Toespraak Taco Slagter voor genodigden bij de boekpresentatie van ‘Achter mijn woorden smeult de passie’.
Beste vrienden, dames en heren:
Ik geef het maar meteen toe: toen Johan mij digitaal het al gezette manuscript van zijn boek toestuurde om mij tijdig op dit praatje van vanmiddag voor te bereiden, liet ik na het lezen van de index een diepe zucht. Mijn hemel, 199 pagina’s in een niet al te grote broodletter. Dat zou nog heel wat leesuren gaan kosten in de spaarzame tijd waarmee ik het met mijn drukke baan nog steeds moet doen.
Maar waar zouden die 199 pagina’s dit keer over gaan, vroeg ik me af, daarbij in gedachte die mooie twee boeken die Johan in twee jaar tijd al geschreven heeft. Het eerste is een autobiografie in een roman vorm over iemand die worstelt met een verandering in zijn leven, die zo diep ingrijpt in het bestaan, dat het slechts valt samen te vatten met die ene priemende zin: Als het leven door ziekte niet meer klopt – ja, en dan? Het tweede boek dat een jaar geleden werd uitgegeven is inderdaad, zoals je het zelf samenvatte Johan, een kroniek van een mantelzorger die zichzelf compleet wegcijfert om het leven van zijn geliefde, zijn muze – wier brein op onverklaarbare wijze een weg is opgegaan die wij, met ons coördinerend brein steeds moeilijker kunnen volgen – nog glans en allure te geven (jouw woorden).
Wat valt er dan na twee van die indringende boeken nog meer te melden dat zó kan boeien dat de lezer door die 200 pagina’s heen vliegt?
Welaan, het antwoord ligt in dit derde boek besloten, met de pakkende titel ‘Achter mijn woorden smeult de passie’. Lees, en het laat je niet meer los.
Wie denkt dat dit de derde j’accuse in boekvorm van de schrijver is, tegen het vaak abjecte zorgsysteem in Nederland, krijgt dat dit keer – relatieve zin – maar mondjesmaat voorgezet. Natuurlijk, in het eerste hoofdstuk ‘De maatschappij? Die bestaat niet eens’ (woorden van Margaret Thatcher in haar rebelse jaren) toont Johan in vlijmscherpe anekdotiek aan wat zijn vrouw Ellen en medebewoners van het verpleeghuis De Ingelanden alleen al dit jaar door misdadige nalatigheid, onkunde en desinteresse is overkomen.
Misdadig is de kwalificatie die Johan eraan geeft. Maar iedereen die vindt dat afhankelijke dementerenden, of anderen met een niet aangeboren hersenbeschadiging, dezelfde mensenrechten verdienen als wij, nog niet afhankelijken van zorg en die nog voor zichzelf kunnen opkomen, die kan niet anders dan veel van die misstanden in verpleeghuizen als een flagrante schending van die rechten te duiden. En dus zijn ze de kwalificeren als een misdaad.
Ik wil er toch even bij stilstaan om vervolgens in een vogelvlucht met u dit prachtige boek door te nemen.
De voorbeelden van verwaarlozing van de dementerenden zijn schrijnend. Ik kies er één uit die zo exemplarisch is voor het ontbreken bij verzorgenden van ook maar de geringste betrokkenheid bij om wie het gaat. Op bloedhete dagen, schrijft Johan, het glas limonade zo ver weg zetten op tafel dat de bewoners er niet bij kunnen. En dan later de volle glazen weer weghalen met de hersenloze opmerking: ‘jullie hebben vandaag zo te zien geen dorst.’
Bij een priemende aanklacht tegen het zorgsysteem in verzorging- en verpleeghuizen in ons land blijft het in dit boek niet. Johan voorziet ook in oplossingen. Degelijke, haalbare, zeker betaalbare en vooral snel uit te voeren alternatieven om een zorgsysteem weer de menselijke maat te geven. Uitgevoerd door verzorgenden die weer passie en motivatie voor hun vak hebben. Lees op pagina 10 en volgende het panklare plan van aanpak. Elke politieke partij zou het in zijn verkiezingsprogram zonder ook maar een komma te veranderen kunnen, nee, moeten opnemen.
Maar wat dit boek zo leesbaar en uniek in zijn soort maakt, is de caleidoscoop van onderwerpen, standpunten en meningen waaraan Johan zijn inkleuring geeft. Hij verstaat de schrijfkunst om welk onderwerp dan ook zo aan de actualiteit van de dag te paren dat hij automatisch weer uitkomt bij zijn Ellen, zijn onstuitbare ijver om als mantelzorger alles uit de kast te halen om zijn vrouw het naar de zin te maken, daarbij afgaande om zijn empirische intuïtie en de soms verbluffende signalen die Ellen afgeeft.
Wie wil weten hoe de schrijver het EK-voetbal van 2016 heeft doorstaan of hoe hij de Olympische Spelen in Rio heeft beleefd, het staat allemaal in dit boek. Maar altijd geeft hij er weer een draai aan die uitkomt bij Ellen of de bewoners van De Ingelanden. Er staan mooie nostalgische herinneringen in met Ellen, waarmee ik zo meteen wil eindigen.
Ook de literatuur en filosofische beschouwingen komen aan bod als Johan daarmee de rode draad in dit boek – zijn onuitwisbare diepe liefde voor Ellen en hoe hij daaraan dagelijks vorm geeft – beter kan duiden. Maar daarmee maakt hij nog geen heilige van zichzelf. Of hij er bewust voor gekozen heeft ook een hoofdstuk over zijn overleden collega en vriend Melle van de Velde in dit boek op te nemen, weet ik niet. Het kan gewoon voorbij gekomen zijn omdat Ellen als een Florence Nightingale in bittere, koude tijden aan het front van de Grote Markt in Antwerpen Melle en haar man engelendiensten bewees.
Maar daarom staat dit hoofdstuk er volgens mij niet op de eerste plaats in. Johan en Melle gaven samen jarenlang cursussen journalistiek in Antwerpen en Brussel. Hadden veel plezier in luizige hotelletjes en sloegen er heel wat pintjes naar binnen. Melle en Johan verliezen elkaar echter uit het oog. En op een dag, dit voorjaar, krijgt hij zijn overlijdensbericht. Ook zijn lesmaatje eindigde ‘verstrooid’ in een verpleeghuis. De schrijver laat mijns inziens vanuit een schuldbewust gevoel zien, dat hij ook zichzelf de maat kan nemen en niet alleen wijst op falende verzorgenden. Op een avond, op weg naar Nederland, gaat Johan nog één keer naar die kroeg ‘Engel en Bengel’ in Antwerpen waar ze samen die pinten achterover sloegen. Zijn eerbetoon aan zijn vriend Melle. Ik zie je zitten Johan, in die verkreukelde, iets te korte regenjas. Inspector Colombo en Carmiggelt tegelijk.
Je hebt er alles aan gedaan om van dit derde boek ook in taalkundige zin een bestseller te maken. Parels van zinnen volgen elkaar op; met treffende metaforen probeer je zaken duidelijker te krijgen. Je stijl is vlot, de lengte van de zinnen en de alinea’s hebben de cadans van het metrum in de poëzie. Ook dat mag wel eens gezegd over een boek in dit genre. Voor mij is dit boek meer dan lectuur en verdient het een veel wijdere verspreiding dan een tweede druk.
Ik wil er nog twee hoofdstukken uitlichten. Maar niet nadat ik hier gezegd heb dat de flatteuze weergave van een dialoog aan de receptie in hotel Cajou in de Belgische kustplaats De Panne wat mij betreft in dit boek achterwege had mogen blijven. Wij waren daar een week eerder om kwartier te maken voor een bezoek met Ellen aan De Panne. Toen jij. Johan, zonder mij een paar weken later daar opnieuw naar toe ging, vroeg de receptionist naar mij als ‘die corpulente vriend’. Je schroomde geen moment om te bevestigen dat die dikke gozer inderdaad je vriend Taco was, maar dat hij dit keer niet kon meekomen.
Dat had anders gekund Heer Carbo!
Ter zake. Zoals sommigen hier wellicht weten, heb je een door mij gemaakte foto van Ellen op de cover van je eerste boek gebruikt. Foto’s als omslag kunnen veel en soms alles zeggen over de inhoud van het boek. Die prachtige foto van Annelies Verhelst (hier ook aanwezig) op de cover van dit nieuwe boek onderschrijft de titel over de passie waarmee je Ellen door het leven voortduwt. Maar de foto slaat ook op het hoofdstuk ‘De Utrechtse versie van Intouchables’, naar die prachtige Franse film en kaskraker met in de hoofdrollen François Cluzet, als de aristocraat die tot het leven in een rolstoel is veroordeeld. En Omar Sy, de robuuste Senegalese straatvechter uit een banlieu in Parijs die door een toeval de zorg voor zijn adellijke baas op zich neemt en hem voortduwend in die rolstoel weer van het leven laat genieten. Wat een film! Ontroerend en hilarisch. Onlangs nog te zien geweest op NPO2.
Door een verbinding te leggen met de filmkunst, in de vorm van deze prachtige film, wil Johan de lezer beter laten begrijpen wat nu eigenlijk de diepere betekenis is voor iemand die achter die rolstoel loopt. Dag in, dag uit. Het fragment uit dit hoofdstuk waarin hij de ervaringen van buddy John beschrijft wanneer die met Ellen door het Maximapark in Leidsche Rijn wandelt of haar rolstoel voortbeweegt in een winkelcentrum, geven dat op bijna filmische wijze weer.
Dames en heren, vrienden, ik ben al ver over mijn tijd heen. Zoals ik al eerder zei: ik wil eindigen met een mooie fragment uit dit boek waarin Ellen zo karakteristiek haar persoonlijkheid laat zien en dat ons beter doet begrijpen waarom Johan haar zo lief heeft en nooit van haar zijde zal wijken. Dat vertaalt zich ook naar zijn besluit zijn muze morgen definitief naar huis te halen, zodat hij zelfs ’s avonds en ’s nachts bij haar kan zijn. Morgen ja, morgen is Ellen weer voorgoed thuis, nog één nachtje.
Het fragment gaat over niemand anders dan Bob Dylan, de Nobelprijswinnaar, maar dat wist je nog niet Johan toen je dit hoofdstuk in je boek opnam.
De pagina’s 50 en 51 lees ik tot slot aan u voor.
Dank u wel.