het begin van de jaren tachtig het eerste zou gaan coachen met nog altijd wel tweeduizend tribuneklanten toen. Tegen Van Ewijk: ‘Jou wilden we er in de teams altijd graag bij hebben. Mijn mooiste herinneringen? De promotie naar de eerste klasse in 1957 met 6-2 winst op het tweede van HHC uit Haarlem. De Amerikaan Reardon van de vliegbasis gooide voor ons twintig keer drie slag, kijk maar in mijn plakboek. Korte stop Jimmy Stanton, ook Soesterberg, was een echte clubman. Sjouwde mee met kruiwagens bij de aanleg van ons eerste officiële Amerikaanse honkbalveld. Bijna een primeur in Nederland. PSV was ons net een paar weken voor. Maar ja, die lieten alles doen via Philips. Eigenlijk telde dat niet. In die tijd bemoeide ook Jan Hartog zich nog veel met UVV. Hij was voor de bond de ambassadeur. ‘John from Holland’ op de internationale luchthavens en een ware krachtpatser die het bij ons geweldig naar zijn zin had. Ons was niets te dol, Kees Hiele dan vooral niet natuurlijk. Noem hem de motor. Mooie herinneringen. En ruim tien jaar later in 1968 die grand slam van Henk Heinen waarmee we de degradatie als een mirakel ontliepen. We lagen al in de touwen. Allemachtig! Weet je, in mijn eerste slagbeurt van mijn leven eind jaren veertig gunde de scheidsrechter me een vrije loop naar de honken. Ik begreep er niks van. In die tijd kenden we de spelregels nog niet zo goed. Hinderen door de catcher, maar wist ik veel. Ik dacht nog: het zal wel goed zijn, die scheidsrechter zal het wel weten.’

UVV begon bij de stinkfabriek De Benenkluif waar de maden onder de schoenen van spelers en publiek doorkropen. Veel tegenstanders kwamen er niet graag en deden de wedstrijd liefst per ansichtkaart af. Daarna met uitroeptekens de Hoge Weide achter de koffiebranders van Douwe Egberts waar tegenwoordig elke overlevende van bouwput Leidsche Rijn hopeloos de weg kwijtraakt. Terzijde: de overtreffende trap van verandering van aroma van die beenderentroep naar de koffiegeur. De Hoge Weide dus voorbij de Vleutenseweg en het Majellapark de brug over. Van Ewijk: ‘Voor mij was daar op de Hoge Weide de promotie naar de hoofdklasse in 1962 een hoogtepunt. De wedstrijd tegen de latere landskampioen Sparta van de legendarische coach John Heyt begonnen we in 1963 met drie homeruns. Ik dacht van Ruben en Vincent Leysner en van Aldrick Victoria. Het werd uiteindelijk 3-3 omdat we vanwege de Dodenherdenking eerder stopten. Die Amerikanen van Soesterberg gaven ons honkbal smoel. Zeker Reardon en Stanton, Duncan, Ike Eigen (met brandende sigaret het veld in, kon zelfs toen niet), Meredith – geweldig. Kenny Tynen, nog zo’n naam. En een paar met dezelfde achternaam: Campbell. Dat Kees Hiele vaak aan de arm van andere Amerikanen moest zwengelen om ze vanuit beschonken toestand weer tot leven te wekken vergeten we dan maar even. Sommige dronkenlappen bleven comateus. Daardoor kreeg ik trouwens al heel vroeg een kans in het eerste.’

In 1968 werd Van Ewijk (Tuindorp) geschorst en verdween hij naar HCAW (van sterwerper Rob Hoffmann) in Bussum. ‘Maar dat weet ik nog heel goed’, reageert Ferwerda. ‘Ik was net teruggehaald als secretaris. Op mijn eerste vergadering ging het over jou Jan. Je had een kritisch artikel in de krant ‘Het Centrum’ geschreven. Ik dacht nog: zo’n goeie speler, niet schorsen, ga met hem praten, maar ik mocht je een brief schrijven en die bij jou posten. Zwak bestuur toen.’ Jan: ‘Schreef jij mij in opdracht die brief? Het is je vergeven. We trainden twee keer per week waarvan eenmaal vrijblijvend. Waren we op donderdagavond met z’n vieren. En maar vechten tegen degradatie met veel te goede spelers daarvoor. Mijn vader heeft nog geprobeerd me via de clubicoon Jo Verthoren van die schorsing af te helpen. Niet gelukt.’ Hij had natuurlijk recht op zijn mening. Bovendien had de krant hem niet als medewerker aangesteld voor het stompzinnig overschrijven van de scorekaart alleen. Zijn analyse van de problematiek was uit de eerste hand en goed onderbouwd. Maar van vrije meningsuiting kon geen sprake zijn. Vond de goegemeente. Het werd gezien als nestbevuiling. De rijen sloten zich. Braafheid binnen gelijkgestemden was het devies. Een schaap dat de kudde verliet. Hoe kortzichtig. De goegemeente sneed zich zelf flink in de vingers. Met Jan van Ewijk verlieten ook Rob Rijnders en Wim van der Ster eind 1968 UVV. En een jaar later Roley Wout. Bussum spon er garen bij. 

Ferwerda draait zich om naar Ellen. Zijn wandelstok valt op de grond. Waar hij een plasje kan doen? Hij moet ervoor naar boven. Het toilet beneden is opgeofferd aan doucheruimte voor Ellen. Naar boven dus met ondersteuning van ook Jan als cipier. ‘Heeft Ellen parkinson? Rot ziekte. Hebben twee van mijn vrienden ook. Je hoort het steeds vaker.’ We vertellen hem dat Vincent Leysner aan epilepsie is overleden. Op Aruba. Ook iets van parkinson? Bill Nardi zeker weten wel. Hij trad twintig jaar later als clubman in de voetsporen van Stenton. Een fantastische Amerikaan, die Nardi, weggeplukt uit Bologna. Ruben Leysner schijnt nu ergens in Colombia te zitten. Kippenboer af? Kersout, een onvergetelijke Antilliaanse catcher, al jaren dood. Kersout bereikte het Nederlands team, net als Ruben Leysner. Hij maakte de allereerste Haarlemse Honkbalweek als UVV’er mee. In 1961? Badmintonpad? Ron Fraser als coach bij Oranje? Alle vraagtekens kunnen uitroeptekens worden. Er komen veel namen en de daarbij horende gezichten langs deze middag. UVV’s internationals van de jaren zestig: Kees Hiele, Ricky Kersout, Ruben Leysner, Wim van der Ster en Jan van Ewijk. Als gezegd: even lak aan Nietzsche. Maling ook aan het nihilisme. De geschiedenis heeft wel degelijk zin. 

Zo iemand als Henk noemden we altijd een ‘ouwe taaie’. En ‘kras’. Moet bij dat laatste woord onmiddellijk denken aan de schrijver Godfried Bomans. Ferwerda trouwde in 1957 uitgerekend op de dag dat voor het eerst het honkbal live op tv kwam. Het Nederlands team tegen de Sabres van vliegbasis Soesterberg. Voor het eerst honkbal op de het toestel met daarop nog een spriet voor ontvangst. Maar ging de boot in, de huwelijksboot. ‘Daar had ik zo verschrikkelijk de pest over in. Die wedstrijd werd nota bene bij UVV gespeeld. Mijn zwager Jan Dassen was regisseur. Die legde nog even tevoren de spelregels aan zijn cameramensen uit. Ach ja die trouwdag en ik was nog wel honkbalvoorzitter. Zag ik op weg naar het stadhuis die geluidswagen van de NTS quasi treiterig naast ons komen rijden met mijn zwager erin. Ja, wrijf het er maar in, dacht ik nog. Ik stond zes van de zeven dagen op het veld. Moet je die ouwe foto’s eens zien, wat een vracht publiek hadden we toen. Kom daar nu eens om.’

Als de heren weg zijn tovert Ellen haar onweerstaanbare glimlach op het gezicht. Ze had ondanks haar gesloten ogen kennelijk genoten van de verhalen. Maar ze kan moeilijk de woorden vinden. Het honkbal leidde naar de kennismaking met Ellen. Om nooit te vergeten. Alles er omheen is leuk, heel erg leuk, maar ook niet meer dan dat. Al blijf ik de historie herkauwen. Bij verschraling kan een vlucht in de romantiek een steiger van troost zijn.