De innemende regenjas

In mijn herinnering is het intussen alweer een eeuwigheid geleden. UVV. Het honkbal. Maar wat willen we ook? Henk Ferwerda is zelfs aanzienlijk méer dan een eeuwigheid lid van UVV. Hoe krijg je het trouwens voor elkaar, denk ik vanachter mijn schrijftafel. Al 75 jaar lid. Als je maar oud genoeg wordt, luidt waarschijnlijk zijn eigen nuchtere commentaar. Want dat is-ie, Henk Ferwerda: een nuchtere man. Hoeveel zou hij ondertussen aan contributie hebben betaald? Is het na een halve eeuw half geld en misschien wel gratis geworden, dat lidmaatschap? Het was Maarten van de Stoep die namens UVV laatst vroeg om behalve voor de krant De Oud-Utrechter ook iets voor de club zelf te schrijven over momenteel het oudste lid in levensjaren en verenigingsjaren.

Het is dus in de herinnering een eeuwigheid geleden die eerste ontmoeting met Henk Ferwerda. Maar ik zie hem nog staan daar op sportpark Hoge Weide: de rustige vriendelijkheid zelve, met stropdas en in een lange beige regenjas. Zijn vrouw leek me leuker. Extravert in elk geval. Heette ze niet Elly? Spontane vrouw. Henk was altijd wat gereserveerder. Of was het verlegenheid? Hoe ook: Henk Ferwerda kreeg mijn broer aan het honkballen en mij kletste hij als wedstrijdsecretaris het bestuur in. Dat hebben ze geweten. We noteren het jaar 1969. Voorzitter Line Klein rookte zoveel mentholsigaretten tijdens bestuursvergaderingen dat het wassen van de gordijnen geen enkele zin had. Co Scheen deed er nog een schepje bovenop. Wie niet trouwens? Misschien daarom wel dat Ferwerda plots andere bezigheden had. En het bestuur? Dat rookte door  en dacht dat het goed was.

Dat is nu 49 jaar geleden, godallemachtig zeg! Alweer 49 jaar geleden! De eerste kennismaking ging ongeveer zo, ik graaf met een bulldozer mijn geheugen af.

‘Jullie komen hier vaak met bal en handschoen naar het honkbal kijken hè?’

‘Ja meneer. Deze hier is voor catchers.’

Maar dat wist die meneer in regenjas beter nog dan wij. Hoe we aan die handschoen kwamen, want dat was zoetjesaan een museumstuk aan het worden.

Van Peter Janssen, aan het Majellapark in Utrecht zowat een buurjongen van ons. Hij van nummer 8 met z’n broer en twee of drie zessen, wij van 4. We imiteerden op straat met die handschoen altijd de druktemaker Rob Rijnders. Waren we een fan van. Behalve dan wanneer Robbie met wilde worpen over de honken een overwinning cadeau deed.

De meneer gaf zich uit voor Henk Ferwerda. Een beetje Henk, maar meer eigenlijk Henny. Hij werd meestal Henny genoemd. Net als mijn broertje. Dat die ook Henny heette dat wist de regenjas allang. Hoe dat zo? Mijn broertje volgde aan de Jutfaseweg een opleiding tot graficus en Ferwerda behoorde tot zijn docenten. Of het geen goed idee was als mijn broertje niet alleen op straat honkbalde maar dat ook bij UVV kwam doen? Nog geen week later werd er met korting een honkbaluitrusting aangeschaft bij Danvers in de Damstraat. We kochten er ook een rugnummer bij. Als ik me niet vergis was dat eerste rugnummer 56. Maar ik kan daar een tikkeltje naast zitten.

Henny Ferwerda trok veel op in die tijd met de jeugdteams van het honkballen. Hij woonde toen op de Duurstedelaan in Hooggraven. We zijn in 1969 of daaromtrent ook wel eens bij hem thuis geweest. Hartelijke echtgenote, maar dat heb ik, geloof ik, al geschreven.  Mijn broertje bleek geen onaardige honkballer te zijn. Haalde het rayonteam. Net als zijn ploeggenoot Arnold van der Ster. Van al die anderen weet ik de namen niet meer. Rijsemus. Of Rijssemus met dubbel s? Maarten als voornaam? Heb er ook geen gezichten meer bij. Mijn broertje kon aardig slaan, hij had een goeie swing. Dat voetenwerk en fielden als korte stop had-ie van de straat. In die tijd haalde hij ook mooie cijfers aan de Jutfaseweg. Zelf kreeg ik als speler zelden een bal het binnenveld uit. Maar ik vierde eens met onder meer Henny Ferwerda dat we met het tweede bijna kampioen van Nederland waren geworden. Het enige wapenfeit waarbij ik mijn ingebakken en verder diep gewortelde bescheidenheid een beetje laat varen. Ik was beter in de bestuurskamer waaruit Ferwerda vertrok. En zoals alles bij hem ging ook dát stilletjes. Om later toch weer in allerhande functies terug te keren. Henk Ferwerda: zo’n clublid dat telkenmale bijspringt. Nooit ruzie of zo. Vind ik knap.

Bijna 75 jaar lid van het honkbal bij UVV, Henk Ferwerda. Was Wilhelmina toen nog koningin of Juliana al? Hij maakte de oprichting van het honkbal bij UVV mee. We denken dan willekeurig aan Kees Hiele en niet zo onlogisch. Want Hiele was in alles de blikvanger. Maar ook Henk Ferwerda verdient een eervolle vermelding. Weinigen van het eerste uur leven nog. Eerder dit jaar toen hij negentig werd pakte de krant De Oud-Utrechter flink uit. En terecht. Deden ze ook bij het overlijden van UVV’s beste en fanatiekste softbalster aller tijden Riek van Fulpen. Hoeveel nieuwelingen passeerden niet eerst het loket Ferwerda alvorens op spikes of gympies een honkbalknuppel aan te raken? Voor het interview met De Oud-Utrechter zocht ik contact met hem in Maarn. Had ‘m in geen jaren meer gesproken. Of hij op zijn leeftijd nog gebruik maakte van het openbaar vervoer of dat ik hem anders even moest komen ophalen voor het interview? Hij bleek zwaar beledigd. ‘Ik kan nog heel goed uit de voeten hoor. Ik rijd nog auto, en bijna overal naar toe. Mijn leven begint pas. Maar ik mis mijn vrouw, haar nog veruit het meest van iedereen.’ Ik kon me er werkelijk alles bij voorstellen. Oud worden is niet alleen maar leuk. Soms vond-ie er ‘geen pest meer aan.’

Henk Ferwerda komt nog uit de tijd dat alle groten der aarde ‘s zomers honkbalden. Een vliegtuig hadden ze nog nooit van binnen gezien.  De beste midvoor van Utrecht ooit, Tonny van der Linden, honkbalde direct na de oorlog bij DOS aan de Thorbeckelaan. Zo ook Hans Kraay senior, de stopper met bebloede wenkbrauwen en tulband van het Feyenoord uit de jaren zestig. Hij was van gewapend beton. Dood nu. allebei. Hemelsbreed was het een afstand van niks van waar Henk Ferwerda toentertijd woonde naar de Marnixlaan en Thorbeckelaan. Ferwerda groeide op in een zijstraat van de Amsterdamsestraatweg en vanuit het raam van zijn slaapkamer keek hij uit op UVV dat toen nog bij de Cartesiusweg zijn velden had. Henk Ferwerda verhuisde daarna met UVV mee naar de Inundatiekade, naar sportpark Hoge Weide en naar de Peperclips in Leidsche Rijn. De meest enerverende honkbaljaren? Op de Hoge Weide. Uiteraard daar. Daar werd voor het eerst de hoofdklasse gehaald. Daar werden de eerste internationals aan de Amerikaanse bondscoaches afgeleverd. Namen? Kees Hiele, Ricky Kersout, Ruben Leysner, Jan van Ewijk, Wim van der Ster. Ferwerda trouwde in 1957 uitgerekend op de dag dat voor het eerst het honkbal live op tv kwam. Het Nederlands team tegen de Sabres van vliegbasis Soesterberg. Voor het eerst honkbal op het mahoniehouten omrande toestel met daarop nog een spriet voor ontvangst. Maar hij ging de boot in, de huwelijksboot. ‘Daar had ik zo verschrikkelijk de pest over in.’ We hebben het hem meer dan eens horen zeggen. Die demonstratiewedstrijd ter verdere propaganda van het honkbal in Nederland werd nota bene bij UVV gespeeld. Zijn zwager Jan Dassen – ook lid van UVV – was regisseur. Die legde nog even tevoren de spelregels aan zijn cameramensen uit. Ach ja, die trouwdag en hij was nog wel honkbalvoorzitter. Zag hij op weg naar het stadhuis de geluidswagen van de NTS quasi treiterig naast hem komen rijden met mijn wuivende zwager erin. Hij trouwde op de verkeerde dag maar bepaald niet met de verkeerde vrouw.

Henk Ferwerda stond in die tijd zes van de zeven dagen op het veld. Besturen, jeugdleider, ballotage, verzin het maar. Gatenprikken als het veld blank stond en het water niet snel genoeg weg wilde. Moet je die ouwe foto’s eens zien en wat een vracht publiek bij een honkbalwedstrijd. Kees Hiele was in die dagen net zo’n plaatselijke beroemdheid als judoka Anton Geesink die er eerst een topprestatie in Japan voor moest leveren. Al vroeg verslaafd, onderwijsman Ferwerda. Aan honkbal wel te verstaan. Het bleek een hardnekkige verslaving. Ook voor Henk Ferwerda. Met een sigaret heb ik hem naar mijn weten nooit gezien. Heel veel UVV’ers uit die tijd daarentegen wel. In de dug out kon je door de mist vaak niet eens zien welke speler er naast je zat. De Canadese bevrijder Les Meyers (ook UVV-honkbal) zat in de sigarettenhandel. En anders wel zijn schoonvader. Vandaar. Ook niet aan te slepen bleken de flesjes Coca Cola en kauwgum. De spijkerbroeken waren ook in opkomst. Jeans en nog eens jeans. Afgetrapte gympies. De sport had eertijds ook werkelijk iets onweerstaanbaar fascinerends. Het paste in de tijdgeest. Anders dan nu kon het niet Amerikaanser dan Amerikaans. Mensen als de aartsvader en aartsritselaar Kees Hiele hielden ook ’s nachts het honkbalpak aan. Het Utrechtse publiek liep weg met de Amerikanen van de vliegbasis Soesterberg. Met het honkbal in de stadsparken en plantsoenen had Utrecht achter zowat elke grasspriet wel een spelertje zitten. Talentjes bij de vleet. De besten gingen naar UVV, de wat minderen naar HMS, Elinkwijk, Domstad Dodgers en misschien vergeet ik nog een vereniging. De internationaal georiënteerde bondsbestuurder Jan Hartog had het bij UVV zó naar zijn zin, vraag het Ferwerda, dat ook hij er zijn handen uit de mouwen stak. Kees Hiele verdiende als catcher veel meer interlands. Maar toenmalig bondscoach Henk Keulemans van de toonaangevende vereniging Schoten wist niet beter dan dat er alleen in Haarlem gehonkbald werd. Dus zat zijn clubgenoot en vriendje Joop Geurts achter de plaat. Haarlemmers zijn vreemde snuiters. Ze claimen ook de uitvinding van de bloembol. En de bloemkool, als het moet. Ik weet het van mijn bezoek aan Keulemans tien jaar geleden in een zorginstelling in Schagen. Bij het noemen van namen kwam Keulemans alleen maar bij Haarlemmers uit. Moet een objectieve bondscoach zijn geweest, dacht ik nog.

UVV stond eertijds in de bond bekend als de bonte hond, als een dwars en te vooruitstrevend puberend kind. Ferwerda ging mee in de slipstream van de broers Hiele, Jan Kars, en later de bon vivant Ronald van Bavel. Er was ook nog een olieboer. Ben zijn naam helaas kwijt. En o ja, Cas Davids niet vergeten. UVV was zijn tijd in een aantal opzichten mijlenver vooruit. Met de sponsoring (verketterd door de conservatieven) van het straat- en wijkhonkbal bijvoorbeeld. Fanta, Coca Cola, Bleijenberg, Geesink. Met bovendien die lange stoet aan veel bekijks trekkende Amerikanen die in stelling werden gebracht. Met een kwartet (en meer) aan Antillianen als showbinken die de meisjes net als de kauwgom kauwende Yankees het hoofd op hol brachten. Ik denk aan Nietzsche. Ik mijmer. Misschien is er inderdaad een grens van waaraf het verleden moet worden vergeten, wil het niet tot doodgraver van het heden worden. Maar doen we daarmee Henk Ferwerda recht? Nee, natuurlijk niet. Hij belichaamt een rijk verleden. Al is zijn rol alweer geruime tijd die van vaste toeschouwer met lange tijd naast zich mensen als Jack Keja, Kees Hiele, Jan Kars, Gerrie van Moorselaar en Tom Stamer. Het interview met hem in De Oud-Utrechter leverde veel reacties op. Ineens liet ook Wim Elfrink weer eens van zich horen. En met hem heel veel anderen. Herinneringen aan Henk Heinen, Bill Nardi, de broers Wout en ga zo maar door.

Zoals ook het ‘in de ban doen’ van de Amerikanen van de vliegbasis. Men vond dat UVV zich zoetjesaan zelf moest bedruipen. En ja, vaak reed de drankkegel de Amerikanen al vanuit Soesterberg ver vooruit. Lagen ze buitenwesten nog op hun bed en probeerde Kees Hiele ze in hun barakken weer met emmers koud water tot leven te wekken. Hoe dikwijls ook niet maakten de Nederlandse spelers van UVV pas tijdens de wedstrijd voor het eerst kennis met een nieuwe Amerikaan? ‘Weet jij hoe die gozer heet? Nee, Eagen of zoiets. Maar geen idee hoe je dat schrijft.’ Ferwerda moest lachen toen hij daar rond zijn negentigste verjaardag aan werd herinnerd. Stoppen dus met de Amerikaanse luchtmacht van Soesterberg. Dat was midden jaren zestig. Pa Klein was toen aan het bewind. Ook geprezen door Henk Ferwerda. En terecht. Klein was een chemicus of zoiets. Het was dr. Klein. In 1967 vertikte zijn hart het verder. Maar die Amerikanen van Soesterberg? Eigenlijk kon UVV niet zonder nog. Zeker niet waar het in de jaren zestig de aanvoer van werpers betrof. Met Ron Sampson lichtte UVV in 1968 de hand met het afzweren van Marschallhulp. Gehaald als ‘redder in de nood’, luidde de kop boven een artikel in de krant Het Centrum die later opging in het Utrechts Nieuwsblad. Henk Ferwerda zat destijds als secretaris in het bestuur. Achteraf erkende ook hij dat UVV de banden met de vliegbasis Soesterberg niet had moeten doorknippen. Toen nog niet althans. De Amerikanen van de basis? Sportgeschiedenis. Zou een boek over te schrijven zijn. Ook basketbalden de Amerikanen van de basis bij UVV. Bill Finnell was wellicht de allerbekendste. Ach die Amerikanen…. Duncan, een naam om nooit meer te vergeten. Stanton, nog zo één. De Campbells. Het waren er drie. Het is een tijd die nooit meer terugkomt.

Verslaafd aan honkbal en aan UVV. En dat al die jaren gebleven. Decennia lang. Zijn tijdgenoten in bestuursfuncties? Het is maar de losse pols: Jan Bossenbroek, Herman Neerings, Jan de Groot, Co Scheen en Pa Jenken. Ook die laatste heette afwisselend Henk en Henny. Het is uiteindelijk niet geworden wat we er allemaal van verwacht hadden, erkende ook Ferwerda op zijn negentigste verjaardag. Hij zag meer dan zeventig jaar geleden op een onnozel grasveldje bij hem in de buurt een gymleraar met scholieren bezig aan een soort slagbal met rondjes. Zo was het begonnen. Dat wàs het voor hem! Het liet hem niet meer los. Later werd het honkbal. Met in Utrecht een enorme opmars. Onvergetelijke jaren. En een hoop volk langs de kant. Honkbal tot in de portieken en de voortuintjes van de nieuwbouwwijken Kanaleneiland en Overvecht. Kees Hiele voor de plannen. Daarbij ook Jan Kars en een stuk of wat anderen. Maar Henk Ferwerda die de uitvoering onderzocht en bewaakte, en die brieven naar de bond schreef. Ferwerda ook die de eerste klappen opving als de plannen werden uitgelegd als luidkeels vloeken in de honkbalparochie. Zoals dat straat- en wijkhonkbal. Dat werd gesponsord en de bond vond dat hoereren. Jazeker wel, de bond met Sibille van Philips uit Eindhoven begon over de Wallen en het Zandpad. Sponsoring? Bah! Wat haalden Kees Hiele en zijn discipelen toch telkens weer overhoop!

Noem het toeval, maar synchroon aan de kerken liepen ook op de honkbalvelden de banken leeg. Utrecht niet uitgezonderd. De geruisloze degradatie van UVV uit de hoofdklasse vorig jaar, met nog slechts een handjevol laatste parochianen langs de kant, versjteerde de negentigste verjaardag van de honkbalapostel Henk Ferwerda nog net niet. Maar het scheelde weinig. Ooit klommen schreeuwlelijkerds en heethoofden als apen in de backstop als ze het op de scheidsrechters gemunt hadden. En daar was niet veel voor nodig. Met de honkballers van UVV op sportpark Hoge Weide ‘feestte’ je vroeger aan de overzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal in de portiekflats van de Cervanteslaan ‘gezellig’ mee. Honkbal beloofde met kauwgom, cola, de militairen van de vliegbasis Soesterberg, Engels als voertaal, afgetrapte gympies, jeans en pruimtabak naar Amerikaans voorbeeld een onvervalste publiekssport te worden. Het liep als gezegd anders. Ferwerda mist de clubtrouw. Spelers zijn allang niet meer honkvast. ‘s Zomers gaat de jeugd naar partyeiland Ibiza, en liefst verder nog.

Ferwerda was, als nadere duiding, wiskundeleraar aan het Grafisch Lyceum op de Jutfaseweg. Hij was bij zijn leerlingen erg geliefd. Beschikte over natuurlijk gezag. Hij kwam uit de Seringstraat bij de watertoren aan de Straatweg. Kon niet zo goed honkballen. Had knieën van niks. Het zijn z’n eigen woorden. Begreep aanvankelijk ook niet alle regels. Kwam een keer als loper op de honken. Jazeker wel. Door geraakt werpen. Niet door eigen toedoen. Meer geluk dan wijsheid. Nee, geen glanzende carrière op het gravel. Maar bestuursbaantjes bij de vleet. Hij herinnert zich een toprecette uit de begintijd van 28,75 gulden. UVV begon met honkbal bij de stinkfabriek De Benenkluif waar de maden onder de schoenen van spelers en publiek doorkropen. Veel tegenstanders kwamen er niet graag en deden de wedstrijd liefst per ansichtkaart af. Daarna met uitroeptekens de Hoge Weide achter de koffiebranders van de Douwe Egberts waar tegenwoordig elke overlevende van bouwput Leidsche Rijn hopeloos de weg kwijtraakt. Zie dat nieuwe winkelcentrum nu eens! Terzijde: de overtreffende trap van verandering van aroma van die beenderentroep naar de koffiegeur. De Hoge Weide dus, voorbij de Vleutenseweg en het Majellapark, en dan de brug over. Tegenwoordig heeft Henk een tomtom voor sportpark de Paperclip. Hij doet ook aan sociale media. Zo iemand als Henk noemden we altijd een ‘ouwe taaie’. En ‘kras’. Denk bij dat woord automatisch aan Gottfried Bomans.

Negenenveertig jaar na onze eerste kennismaking stond Henk bij ons voor de deur. Met de auto vanuit Maarn. Geen stropdas nu. Wel een regenjas. Maar nu één tot boven de knie. En een wandelstok. Alleen het loopje met de wandelstok verried dat hij wat ouder was geworden. En ja, het geheugen… Hij wil wel eens niet direct op sommige dingen komen. Vindt-ie verschrikkelijk. En ja, met zijn mailtjes loopt hij wel eens een beetje achter. Henk is met zijn tijd meegegaan. Autorijden gaat nog prima. Als we niet beter wisten dan zouden we hem nooit negentig gegeven hebben. Hij praat graag over honkbal en die ‘goeie ouwe tijd’. Honkballen nog op voetbalvelden. En meer van dat. Ook nog even honkballen in korte broek. Zelf met de leden het tweede officiële Amerikaanse honkbalveld in Nederland aanleggen. Hele zaterdagen en zondagen sjouwen met kruiwagens. Een back stop van afgedankte telefoonpalen. In zijn linker hand een linnen tasje met een heel lang hengsel. Dat tasje zijn honkbalarchief.

Wat zijn leukste wedstrijd was?

‘Mijn hemel. Ga je mijn hersens checken? De Amerikaan Reardon van Soesterberg die voor ons louter drie slag gooide. Reardon was onbespeelbaar. Een gentleman ook. Buitengewoon aardige kerel. Die grand slam van Henk Heinen, daar moet ik ook wel meteen aan denken ja.’

‘Ik ook Henk . Dat was een halve eeuw geleden. Dat was in 1968. tegen HCTIW.’

‘Jaja, dat zal allemaal wel. Dat weet ik niet meer. Ik ben al blij dat ik over die wedstrijd weet te beginnen. De grand slam van Henk Heinen. Spektakel. Film met een happy end. Ook alweer een paar jaar dood die Heinen. En zo jong nog.’ 

Het waren destijds geen gemakkelijke jaren met een jong overleden vader en een zieke manisch-depressieve moeder. Die kon zonder haar man het leven niet aan. Henk Ferwerda was van de situatie op de hoogte. Hij lette op school daarom wat extra op mijn puberende broertje. Alleen daarom al de regels opgetikt voor het clubarchief van UVV. In het volle besef ook dat het nooit meer zo leuk wordt als vroeger. In het volle besef bovendien dat UVV destijds ook zoiets vormde als een sociaal netwerk en sociaal vangnet. We brachten er zeker wel veertig uur per week door. Ach dat honkbal… Ben eigenlijk benieuwd of ik nog steeds met een foto en enkele artikelen in Haarlem in het bondsmuseum hang. Het begon in elk geval allemaal met die ouwe catchershandschoen en met Henk Ferwerda in zijn regenjas. 

Raadselziekte: voor de Belgische lezersmarkt

 

Bij het verschijnen van RAADSELZIEKTE, als e-reader, november 2018, is het twee jaar geleden dat Ellen De Ingelanden definitief verliet. En dat gebeurde op een overduidelijk andere wijze dan doorgaans bij verpleeghuisbewoners. Het was in vele opzichten heel bijzonder die rit naar huis. In het volle besef dat we nooit meer in omgekeerde richting zouden hoeven rijden.

En ik zeg erbij: na mijn grote liefde komt in de pikorde die andere grote liefde: de parmantige zwart gelakte Skoda met zijn uitdagende witte dakje. De Skoda die ons nimmer in de steek laat, die alle avonturen heeft mee gemaokt en waarover ik ooit nog eens een prachtig essay hoop te schrijven. De Skoda tilde Ellen over de bouwput Leidsche Rijn naar de rustieke idylle van de thuisbasis in de Meernse woonwijk Het Weer. Waar de bomen inmiddels hun blad verloren hadden, maar niet hun karakter en gastvrijheid. Als wuivende garnizoenssoldaten van het betere leven stonden ze in het gelid, die kaal gezwiepte herfstige bomen. Fraai panorama.

‘Ja’, zei iemand me toentertijd eens, ‘is het wel verstandig wat je doet? Met Ellen fulltime thuis kun je zelf bijna geen kant meer op. Je legt je huisarrest op.’ En een ander: ‘Is het wel verstandig om het toilet beneden te veranderen in een speciale douchecabine voor Ellen? Als je het huis nog eens wilt verkopen dan moet je alles weer in de oude staat terugbrengen.’

‘Ja kakel’, dacht ik, ‘betrek dat later zelf maar in je overwegingen als jouw kerel onverhoopt ziek wordt.’ Ik dacht het, beet mijn tong af, zei niets. Hier schudde de mantelzorger slechts zijn onbegrepen zorghoofd. En hij wist: afbouwen die vriendschap. Verbazing.

Zoals ook zo-even bij het boodschappen doen in vreugdevol Vleuten met zoveel inspirerend zonlicht en misschien wel de meest ideale temperatuur van twintig graden. Verzorgende Trudy was mee. Ik stond als vrijwillige verkeersagent te wapperen met mijn armen omdat verderop een geparkeerde auto van de rem was geraakt, midden op straat stond te roesten, en de doorgang voor een geelkleurig busje bejaarden belemmerde. Ik bemoei me graag overal mee. (Heb ik afgekeken, luister maar).

Het zoveelste voorbeeld van impertinentie. Een rolstoel lijkt dat over zich af te roepen. Trudy en Ellen aan de overkant ter hoogte van het Kruidvat. Ik had er graag het Kruitvat van gemaakt, met een t. Ik had er graag met scherp geschoten. Stapte een totaal onbekende vrouw ongegeneerd op de rolstoel af. Vroeg dat dwaze mens aan Trudy of het wel verstandig was om met iemand als Ellen in een rolstoel de zon op te zoeken. Je piest op zo’n moment in je broek van ontsteltenis. Helaas had Trudy haar buks niet bij zich. Even later werd ze opnieuw aangetikt door een tuthola. ‘Die mevrouw in de rolstoel slaapt hoor, ik zeg het u maar even.’

Ja en? Mag dat soms niet? We werden er zowaar wat lacherig van. Het beeld van de naakte non doemde op. De non, ik kom later in de nieuwe bundel uitvoerig over haar te spreken, die eens met een hemelse blik vroeg of Ellen niet te koud gekleed was voor de tijd van het jaar. Hoorde pas geleden dat de nonnen uit Vleuten weggaan. Ze worden overgeplaatst naar het meer katholieke Brabant of Limburg. We zullen de meisjes van 70+ missen. Wat is dat toch voor een zotheid om een rolstoel aan te klampen met ongevraagde adviezen aan personen die je nog nooit eerder in je leven bent tegengekomen?! En God keek over zijn schouder toe en wist dat het niet goed was. Met de dubbele ziekte van Ellen valt te leven. We moeten wel. Niet te leven valt met bemoeials en zwartkijkers. Sommigen gedragen zich alsof ze zelf al vijf partners met parkinson en Lewy Body hebben overleefd. Veel kenners van dementie, ik ben er geen. Ik krijg er zelfs steeds minder kijk op. Desondanks sta ik af en toe bij een microfoon voor een zaal  te praten over Lewy Body.

Al twee jaar is bij Ellen sprake van een ongestoorde nachtrust. Zelf kijk ik twee keer per nacht hoe het met haar is. Dan kantel ik haar van de ene zij op de andere. Een wekker heb ik niet nodig. De nachtelijke onderbrekingen worden overdag tussen één en twee ingehaald met een dutje waarvan half bewusteloos genoten wordt.

Twee jaar geleden kwam er een einde aan onze verpleeghuisepisode. Die begon in 2012. Ik moest er aan denken bij het lezen van een interview met Jaap van Zweden. Hij is nu chef-dirigent in New York. Bij zijn afscheid van Amsterdam zaten Ellen en ik bijna vooraan in het Concertgebouw aan de Van Baarlestraat. Eerst hadden we daar samen gegeten in een eertijds vermaard, rokerig journalistenetablissement. De auto stond een heel eind verderop geparkeerd. Ellen liep toen nog. Niet als een kievit meer, maar ze liep nog altijd wel.

Daags erna bezochten we de film over de demente Britse oud-premier Thatcher. Wilde Ellen met alle geweld. Tegenstribbelen had geen zin. Mooie film, daar niet van. Na afloop van de film een wandeling van het centrum van Utrecht tot voorbij stadion Galgenwaard. Maar op zaterdag een concert en op zondag de bioscoop: het was voor het brein van Ellen te veel van het goede. Een overdaad aan prikkels. Op zondagavond sloeg ze geestelijk op hol. Zo had ik haar nog nooit eerder meegemaakt. Machteloos bezag ons nieuwe leven. We stonden aan het begin van goeie en slechte ervaringen met verpleeginstellingen. Ze werden aanvankelijk als onze redding gezien. Gaandeweg niet meer. Het einde kwam op 31 oktober 2016. De Skoda bracht Ellen weer voorgoed naar huis. De ratio daarbij was om zo min mogelijk afhankelijk te zijn van derden die je niet voor het uitkiezen hebt. Het is een uitstekende antenne gebleken. Een mens kan niet zonder voelsprieten. Ze zeggen wel eens: had Ellen in het verpleeghuis gelaten en ze was er allang niet meer geweest. Ik begin daar zelf ook in te geloven. 

Ellen is er nog steeds en dat hadden we niet durven dromen. De tweede hittegolf van deze zomer werd haar bijna teveel, en fataal. Maar gelukkig kalefaterde ze weer op. Daar leverde de huisarts van toentertijd geen enkele bijdrage aan. In tegendeel. Hij bracht ons met een klacht bij het Medisch Tuchtcollege. De zaak wordt in dit boek uitvoerig beschreven. Het Medisch Tuchtcollege heeft de kwestie ontvankelijk verklaard. Het wachten is op het verweerschrift van huisarts P. Die vroeg om uitstel. Ach, wat valt tegen de blote feiten in te brengen? Wat de uitspraak van het Medisch Tuchtcollege ook worden zal, hij heeft bij ons voor altijd afgedaan.

Raadselziekte, zo gaat de nieuwe bundel heten. Raadselziekte met venijn. Lees de hoofdstukken als een röntgenfoto van ons voorjaar en onze zomer in weldadig 2018. In Raadselziekte enkele hoofdstukken over onvergetelijk mantelzorgverlof met het kijken in De Panne op een uitbundig winkelplein te midden van vele honderden mensen naar het WK-voetbal van de dekselse Rode Duivels. Al een paar jaar houd ik op onze website de ‘beursnoteringen’ van Ellen (en mezelf als mantelzorger) bij. Ze vormden vaak mede de bouwstenen voor mijn boeken. Zo ook in het geval van Raadselziekte. Waarin als extra opgenomen enkele dierbare blogs die eerder eens in één van de bundels verschenen. Ze versterken het beeld van een raadselziekte en geven de röntgenfoto nog scherpere contouren. Voor contouren mag ook rafelranden gelezen worden. Een leven met plots rafelranden door ziekte welke de band tussen twee geliefden eigenlijk nog meer heeft versterkt.

Het voelt als een eer om over Lewy Body gastspreker te zijn op een symposium in Dendermonde. Ellen en ik hebben geen geheim. Dat is misschien wel ons geheim in de modus operandi. Het is de openheid waarmee we met parkinson en Lewy Body omgaan. We zijn sterk. We hebben ook humor en kunnen relativeren. Niets hoeft meer met de secondewijzer in de hand. Ontmoeten en ont-moeten. Het zwarte gat in sociaal contact is ons bespaard gebleven. Soms zien we het niet meer zitten. Soms? Wel iets meer dan soms.

Lewy Body verdient meer aandacht. Want parkinson komt als een tsunami op ons af, waarschuwen neurologen. En met parkinson een vloedgolf aan gevallen van Lewy Body dementie. We zetten ons schrap.

Ook deze bundel (veel België, maar je bent op het WK of niet, en we liepen nog net niet mee in de polonaise) is tot stand gekomen uit liefde voor Ellen. En uit dankbaarheid voor haar vaste verzorgenden m.i.v. de fysiotherapeuten, de apotheek en onze vertrouwde vakantiestek hotel Cajou in De Panne. De foto’s in het nieuwe boek spreken voor zich. Ze zeggen meer dan duizend (extra) woorden.

Eén van de verzorgenden kookt elke maandagmiddag voor een hele week. Vers!  Allemaal bakjes voor een hele week die de vriezer in gaan. Elke week andere stamppotjes en liflafjes. Een andere verzorgende beheert (tevens) de thuisapotheek. Die doet de inkoop van zalfjes, crèmes, shampoo en zo meer. Nummer drie is ook pedicure, manicure, lakt nagels en logeert bij Ellen als haar mantelzorger maandelijks twee dagen ter ontspanning en ter opfrissing naar De Panne is. Het is een way of life geworden. In De Panne schaft de mantelzorger een nieuwe pantalon aan om vervolgens te vergeten die mee naar huis te nemen. De mantelzorger doet de tuin. En hij spit zich een hernia om de aangetaste buxus te verwijderen. Hij draait zich om en constateert dat die andere buxus er beter ook uit kan. Ja die tuin!  Net als de Skoda dient die tuin geprezen te worden om zijn schoonheid en kameraadschap. De mantelzorger schuurt twee bijzettafels op het terras en schildert die tafels marine blauw-grijs. Prachtige combi met lavendelkleurige vlinderstruiken en diep rode bloemen die monnikskappen lijken te heten. Althans, dat beweert één van de verzorgenden. 

Buurtman Charles stapt de tuin in. Of we zaterdag aan het eind van de middag iets hebben? Nee. Dan zet hij rond half vijf twee glazen met chardonnay klaar. Wil belt. Of we een boekenkast kunnen gebruiken? Zo’n zelfde als we al hebben van Ikea. Een Billy. Wil gaat verhuizen en kan in haar nieuwe appartement maar die van haar vier Billy’s kwijt. Gelukkig heeft ze die Billy nog niet uit elkaar gehaald. Want de mantelzorger gaat niet graag prat op zijn twee linker handen. Een zoon van Maggy wil wel mee helpen met het transport van de Billy. 

‘Ben jij dood?’, vroeg Ellen eens onderweg naar nergens. ‘Nee’, antwoordde ik, ‘ik ben niet dood want anders kwam onze Skoda geen meter vooruit.’ O ja, dat was waar natuurlijk. ‘Ben ik dan dood?’ ‘Nee Ellen, jij bent ook niet dood, want anders had je mij dat niet kunnen vragen.’

Lees de opmerkelijke conversatie maar in deze uitgave. Raadselachtig die dementie. Veel kenners, ik ben er geen. Als de Skoda toch eens kon praten.

Of ik nog wel eens de klootzak sprak die bij ons thuis de oploskoffie als bagger, zoals-ie het formuleerde, met veel misbaar door de gootsteen kieperde. ‘Nee Henk, sindsdien niet meer.’ Ellen zat er slaperig bij toen Henk over die oploskoffie begon. Zeker zes uur later de vraag van mij aan een van de verzorgenden of ze trek had ik een kopje koffie. En of het oploskoffie Goudmerk mocht zijn? Ellen: ‘Niet doen hoor, dat is bagger.’ Bagger, dat woord was uren daarvoor gevallen! Hoe werkt dat met Lewy Body? Hoe gaat dat toe in het hoofd van mijn muze? Raadsels en nog eens raadsels. Lees het maar.

‘Schrijf jij?’ ‘Ja liefste ik schrijf. Ik schrijf over jou. En over mijzelf. Ik schrijf over ons. Ik boekstaaf.’ Ik ben een chroniqueur. Ook schrijven is leven. Mahler verbleekt bij onze eigen symfonie. Muziek als balsem voor de ziel. Op blote voeten door Brussel. Er ging in juni en juli 2018 een siddering door de natie, door België wel te verstaan. De mantelzorger uit Nederland tooide zich met een feesthoed in rood, geel en zwart. Oranje was uit. Alfred Hitchcock zou het niet hebben kunnen verzonnen. Lees maar. En hopelijk kunnen we vaststellen dat we ons er nog immer goed doorheen slaan. Zonder ons kenners van dementie te willen noemen. Want kenners, daar lopen er al genoeg van rond.

RAADSELZIEKTE, het venijn van Lewy Body, verschijnt in november. De bundel bevat 165 pagina’s. Hoe raadselachtig ook, over Lewy Body raakt de mantelzorger niet uitgeschreven.