Dankt Ellen haar leven aan luitenant-generaal Ter Poorten?

Je kunt een kind uit een oorlog halen, maar je kunt nooit een oorlog uit een kind halen. Ik ken zelf die realiteit. Helaas wel. Het lijkt mij een ontzettend fijn gevoel dat je in een oorlog geluk hebt. Het is bijzonder dat je bent beschermd door een ander, die luitenant-generaal. Iedereen verdient het om te leven. Speciale groet voor Mooie Ellen.

De Koerdisch-Syrische studente Geneeskunde aan de VU, vier jaar in Nederland nu, Helin Mohammad (22 en taalstudente bij Het Gilde Utrecht).

**

Het werd een sombere bijeenkomst, die avond van 8 maart 1942 op het vliegveld van Kalijati. Gouverneur-generaal Van Starkenborgh en luitenant-generaal Ter Poorten waren gesommeerd te komen onderhandelen met generaal Imamura, bevelhebber van de Japanse invasiemacht op Java. De Japanse gevechtsvliegtuigen stonden klaar om Bandoeng in puin te leggen, van de aardbodem te doen verdwijnen. Of de heren niet de bevoegdheid hadden om de Nederlandse overgave af te kondigen en te ondertekenen, wilde Imamura van Van Starkenborgh en Ter Poorten weten. Nee? Hadden ze die niet? Waarom kwamen ze dan in hemelsnaam op commando naar hem, generaal Imamura, toe? Wat hadden ze dan bij hem te zoeken?

Van Starkenborgh: ‘We kwamen niet uit onszelf, u nodigde ons uit’. Maar waarom de heren een dag eerder dan een bode met vlag stuurden met het aanbod van een staakt-het-vuren? ‘Meneer Imamura, we boden een bestand aan om Bandoeng als bolwerk over te geven, omdat het ondraaglijk is Bandoeng nog verder aan de verwoestingen van de oorlog bloot te stellen. Alleen de koningin, koningin Wilhelmina, kan tot overgave besluiten. Aangezien wij over geen communicatiemiddel met haar beschikken om haar toestemming tot overgave te vragen, kunnen wij niets.’ De Japanse krijgsheer Imamura stuurde met een vermoeide handbeweging alle niet-militairen de kamer uit, inclusief gouverneur-generaal Van Starkenborgh. Als een kleine jongen liet die zich de deur wijzen. Ter Poorten mocht blijven.

Revolusi’, subtitel: ‘Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld’, mag als een magistraal werk worden gezien van de fenomenaal schrijvende Belg David van Reybrouck. Stad en land heeft hij ervoor afgereisd. Ook doorkruiste hij Japan. Het is het mooiste verjaardagscadeau dat juist zij, Diana Sharifi, de privéverzorgende van Ellen, mij (met een opdracht) had kunnen geven vorig jaar december. Research in optima forma. Geschiedschrijving van de bovenste plank. Ik begrijp dat heel wat Nederlanders niet blij waren toen deze uitgave door de Bezige Bij werd uitgegeven en in de boekhandel verscheen. Het boek is weinig complimenteus over Nederlandse gezagvoerders uit die tijd. Admiraal Van Helfrich bijvoorbeeld. Een blinde strateeg. Maar zoveel anderen ook. In Den Haag minister-president Gerbrandy. Volgens de critici had de Belg Van Reybrouck zich beter met Congo en ene Leopold bezig kunnen houden. Een uiterst zwakke verdediging. Het vuistdikke boek, een bijbel zowat, doet me beseffen dat ik leef. Nee beter: doet me beseffen dat Ellen leeft. Zij, Ellen, mijn alles, mijn levensader. ‘Mooie Ellen’ zoals Helin, mijn Koerdisch-Syrische taalstudente bij Het Gilde, na haar bezoek met bloemen in een bedankmailtje schreef. Bij het lezen van Revolusi besef ik dat het bijna een wonder is dat Beatrice Ellen Palstra op 10 maart 1942 überhaupt nog ter wereld kwam in Bandoeng. Als Ter Poorten er eens niet was geweest.

Imamura tegen luitenant-generaal Ter Poorten twee dagen voor de geboorte van Ellen: ‘Geeft u zich over, zelfs als de gouverneur-generaal het daar niet mee eens is?’ Ter Poorten stond met zijn rug tegen de muur. ‘De toestand in Bandoeng en omgeving is erbarmelijk, generaal. Bandoeng is totaal onverdedigbaar geworden. En het leger zo goed als ontbonden. Het is volkomen ondraaglijk om de burgers nog verder tot de gruwelen van de oorlog te veroordelen. Ik zal een ruim gebied rondom Bandoeng overgeven. Kunt u dat aanvaarden?’ Imamura nam daar geen genoegen mee. Hij wilde alles, het Japanse leger eiste een totale en onvoorwaardelijke overgave. Japan wilde heel Java, nee heel Nederlands-Indië. En zo niet dan zou allereerst Bandoeng eraan moeten geloven. Het zou totaal worden verwoest. Van de aardbodem verdwijnen. Met alle nu nog levende zielen. De volgende dag klonk ’s middags de stem van Ter Poorten op de Nederlands-Indische radio. Om erger te voorkomen, om Bandoeng van de totale ondergang te redden, had Ter Poorten alle eisen van Imamura ingewilligd. ‘Leve de koningin’, klonk het nog zwakjes.

Zo had Ellen het mij natuurlijk niet verteld toen we samen in 2010, het jaar van de diagnose parkinson, het boek ‘Mam, kijk naar de sterren’ schreven en ons huis zich vulde met de geur van trasi . Hoe kon ze dit alles ook zo precies weten. Het was haar in elk geval zo niet verteld. Wat ze wel wist was dat haar moeder in de dagen voor haar geboorte met doodsangst onder een tafel had gezeten met haar dikke buik, en met een pan omgekeerd over haar hoofd. Beschutting zoeken tegen bombardementen en granaatinslagen. Op een pan uit de keuken zouden de kogels misschien afketsen. Dat was op de radio het advies geweest op de radio. Boven Bandoeng cirkelden de gevechtsvliegtuigen. Het luchtruim was ermee bezaaid. Het leken wel zwermen vogels. Twee dagen, ja zelfs een dag nog, voor de geboorte van Ellen in Bandoeng dreigde de complete vernietiging van die stad met voorspelbaar vele duizenden doden en verminkten tot gevolg. Als de op Java geboren Hein ter Poorten er toch eens niet was geweest. Het was Japan om de olievelden te doen, om de aardolie voor zijn oorlogsindustrie. Op 10 maart 1942, de dag dat Ellen werd geboren, was Japan heer en meester in de regio Zuidoost-Azië. Vijf westerse koloniale grootmachten waren uitgeschakeld: De VS, Groot-Brittannië, Frankrijk, Portugal en Nederland. Het was het einde van de heerschappij van Nederland in de Archipel. Met de Japanse bezetting rukte de Indonesische strijd van communisten, islamisten, nationalisten en intussen ook fascisten om onafhankelijk verder en in rap tempo op. Van Reybrouck neemt zijn lezers van pagina naar pagina ademloos mee in zijn op doorwrochte studie (en onderzoeksjournalistiek) gebaseerde relaas.

Alles werd anders op en na 10 maart 1942. Het was ineens geen 1942 meer maar 2602. De keizerlijke jaartelling was ouder. De tijd op het eilandenrijk dat niet meer van Nederland was en ook niet meer van Nederland zou worden werd aangepast aan de tijd in Tokio. Een immens Japans propaganda-apparaat overspoelde Java, en dus ook het op het laatste nippertje geredde Bandoeng. In Revolusi valt te lezen dat Nederlandse vrouwen, totoks dus, geen broek meer mochten dragen. Roken onder de twintig was voortaan verboden. Sigarettenmerken als Mascot en Double Ace kregen Japanse namen. Wie een Japanse soldaat op straat tegenkwam moest buigen. Ook als je op de fiets zat. Afstappen en buigen. Uit vrees voor de hitsige Japanse soldaten, ze waren geobsedeerd van seks, gingen veel jonge vrouwen en meisjes met een kussen onder hun blouse naar buiten. Om maar in verwachting te lijken. In de vele getuigenissen worden de jappen afgeschilderd als wreed, ook wreed voor zichzelf. Een intelligent volk, en ijverig, maar ook super sadistisch. Op clandestien luisteren naar buitenlandse zenders stond de doodstraf. Geen Nederlandse boeken meer en ook geen theelepeltjes meer met de W van Wilhelmina. Het goeie mens was nog nooit in Nederlands-Indië geweest en zou er ook nooit komen. De koningin hield niet van warmte en van specerijen. Ze was van de eenvoudige bal gehakt zonder poespas. Geen postzegels meer met Wilhelmina om aan de achterkant ervan te likken. En in een wiegje in Bandoeng de zopas geboren Beatrice Ellen.

Meteen na 10 maart 1942 werden Nederlandse rechters, politiemensen, bankiers, handelaren, hoogleraren, zendelingen en missionarissen opgesloten. Dat lot wachtte ook de vader van Ellen. Al gauw ook werden de Europese ambtenaren ontslagen. Een halfjaar later werden vrouwen en kinderen naar ‘beschermde woonwijken’ gedeporteerd. Zoals de moeder van Ellen met op de arm haar nakomertje, een baby. Een spartaans leven tegemoet zonder contact met de buitenwereld. De wanhoop druppelde in die ‘beschermde woonwijken’ van het plafond. Eigenlijk zou het boek van Van Reybrouck verplichte kost moeten zijn in het Nederlandse middelbare onderwijs. Of in elk geval een aantal hoofdstukken uit zijn meesterwerk. Hoe kritisch ook. Misschien juist daarom ook wel. Japan dat hij VOC-methoden toedichtte. Tegen het zere been natuurlijk van nationalisten en chauvinisten die graag hun eigen uitleg geven aan de geschiedenis. In november werd opperbevelhebber Imamura, die jegens de totoks wat menselijke trekjes had getoond, vervangen. Er kwam een hardliner over uit Japan. Na de oorlog werd Imamura door de geallieerden veroordeeld tot tien jaar gevangenis. Ook al was de straf opgelegd voor met name de oorlogsmisdaden door zijn ondergeschikten, Imamura vond zelf zijn veroordeling te licht. Ridderlijk vroeg hij zijn rechters om een zwaardere straf. Die kreeg hij niet. Hij kwam in 1954 vrij en Van Reybrouck vervolgt zijn verhaal met het onvoorstelbare: De man liet in zijn tuin een kopie bouwen van zijn gevangeniscel. Het was een cel van niks. Hij kon zich er amper in bewegen. Imamura bleef in die cel, en kwam er geen moment uit, tot aan zijn dood in 1968 (het jaar dat ook Hein ter Poorten stierf). Je kunt zijn cel in Nirasaki nog steeds bezoeken.

Drie jaar geleden in augustus op de dag van de Indië-herdenking van de interneringskampen van Ambarawa voor vrouwen en meisjes. Java. Bandoeng. Ellen in een Indonesisch jasje, afkomstig van Bronbeek in Arnhem. Aan de plechtigheden ging altijd traditiegetrouw het bezoek aan een marktje met kleding, boeken en snuisterijen vooraf. Ook toen. Zondagmiddag en bloedheet. Het uiterste puntje van onze tuin, buiten bereik van de zon, de schaduw, en Diana die over de geuren en kleuren begon die haar heel sterk aan haar ouderlijk huis in Afghanistan deden terugdenken. Hun tuin van vroeger, de familie, de zeden en gewoonten. Verhalen die leerden dat we maar een zeer beperkte voorstelling van zaken hadden, waar het Afghanistan betrof. In veel opzichten een zeer bijzondere middag. En zoals Diana toen, en vaker wel, over het verleden vertelde, zo deed de Koerdisch- Syrische Helin dat afgelopen vrijdagmiddag. Verhalen waarnaar met ingehouden adem werd geluisterd. Oorlog, met angst en beven. Oorlog en rechteloosheid. Nooit weten of je de volgende dag wel halen zal.

****

Ik ben niet zo gauw een bewonderaar van iets of iemand, maar van de zwemster Ranomi Kromowidjojo werd ik dat al een hele poos geleden. Door haar persoonlijkheid. Door haar oorspronkelijkheid. Door haar spontane Groningse echtheid. Eén van de allerbesten uit de Nederlandse zwemgeschiedenis. Nu is ze gestopt. Haar woorden zijn me uit het mantelzorghart gegrepen: ‘Ik heb altijd geweten dat er meer is dan topsport en dat het een onderdeel vormt van een groter geheel. Dankzij alle jaren topsport weet ik dat je tot veel meer in staat bent dan je zelf vaak denkt, onder andere door je juiste gedachten te hebben. Ik ben ervan overtuigd dat deze ervaringen mij nu ook gaan helpen met mijn volgende uitdaging om anderen te inspireren.’ Dit is geen tegeltjeswijsheid, dit is zoals het leven in elkaar steekt. Het is iets willen en met alle kracht en alle macht proberen het doel ook te bereiken.Prominenten’, zoals ze worden genoemd, en zoals ze zichzelf ook graag zien, haasten zich nu om ‘Kromo’ met haar zwemcarrière te feliciteren. Ze duiken overal op. Daarbij valt opmerkelijk vaak het woordje ‘ik’.

****

Hoi Johan, 

Hartstikke bedankt voor het boek ‘Dankjewel voor je liefde’. Ik ga er veel cliënten hier in Zuid-Limburg blij mee maken, die ook met parkinson in hun naaste omgeving te maken hebben. En ook anderen. Veel getroffenen van de watersnoodramp van juli vorig jaar in Valkenburg zijn er nog steeds heel beroerd aan toe. Ze zijn er nog altijd niet bovenop. De impact is ongelofelijk. Nachtmerries, stress. Ze hebben begeleiding nodig. Mantelzorg lijkt me ook zo zwaar. Maar jij bent altijd zo vrolijk en goedgehumeurd. Prachtig. Echter mag je ook wel eens je dekking laten vallen, en de stress en frustratie eruit gooien. Dat lucht ook op. Gezellig dat je maandelijks voor acupunctuur wilt komen.
Hele fijne dag. En tot over enkele weken weer.

Groetjes, Angela.

**** 

Dierbare vriendschap meegenomen uit jarenlange samenwerking met Ellen in parallelle klassen op school, je bezoek met tulpen, Wil, was ons weer een waar genoegen.

Virtuoos honkballende kippenboer uit San Nicolas knock-out

Hij was kippenboer geworden op de Antillen. Ik probeerde me het voor te stellen: hij met honderden kippen op een tropisch eiland. Dat tropisch eiland zag ik wel voor me, Ruben Lo Choy met die kippen niet. Al ligt nu een grap over de womanizer voor de hand. Ik maak hem niet. Een vette knipoog slechts. Niet zo heel erg lang geleden nog vader geworden van een dochter, vernam ik. Hij zat in Colombia, in Medellin, en zijn partner was een Colombiaanse, is het laatste dat ik over hem hoorde. Je kunt hem koppelen aan Ajax, maar liever en eerder nog aan UVV. Het zijn deze twee clubs geweest waarin Ruben Leysner excelleerde van 1960 tot halverwege de jaren ’70. Bij UVV brak hij als landelijk bekende honkballer door, vanuit Utrecht ook werd hij international. De eerste A-international van UVV in 1960 vóór Kees Hiele (later in 1960, EK in Barcelona) en Rickey Kersout (1961/ eerste Haarlemse Honkbalweek op het Badmintonpad van HCK). Ruben Leysner: een legendarische gravelvreter. Voor mij jeugdsentiment. En niets zo mooi als dat, dat jeugdsentiment, in combinatie met de pen. Dat is schrijven net aquarelleren.

Ruben Leysner begon bij Donar in Hilversum, als ik me niet vergis. Daar in Hilversum werkte hij ook ergens op kantoor. Ik kan het me nog steeds niet voorstellen. Hij had niets van een klerk of iets dergelijks. Geen mens om een uur stil te zitten achter een levenloos bureau met hier en daar een paperclip. Hij was een paar jaar profbokser. Bokste hij ook niet in Hotel Krasnapolsky in Amsterdam? Hij werd voor zijn komst naar Nederland uitgeroepen tot de beste allround sportatleet van de Antillen. Hij keepte ondanks zijn geringe lengte niet onverdienstelijk bij voetbalclub ’s Graveland. Blonk ook uit in tafeltennis. Een man van vele levens. Hij achter een bureau? Hij schijnt ook nog gestudeerd te hebben. Geen flauw idee waarin. Deed hij heel vroeger niet iets met telefonie? Ik dacht het wel. Ik heb het geweten, ik ben het vergeten.

Philips Telecommunicatie was het, Philips ja. Ik ben zo vrij: één van de allerbeste honkballers uit de clubgeschiedenis van Ajax en UVV. De volgorde draai ik vanuit enig chauvinisme om. Zijn dood valt samen met die van één van ’s werelds beste voetballers ooit: Francisco ‘Paco’ Gento (88 geworden) van het sterrenteam van hagelwit Real Madrid met ook Di Stéfano, Puskás en Kopa. Maar mister Ruben Leysner. Over hém deze terugblik. Ik zag de Arubaan uit San Nicolas – want dat was het toch? San Nicolas? – voor het eerst bij UVV spelen in juni 1963. Een eeuwigheid geleden alweer. Het was tegen het als landskampioen onttroonde Schoten uit Haarlem op een zondagmiddag en Ruben stond korte stop. Razendsnel in zijn bewegingen. Aalvlug. Rende op alles af dat bewoog. Naast hem op het tweede honk zijn broer Vincent. Aan de andere kant, het derde honk, ook een Antilliaan, Gerald de Vries. De opstelling van UVV in die wedstrijd, die met 15-2 of 15-3 gewonnen werd, kan ik nu nog steeds opdreunen. Niet zo moeilijk eigenlijk ook. Want die platina zondagmiddag in juni 1963 deed me verslaafd raken aan honkbal. Met heroïne had ik het niet overleefd, zo hoog werd de dosis van deze honkbaljunk opgevoerd. De Amerikaanse luchtmachmilitairen uit die tijd bij UVV? Als ze een bal gooiden dan kwam de dranklucht van de vorige avond mee. De jaren dat ik de dope weghaalde op de Hoge Weide.

Wat een geweldige ambiance destijds met een paar duizend opgewonden toeschouwers in het gaas van de back-stop; wat een fantastische sfeer op sportpark Hoge Weide even voorbij de koffiebranders van Douwe Egberts de Hoge Brug over. Veel publiek, een speaker, muziek tussen de innings door, we luisterden naar Anneke Grönloh en Cliff Richard en Chubby Checker, Willeke Alberti zong al over Spiegelbeeld, het Engels als voertaal, steenkolen Engels vaak maar dat maakte niet uit, kauwgom, gympies, spijkerboeken, Cola, de naoorlogse jaren en Amerikaanse invloeden. De vliegbasis van Soesterberg was dichtbij. Daar kwamen onder meer de werpers Matthew Campbell en Haywood Meredith vandaan. Kenny Tynan ook. En de centrale outfielder Don Campbell, de witte Campbell, een boerenzoon uit Arizona of zo die in het buitenveld wel erg vaak op zijn snuit viel. Speelde op afgetrapte gympjes. Gleed er voortdurend mee onderuit. Met al die Campbells raak ik de draad een beetje kwijt. Het zijn er, geloof ik, vier geweest. De vliegbasis, een instituut voor UVV. Vaak beschreven en bezongen. Kees Hiele was er kind aan huis, net als de Canadese coach Les Myers. Die laatste was na de capitulatie van de Duitsers als bevrijder op een tank de gemeente Zeist binnengereden, en had er een meisje van de stoep geplukt, om er niet veel later mee te trouwen. Les Myers – schitterend vrijstaand huis aan de Kersbergenlaan 28 in Zeist – handelde in sigaretten en rookte als een schoorsteen, en Ruben Leysner was volgens mij één van de heel weinigen die dit voorbeeld van zijn coach niet volgde.


Trouwens, Leysner volgde wel meer voorbeelden niet, want hij was eigenwijs. Ruben Leysner was een publiekslieveling. Hij was gezichtsbepalend. Hij was gedreven en blonk overal in uit, ongeacht welke sport. Een uitstekende bokser ook, Curly K.O. Ook met dicht getimmerde ogen nog een bovengemiddeld goeie honkballer. Als hij bij dichte mist met een zonnebril op honkbalde, wist je precies hoe laat het was. Had hij op zijn flikker gekregen. Maar meestal won hij. In het lichtgewicht of wat het geweest mag zijn. Hij speelde in die tijd ook voor het Nederlands honkbalteam onder leiding van onder meer de Amerikanen Ron Fraser en Bill Arce. Bij Oranje was hij buitenvelder. Net als catcher Wim Crouwel van OVVO stond hij daar vooral opgesteld vanwege zijn slagkracht. Ze stonden links en rechts van wie anders dan Hamilton Richardson. Herinner me van een rechtstreekse televisie-uitzending een onnavolgbaar mooie vangbal van Ruben Leysner in het Nederlands team in het Pim Mulierstadion. Het zal in 1966 zijn geweest. Ruim achtduizend toeschouwers gingen uit hun dak. Aan die vangbal ging een spurt over tientallen meters vooraf. En Leysner kukelde met de bal in zijn handschoen nog bijna over het hek in het verlengde van het eerste honk. Een vol stadion gaf hem een staande ovatie. Zijn naam werd gescandeerd. De tv nog in zwart-wit. Ook toen nog zonder doventolk en zo. Vanaf 1964 speelde Ruben Leysner een aantal seizoenen voor Ajax aan de Kruislaan in de Watergraafsmeer. Het was het Ajax van de journalist Martin Bremer, ook bondssecretaris in die tijd. Het was het Ajax van Herre Kok, de broers Van Wijk, Boy Balinge, Ben Richardson, Dazzy Rasmijn, de tuinslang Rinchinsin, nooit in mijn leven zo’n magere kerel gezien, een zekere Isenia, en heel even neef Roley Wout die iets meer dan een maand geleden vlak voor zijn tachtigste overleed. Nu dus Ruben Leysner overleden, 87 geworden, een man die ik onherroepelijk als één van de eersten zou opnoemen voor mijn favoriete UVV-opstelling over een halve eeuw clubgeschiedenis. Ruben in mijn dreamteam. Net als Rickey Kersout, die andere catcher Bill Nardi, Roley Wout, Tom Stamer, Aldrick Victoria en Guillaume Campagnard. En Henk Heinen, symbool van clubliefde en humor. En ook Jos Kervers, wellicht, die later Ruben zou evenaren en die ook een vol Pim Mulier op de banken kreeg, maar dan met een beslissende stootslag uit het boekje tegen Japan.

Ach ja, de jaren ’60 en ’70 zijn in het koppie nog steeds niet voorbij. Kan me nog goed heugen dat nooit eerder en nooit erna een bij UVV vertrokken speler zo door het publiek is gejend en uitgescholden als Ruben Leysner in 1968. Ja, dat moet in 1968 zijn geweest, het jaar dat Ajax kampioen werd en terugkeerde in de hoofdklasse. UVV wist zich in 1968 ternauwernood in de eerste klasse te handhaven. Het was trouwens het jaar van de revolte, 1968. Studenten- en arbeidersprotesten, de Sorbonne in Parijs, rooie Danny Cohn-Bendit uit de Elzas die de opstand leidde, en in de muziek Homburg van Procal Harum als opvolger van A whiter shade of pale. Leysner was bij Ajax playing-coach. We mogen het best op één van de gekste wedstrijden uit de bewogen historie houden. Dát predicaat verdient het circus vol slaggeweld van toen. Ik overdrijf graag maar nu niet. Eigenlijk was het de wedstrijd van de Antilliaanse nachtmerrie Boy Balinge. Die zou nog heel lang als een spookrijder in mijn slaap verschijnen. Alle ballen die Balinge als overrijpe meloenen van Peter van der Ster, Harold Wout, Henk Heinen en alle andere wanhopige werpers van UVV kreeg toegegooid, verdwenen met een meedogenloze zwiep midden in de stad tegen de Domtoren aan. Of tegen die schoorsteenpijp van de Pegus waar een jaar eerder een kruitschip de lucht in vloog. Boy zou geen boy zijn geweest als hij niet alleen al in zijn uppie tien, twaalf punten binnensloeg die zondagmiddag. Ik geloof dat Ajax met 17-15 won. Zulke krankzinnige cijfers waren het. Het was om tureluurs van te worden. Maar ook Ajax worstelde met zijn werpers. Ene Hendriks, geloof ik, Peter Hendriks en Ben Richardson als kinderspeelgoed voor Stamer cum suis. Iedereen die nog niet was voorzien van een pijnlijke boosterarm kwam op de heuvel. Uiteindelijk moest Ruben Leysner er zelf aan geloven. We misdroegen ons verbaal langs de kant als nooit tevoren. We jouwden onze vroegere idool uit. Schorre kelen. Daar was geen bier voor nodig. En wat waren we dom. Want hoe meer vuiligheid wij als hooligans naar het hoofd van onze ex slingerden, maar ja 1968 en de universiteiten in de fik, universiteitsbestuurders die voor hun leven renden, Leuven ook, hoe meer shit naar hem uitgekraamd hoe meer Ruben Leysner in zijn element raakte. De man die heel ver ook wel iets Aziatisch in zich had , en lees nu zijn volledige voornaam op de rouwadvertentie , bleef stoïcijns, bleef als een oester, en was niet voor niets een goeie bekende van Johan Cruijff, Johan Neeskens en Sjakie Swart. Hij was even professioneel. En al even een topsporter.

Niemand heeft mij ooit op valse bescheidenheid kunnen betrappen. Vandaar maar schaamteloos dat ik een stevige rol heb gespeeld bij de terugkeer van Ruben naar UVV na een kleine tien jaar Ajax. In het bestuur van UVV een aantal mensen met een overduidelijke hang naar het verleden. Pa Jenken bijvoorbeeld. En de materiaalman Jan de Groot hield eveneens van nostalgie. Jan Kars ook. Mannen die in hun zakdoekje snoten bij de herinnering aan vroeger. Schatbewaarders van de geschiedenis. Niet alleen ikzelf dus, ook anderen. We wilden Ruben Leysner terug op de Hoge Weide. Zo bleven we ook het sportpark noemen, ook al was het intussen omgedoopt in Verthoren. Beter: J.C. Verthoren. Hoe moesten we het met Ruben Leysner aanpakken? Roley Wout erop afsturen had geen zin. Zijn broer Harold nog minder. Geen bevlogen praters die Ruben over UVV aan het huilen konden brengen. En wat had UVV zijn verloren zoon na al die tijd nog te bieden? We zouden hem coach maken en omdat hij nog steeds zo goed kon honkballen, zou hij zichzelf mogen inzetten als pinchhitter. Welja toch. Hij zou ook als reliefpitcher mogen fungeren. We maakten een aanvalsplan en hadden razendsnel zijn woonadres in Hilversum te pakken. In de wijk Kerkelanden naar Loosdrecht toe. Een hofje, Ruben woonde in een hofje, op nummer 12. Het was iets van Jasonhof, zo ongeveer. Janseniushof? Kan ook. Een doorzonwoning met tuintje voor en tuintje achter. Hoe ik dat zo goed weet? Omdat er iemand hondsbrutaal naar de familie Leysner in Hilversum moest om hem te ronselen. En de keus viel in het bestuur meteen op mij. Want ik deinsde in die tijd nergens voor terug. Ik ging vaker op strooptocht en spelersjacht en het binnenhalen van Ruben Leysner kan achteraf als één van de makkelijkste missies worden gezien.

Ruben had een heel sympathieke en charmante vrouw. Mooie vrouw ook. Daar mogen we niet onverschillig in zijn. Een Nederlandse. En ik herinner me één of twee kleine kinderen. Leefde Martin Bremer toen nog? Dat weet ik niet meer. Wel weet ik dat Ruben uitgekeken was op Ajax dat langzaam maar zeker nog maar één team over had. Hij raakte ook snel enthousiast als er namen vielen: die van Kees Hiele en Jan Kars, en van nog heel veel anderen. Ik noemde Ruben een bedrag waarvoor hij bij zijn oude liefde UVV kon komen coachen. Ik geloof dat het om 2500 gulden op jaarbasis ging. Wie moest hij opvolgen? Piet de Nieuwe, Wim van Sorge, Jan Janszen, Jan Dalmeyer? Behalve die laatste, Jan Dalmeyer, één van mijn favorieten door de jaren heen, geen van allen pottenbrekers. Herinner me de donderdagavond in 1973 (het kan ook 1972 zijn geweest) dat Ruben zijn handtekening in de bestuurskamer van het ronde futuristische UVV-paviljoen op de Hoge Weide kwam zetten. Op die donderdagavond was het altijd erg druk bij de tap en de bitterballen (Judith Santifort, Bram Brevet). De donderdagavonden waren dé clubavonden. Ruben kwam binnen en Line Klein, die aanvankelijk nog niet zo heel erg veel met Ruben had, geloofde haar eigen ogen niet. De lieve vrouw zag hoe de verloren zoon, ik herhaal dat maar even, de verloren zoon, met open armen en klapzoenen door de ouwe UVV-clan werd binnengehaald. Niemand die hem had verwacht, behalve dan het honkbalbestuur. Meer nog dan de honkballers waren het de voetballeden die Leysner in hun supportersarmen sloten. Stond er zelf ook van te kijken. Zó had ik het nou ook weer niet verwacht. Als gezegd, honkbalvoorzitster Line Klein wist niet wat haar overkwam en deed alsof Ruben een persoonlijk cadeau van haar aan de totale vereniging was. We gunden dit haar, net als wij haar de mentholsigaretten en knipperbollen met steeds meer sherry gunden. Er hing allure om Ruben Leysner. Daar stond een soort filmster. Klein snorretje, Sicilië, Fellini. De favoriete neef van een peetvader in een strak colbertje en op lak schoenen. Een man van de wereld. Een iconische figuur in een periode dat honkbal er nog toe deed. Kippenboer moest hij nog worden. Hij reed in een prachtige Citroën DS, een topmodel in die tijd. Alles hydroliek geregeld. Zal die auto’s van hem nooit meer vergeten. De ene DS volgde de andere op. De vergadering met Leysner liep bijna een uur vertraging op.

De volgende dag stond al in de Utrechtse kranten dat Ruben Leysner weer bij UVV was gesignaleerd en dat hij er vermoedelijk een functie had aangeboden gekregen. Bij Ajax viel dat verkeerd. Want omstreeks die tijd speelden beide clubs promotie-degradatie wedstrijden tegen elkaar. Ajax vertrouwde Ruben Leysner niet meer en stuurde hem met verlof. Hij werd zowaar geschorst. In die twee beslissende duels stond hij niet opgesteld. UVV had inmiddels inderdaad al een contract met hem. Veel van de rest kan worden nagelezen in de archieven. Ajax bleef met Marco Nagelkerken hoofdklasser. Tom Stamer vergooide de terugkeer naar de hoofdklasser met een slechte worp naar het eerste honk. De bal verdween in de grond om nooit teruggevonden te worden. Het gebeurde aan de Jan van Galenstraat in Amsterdam. Ze lopen er nóg naar die onmogelijke bal van Stamer te zoeken. Die zondagavond spoelde ik met Ton Camue, Henny Jenken, Jos Kervers, Peter van der Ster en nog wat anderen de ellende van me af in onze basketballploeg. We speelden in honkbaloutfit. Het kon, het mocht. Ruben dus in 1973 terug bij UVV dat toen bestond uit Tom Stamer, Jan Dalmeyer, de broers Wout, Lem Briessen, Henk Heinen, Joop Maalsté en de luitjes van ons basketball-gezelligheidsteam in hesjes met Red Lions erop. Zo’n beetje de spelers die Leysner later weg wilden hebben. En wie daar vooral een stokje voor stak? Line Klein. Razend was ze. Ze was van de VVD en De Telegraaf  en Je kop houden jullie. Ze bleef ongelofelijk trouw aan Ruben Leysner. En toen hij na een aantal jaren toch aan vervanging toe was, zorgde ze er hoogst persoonlijk voor dat hij de softbaldames ging coachen. Mijn waardering voor Line heb ik nooit onder stoelen of banken gestoken. Ze had principes en beschaving. Al kon ze vloeken als een ketter. Of rook je als een ketter? Nou ze deed beide.

Na UVV keerde Ruben Leysner terug naar waar het allemaal begonnen was. Naar Hilversum, naar Donar dat volgens mij toen naar zijn sponsor Cuir 2000 of zoiets heette. Hij was kleurrijk. Zijn kwaliteiten als coach hebben we toentertijd wellicht een beetje overschat. Net als Arie Hagen en Roley Wout, zij als voorbeeld, honkbalde Ruben Leysner vooral op instinct. Hij kon het onvoldoende goed overbrengen. Maar tegelijkertijd was hij ook een strateeg. Boerenslimheid. Met wisselspelers communiceerde hij moeizaam. Daarentegen kon hij dat wel heel goed met secretaris Pa Jenken die hij ooit eens heel geheimzinnig een briefje in de hand stopte. Op dat briefje een telefoonnummer van een discotheek in Rotterdam – laat ik het maar op een discotheek houden – waar onze coach op vrijdagavond en zaterdagavond uitsmijter was. Voormalig bokser immers, Curly K.O. Pa Jenken kreeg het telefoonnummer, dat hij alleen met mij als wedstrijdsecretaris mocht delen, voor het geval er tijdens zijn diensten ergens op de stoep in Rotterdam snel honkbaloverleg noodzakelijk was. Over plotseling zieke spelers of zo. Volgens mij nooit, nooit hebben we Ruben van de stoep in Rotterdam hoeven plukken ’s nachts. De degelijke Pa Jenken begon altijd te gniffelen als hij het briefje uit zijn broekzak haalde. Moet ook ineens terugdenken aan de wedstrijden der gladiatoren toentertijd tegen Dorlas Quick. Zowel in Utrecht als in Amersfoort drommen publiek tot achter de hekken van het buitenveld.

Latere generaties kunnen zich waarschijnlijk geen enkele voorstelling maken van het honkbal van toen. Voor boodschappen ging je naar winkels van UVV’ers. De kapper, meneer Van Amerongen, Vleutenseweg/ hoek Billitonkade, was van UVV. Onze verzekeringen liepen via Henk Konings van UVV. Het zit allemaal in mijn kalebas en soms moet het eruit. Zoals nu bij de dood van Ruben Leysner. Schrijven over jeugdsentiment is een geweldige bezigheid. Dat mag, nee dat moét, met adjectieven en superlatieven. Sport verlangt bombastiek. Ik kreeg het bij Het Parool met de paplepel ingegoten. Sport is beleving en verfijning. Aan Nico Scheepmaker kun je het niet meer vragen. Wel aan Henk Spaan, Mart Smeets, Hugo Borst, en zo kan ik nog tot het voorjaar doorgaan. Hugo Borst werd door zijn vader meegenomen naar Het Kasteel in Rotterdam en werd verliefd op Sparta en de pen. Alleen al zijn beschrijving van vijf minuten waarneming – klasse! Geen bic maar een kroontjespen. De oude, nooit vergeten, rots Tinus Bosselaar die was gaan dementeren en die door zijn zorgzame vrouw voor een plasje voetje voor voetje van de tribune van Sparta werd geholpen uit het zicht van de mensenmassa. Hij zou het eens in zijn broek doen. En dat dan ook nog eens op Spangen waar jarenlang zijn sportmacht had gelegen! Schitterend en met een knap staaltje sereniteit beschreven, elk stapje van Tinus die zijn dementie probeerde te camoufleren, en elke handbeweging van diens vrouw die aan zijn waardigheid dacht. Schrijven over jeugdsentiment. Ad van Liempt en Hans van Echteld over het vroegere DOS met Tonny van der Linden en Frans de Munck. Uit die tijd ook de herinneringen aan Ruben Leysner en de Hoge Weide.

Als de berichten juist zijn dan was Ruben al dik over de zeventig toen hij opnieuw, en bij god voor de hoeveelste keer, vader werd. Ruben verkende graag. Een IM over hem als nieuw blog tik je in een halfuur op. Het zegt veel over hem. Het is een compliment. Met Ruben Leysner, tijdens zijn tweede leven bij UVV gaandeweg een soort vriend, hoefde je je nooit te vervelen. Ik denk graag terug aan onze stapavonden. Het waren er niet heel veel, maar ze waren wel leuk. Nee, roddelnicht Albert Verlinde, hier hoef jij je neus niet in te steken. Het waren wat je noemt onschuldige stapavonden en bovendien zou het nog zeker acht jaar duren voordat ik Ellen leerde kennen. De laatste berichten waren dat Ruben Leysner in Colombia woonde. In Medellin. Die naam doet aan iemand anders denken, maar die deed in poeder, niet in kippen. Medellin. Gold eens een negatief reisadvies vanuit de VS voor. Levensgevaarlijke stad toen. Pablo Escobar. Verdere duiding overbodig. En zijn naamgenoot, de voetballer Escobar, die op een WK in eigen doel schoot, tegen Amerika, Colombia uitgeschakeld, en die bij terugkeer thuis in Medellin door een heethoofd op straat werd doodgeschoten. Een prachtig boek daarover verscheen een paar jaar geleden. Colombia waar deze dagen Ingrid Betancourt (voor enkele jaren ontvoerd door de Farc) zich weer meldde aan het politieke front. Leysner woonde er. En daarvoor zou hij terug zijn geweest op Aruba. Hij had vier kinderen van wie een dochter hier in Nederland een trimsalon voor honden heeft. Geen twijfel mogelijk: één van de allerbeste honkballers uit de clubgeschiedenis van UVV. En dat wil wat zeggen. Memorabel. Want UVV heeft sinds 1948 heel wat goeie honkballers op het gravel gebracht. Maar hij, Ruben Leysner, behoort zonder tegenspraak tot de negen besten. Met nog slechts een zeer vette knipoog Ruben!

UVV zette graag een trend. Zeker met Kees Hiele aan het roer. Het bracht een team in stelling met Antillianen, Amerikanen en Nederlanders. Plus een Canadese coach. Geen enkele club zo internationaal rond 1960 als UVV. Op de foto tussen de Leysner-broers de Amerikaan Don Campbell. Naast Vincent Leysner de pitcher Matthew Campbell, net als zijn achternaamgenoot van de vliegbasis Soesterberg. Voorste rij: Les Myers, Kees Hiele, Jan van Ewijk, Arie Hagen en Wim van der Ster. Matthew Campbell trainde in de achtertuin van zijn Canadese coach aan de Kersbergenlaan in Zeist. Lekker dichtbij Camp New Amsterdam in Huis ter Heide. Groot zat die tuin van de sigarettenboer.

****

Ha die Johan,

Bedankt vanuit Bali voor het in memoriam over Ruben Leysner. Ik kan me na dat ene jaar Ajax niet meer zoveel van hem en het team herinneren, wat heb jij toch een ijzersterk geheugen, maar wel dat hij een geweldige honkballer, en überhaupt sportman, was. Ik had al snel door dat ik mezelf niet voor de gek moest houden. Maurice, Roley en nu Ruben. We zijn op een leeftijd, ben inmiddels 70, dat we er hoe dan ook mee te maken krijgen. Ik heb alle Ajacieden de 1ste versie van je verhaal al toegestuurd, maar zal ze te kennen geven dat ze de update op je blog kunnen lezen. Ik lees hier ver weg je interessante verhalen en zal je advies opvolgen.

Groetjes aan jullie beide en een kusje voor je lieve Ellen.

Tot schrijfs. Hans Walraven.

****

Hallo Johan!

Weer een musketier uit de UVV-brigade die er niet meer is. Ruim een maand na het overlijden van Roley Wout nu zijn neef Ruben Leysner. Je hebt het prachtig verwoord. Fabelachtig geheugen ook. Bepaalde informatie kon ik checken met stukken in mijn plakboek. Op basis van honkbalvaardigheden zou Ruben ook in mijn top negen belanden. Aanvallend (slagman en honkloper) beter dan verdedigend. Ik was een broekie toen ik samen met hem speelde. Maar het leeftijdsverschil tussen hem en mij (meer dan tien jaar) gold natuurlijk ook naar Kees Hiele en Jan Kars. En een paar anderen. Was nooit een probleem. Ruben deed in het veld al aan coaching jegens mij. Hij als korte stop schreeuwde altijd naar welk honk ik als buitenvelder een bal moest gooien. Maar dat was feitelijk overbodig. Jan Kars had in zijn klasjes een en ander er al ingeramd.

De door jou genoemde wedstrijden waren inderdaad absurd. Korfbaluitslagen. Schoten (toen nog met playing-coach Henk Keulemans) en ex-landskampioen werd ingemaakt met 15-2. Gek genoeg had Ruben die wedstrijd geen honkslag. En in de bizarre nederlaag (18-15) tegen Ajax kwam Ruben bij Ajax als reliever op de heuvel. Toen UVV met 13-6 achterstond zette playing-coach Curly K.O. zichzelf in, als opvolger van Ben Richardson. Diezelfde Balinge (ik schreef toen voor Het Centrum, wist zijn voornaam niet en voorzag hem maar van de naam ‘Pancho’) redde in de laatste inning Ajax door over het verreveldhek een ‘zekere’ homerun van Wim van der Ster te verijdelen. Bij de stand 18-14 waren alle honken bezet. UVV bleef onderaan hangen en kon degradatie voorkomen door later zelf van HCTIW te winnen (na een grand slam homerun van Henk Heinen) én door de winst van ADO op Thamen.

Ik heb Ruben eenmaal met de door jou genoemde zonnebril zien spelen. Na een nederlaag als bokser. Het was een oefenwedstrijd tegen PSV in Eindhoven. April 1962. Op het door Philips betaalde ‘Amerikaanse’ honkbalveld met werpheuvel. En, verdraaid: met een dichtgeslagen oog sloeg Ruben de bal tweemaal over het verreveldhek.

Ik vraag me af of Ruben niet door Martin Bremer is weggekocht. Of ging hij weg omdat er truttige muziek van Anneke Grönloh en Willeke Alberti werd gespeeld? Een kleurrijk honkballer en persoon (of omgekeerd) is niet meer onder ons.

Beste groet, Jan van Ewijk.

****

Beste Johan:

Mooi artikel. Ik heb het met belangstelling gelezen. Ruben overleden, ik schrok wel even. Hij 87 geworden, ik ben nu 86, gisteren geworden. Samen met Ruben in het Nederlands team gespeeld, diverse wedstrijden. Barcelona bijvoorbeeld. Hij was toen van UVV. Ik speelde voor EDO (Ton Terneuzen, Doby Peters, Dolf de Zwart, Piet de Nieuwe, Teun van den Berg, mijn broer Jan, Henk Schijvenaar, Joop Odenthal) en later voor fusieclub Haarlem Nicols. Bij Nicols nog een jaar met Rickey Kersout. Wonnen we de Europa Cup. Je doet het verleden voor me herleven. Met EDO speelden we belangrijke wedstrijden voor 4000 toeschouwers. Dat kun je je tegenwoordig niet meer voorstellen. Ik kom niet meer bij het honkbal. Ik ga nog niet voor mijn verdriet op een tribune zitten tussen nog tien kijkers. Armoe. Ruben was een stille jongen in Oranje, maar als honkballer een enorme slimmerik. Fantastische speler. Ik las dat hij in de kippenbranche zat. Ik wreef mijn ogen uit. Moest daar wel een beetje om lachen. En ja, UVV in 1961 en 1963 toen wij in de hoofdklasse tegen ze speelden. Ik heb het opgezocht. Die jaren waren het. Gezellig was het in Utrecht, een heel gezellig veld, een echt Amerikaans veld met gravel, hadden wij nog niet, en wat een sfeer met fanatiek publiek. Wie die jaren heeft meegemaakt vindt zijn draai niet meer in het honkbal van nu. We hadden altijd de grootste moeite met UVV. Door mensen als Ruben. En die Amerikanen. Rickey Kersout is alweer jaren dood. Met zijn Ankie hebben mijn vrouw en ik nog altijd contact. Ik stuur jouw artikel over Ruben naar haar in Canada. Doe ik meteen. Bedankt voor je prachtige verhaal, hier houdt de oude garde van,

Leo Kops.

****

Hi Johan,

Schitterend verhaal weer. Mooi zoals je Ruben neerzet. Ik heb trouwens al je blogs over honkbal van de afgelopen vijf jaar geleden. Een feest! En heel aangrijpend vaak de blogs over je zieke Ellen. Ze laten me niet onberoerd. Ik geniet van je toegankelijke schrijfstijl. Veel groeten uit Amersfoort,

Rijk v.d. Bunt.

****

Zonder een paarse polo van de GGD vaart niemand wel

Hoe gek wil je het nog verder hebben in het kadaver Nederland? Nee, niet de Afghanistan-kneus Ank Bijleveld die het tot waarnemend burgemeester van Almere heeft geschopt. Absurdisme. Niet mevrouw Ollongren die de Russen ernstig heeft gewaarschuwd over Oekraïne en daarbij weer eens slordig was met haar papieren en ‘Functie Poetin Elders’. Nee, nu niet die uitgestreken Stef Blok (daar moet de eerste kerk nog voor gebouwd worden), Mark Rutte (toonbeeld van politieke richtingloosheid) en de lange rij bedelende Groningers. Een stoet dolende aalmoesgroningers die hun hand ophouden en beleefd wachten tot de poen op is – dat noemt Rutte nieuw Haags elan. En die malle koning ondertussen maar stram en clownesk knikken als een mislukt standbeeld. Dacht waarachtig dat theaters en musea onder de strenge lockdown regels vielen en gesloten waren. Dit verdragen maag en darmen niet langer. Het wordt tijd dat we aan het muiten slaan. Maar eerst nog even Volksgezondheid en de boostercampagne in het Albanië aan de Noordzee. Ellen heeft haar booster te pakken! Ik kan het bijna niet geloven. De GGD kwam weliswaar later dan de afgesproken tijd, maar wel op de afgesproken dag. Dat is tegenwoordig al heel wat. De GGD kwam met een jonge vrouw, ik schat haar dertig, en een man wiens leeftijd ik op vijftig houd. Ik ben een liefhebber van afgeronde getallen. Hij droeg het koffertje met vaccinaties en de papieren, zij droeg de last zoals voor de GGD het uitvoerende werk voelt. Ze gaan er onder gebukt bij de GGD. De geestelijke last kortom, het zal haar hoogste baas André te Gereformeerd-Rouvoet aanspreken. Op een gegeven moment een heel interessant gesprek. Dat kun je wel eens hebben, zo ineens. Zowaar ook met de GGD. Heet van de naald verslag van dat gesprek. Ik wil het niemand onthouden. Over puntjesneukerij in het blije en vrije aan België en Duitsland grenzende Albanië gesproken. De GGD gunt ons zelfs geen tijd voor apathie. Hun paarse aanvalsoffensief !!!

U heeft uw busje een heel eind verderop staan? Kwam u er niet langs daar op de hoek?

De man van de bloem der natie, de GGD, weegt zijn woorden: ‘Hmmm, mijn collega reed.’

En vrouwen kunnen niet rijden?

‘Nee, dat hoort u mij niet zeggen.’

Eerlijk gezegd, zag ik u voor de chauffeur aan.

‘Nee, ik mag nog niet rijden. Ja, ik mag het wel, dat wel, maar niet als er zich in de wagen vaccinaties bevinden. Als dat niet zo is dan mag ik wél een busje van de GGD besturen. Niet met boosters zoals nu.’

Meneer, dát moet u me even uitleggen.

‘Dat kan ik niet. Want ik snap die regel niet. En mijn collega snapt de regel ook niet. Maar kijkt u eens naar haar. Zij draagt een paarse polo met het logo van de GGD. Ik niet. Ik heb nog niet een paarse polo met het logo van de GGD. Ik zit hier in mijn overhemd zoals u ziet. Wij rijden nu met boosters rond. Dan mag je alleen achter het stuur in een paarse polo met het logo van de GGD.’

Maar bent u zelf niet van de GGD?

‘Jawel, ook ik ben van de GGD, maar ik heb nog geen paarse polo.

U volgt een regel op die mij volkomen idioot lijkt, u trouwens ook zo begrijp ik. Maar heeft u nooit gevraagd wat de zin of onzin van de paarse polo regel is? Ik zou zoiets willen weten. En u, mevrouw, nu u bent uit geprikt: kunt u mij misschien als burger van dit zalige landje uitleggen wat dit voor een regel is?

‘Van deze paarse polo? Nee meneer, ik weet het ook niet. Zo moet het nu eenmaal.’

En als u moet inparkeren en het lukt niet mevrouw met die bus, wat dan?

‘Het zijn de regels en wij hebben die regels na te leven.

Ook regels dus waar u net als ik geen jota van begrijpt? U heeft niet dezelfde maat, maar stel dat het wél zo was geweest, en u meneer had ’s middags een poosje willen rijden met die boosters, dan zou u kunnen wisselen, u de paarse polo en zij uw overhemd.

‘Nee meneer, zo werkt dat niet. De paarse polo staat geregistreerd. Die staat op haar naam.’

Ach natuurlijk. Uw polo zit ergens in een kaartenbak. En een corresponderend nummer in het kraagje. Snapt u nou waarom alles in dit halfgare land in de soep loopt? Keek vanmorgen even een talkshow van gisteren terug. Weet u waar het over ging? Over de komende persconferentie van tante en haar nieuwe kale minister van Volksgezondheid. Maar het ging niet over de lockdown, welnee, geen woord, het ging over het decor en op welk plekje van het televisiescherm we doventolk Irma zouden kunnen verwachten.

‘U wilt niet dat we hier zitten te lachen?’

Nee, dat heb ik liever niet.

****

Johan,

We hebben hier krom gelegen van het lachen over die malloterij bij de GGD , ook mijn zoon, mijn dochter, haar vriend, mijn zuster en de rest. Maar eigenlijk is het te triest voor woorden. Waar zo’n instantie al niet druk mee is. Met een polo! Hadden die twee nou echt niet in de gaten dat je ze in de maling zat te nemen met die paarse idiotie? Ik zie jullie dit weekend nog om de booster voor Ellen mee te vieren bij een mooi glas wijn van Una Más. Die paarse polo van de GGD, als ik buiten loop en ik passeer iemand in het paars dan schiet ik vanzelf in de lach. Ook de vorige blog over de booster voor Ellen gaat hoofdschuddend onze hele familie door. Lieve groeten voor jullie beiden,

Wil.

****

Hallo Johan:

Hahaha! Mooi paars is niet lelijk nee. Ik ben helaas te oud om nu nog te gaan emigreren. En eens met je, die mislukkeling Bijleveld nu waarnemend burgemeester in Almere… Het slaat nergens op. Laat ze zich maar als voornaamste doel stellen om daar een goed geoutilleerd AZC voor Afghaanse vluchtelingen te realiseren. Knuffel voor Ellen.

Jan van Ewijk.

****

Hahaha die paarse polo’s, love it, dat is toch geweldig, hoe kun je nou niet van Nederland houden Johan! Ik zit deze week in Groningen en volgende week heb ik op jouw vrije middag net enkele afspraken staan, maar de week erop? Kunnen we weer lachen om alle malligheid.

X Annelies.

Meer willen we niet. Allang niet meer: een eenvoudige tafel met vaas en een booster voor de mensen die dat het hardst nodig hebben. Die ook het grootste slachtoffer dreigen te worden van het zigzaggende kabinet dat van Rutte-3 naar Rutte-4 meanderde. Of vergeet ik de jeugd? Rust, hebben we nodig. En niet elke dag de telraamjournalistiek over corona. Het komt niet meer binnen. Al een jaar niet meer. Meer dan een jaar zelfs. Vandaag een nieuw record aan positieve tests? Het zal wel. We gaan onze eigen gang. Niet paars maar appeltjes groen.

Het heeft onze paarse strijdkrachten behaagd ook Ellen een booster toe te kennen. Een gelukwens waard. Bij het schaatsen zijn we in alles nummer 1. Dat komt omdat er geen ander land meedoet. Maar zie de strijd tegen corona. Nummer laatst. Met chronisch zieken in de thuissituatie weten we geen raad. Met de controle op de zorgbonussen evenmin. Waarmee wel eigenlijk. Vraag het de slachtoffers van de toeslagenmisdaad. Vraag het de aalmoes-Groningers.

Booster voor Ellen! Nu al de hand van Ernst Kuipers zichtbaar?

Lieve Diana en Elly (verzorgenden), beste Erik (huisarts) en Manal (buddy van Ellen bij de apotheek).

Het is ons gelukt! Ontving zo-even het mooiste telefoontje van 2022 tot dusver. De dagkoers schiet als een komeet omhoog. De beursnotering gaat dwars door het luchtruim heen . Ik noteer 12 januari. De tijd? Rond het middaguur. Had de GGD aan de lijn. Ze informeerden naar Ellen. Of zij even aan de telefoon kon komen. Mijn vraag: of ze het ook met mij afkonden. Kon mijn vrouw niet meer praten? Dat was schrikken. Kwam ze eigenlijk niet meer van bed? Dat was dan wel een zeer nijpende situatie voor een extra vaccinatie. Komende vrijdag komt een arts van de GGD naar Ellen om haar eindelijk, eindelijk, en vele malen nogmaals eindelijk, van een boosterprik te voorzien. Durfde er al bijna niet meer op te hopen.

De energie is terug. Dank jullie voor het met me meedenken. En het met me meevechten tegen windmolens. Zeer in het bijzonder Erik en zijn assistentes. Hoeveel voeten had dit wel niet in de zompige klei. Alsof we een aantal afleveringen van de Vierdaagse van Nijmegen tegelijk afstrompelden zonder stevige ondergrond. De mevrouw van de GGD bood zelf aan het onverantwoord lange wachten van een parkinsonpatiënt als Ellen op een booster met haar leidinggevende te gaan bespreken. En inderdaad: dit gaf een heel slecht beeld van Nederland, en misschien ook wel het beeld dat ons land momenteel ten zeerste verdient. Een armzalig beeld. Maar het werd allemaal beter! Hoopte de mevrouw van de GGD.

Eerste gedachte: nu al de hand van Ernst Kuipers zichtbaar? Heeft hij de stroperige en verbureaucratiseerde en vermolmde GGD nu al een rotschop verkocht? Is die enge brave gereformeerde dorpsouderling Rouvoet het bos in gestuurd? Het zou tijd worden. Het is tot huilen toe verschrikkelijk dat het zo lang heeft moeten duren. Met Ellen dan, met die booster. De scenario’s lagen hier al klaar voor dingen die ik hopelijk niet hoef uit te leggen als liefhebbende echtgenoot. Een booster. Dagen en dagen hiervoor zitten bellen. Meestal alle medewerkers in gesprek. Een ogenblik geduld alstublieft. Het bekende liedje. Eigenlijk bedoelden ze: alle medewerkers nog op bed. Van het kastje naar de muur. ’s Nachts hartritmestoornis. Van machteloze woede. Van frustratie en van bezorgdheid. Ik had me er al mee verzoend dat we hier in Nederland met de vaccinaties functioneren op het niveau Albanië en Noord-Macedonië, kortom de degradatiezone van Europa. Of de nummer laatst van de eredivisie: PEC Zwolle. Geef het maar een naam. Ik was bezig me er geestelijk op voor te bereiden dat Ellen naar het voorjaar toe het dodelijk slachtoffer van corona zou gaan worden. Geen ontwijken meer aan. Ik gaf me gewonnen. De witte vlag. Want hoelang zou de uiterst kwetsbare Ellen nog zonder aanvullende vaccinatie kunnen? Maar nee, hopelijk nee. Hoe cynisch zou het zijn geweest als je jarenlang in gevecht bent met de ziekte van Parkinson en het syndroom (neen, niet dementie) van Lewy Body en het noodlot zou uiteindelijk worden aangestuurd door het onzichtbare virus Covid-19, of één van zijn varianten, die al evenzeer als gluiperige sluipschutters beschouwd kunnen worden. Dat is aan ambtenaren niet uit te leggen.

Ik kon het niet laten die buitengewoon vriendelijk mevrouw van de GGD te zeggen dat ik van haar hield. Ze viel even stil. Van haar hield? Ja van haar hield want ze reanimeerde mij geestelijk. Hoe kon het in dit kut land bestaan dat een booster voorbij ging aan de mensen die zo’n booster het hardst nodig hadden. Ik kon ook niet nalaten tegen die mevrouw van de GGD te zeggen hoezeer ik me schaam voor Nederland. In tal van opzichten. Willem Engel. De rattenvanger van Forum met zijn misselijk makende kijk op de geschiedenis. Twee ongelofelijke querulanten. Vlegels. Beroepsoproerkraaiers. Ik walg van ze. Maar zeker ook schaam ik me voor het overheidsoptreden in de pandemie. Achtereenvolgende kabinetten van het ravages aanrichtende lachebekje Rutte – nu weer Groningen, een drama uit minachting voor burgers – laten niet na ons te zeggen dat we chronisch zieke familieleden zo lang mogelijk thuis moeten houden en thuis moeten verzorgen. Wij komen aan die wens (om de zorg in Nederland ook betaalbaar te houden) ruimschoots tegemoet. Maar veelvuldig is mij gebleken dat er van de Nederlandse overheid maar bar weinig tegenover staat. Of het zou schaamteloze en talentloze onmacht moeten zijn. Niets kan die overheid foutloos meer. Met die zorgbonus lieten ze zich voor honderden miljoenen foppen. Er gingen bonussen naar mensen die helemaal niet bestonden. Hugo had dit bedrog ingecalculeerd. Maar hij had op minder bedrog gerekend. Welja zeg.

Wij leven in een verloederd land. Op tal van fronten. Een land ook van systeemdenkers die in tijden van een pandemie niet kunnen improviseren. We worden glashard uitgelachen door de Italianen, de Grieken en de Portugezen. Door wie eigenlijk niet?! Ik zag de meewarige lach op het gezicht van de Duitsers afgelopen weekend. Alweer een Nederlander die naar Duitsland vluchtte, nooit kunnen denken. Wij, armzalige Nederlanders, kunnen niet buiten regels, en we snakken naar regels die de regels controleren. Als houvast hebben we ook dáár weer regels voor nodig. We kijken niet op een affaire of schandaal. We kunnen het eenvoudig niet. Het onderzoek naar de miljoenenoplichting met mondkapjes duurt maar en duurt maar. We volgden immers de regels. We zijn gedekt. Voor Nederlanders is regelfetisjisme wat voor het buitenland zuurstof is. Loketten met ambtenaren die geen verantwoordelijkheid durven nemen. Droevige figuren met een leeg hoofd die verantwoordelijkheid maar het liefst voor hun eigen gemoedsrust afschuiven naar een al even treurige halfdode collega. Het is niet eens doorschuiven, het is afschuiven. Wat zei Hugo ook alweer rond de jaarwisseling? Nederlanders moesten niet hun booster vlak over de grens in Duitsland of België gaan halen, hoe snel en effectief ze daar ook werkten. Nee, niet doen, want dat was niet prettig voor de administratie van de GGD. Nederland ten voeten uit. Ik herhaal: de ad-mi-ni-stra-tie van de GGD. Van wie? De GGD godverdomme! Niet prettig voor de administratie van de GGD. De veters springen spontaan uit je schoenen. Daar draait het in Nederland om. Of het voor de administratie wel plezierig is. Zulke onzin gaan we straks ook over de woningbouw horen. Ben het met Gijp eens dat er drie beroepen zijn waarvoor je in Nederland niets hoeft te kunnen: tv-presentator (zie die lieverds van Goede Morgen Nederland, zie de showfiguur Margriet v.d. Linden), koning (uitleg overbodig) en minister (zie Financiën, Buitenlandse Zaken, Defensie, Volkshuisvesting). De stelling wordt dagelijks bewezen.

Maar gelukkig, Ellen krijgt vrijdag haar booster. Ik spring een gat in de lucht. En omdat ik in symboliek denk en leef, alleen al om dié reden, beschouw ik het als extra eclatant dat het vrijdag die ene vrouw is die voor het toedienen van de booster een arm om de broze schouder van mijn liefste zal slaan. Zij zal heel zachtjes de arm van Ellen naar de GGD toe buigen hier thuis. Ze heeft dan dienst. Wie dat is? Eén keer raden. Ze heeft nu al 1200 diensten bij Ellen gedraaid. En het restje. Het is de vrouw met wie ik op 13 december in Nieuwegein voetje voor voetje achter looprekjes, rollators en scootmobiels naar mijn eigen booster schuifelde. En zij naar die van haar. In de kou en in de nevel. De donkere dagen voor kerst. Met een rij gelukkigen van wie de laatsten zowat op de vluchtstrook van de A12 naar Arnhem stonden te kleumen en in hun papieren slipje stonden te plassen. En hoeveel keer zeiden we in die rij naar de booster niet tegen elkaar: hoelang zal het voor Ellen nog duren voordat de roestbak GGD naar háár toekomt met een busje. En: kan de GGD zoiets wel aan, een booster aan huis? Want dat vereist improvisatie. Ach Nederland. Land van lockdown en onvermogen. Land dat zijn bevolking geestelijk de vernieling in jaagt en die bevolking met het hoofd tegen de muur doet bonken.

Afgelopen weekend in Zuid-Limburg. Wilde op zaterdagmiddag wat nuttigs en leuks te doen hebben. Wilde aan mijn lijf werken, aan mijn conditie, de spieren. In een lockdown zak je als een plumpudding in elkaar, als je niet uitkijkt. Schijt aan Hugo. Schijt aan het OMT. Schijt aan de hele wereld. Flikker op zeg! Wilde me in Valkenburg laten testen. Dicht. In het weekend gesloten. Ik reageer daar al niet eens meer op. Reed naar Aken. Daar iets voorbij in een plaatsje een wellness met zwembad, solarium, sauna, massage. Eerst naar een winkelcentrum, en even voorbij de bouwmarkt een teststraat. Die natuurlijk wél open. Je bent immers in een beschaafd buurland. Aansluiten in de rij. Je hoefde je auto niet uit. Gewoon het raampje laten zakken. Even je identiteitsbewijs tonen. Kom maar op met de neus. Getest. In Duitsland. Uitslag in vijftien minuten. Negatief. Zwart op wit. Kosten? Geen. Daarna de sportschool in op vertoon van tweemaal vaccinatie met pfizer, een booster, en een test van minder dan een uur oud. Wat heet! De inkt van het certificaat was nog nat. Na de wellness een hapje van het koud buffet in het aanpalende restaurant op vertoon van opnieuw vaccinaties, booster en de test die dag. Een kind kon de was doen. En dat alles op twee uur en een kwartier rijden van Utrecht. Had er De Telegraaf onder mijn arm. ‘Het wordt nu Ernst voor Kuipers’, kopte de krant tamelijk melig in chocoladeletters. Of moet ik het als humor zien? Nou vooruit. Stond nog te praten met een tester die even pauze had voor een sigaretje. Hij vertelde dat er dagen waren dat meer Nederlanders dan Duitsers zich voorbij de bouwmarkt met hun neusgaten meldden. Vertelde de jongen over de administratie van de GGD. Of hij soms ook meneer Rouvoet kende? Wie? Meneer Rouvoet! Het begon spontaan te regenen en niet zo zuinig ook. De capuchon ging op. Er stak een harde wind op. Uit het westen, uit Nederland inderdaad.

Ben de vernielzucht van padvinder Rutte spuugzat. Kan hem niet meer luchten of zien. Gaat misschien wel de geschiedenis in als de langst zittende premier maar ook als de slechtste in zijn soort. Ik begin naar Poetin te verlangen. Ik wil een échte regisseur. Geen piano spelende rietstengel. Heb zielsmedelijden met de kledingzaken, de schoenenwinkels, de theaters, de restaurants en de cafés. De slijter open, het culturele leven dicht. De sterkste lobby wint in dit land. Zie die jonge vrouw van het café-restaurant in Leeuwarden weer voor me die bij aanvang van een nieuwe lockdown afgelopen december huilend met haar hoofd tegen de muur beukte. En dan zie ik die houten klaas van een koning met al zijn poppenkast een hoofdknikje naar nieuwe ministers geven bij hun beëdiging. Ik kan er al niet meer om lachen. Ik voel zelfs woede in me opkomen. Ik zie een slachtoffer van parkinson of MS op het bordes staan. Spot niet met een hersenaandoening stompzinnige klungel van een koning. Laat ik er maar verder het zwijgen toe doen. We kunnen het niet. We leren het niet. We zijn Nederlanders en we zijn geen creatieve denkers. We missen van alles. Wie als mantelzorger voortdurend met overheidsinstanties te maken heeft wordt levensmoe. Creativiteit? Het is er uit geramd. We zijn Nederlanders en we kunnen over de grens maar beter onze grote bek houden. Wij zijn goed in kaartenbakken, maar kunnen niet buiten de lijntjes kleuren. We jagen ook de goedwillenden in de gordijnen. Het komt in Nederland nog eens tot een ongelofelijke uitbarsting. We zijn er niet ver meer van verwijderd. Het gist. De boel staat op instorten. Moreel op instorten. Rutte zal ons verder demoraliseren. Maar niettemin: een booster voor Ellen! Dankjewel Nederlandse overheid!

****

Hallo Johan!

Las net je blog. Beetje vreemd (understatement) dat je in Nederland iemand moet feliciteren dat zij (Ellen) haar booster krijgt. Maar, in dit geval doe ik het toch maar. Bureaucratie in Nederland? Breek me de bek niet open! Ik kom graag volgende week of de week erna even bij jullie langs. ’s Middags. Geef ajb een paar data op.

Lieve groeten voor jullie, Jan van Ewijk.

****

Hi Johan, ik heb net je blog gelezen, wat fijn voor jullie 
dat het nu eindelijk gaat gebeuren, dat Ellen de 
bescherming krijgt die ze zo nodig heeft en verdient. 
Lieve groet van hier, Moni. 

****

Dag Johan,

Met plezier weer je schrijverij gelezen. En een  booster 
voor Ellen, eindelijk toch gelukt. Knap werk van Nederland. 
Ik  heb weer een heel lekker wijntje klaar staan en het is 
weer leuk om  daarvan een (2?) glas met jou te kunnen delen 
en proosten op 2022. Wat het nieuwe jaar ons ook gaat bieden. 
Bij dezen.

Hartelijke groet, ook voor Ellen uiteraard!

Jan van den Heuvel.

****

TvHoera! Ellen intussen al geboosterd. Wat een rust zal dat
geven bij jullie in huis!👍 Hier alles goed, alleen gaan 
er allerlei  dingen tegelijk stuk, snif…….Koffiezetapparaat,  
een dure Jura, je weet wel Johan, van die lekkere koffie. 
Ons grote  gordijn in de keuken, een soort jaloezie, scheurt spontaan! 
Enzovoorts. 
Een  andere vraag: Johan, heb je het verhaal 
ontvangen wat John je heeft gestuurd over zijn 
11-stedentocht, gereden in 1997, wat hij ook naar de 
NOS heeft gezonden? 
Drink een glas samen met elkaar op de booster! Liefs van 
ons uit Leeuwarden. 👍👍💕💕😘😘 Liefs, Wietske en John. 

Nederlandse hond vlucht voor de illegale cobra naar de Ardennen – een eenvoudige oudejaarsvertelling

Vreselijk, riep ze wel driemaal. Vreselijk? Dat vuurwerk met de jaarwisseling natuurlijk, vreselijk was het geweest. Oorlog! Deze herrie van met plutonium gevulde atoombommen had ze in al die twintig jaar dat ze hier nu woonde nog niet eerder meegemaakt. Luister: je moet in Nederland ook niets verbieden, want dan speel je met vuur. Daar was ze nu zelf ook wel achter. Ze struikelde zowat in de vroege ochtend van 1 januari de huiskamer in. De kruitdamp hing nog aan haar nieuwe overjas. Een oudejaars wild west waar Simon Carmiggelt wel raad mee had geweten. Of toch niet? Hoe zou hij dit met zijn pen hebben aangepakt? Met melancholie? Maar hoe dan? En Wim Sonneveld en het Dorp? En de Franse piloot en schrijver Antoine de Saint-Exupéry? Zijn werk gaat over het wezenlijke. Liefde is volgens hem niet alleen elkaar diep in de ogen staren, maar ook samen dezelfde kant op kijken. Maar…. Kom tegenwoordig niet in elkaars vaarwater.

Misschien is Nederland tijdens een lockdown, cynisme, sarcasme, zeg het maar, nog wel het meest opwindend. Naar de huidige maatstaven. Nederlanders zijn het in elk geval zeker. Nederlanders vieren graag. Ze zijn intrinsiek recalcitrant. Ze kijken niet meer dezelfde kant op. Ze gaan met 650 goedgelovigen over Jezus Christus zitten zingen als vier het maximum is. Godsdienstvrijheid noemen ze dat. Een heel gezeglijk volkje. Of zoetjesaan de risee van Europa? Honden nemen inmiddels de benen. Ze vluchten de grens over. Amalia ook. Die niet voor het vuurwerk maar voor een vrijer. Duitsland is dichtbij. De Ardennen trouwens ook. Het oorlogsoffensief heeft zich via Luik en Maastricht naar het land van de Batavieren verplaatst.

Erg zeg, wat was dít erg. Ze struikelde niet over de drempel maar over haar woorden. Maar eerst even naar Ellen. De oudejaarsavond was toch al zo vreselijk begonnen. Naar haar zoon, schoondochter en haar kleinzoon toe was in de Skoda ineens een waarschuwingslampje treiterig gaan branden. Moest de olie zijn. Wat nu? Had ze onderweg haar zoon gebeld. Die vroeg naar de kleur, de kleur van het waarschuwingslampje. Oranje. Niet rood? Nee, dat zei ze toch, oranje. Dan kon ze nog wel even verder rijden, maar niet te ver. Wat was dat nou weer! Niet te ver, maar wat was niet te ver?! Toch maar even naar een benzinepomp. Ze noemde een naam van die pomp. Blokhoeve of zoiets. Die benzinepomp wilde net gaan sluiten. Oudejaarsavond immers, vroeg dicht. De mevrouw in de cabine achter plexiglas wees naar een flacon in het rek. Die moest ze nemen. Het betere spul. Bleek ze een paar euro tekort te komen. Ze had alleen maar een handje los geld bij zich. Ze had haar bankpas voor alle veiligheid thuis gelaten. Of ze toch niet die olie mee kon krijgen, dan zou ze haar identiteitsbewijs of anders het pasje van haar zorgverzekeraar wel voor een avond afgeven. Ze wilde zich graag legitimeren. De mevrouw van de benzinepomp had haar vanachter het plexiglasruitje heel lang heel onderzoekend aangekeken. Alsof ze het niet vertrouwde. Wie kwam er nu met Oudjaar geld tekort! Ze kreeg de olie mee en het geld dat ze te weinig bij zich had dat kwam in het nieuwe jaar wel. Nederlanders zijn heus de beroerd-sten niet. Ze schoppen en slaan agenten het ziekenhuis in en belemmeren hulpdiensten bij hun werk, maar voor het overige. Het ging om vier euro of zoiets. Nee minder nog. Ondertussen ging rond het in nevel gehulde tankstation voor vele honderden, zo niet duizenden euro’s aan illegaal Belgisch en Bengaals vuurwerk de Nederlandse lockdown lucht in. Hoeveel olie kon je daar wel niet voor kopen, bedacht ze.

Stond ze buiten bij haar auto met die olie, en wilde ze bijvullen, kreeg ze de dop niet los. Die zat veel te vast. Vroeg ze aan een meneer of die het raampje van zijn auto kon laten zakken zodat ze hem kon vragen even al zijn mannelijke kracht voor die dop te gebruiken. De lulhannes liet het raampje zakken maar kwam zijn auto niet uit. Hij zei geen verstand van auto’s te hebben en reed verder. Zou ze zelf nooit doen. Dan maar naar haar zoon, schoondochter en kleinzoon met het waarschuwingslampje op oranje. Bij hun flat een heel stel politieauto’s en de loeiende sirene van de brandweer. De hele oudejaarsdag al politie onderaan de flat. Maar wist ze niet dat in het beschaafde Nederland, met zijn aan het christendom en de VOC ontleende boreale normen en waarden waaraan menig ander land een puntje kan zuigen, ze wist niet dat het hier een goede gewoonte was geworden met Oud & Nieuw de auto van je buren in de fik te steken? Of van mensen een paar straten verder. Als het maar fikte. Er waren al een paar auto’s in vrolijke vlammen opgegaan. Sirenes? Voor Oud & Nieuw net als jarenlang Mieke Telkamp bij crematies. Of deze autochtoon, een woord uit een grijs verleden, in een paar zinnen kon uitleggen wat dit voor een traditie was? En onze president had het vuurwerk toch vanwege de zorg en de capaciteit in de ziekenhuizen verboden?

De president? Maar lieve schat, we hebben helemaal geen president. We zijn een monarchie. Ze bedoelde Rutte. O die! Hij werd oud ja. Ze had inmiddels wel door dat er niemand in Nederland was die naar die lieverd luisterde. Want Mark was het de volgende dag toch alweer vergeten wat hij had gezegd. Inderdaad, niemand die hem au sérieux nam, ook de koning niet. Die vooral niet. Die kon ook makkelijk zijn gang gaan want was toch nergens verantwoordelijk voor. Opperde dat die op oudejaarsavond misschien ook wel zélf obstinaat vuurwerk liep af te steken in één van de gezellige volksbuurten van Den Haag en misschien ook wel een zware illegale Belgische kanonskogel vol plutonium achteloos onder een geparkeerde auto had geslingerd. Dat zou toch niet?! Jawel hoor, hier was alles mogelijk. Vroeger ging het koningshuis nog vermomd de donkerte in, nu waarschijnlijk allang niet meer.’ Hoor je dat Ellen? Hoor je wat hij zegt?’ Iedereen in Nederland had maling aan Rutte ja, dat klopte wel. Ook de koning. Maar die ging toch niet als een kwajongen over straat met zijn broekzakken vol illegaal vuurwerk en een goedkope aansteker van de Aldi! Of ze nu snapte dat Annelies met een vriendin en die haar hond naar een afgelegen boshutje in de Ardennen was gevlucht. We konden er nu goede hoop op hebben dat die zenuwpees van een hond nog leefde. Dat snapte ze wel.

Vreselijk was het geweest met dat vuurwerk. En niemand die naar de regering luisterde. Volkomen maling aan de regering. Legde als autochtoon uit dat Nederland zo’n heerlijk land is dat als de regering iets zegt je precies het omgekeerde doet. Kom daar maar eens elders in de wereld om. Noord-Korea, grinnikte ze. Maar was het eigenlijk ook wel verstandig om de regering serieus te nemen? Het leek dat Ellen de conversatie volgde en leuk vond, aan haar lichaamstaal te zien. Eerst koffie, ook voor Ellen. Duizenden Nederlanders hadden uit verveling de trein of auto naar Antwerpen en andere Belgische steden genomen om er te shoppen en er een café in te duiken. De president had gezegd ‘doe dat nou niet’ en de volgende dag hadden zich bij die duizenden winkelende Nederlanders nog eens duizenden winkelende Nederlanders aangesloten. En die hadden op een Belgische straathoek ook maar even wat illegale bommen en granaten voor thuis gekocht, liefst het zwaarste van het zwaarste. Omdat de president dat verboden had. Onze met zijn baardje steeds meer op een filmacteur van Hollywood lijkende Hugo had de bevolking om geduld gevraagd en niet vlak over de grens in Duitsland een haastbooster te gaan halen. Ook niet voor de wintersport in Oostenrijk. De volgende dag zag het geannexeerde Aken zwart van de Nederlanders en waren de Duitsers in één klap door hun boosters heen.

Ze knikte. Ik suggereerde dat het kennelijk tijd werd voor een leider als de moeder van de vriendin van een goeie vriendin van ons uit het zuiden des lands. Hoezo? Die vriendin van een vriendin van ons was een wappie. Die kwam er met kerstmis niet in bij haar moeder. Tenzij die dochter zich vooraf liet testen. Daar was die dochter toe bereid. Maar ho even, zo makkelijk ging dat niet. Als de wappie zich met haar kindertjes bij haar ouderlijk huis zou melden voor het traditionele harmonische kerstdiner zou moeder hoogst persoonlijk aan de voordeur verschijnen en haar hand ophouden. Daar zou wappie dan het officiële certificaat van de coronatest in mogen leggen. En op de drempel van de voordeur zou moeder het entreebewijs voor de gezellige familiebijeenkomst en de viering van kerstmis aandachtig bestuderen en kijken naar de uitslag van de test. Ze zou wappie pas geloven als ze het zwart op wit zag. Zo bleek het naderhand ook echt gegaan te zijn met kerstmis. Een moeder met minder geheugenverlies dan onze huidige president.

Nog maar een kopje koffie. Door de oliebollen waren we heen, dus alleen maar koffie. Die moeder zou eigenlijk zo door kunnen voor het presidentschap in het anarchistische Nederland. Die zou aan de deur van het Catshuis staan en tegen de koning zeggen dat hij eerst al zijn schimmige jachtvergunningen maar eens moest tonen. En uitleggen hoe hij daaraan gekomen was. En het restje. Het wordt nog veel erger waarschuwde ik Diana. Natuurlijk neemt niemand de politiek in Nederland nog serieus. Ze luisterde. Kaag heeft ineens verstand van geld; die wordt minister van Financiën. Dat baantje heeft ze zichzelf cadeau gedaan. Rutte won de verkiezingen, zij de formatie. Kaag wil geschiedenis in als de eerste vrouwelijke minister op Financiën. Mag ze zelf beslissen. En omdat hij geen minister van Financiën meer kan blijven, wil Hoekstra zichzelf belonen met Buitenlandse Zaken, en dat voor iemand die nota bene al heel beroerd Nederlands spreekt. Voor het buitenland laat Nederland met Wopke de grandeur thuis. Een ministerschap en een partij leiden is te combineren, verzekert hij. Het is maar welke eisen je aan jezelf stelt.

Diana haalde maar eens goed adem. Ellen sloot haar ogen. Ze moest te lang op haar tweede koffie wachten. We luisterden naar From the underworld uit 1967. Bijna haar geboortejaar. Ze vond het een goed nummer. Koffie als motorolie voor een nieuwe dagdienst. Hoeveel diensten had ze inmiddels al gedraaid? Toch zeker wel 1200. Meer waarschijnlijk. Hugo heeft al zoveel ervaring met corona en de GGD opgedaan dat hij ongetwijfeld ook heel veel verstand heeft gekregen van bakstenen. Die heeft leren stapelen. Ze was een beetje van Hugo gaan houden. Het Museumplein ook. Wordt een mooie combi met zijn Limburgse partijgenoot van de bouwfederatie straks. Hoe heet die man ook alweer die met Rutte voor gedoogsteun van Wilders zorgde? Kom waarachtig niet meer op zijn naam. En wist zij veel. Op Justitie & Veiligheid komt een mevrouw die geen juriste is en dat lijkt toch een eerste vereiste. Maar in Nederland niet, één van de weinige landen ter wereld zonder een ME, en dat al helemaal niet met de jaarwisseling als iedereen zich keurig aan de regels houdt, tot op het Museumplein toe. De nieuwe minister op Justitie & Veiligheid was een vaak en graag geziene gast bij de meisjes van Goede Morgen Nederland, de etalage voor de kritische journalistiek in ons land. Het kappershoofd Marnix van Rij werd natuurlijk ook niet vergeten. Ook de interim-partijvoorzitter van het CDA kreeg een eindejaarsuitkering: staatssecretaris ergens. Waar blijft de zijspan Ankie Broekers-Knol van de migranten, vroegen we ons af. Een liberaal rusthuis in de duinen achter Haarlem leek ons.

Weer viel het woord vreselijk. Ze zou de APK keuring van haar Skoda naar voren zien te halen vanwege het oliepeil. En een bloemetje voor die mevrouw van het tankstation achter dat ruitje die haar oudejaarsavond vlak voor sluitingstijd de motorolie had meegegeven. Hoe zou Ferd Grapperhaus zijn ministerschap ervaren hebben, vroegen we ons bovendien af. Waarschijnlijk als een ongelofelijk spannend jongensboek. Klopte het nou dat volgens de autoriteiten de jaarwisseling rustig was verlopen? Ja dat klopte wel zo ongeveer. Niet alle cijfers waren nog binnen, sommige districten liepen wat achter, maar de teller stond op slechts tachtig ernstige tot zeer ernstige gewonden rond de jaarwisseling. En maar één dode, een jongen van 12 uit Haaksbergen. Viel mee dus. De zware gewonden misten een arm, een hand of een voet. Daar heb je er meestal twee van. Ook niet echt iets om opgewonden over te raken. Er waren cobra’s in omloop geweest. Zo schijnen die krengen te heten. Cobra’s. In het christelijke vissersdorp Katwijk aan Zee bijvoorbeeld. Traumahelikopters en spitsuur in het belangrijkste ziekenhuis van Leiden. Alle wintersportvakanties van de plastisch chirurgen zijn ingetrokken.

Vreselijk, klonk het tussen twee slokken koffie door. Welnee. Pas echt vreselijk was dat de net achttien geworden Amalia misschien al dit jaar ging trouwen, het stond er echt in het pulpblaadje dat op internet werd aangehaald, en dat ze valt op Duitse mannen omdat Duitse mannen veel liever en galanter zijn dan Nederlandse mannen of mannen van waar ook ter wereld. Hoe weet ze dat al zo jong? Dat kon ze nooit van haar overgrootmoeder Juliana hebben vernomen. Maar goed, Amalia valt op Duitse mannen. Een Duitse herder zogezegd. Kon het ook niet helpen maar moest denken aan de hond van de vriendin van Annelies die de jaarwisseling had overleefd in de Belgische Ardennen, ver weg van het offensief. We gaan toch geen nieuwe Bernhard krijgen? Daar hebben we het kabinet niet naar. In de verste verten niet. Het achtste kabinet Rutte met de prins-gemaal Wilhelm. Ze blijven Duits, de Oranjes. Vreselijk. Net zo vreselijk als al dat illegale vuurwerk. Cobra, onthoud die naam voor volgend jaar. Of GroenLinks en de Partij voor de Dieren moeten hun zin krijgen. Die komen met een motie om het vuurwerk, los van corona, voorgoed te verbieden. Voor de ziekenhuizen, voor het milieu ook. Het zal ze niet lukken. Nederland breekt niet graag met tradities van autobranden en een overbelasting van de Eerste Hulp. Te veel opportunisme ook in de Nederlandse politiek. Ook De Meern leek de afgelopen jaarwisseling te veranderen in één grote krater. Munitie voor een Kronkel. Hoe zou Simon Carmiggelt dit hebben aangepakt? We zijn de melancholie voorbij.

(Een OMT-lid liet in een nieuwjaarsboodschap weten dat het OMT het kabinet waarschijnlijk gaat adviseren nog even niet te versoepelen wegens de weer oplopende coronacijfers. De hongerige Nederlandse kwaliteitsjournalistiek natuurlijk meteen de straat op voor vlammende reacties. ‘Daar komen die lui van de regering dan nog wel achter.’ Journalistiek verworden tot een makkelijke bezigheid. En ja, kan niemand Ab Osterhaus eens adviseren een avondje gezellig thuis te blijven? Je kan de tv niet aanzetten of deze mediageile man springt je huiskamer in. Het schijnt dat zijn schone overhemden op een stapeltje op de achterbank van zijn auto liggen. Het verhaal gaat ook dat Ab in zijn auto in de parkeergarage van het Mediapark overnacht. Is hij op tijd bij de meisjes van Goede Morgen Nederland. Gijp had gelijk, een tijdje terug, mensen als Ab hebben zich jarenlang stierlijk lopen vervelen in hun laboratorium. De corona brengt vertier in hun leven).