Een eenvoudige kerstvertelling

Met de rollators, looprekjes en scootmobiels schuifelden we in een sliert van een paar honderd meter naar de ingang van de veemarkthal voor onze booster. Een veemarkthal, wel toepasselijk, hoe vindingrijk. Het begon halverwege de middag al te schemeren en nog even en de achtersten in de rij zouden op de vluchtstrook staan van de A12 naar Arnhem. Ik opperde om het Rode Kruis alvast in ANWB-verpakking daarheen te dirigeren met koffie en gevulde koeken. Het rollator- en looprekjegilde kon er niet om lachen. Pret gaat in de loop der jaren verloren. Moedig voorwaarts als hartenkreet van de bijna-doden. Gelukkig was het droog. Voetje voor voetje naar de prik. Een spontaan praatje met een mevrouw die over haar familie begon. Ze kwam uit een gezin met vier kinderen. Zij de oudste. Ze had nog een oude moeder die naar de negentig liep. Of niet meer liep, maar de negentig in alle rust en vrede afwachtte in haar luie stoel. Dat kan ook. Woonde nog zelfstandig, die oude moeder.

Veel narigheid in de familie over de vaccinaties. De familie was in twee kampen uiteen gevallen. Was al een poosje zo sinds corona, maar nu met de kerstdagen voor de deur waren de messen pas echt geslepen. De ene helft van de familie had zich wél laten vaccineren en trotseerde vol overtuiging het waardeloze decemberweer voor ook nog eens een booster; de andere helft weigerde een arm voor een paar seconden ter beschikking van de GGD te stellen omdat je nu eenmaal naar rechts ging als de overheid naar links wilde en naar links als de overheid rechts adviseerde. Veel logica. Het hele gedoe in de familie was begonnen met de eerste vaccinatie van hun oude moeder. Die had uiteindelijk na veel vijven en zessen, en na schuimbekkend gescheld van haar kinderen over en weer, kennis gemaakt met pfizer.

Niet eens nog halverwege de booster en nog steeds buiten tussen de mistflarden -alsof we in de voorverkoop van Youp van ’t Hek stonden –  nog steeds buiten begon de oudste dochter over het traditionele kerstdiner in haar familie. Daar was al een week van tevoren een ware oorlog over uitgebroken. Ze bleef er zo te zien redelijk opgewekt onder. De gevaccineerden wilden de wappies niet aan tafel en de wappies kon het geen bal schelen wie zijn vork en mes in de stoofpot met kalkoen zette. De oude moeder, nog goed bij de tijd, wilde als altijd alle vier haar kinderen met aanhang om zich heen. Al vijftig jaar kakelde ze dat het altijd de laatste keer kon wezen, die kerst. De gevaccineerden hielden voet bij stuk. Niet de gezondheid op het spel zetten voor de geboorte van Jezus Christus.

Het oudje van negentig moest erom huilen. Of beter: schreien, want oudjes huilen niet, die scheien droge tranen in hun aanvankelijk keurig gestreken en opgevouwen katoenen zakdoekje. Omdat moeder met een vroegtijdige dood dreigde vanachter het zakdoekje – of inmiddels meer een prop – bedachten de vaccineerden een compromis. Ze zouden, om hun oude moeder te plezieren, wel met de wappies aan het kerstdiner verschijnen, maar op voorwaarde dat de wappies zich die dag dan eerst thuis lieten testen op corona. Ook dat ging de wappies in haar gezellige familie te ver. Een aantasting van de persoonlijke levenssfeer! Want met een zelftest zouden de wappies in de familie zich toch overgeven aan een vorm van dwang.

We naderden de ingang van de veemarkthal en naast me wilde ook Diana graag weten hoe deze vredelievende familie nu dit probleem dacht op te lossen. Of mevrouw enige haast wilde maken met de afloop van haar verhaal. Het goeie mens haalde haar schouders op en schuifelde bijna haar voorganger met zijn looprekje omver. We zouden er op straat nog bijna ongelukken door krijgen. Welnu, er was in de familie een oplossing gevonden voor het kerstdiner. Toen de oude moeder van negentig door haar voorraad zakdoekjes heen was, had ze gesnotterd dat de wél gevaccineerde zoon en de wél gevaccineerde dochter maar thuis moesten blijven met kerst als ze niks beters te doen hadden dan ruzie maken en voor narigheid zorgen. Daar sloten de wappies zich met de kerstgedachte graag bij aan. Ze hadden een wijze moeder.

Moest kerstavond aan het familieavontuur van die mevrouw terugdenken. We hadden iemand op bezoek die de volgende dag met zijn familie kerst ging vieren – kerst vier je immers. Dat was Diana en mij ook duidelijk geworden van de parkeerplaats in Nieuwegein naar de jongens en meisjes van de GGD toe. Ook onze goede bekende vierde kerst met de nodige schele hoofdpijn. De voorpret, zo men wil. Kerstmis vier je met voorpret in de familie. Al aan de paracetamol nog ver voordat de kerst moest beginnen. Ik schonk hem nog maar even bij. Altijd zwaar met kerst om alle ballen tegelijk hoog te houden. Er was er één in zijn familie die zich vanuit onberedeneerbare en niet uit te leggen principes van dwarsliggerij niet liet vaccineren. Onder geen enkel beding. Werkte ondertussen ook doodleuk – bijzonder woord in dit verband – door in een verpleeghuis. Daar zitten wij nu mede door in een nieuwe lockdown.

Tussen twee haakjes: hoorde dat op een ons niet onbekende verpleeghuisafdeling deze feestmaand december vier van de acht bewoners aan corona waren bezweken. Het einde nog niet in zicht. Maand ook nog niet om. Nummer vijf was in aantocht immers. Drie van de vier volgens de berichten niet gevaccineerd, in elk geval twee, omdat hun familie dat had verboden. Personeel met corona ziek thuis. Maar dit even terzijde. Waar was ik gebleven? Die goeie kennis van ons. Aan alle eters het voorstel gedaan voorafgaande aan het kerstdiner eerst thuis heel knus even een zelftest te doen. Iedereen akkoord behalve, wel ja, het verpleegzusterwappie. En om die wappie was het nou juist begonnen. En nu? Onrustig ging hij van de ene bil op de andere zitten, en weer terug. Ja wat nu? De kerstdagen waren er ook om maar eens met elkaar een risico te nemen.

O ja? Zo zo. Het was niet voor niets het feest van het licht en van vrede op aarde. Bij het feest van het licht kneep je een oogje toe. Of onze gast dan begreep dat als hij zo zijn Eerste Kerstdag doorbracht, en geen enkel verwijt hoor, heus niet, maar of hij begreep dat deze mantelzorger geen borrel bij hem zou komen halen op Tweede Kerstdag, the day after the night before zogezegd. Niet omdat de mantelzorger boos was of zo, absoluut niet, want kerst moest je vieren, de harmonieuze familie, nooit uit het oog verliezen die harmonie, het was hem allemaal zeer gegund, oprecht zeer gegund, geen woord van gelogen – maar dit alles vormde daarentegen wél tegelijkertijd een te groot gezondheidsrisico voor Ellen en haar Josef, herdertjes en kerststal in één en hetzelfde lijf zonder vet op de botten. De kat en het spek.

Nee, dat werd niet goed begrepen. Zo’n borrel op Tweede Kerstdag kon toch gewoon doorgaan? De mantelzorgende Jozef, herdertjes en kerststal deed toch ook boodschappen? Dan kon hij toch ook het virus oplopen? Daar in de supermarkt kon hij toch ook wappies tegen het lijf lopen? Dat had niemand op zijn voorhoofd gedrukt staan. En het virus kon zich toch ook bij de kassa door het mondkapje van andere klanten of de kassière heen boren? Soms besloegen de ruiten van een bril en dan ging in de supermarkt wel eens het mondkapje van de neus vandaan. Bij het pinnen bijvoorbeeld. Als de mantelzorger dan zo streng in de leer was, waarom dan nog naar de winkel voor levensmiddelen en waarom die etenswaar dan niet gewoon thuis laten bezorgen? Je had ze voor het uitkiezen die bezorgdiensten.  Kerstavond met bijzonder intermezzo.

De kerstdagen vier je. Hopelijk vieren virussen niet mee. Beschouw het als een eenvoudige kerstvertelling.  En ja: voor zeker achthonderd miljoen door baasjes en bazinnetjes gefraudeerd met de coronazorgbonus.  Achthonderd miljoen en het restje. Mensen aan een bonus helpen die helemaal niet bestonden of wel bestonden maar familieleden die helemaal niet in de zorg werkten. Valse opgaven en smerige trucs. Gewiekste baasjes en bazinnetjes uit de vermarkting van de zorg die zichzelf niet één bonus toekenden, waar ze al geen recht op hadden, maar soms wel drie of vier. Er kraaide geen haan naar. Hanen kraaien wel met pasen maar niet met kerst. Land zonder enig moreel kompas. Bananenrepubliek der Lage Landen. Het wordt tijd voor revolusie naar de indrukwekkende bijbel van de Belg Van Reybroeck over de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië en nog verder in de tijd terug.

****

In alle triestheid een mooi verhaal, Johan! Ik bereid me vast voor op de tweede booster. Als de plannen van burgemeester Depla doorgaan, ‘vieren’ we voortaan Kerst immers in de zomer! Lieve groet voor Ellen en jou. Jan van Ewijk.

****

Hi Ellen en Johan. Ik heb zo-even jullie website weer bezocht en de laatste blogs gelezen. Ik kijk het kunstje af Johan! Prachtige schrijfstijl. En jullie liefde voor elkaar, you make me cry! Fijne jaarwisseling. Helin.

****

Ha Johan. De omgekeerde wereld, wat ik in je kerstverhaal lees. Maar zo werkt het dus. Ik heb gisteren een vriendin van Eindhoven vliegveld opgehaald. Zij woont in Spanje en viel van de ene verbazing in de andere vanaf het moment dat ze in het vliegtuig stapte voor de vliegreis richting een kersttafel in Tilburg. Ze vertelde dat in Spanje het nog steeds verplicht is om buitenshuis het mondkapje te dragen. Ook kan een ieder (zelfs Nederlanders die in Spanje wonen en over een ziekenfondspasje beschikken) op aanvraag nog dezelfde dag geprikt worden. Telia, zo heet ze, werd vóór het betreden van het Transavia vliegtuig niet gevraagd naar QR-code, vaccinatiebewijs, of welke vrijwaring van besmetting dan ook. Ze moest wel een mondkapje dragen. De Spaanse overheid vraagt haar bij terugkeer om alle nodige papieren van gezondheid, inclusief een zeer recente test. Kun je dat niet overleggen dan kom je het land niet in. Hoe duidelijker bleek voor mij de knulligheid van het Nederlandse beleid weer. De 31e ga ik met Greet in Opende (Groningen) het nieuwe jaar inluiden. Ik ga met de auto. Dat is reizen zonder mondkapje. Vergezeld van mijn eigen muziek. Ik ben er uit waaraan de USB-stick in jouw auto moet voldoen, dus wanneer je hier weer langs komt kunnen we dat meteen proberen.

Groeten, ook aan Ellen, Jan van den Heuvel.

****

Hi Johan en Ellen!

Fijne jaarwisseling alvast! Zo vuurwerkloos zal ie vast niet zijn, daar zijn Nederlanders veel te Nederlands voor om zich daar aan te houden. Ik heb me teruggetrokken in een boshuis in de Ardennen, vooral om de hond van een vriendin aan het vuurwerk te laten ontsnappen. Het is hier zalig, overdag wandelen we en ’s avonds eten we raclette.  En wat een heerlijk verhaal weer uit de rij voor de booster haha, dankjewel voor deze mistroostige kerstboodschap 🙂

Tot in januari! Liefs Annelies.

****

Hallo Johan en Ellen.

Vanuit het Naardense: Een mooi en goed 2022 voor jullie gewenst! Hoop dat jullie ook een rustige jaarwisseling hebben gehad. Ik kom snel langs , ben geboosterd zoals dat nu heet , wat een woord toch. Weer bij met de blogs. Een eenvoudige kerstvertelling – geweldig weer Johan – wat heb je me laten lachen. Prachtige taferelen.

Albert.

****

Moeten we eerst de andere kant van het gelijk recht in de ogen hebben gekeken?

Beste Johan en Ellen. Bedankt voor de mooie woorden aan ons gericht. Wij wensen jullie ook een mooie kerst en een gelukkig en gezond 2022! Manal en collegae van de apotheek in Vleuten.

****

Mensen kunnen elkaar gelukkig positief blijven ontroeren. Heel erg ontroeren zelfs. Het speelde zich hier in de namiddag in minder dan anderhalf uur af. De bel ging. De buurman van schuin tegenover ons. Met een schitterend kerststukje.  Boog me over Ellen heen en liet haar het kerststukje zien. ‘Kijk eens, kijk eens wat we zo-even gekregen hebben!’ Ellen begon ontroerd te huilen en glimlachte toen een geweldige glimlach. Zulke momenten laten je niet onberoerd. Even later weer de bel. Aan de deur het jonge gezinnetje dat ook aan de overkant woont, pal naast de buren van het kerststukje. Dat gezinnetje. Die vier. Niemand had tot dusver echt contact met ze. Vader en moeder met twee dochters, 6 en 13, zo ongeveer. Nooit een woord mee gesproken. Alleen een zwaai met een al dan niet van een vaccinatie voorziene arm. Mensen ver achter Polen vandaan, heel verlegen, heel teruggetrokken. Daar stonden ze dan bij ons op de drempel met een kerstroos voor Ellen (en mij). Nu al weet ik dat dit beeld, die vier aan onze voordeur, die vier die in gebrekkig Nederlands vroegen of ze ons niet stoorden, of het wel gelegen kwam, want anders zouden ze wel even terugkomen, die verschrikkelijk aardige en bescheiden mensen die ons een gelukkig 2022 kwamen wensen, ik liet ze binnen, natuurlijk liet ik ze binnen, ik liet ze binnen bij Ellen, die liefdevolle geste – nu al weet ik dat dit een van de memorabele momenten voor me wordt van kerst 2021 en dat terwijl die kerst nog moet beginnen.

****

Lieve Wietske en John.

Met mist, en met IK GA LEVEN van de schrijfontdekking Lale Gül in kerstverpakking als cadeautje op de achterbank, heden náar en ván Leeuwarden. Die mist, met meer dan flarden, de polder bij Urk werd erin weggezogen en loste erin op, die mist bleef me vergezellen op zaterdag 18 december 2021. ’s Avonds het bericht van een nieuwe algehele lockdown vanwege een variant van HET virus, en daar weer een variant van, en van die variant weer een zich razendsnel verspreidende volgende onzichtbare variant. Welke al flink huishield in Londen en verderop in het Verenigd Koninkrijk. Mist en (onzichtbare) varianten, houd deze twee woorden even vast, want langs deze twee bouw ik als chroniqueur mijn dagboekaantekeningen van 18 december 2021 op. We vervolgen onze weg naar de komende feestdagen op de tast, we slalommen door de mist vanwege allemaal nieuwe maatregelen, die ons terugwerpen op onszelf en die ons dwingen onszelf te vermaken in plaats van voortdurend door anderen vermaakt te (willen) worden. Er liggen daarvoor vele varianten voor het grijpen, maar je moet ze wel zien en er je best voor (willen) doen.

Ik zal die mevrouw uit Leeuwarden niet snel vergeten, eigenaresse van een prachtig en gloednieuw café-restaurant bij jullie een paar straten verder en later deze zaterdag op tv in 1-Vandaag. Haar partner was, volkomen uit het lood door wéér een lockdown, met hangende schouders, en met handen tot vuisten gebald, naar huis gevlucht. Beter: afgedropen naar huis. Zij, zal ze net zo oud zijn geweest als Ellen en ik deze dag getrouwd – 35, jonger misschien wel? Misschien nog niet eens 35, maar geteisterd door al heel wat horecatragedies in korte tijd. Zij, die vrouw, die breekbare, maakte op 18 december 2021 het karwei nog even af om daarna te sluiten. De barkrukken werden opgestapeld, de eetstoelen op de tafels gezet. De kerstversiering van de gevel gerukt. Ze glimlachte erbij, maar het was geen glimlach, het was berusting, en ook dat nog niet eens. De moed der wanhoop. Wat mogelijk meer suggereert dan het was. Het was klap op klap in retrospectief. Geen horizon en ook geen stip. geen perspectief. Er viel een stilte en ik weet als ervaren journalist wat stiltes met een geïnterviewde kunnen doen. De beste vraag is vaak geen vraag. De met een volgende lockdown geconfronteerde jonge eigenaresse van het nieuwe café-restaurant in Leeuwarden had geen antwoord op een microfoon bij stilzwijgen. Ze barstte in wanhopige tranen uit en bonkte met haar blonde hoofd tegen de grijs-wit gepleisterde muur. Het was machteloosheid. Het ontroerde me. De eigenaresse had alleen nog maar mist in haar hoofd waar het de toekomst betrof. Een horeca die alle varianten tot overleven had uitgeprobeerd.

Een item met verschrikkelijk veel symboliek op zaterdagavond 18 december. Geen Beau die van snotteren zijn handelsmerk begint te maken, die je bijna op commando kunt laten grienen, nee niet zo, maar televisie die er ook echt toe deed. Moest onwillekeurig aan Valkenburg denken, het hotelletje, mijn baken als mantelzorger, moest denken aan Yvonne en Thom, zijn moeder Moni, ik moest terugdenken aan eerdere ingrepen vanwege de corona en de tot waanzin gedreven Geul die het binnenstadje deed verzuipen half juli dit jaar. En alsof het allemaal al niet genoeg was geweest had één of andere gestoorde een week geleden een luier op de hotelkamer door de wc weggespoeld. De riolering kwam daar met golven viezigheid, vloeibaar en niet, en een ongelofelijke stank tegen in opstand. Vreselijke toestanden. Daar helpen geen wasknijpers tegen. Ook Yvonne van Thom had huilend met haar hoofd tegen de muur gebonkt, nog maar een week geleden. De rek was eruit. En nu weer een volgend fiasco met kerst en de jaarwisseling. Buiten was het vochtig koud. De kerstversiering brandde braaf vanaf de reling van ons balkon. In een grote vaas bij de voordeur, een windlicht uit de Belgische Kempen, in die vaas ook al honderden minuscule tuincentrumlampjes die een sfeer van huiselijkheid en geborgenheid moesten benadrukken. Kreeg zaterdagavond laat een mail van Bruno van hotel Cajou in De Panne aan de Belgische zuidkust die ook al zijn hart vasthield. De kerstgroet ging gepaard met een hele diep zucht. Ook hem hing een nieuwe lockdown boven het hoofd en de rekeningen bleven binnenkomen. De beursnoteringen van deze chroniqueur op zaterdag 18 december 2021. Niet zo maar een dag. Maar toch ook weer een dag als helaas tegenwoordig zovele.

Een avond met opnieuw een persconferentie en in het teken van het OMT en de GGD. En natuurlijk weer de querulanten die het beter weten. Zoals dat zweefteefje van de universiteit van Leiden, een gezondheidspsychologe, ene mevrouw Evers, wie wist van haar bestaan op aarde af, die meteen op de zaterdagavond vond dat Rutte, De Jonge en chef virus Van Dissel de bevolking perspectief hadden moeten bieden. Een gemiste kans, reutelde het gekke mens. Toe maar zweefteefje! Perspectief? Wat is dat voor een onzin. Waarom toch die aai over ieders bol? Wat zou dat perspectief moeten zijn met zoveel varianten en zoveel mist? We zijn in oorlog. Het is gissen en speculeren. Wij eten brood met een plakje onduidelijkheid. Dat is de realiteit! Het blonde of geblondeerde piepkuiken uit de Tweede Kamer voor de PvdA kwam ook met haar kritiek. Opzouten! Weer verlies van een zetel voor de splinter van Ploumen en Arib. En een op naamsbekendheid beluste advocaat spande namens verontruste Nederlanders ogenblikkelijk een kort geding tegen de staat aan omdat de lockdown elke tere ziel was overvallen zo vlak voor die heilige twee kerstdagen. Elke zaak over corona tegen de overheid wordt verloren, en deze dus ook. Portemonnee van de advocaat gespekt. Land in ontbinding. Land van niks. Met een koning die we nog moeten vertellen dat er een pandemie heerst, en dat niet hij aan de macht is maar een virus met varianten en met mist, heel veel mist, dichte mist. De idioten haasten zich weer naar de talkshowtafels en de NPO is blij met alle gebakken lucht van de wijzen die allang niet meer uit het Oosten hoeven te komen. Zendtijd vullen is al voldoende. Ach lieve Wietske en John, waarom schikken we zo moeilijk in? Moet je daarvoor eerst de andere kant van het gelijk recht in de ogen hebben gekeken? De horeca begrijp ik. Anderen ook. Eigenaren van sportscholen, zonnestudio’s en kappers, ik snap hun frustratie. Maar het geschreeuw komt van elders, van beroepsdemonstraten, relschoppers en nietsnutten. Onder wie die narcistische partijleider, dat onbegrepen dwangneurotische genie, die er ook deze week vanaf het katheder blijk van gaf belangrijke stukken als die over het coalitieakkoord niet eens te lezen. Inderdaad John, helemaal eens vandaag, met het boek Revolusi van de cultuurhistoricus David van Reybroeck (1971) bij jullie op de salontafel en ook bij ons als lockdown-ondersteuning (en verjaarscadeau) van Diana: in zijn onbeholpen tv-spotjes gaat het psychiatrische geval uit de Tweede Kamer prat op juist dié dingen uit ons verleden waarvoor de gemeentebesturen van Amsterdam en Rotterdam publiekelijk en over alle landsgrenzen heen vol schaamte hun excuses hebben aangeboden. Een niet onbelangrijk deel van de Nederlandse geschiedenis is in bloed gedrenkt. Onze rijkdom is mede vergaard over de geknechte ruggen van slaven. IK WIL LEVEN, maar niet zonder een duister verleden onder ogen te zien. Oogkleppen en ontkennen, ze werken niet. Net zomin als dat voor virussen geldt, ze meanderen.

Een nieuwe variant heeft toegeslagen en we zullen het allemaal weten ook. In de mist zoeken we naar oplossingen. IK WIL LEVEN was op 18 december 2021 weer eens de rode draad in de reacties op de maatregelen van het kabinet – reacties van jong en oud, breed gedragen. Maatregelen die menigeen kon begrijpen, o ja dat wel, dat zeer beslist, zeker omlijst met extra uitleg van Jaap van Dissel, verstandige mensen begrepen het wel, maar maatregelen die andermaal heel veel pijn deden en de persoonlijke levenssfeer aantastten. Lale Gül, we zouden haar bijna vergeten, maar over haar leven zouden jullie zo graag lezen, en dat ook zeker doen, Lale Gül werd opgevoed in een, voor haar gevoel, situatie van lockdown en quarantaine. Met voor haar mistige regels vanuit een variant op een variant van het geloof. Mist, want bestaat God eigenlijk wel en zo ja stelt die God dan écht zulke krankzinnige eisen aan de mens en dan met name de vrouw? Varianten op varianten (passeerde op 18 december 2021 niet toevallig 2 x Urk) leiden in samenhang met mist tot een onnavolgbaar iets. Zeker ook als het om religie gaat en bedenksels van gewone stervelingen. Want waarom lippenstift door God verboden, make-up überhaupt taboe, en de vrouw in alles de dienende rol? Waarom vaccinaties weigeren? Waarom staat op menstruatie de hoofddoek? Ook wij proberen het te begrijpen maar het lukt niet. Nooit eerder won iemand op zo’n jonge leeftijd van nog maar 24 de NS-Publieksprijs met een boek. Nooit eerder ook behaalde een genomineerde zoveel stemmen. De andere genomineerden werden weggevaagd. Een stormachtige opmars naar het podium. Natuurlijk, de verwesterde Turkse had de gunfactor. Maar er was meer. Lale Gül stapte uit de mist van haar bestaan. Niet meteen maar gaandeweg haar puberteit. IK WIL LEVEN. Ze begon de varianten op het geloof te bestrijden. Ze vaccineerde zichzelf met het besef dat ze niet moest berusten en tot zelfbeklag moest overgaan. Maar dat ze in actie moest komen, karakter moest tonen, en het geluk bij zichzelf moest zoeken, en uit zichzelf moest halen. En dat alles met een heel hoge prijs. Als booster zette ze zich aan het schrijven. Een nieuwe auteur geboren. En met die auteur op de achterbank als kerstcadeautje op 18 december naar jullie in Leeuwarden. Ik veronderstel dat jullie het schrijversdebuut goed kunnen gebruiken achter gesloten gordijnen en met de gashaard hoog ten tijde van andermaal een lockdown.

Mist en varianten als metaforen. Uit een lockdown stappen, maar weloverwogen en na heel wat aarzelingen. Het momentum. Wij, Ellen en ik, weten maar al te zeer wat het is om in een lockdown te leven. Te MOETEN leven. De parkinson dwong ons ertoe. De LB al evenzeer. Die nog meer zelfs. Maar we weigerden ons over te geven. We richtten ons leven anders in en probeerden onszelf opnieuw uit te vinden. Wat ook Lale Gül heeft gedaan, maar dan in haar eigen specifieke omstandigheden. Het gemis nu van haar zusje, het gemis van haar oma. De prijs. De prijs voor de NS-Publieksprijs. Die is niet in geld uit te drukken. Lale vond zichzelf opnieuw uit. Dat is geen recalcitrantie, zoals haar wel is verweten, maar personality en levenskracht. Dat is op een rechtvaardige wijze voor jezelf opkomen. Lale Gül, hoe Amsterdams wil je het hebben? Die liet zich niet uithuwelijken en zich niet door haar broer als bewaker naar haar baantje bij Albert Heijn brengen.

Terug naar de maatregelen die ons op zaterdagavond 18 december 2021 onder de verkouden neus gewreven werden. IK BLIJF LEVEN. En: IK WIL LEVEN. Mensen zoals jullie, lieve Wietske, in jaren het langst vriendin van Ellen, al vanaf je twaalfde, en jij beste John, jullie zijn in menig opzicht bevoorrecht. Net zoals Ellen en ik. Zoals ook Lale Gül. Zoals ook die innemende Adriaan van Dis die al zijn twijfels en onzekerheden ventileerde in een schitterend portret op tv deze zaterdag 18 december. Indische duinen, Bergen aan Zee. Zoals ook Charles Dickens natuurlijk destijds, wiens bekendheid in Nederland vooral te danken is geweest aan Gottfried Bomans. Charles Dickens die zaterdag 18 december in de open lucht in jullie Leeuwarden centraal stond met een opvoering van zijn meesterwerk A Christmas Carol met Ebeneezer Scrooge uit de verarmde industrie en grauwheid van Manchester. Charles Dickens en de kerstdagen, de twee-eenheid. Literatuur. Interesse voor het immateriële bindt ons. Vergezichten. Ook jullie zijn lezers. De huidige tijd dwingt ons om onszelf te vermaken. Geen woonboulevards met kerst, geen Ikea’s, geen massaliteit als vluchtroute, en geen andere dwaze capriolen als vlooienmarkten. Geen volle huiskamers met een tante die we het hele jaar niet zien zitten maar voor die ene keer toch maar. Dit alles nee. Maar gewoon een goed boek. Als slijpsteen voor de geest. Met een goed boek is een mens geen moment alleen. Ook niet bij mist en een lockdown met zo’n verschrikkelijk onberekenbare variant met eerste letter O die al behoorlijk huishoudt in Londen, ja zo onberekenbaar dat we eigenlijk vanzelf in quarantaine gaan ook al testen we negatief.

Een boek verruimt. Zeker een boek dat zowel verwondering als bewondering in zich draagt. IK WIL LEVEN is zo’n boek. Misschien niet het beste boek van 2021, maar wel heel goed, behorend tot de betere, eigentijds nog steeds, en geruchtmakend. Applaus maar ook een storm die opstak toen de bundel eenmaal in de boekwinkels lag. Het is kritisch en ook humoristisch. Het plaatst vraagtekens bij regels die niets met religie of wat ook van doen hebben. Of althans: voor velen van ons niet. De Amsterdamse Turkse die in opstand kwam. Ze bevond zich in lockdown. Ze pakte stiekem de pen. Het is knap geschreven. Het is ontwapenend. Voor haar familie is het een handgranaat geworden. Ook begrip voor die familie en zijn tradities. Absoluut, ook begrip voor de verwekkers van Lale, zoals ze niet zonder verbittering haar ouders consequent noemt. Ik zie haar de zinnen toevertrouwen aan haar laptop. Ja, er is een overeenkomst tussen de afgelopen twee jaar met corona en de puber en adolescent Lale Gül. Lees maar. Lees zelf maar. Het is de regie in eigen hand nemen en accepteren dat ook mist en varianten bij het leven kúnnen horen. Het is gewoon niet anders. Maar !!!! ook de uitdaging: hoe breek je het zicht op het luchtruim weer open. Ook dit overleven we wel weer. Strijdlust kan met Lale als een gemeenschappelijke noemer worden beschouwd. Haar autobiografie, al noemt ze de hoofdpersoon anders, maar die hoofdpersoon is zijzelf, haar autobiografie als een kerstcadeautje voor jullie om de harde lockdown een beetje te verzachten. Lale Gül is er een voorbeeld van dat je geluk kunt opzoeken. Je kunt ernaar op zoek gaan en kan én mag ervoor vechten.

Dank voor jullie vriendschap en al het extra’s waarmee jullie ons omringen. Ook jullie huiselijke feestdagen toegewenst. We willen gelukkig nog steeds leven. En we zijn blij dat na alle zorg om John, met een delier en al, hij weer herstellende is. Veel belangrijker dan een lockdown, zeg nu zelf.

Liefs, Ellen en Johan.

Wietske links en Ellen rechts in de latere jaren ’50 tijdens wat we nu de Avondvierdaagse noemen. Wietske die als enige uit de vriendenkring van nu beide ouders van Ellen nog gekend heeft.


Die rabiaat rechtse grammofoonplaat over de migratie hoort niet bij de kerstgedachte

Lieve vrienden,
Wij wensen jullie vanuit het momenteel knap mistige De Meern, maar de zon breekt al door, een goeie jaarafsluiting toe, welke Ellen en ik vergezeld doen gaan van een beeld van afgelopen februari, niet ver van ons huis, binnendoor naar Kockengen en Woerden. Dichtbij Kasteel Haarzuilens, waarin we onder de kerstboom van de baron 35 jaar geleden op 18/12 in het huwelijk traden. Een eigen foto  die we dit jaar als digitale kerstkaart gebruiken. Voor even was Nederland februari 2021 omgetoverd in een sprookjesachtig sneeuwlandschap met hier en daar een kraampje voor warme chocolade bij snerpende kou. Een tweede eigen foto mee van deze zomer. Het panorama zegt voldoende. De parkinson en LB staan ons geluk niet in de weg. Het leven is niet makkelijk maar toch. Karakter. Overigens verkiezen wij ook deze decembermaand weer de huiselijke warmte en soberheid boven alle pracht en praal en vercommercialiseerde schranszucht indachtig de oneerlijke verdeling van geld en goederen in de wereld. En daarenboven vanwege wat zich overal elders in de rest van de wereld afspeelt met nog vers in het geheugen het in de steek gelaten Afghanistan, de luchthaven van Kabul en het zich aan de romp van het vliegtuig vastklampen door wanhopige medemensen. Zijn we het alweer vergeten? Nu hongersnood in Afghanistan, rechteloosheid en een gezondheidstragedie. Beluister het egoïstische geblaat over het coalitieakkoord van de rabiaat rechtse oogkleppen in de Tweede Kamer. Hun grammofoonplaat over migratie hoort niet bij een gezonde kerstgedachte. Iets van altruïsme, noem het voor ons part inschikkelijkheid, zou geen kwaad kunnen. Nee lieve mensen, migratie is uit nood geboren en onze welvaart en vrijheid zijn geen Nederlandse dan wel West-Europese vanzelfsprekendheid waar we domweg recht op hebben en die we koste wat kost moeten bewaken. Zijn de corona en de varianten op de varianten en daar weer de varianten van geen harde les? Het komt aan op delen. En op mondialiteit. Respect vooral voor de zorg in al zijn segmenten en facetten in Nederland. Die zorgsector is meer waard dan een balkonapplausje. Zoveel is wel weer gebleken het afgelopen jaar.

Lieve en gezonde groeten van Ellen en Johan.

Lieve Ellen en Johan,

Dank voor jullie digitale mooie kerstkaart met zelf gemaakte foto’s. Ik wil jullie beiden langs deze weg ook een zeer goede en mooie jaarafsluiting toewensen. Geniet van de dagen die komen, maar geniet vooral van elkaar nog het allermeest. Jullie vormen een leuk stel. Ik wens jullie in het nieuwe jaar nog veel fantastische momenten toe. Nadat de sneeuw viel in februari 2021 ontmoette ik jou, Johan, via Het Gilde Utrecht voor ondersteuning in de Nederlandse taal. Daar was ik blij mee. Ik was blij dat je me bij de taal wilde helpen, en nog steeds. Ik ben dankbaar voor je tijd, en voor de aandacht die je in dit jaar aan mijn werkopdrachten hebt besteed. Het is nog niet een compleet jaar geweest maar het lijkt wel zo, want ik heb van je nauwkeurige en leerzame correcties veel geleerd. Ik wens jullie alvast het allerbeste in 2022, maar voornamelijk veel gezondheid en geluk gewenst. Ik moet Ellen ooit komen bezoeken.

Still happy and healthy. 

Met vriendelijke groet,

Jullie Koerdich-Syrische studente.

****

Lieve twee, mijn felicitaties. Verjaardag en trouwdag. Fantastisch. Tot gauw. Dank voor jullie kerstgroet. En wat een prachtige foto!!

🍀❤️🍀 Nelly.

****

Beste Johan,

Veel dank voor de hartelijke kerstgroeten van jullie beiden, vergezeld van een prachtige landschapsfoto. Toen ik deze foto zag kwamen er meteen herinneringen bovendrijven aan de jaren dat ik dankbaar gebruik maakte van dichtgevroren beekjes en plassen. Dat wás allemaal. Was echt telkens weer een geweldig feest om er op de schaats met wat vrienden op uit te trekken. Loosdrechtse plassen en Vinkeveense plassen waren favoriet, maar helaas steeds minder toegankelijk. Vaker kozen we voor kleine beekjes bij Ankeveen en Kortenhoef. Mooie tijden. Wij zijn hier op Bali ook grotendeels op huis aangewezen ivm de diverse virussen, nu weer variant Omikron. Toch hebben we ervoor gekozen om de jaarwisseling in uiterste voorzichtigheid in een hotel door te brengen in Bali Zuid, aan het strand. Wij wensen jullie ook een goede jaarwisseling toe. Jou een beetje kennende ga je er toch weer een mooie periode van maken, en terecht. Wij verheugen ons altijd op de mooie kerstfilms die dan geprogrammeerd staan. Dat zullen jullie ongetwijfeld ook hebben, omgeven door kaarslicht en genietend van een wijntje. En voorts de allerbeste wensen en gezondheid voor 2022. Hopelijk blijft de gezondheid voor Ellen stabiel alhoewel een verbetering uiterst wenselijk is.

Lieve groeten, Rini en Hans.

Trouwens, als ik het goed heb is het vandaag jullie trouwdag. Van harte gefeliciteerd Ellen en Johan!

****

Goeiemorgen lieve Ellen en Johan vanuit het hotel Cajou in De Panne,

Leuk van jullie te horen (lezen) – het is inderdaad wonderbaarlijk dat het nog steeds relatief goed gaat met Ellen,  het is een sterke vrouw !  Hier gaat alles z’n gangetje voor zover corona het ons toelaat uiteraard ; we volgen wel met argusogen de situatie in Nederland, het boezemt ons angst in dat ook in België een lockdown als een zwaard van Damocles boven ons hoofd hangt. Met alle begrip voor de zorg  uiteraard en veel respect voor zij die alle dagen in de vuurlinie staan.  Soit we zien wel.  Hopelijk tot gauw. Heb het goed met kerst.

Met vriendschappelijke groeten,

Chris & Bruno.

**** 


Een gefrustreerde docent en een gietijzeren fietsenstalling die niet meegaf

Het is alweer enige tijd geleden dat we elkaar gesproken hebben. Hoe gaat het met je? We mailen je in verband met de aankomende live kerstuitzending op de Hogeschool voor Journalistiek. Deze staat in het teken van de verhuizing van FHJ naar de Spoorzone in Tilburg. Het leek ons een leuk idee als oud-collega’s met een ingezonden kerstgroet zouden willen terugblikken op het gebouw aan de Gimbrèrelaan. Wat was leuk/gezellig of juist frustrerend? Misschien zijn er pakkende anekdotes te vertellen. Aan jou wel besteed, dachten we zo. We hopen van harte dat je mee wilt doen. Jan Hein de Gruijter.

****

Schrijf wat als eerste in je opkomt, nam ik me voor. Niet altijd een goeie aanpak maar voor nu hopelijk wel. Het spijt me maar het is niet anders: ik denk met de Tilburgse Gimbrèrelaan allereerst terug aan de fietsenstalling. Mag dat voor deze opdracht, de fietsenstalling? Of valt die er buiten? Die vedomde rot fietsenstalling. Die laatste zin zal wel geschrapt worden, die zal wel worden weggecensureerd, ik laat ‘m staan, toch maar, op goed geluk. We leven toch immers niet meer in de Middeleeuwen? Al zou je dat met al dat oververhitte gedoe rond het 18 geworden arme meisje Amalia haast gaan geloven. Het zal je maar gebeuren dat volwassen mensen zó aanstellerig idioot met je omgaan. Maar ik dwaal af, nu al.Vraag deze 71-jarige Boogschutter naar Fontys Hogeschool Journalistiek aan de Gimbrèrelaan in Tilburg en meteen weer schele hoofdpijn van die klote fietsenstalling vanaf de straat naar het gebouw toe, en dan overdag meteen de ogen van de strenge sergeant-majoor Paul Smeets op je gericht. De fietsenstalling der FGH dus. Die keek me nog met een stalen grijns op het gezicht terug. Die vréselijke dag, ergens in 2008 of 2009, als afgesproken, mijn plan van aanpak voor de redactie van de Surinaamse krant De Ware Tijd per mail met bijlagen ingediend bij eigenaar,directeur,messias, wispelturige redactiegekmaker en wat-ie allemaal nog meer was, Stevie Wonder. Zo noemden we hem onderling, die Chinese Surinamer of Surinaamse Chinees. Zijn achternaam weet ik niet meer precies. Die bestond uit drie onderdelen. Het begon met Jong of Jang en het eindigde, dat weet ik wél zeker, met Fa. Wij van de FHJ hadden met geld uit Brussel een samenwerkingsverband met Suriname gesloten ter verbetering van de journalistieke kwaliteit daar. We gingen immers niet voor minder. Interviews met politici en dergelijke, ze moesten allemaal minder gezagsgetrouw worden, minder van op de hurken, minder public relations, minder sprekende poppen. Weg met dat wollige taalgebruik en het praten met meel in de mond. De artikelen moesten meer op een biefstuk gaan lijken, er moest bloed door de verhalen gaan stromen. De Surinaamse journalist moest zich meer gaan verwonderen en soupeler gaan schrijven. Als een ballerina zeg maar, meer de pen vanuit de heupen.

Ja even geduld nog, ik kom vanzelf bij die verschrikkelijke fietsenstalling aan de Gimbrèrelaan hoor. Een paar van mijn voorstellen eerder door Steve aangenomen. Eigen kweek Meredith Helstone, een zeer intelligente jonge vrouw, was tot hoofdredacteur benoemd en ze mocht van haar baas voorafgaande aan de grote klus stage lopen bij de NRC in toen nog Rotterdam en bij ons van de FHJ. Die memorabele dag als afgesproken Stevie Wonder verbeterpunten doorgemaild naar zijn – door de houtworm aangevreten – hoofdkwartier aan de Malebatrumstraat in het historische centrum van Paramaribo. Wie de boeken van Cynthia McLeod heeft gelezen heeft er een voorstelling van. Het waren 28 verbeterpunten, tot in detail uitgewerkt, maar als ik dát geweten had. Steve zat om verbeterpunten verlegen maar geen 28! ’s Middags Nederlandse tijd mailde hij terug. Dus eigenlijk meteen al nadat hij wakker was geworden en rechtstreeks van de sportschool met zijn enorme blauwe terreinwagen XXL op de krant was neergestreken. Hij hoefde me niet meer, alsof het de voetbaljungle betrof, hij dankte me niet rücksichlos af, want 28 verbeterpunten, onderbouwd, dat wel, natuurlijk onderbouwd, maar 28 verbeterpunten dat durfde tot dusver alleen een krankzinnige hem onder zijn aandacht te brengen. Waar ik de euvele moed vandaag haalde om heel Paramaribo te willen verbouwen! Hij zag af van verdere samenwerking. Naast me in het gebouw van de FHJ in een kamer met als nummer 51, 52, of ergens in die koers, ik deelde die kamer met twee collega’s die er een ongelofelijke zwijnenstal van maakten, naast me stond Meredith te trillen als een espenblad. Ze mocht in Nederland blijven. Ze mocht haar stage bij NRC en FHJ afmaken. De Here Jezus van de Malebatrumstraat had op dat punt de hand over het gevoelige hart gestreken. Maar! Die kerel met zijn 28 verbeterpunten, ik dus, kon – bericht van meneer Fa, het was niet moeilijk te ontcijferen – het mentorschap op de redactie van zijn krant op zijn buik schrijven. Aan de vele tikfouten, spelfouten en onnavolgbaar meanderende zinsconstructies kon je aflezen dat Steve aan de Malebatrumstraat in Paramaribo tot waanzin was gedreven. En met zijn haar nog nat van de douche op de sportschool zo’n beetje al het serviesgoed tegen de muur had gesmeten. Zou hij de ventilator van het plafond hebben gerukt? Zou hij zijn geliefde palmboom in de tuin hoogst persoonlijk hebben omgehakt? De koffie moet van de muren zijn gedropen. Hij runde ook een houtzagerij op één van de vroegere plantages, Stevie Wonder, en daar was hij veel liever, daar op die houtzagerij tussen de boomstammen en het zaagsel, dan onder die almaar zoemende en doodirritante plafondventilor in de bruingetinte directiekamer van de krant die hij in zijn maag gesplitst kreeg bij de dood van zijn vader, mede oprichter van De Ware Tijd. Zijn broer, later minister, was beter af geweest, die erfde de garage en de showroom met de mooiste en duurste automobielen, om de hoek van de krant. En dan was er geloof ik ook een zus en die… De broodjeszaak naast de showroom, meen ik me te herinneren. Nou ja, wat doet dat ertoe.

We naderen zoetjesaan de fietsenstalling. De schriftelijke woedeaanval van Steve bereikte Tilburg nét toen we op het punt stonden aan een les voor de commerciële tak CCM (derde geldstroom) te beginnen in de tv-studio. Voor een paar uur ging de knop om. Bij mij althans. Voor zoveel mogelijk. Even geen Steve. Maar niet voor de nieuwe hoofdredacteur van De Ware Tijd die er, gezeten op de eerste rij, bijzat alsof ze haar laatste oortje had versnoept. Die arme Meredith. Haar schoonheid verbleekte daar tussen de camera’s en alom aanwezige bedrading van de studio. Ze dreigde elk moment te kapseizen en in huilen te gaan uitbarsten. Na die avondcursus voor CCM wij beiden de auto in om Meredith naar haar familie, een zus en een zwager die Harold heette, in Diemen af te leveren. En toen gebeurde het. De voor een paar uur vergeten Stevie Wonder kwam weer boven drijven. Meredith begon op de passagierstoel haar veiligheidsgordel om te gespen en wilde niet naar Diemen maar, daar niet ver vandaan, naar Schiphol. Ze wilde zo snel mogelijk naar haar drie kinderen uit een concubine met een bekende advocaat uit Paramaribo. Een cd op in de auto. Knetterhard. Bob Dylan. Like a rolling stone. Naar Schiphol? Nu? Maar je koffers dan Meredith? Je spullen staan in Diemen. Nee Schiphol. En het was van: Jij ook met je 28 verbeterpunten, Nederland weet het altijd beter. Waarom 28 verbeterpunten en niet veertien? Nou ja Meredith, ik kwam tot 28, je was het ermee eens. Maar Johan, dat overziet een houthandelaar als Steve toch niet!  Dat overziet hij niet? Nee, hij heeft geen verstand van kranten. Dat zeg je nu, Meredith! Ze wilde naar huis terug, enkele reis Zanderij, Jopie Pengel Airport. Ze werd ook geen hoofdredacteur meer, ze zou wel zien. Ineens was ik de kolonisator die Suriname als een klein kind behandelde. En ik had nog wel zó mijn best gedaan. Uren en uren me thuis aan mijn bureau met de redactie van haar krant in de tropen beziggehouden. En de ene verandering haalde de volgende uit, dat begreep ze zelf toch hopelijk ook wel? De krant was vaak veel te laat om nog de abonnees in het binnenland te bereiken. Stonden de bosjesmannen op hun krant te wachten en kwam die niet. Kwam Steve op Zorg en Hoop met zijn kranten aanzetten en was het vliegtuig al weg naar het oerwoud. Het productieproces moest scherper. Redacteuren die achter hun computer voortdurend bezig waren wortel te schieten moesten een stroomstoot krijgen. Het schemerde en achter ons verlieten studenten en cursisten en andere studiehoofden het gebouw van de FHJ aan de Gimbrèrelaan. Razend was ik op Steve en toch ook wel een beetje op Meredith die me liet zakken als een baksteen, die naar Schiphol wilde, die over haar kinderen begon en die … Weet ik veel. De Skoda met veel gekraak in zijn achteruit en weg van de FHJ die in mijn ogen ook al niet deugde. Niks deugde meer. En Bob Dylan maar over die rolling stone blèren. Het moet allemaal zo onbesuisd zijn gegaan dat ik met Meredith naast me pardoes die fietsenstalling van de Hogeschool voor Journalistiek inreed. Dacht ik op dat moment ook aan Bouterse? Aan Brunswijk en Langatabbetje?  Aan Steve natuurlijk in zijn nette streepjesoverhemd met korte mouwen met een knoopje en die eeuwige witte al dan niet geparfumeerde wegwerpdoekjes tegen het zweten. Ik weet het allemaal niet meer. Ik had zelf hoofdredacteur van De Ware Tijd kunnen worden. Ik had alleen maar ja hoeven zeggen. Maar ik gunde het Meredith. Ik had de zak gekregen omdat 28 verbeterpunten er 27 teveel waren.

Trouwens, over kolonisator gesproken, ik vond dat de ‘NRC van Suriname’ een Surinaamse hoofdredacteur verdiende en geen Nederlandse. Die fietsenstalling gaf niet echt mee. Dus de auto in zijn één en weg, naar de Efteling toe, naar Waalwijk, naar Gorinchem, naar Vianen en zo verder naar… Diemen of Schiphol Meredith? Zeg het maar! Geen enkel idee dat de Skoda van achteren in elkaar zat. Geen enkel idee dat ik nog maar een halve auto overhad na dat gezeik met Stevie Wonder. Geen besef. Dat kwam later. Ook bij Meredith. Die wist ook van haar gezond niet meer af. Die had op de parkeerplaats alleen wel een paar studenten en cursisten beduusd zien kijken. Maar ja Johan, jij had Bob Dylan ook zo oorverdovend hard aan staan. Meredith, ik kan van jullie niet op aan. Ze draaide bij. Het lag allemaal aan Steve. Ze zou hem het mes op de keel zetten. Toe maar! Hoeveel literflessen Parbo bier moest ze daar eerst voor wegdrinken? Maar Meredith dronk uit overtuiging, haar geloof, geen druppel alcohol. Ze zou Steve een voorwaarde stellen: ze zou het hoofdredacteurschap alleen aanvaarden als Steve met mij en de FHJ in zee bleef gaan. Anders niet. Nooit aan de militaire roostermaker Paul Smeets het verhaal van die beschadigde fietsenstalling opgebiecht. Ik dacht: dat komt wel als de FHJ daar weggaat en in het spoorgebied gaat wonen. Dan vragen ze me om een stukkie. Nu dus. Het goeie moment afwachten, heet zoiets. Ja toch? Er zijn verder geen ongelukken gebeurd. De studenten bij de fietsenstaling bleven ongedeerd en haalden met vlag en wimpel hun papiertje. De deelnemers van CCM bleven braaf hun cursusgeld betalen. Meredith maakte haar stage af en Steve liet me naderhand nog een paar keer naar de Malebatrumstraat overkomen voor workshops van een week tot twaalf dagen. Hij correspondeerde via een oud-strafpleiter op hoge leeftijd in een racewagen die beweerde onder het rode bauxietstof van Moengo  in een klein kwartier van Paramaribo naar Frans-Guyana te sjezen. Hem, Steve, zag ik nooit meer. Zijn vrouw kon niet tegen de tropische warmte van Suriname en verkoos de ijsschots in haar geboorteland Canada. Steve zat er ook vaak met een vishengel naast een wak.

De contacten met De Ware Tijd bleven. En er was eens een studiedag op het voormalige gevangenenkamp van Nieuw-Amsterdam (cultureel erfgoed van de bovenste plank). Daar werd de FHJ inclusief de fietsenstalling letterlijk en figuurlijk in het zonnetje gezet. Het openluchtmuseum Fort Nieuw-Amsterdam in de Commewijne met zijn vroegere plantages, een plek met een zure griezelgeschiedenis van slavernij, gevangenschap en zo meer. Inmiddels een conferentieoord voorbij de kanonnen van de WIC. Waar we met de hele redactie in een aftandse Chinese bus op een zwoele zaterdag naartoe reden, veel te laat trouwens, maar slechts weinigen waren op tijd. Waar de studiedag (tot 17.00 uur in het programma) om half één ’s middags al was afgelopen omdat de nasi en bami met gloeiend hete kip werd binnengebracht. Nooit heb ik ook zoveel mensen tegelijk naar hun doggybag zien grijpen. Ze hadden zich hier al op geprepareerd. Waar de redactie vervolgens moest uitbuiken op de veranda. Waar van de overkant van de weg uit een Chinees dorpswinkeltje de pils in veelvoud werd aangesleept. Waar de lachsalvo’s steeds luider werden. En welke studiedag eindigde met een redactie waarvan het merendeel van de mannen niet meer op zijn benen kon staan. Ze gingen bij wijze van spreken per brancard die aftandse Chinese bus weer in. Zodra die bus startte verdween de hele Commewijne in een wolk van uitlaatgas. Bij terugkeer in de Malebatrumstraat kwam de zoetjesaan honderdjarige portier – baret op zijn hoofd als altijd – aansnellen met witte plastic terrasstoelen. Die werden aan de stoeprand op een rij gezet en gevuld met die redacteuren, het crème-de-la-crème van journalistiek-Paramaribo, die er het meest aan toe waren om door hun vrouw of maîtresse te worden opgehaald. Het was net een taxistandplaats. De volgende dag ’s ochtends was een lesdag maar de redactiezaal uitgestorven. De dames en heren zongen overal en nergens in de kerk. Er had meer ingezeten, in Suriname. Je wilde je aanpassen aan hun leefstijl maar uiteindelijk lukte dat toch niet. Niet veel later kwam de parkinson het leven van mijn onvervangbare vrouw en muze Ellen (en dat van mij) binnengeslopen. Het leerde relativeren. Het besef meer en meer dat het Ellen was die me leerde wat belangrijk in het leven is, en wat niet, of minder. Tsja, 28 verbeterpunten, waarom die ambitie? Ook bevlogenheid dient zijn grenzen te kennen. Een verstandige docent legt zijn verbeterpunten rustiger op het altaar, heel sacraal. Gelukkig beheersten we al het kunstje van gezonde zelfspot. Maar toch. Een mantelzorger die zijn werk mist. Die Suriname vooral ook mist. Het mooiste land waar deze docent ooit is geweest, veruit het mooiste land, dankzij de FHJ. Ik kan er uren over vertellen. Zal ik niet doen.

In feite was niets zo mooi in die veertien jaar FHJ als de samenwerking tot verbetering van de journalistieke kwaliteit van Suriname. Het was er ontwapenend. De mensen zorgden er voor een schitterende gevoelstemperatuur. Ze waren aanstekelijk in hun humor. Er werd veel gelachen. Er zat ook heel wat talent. Ik kan er een boek over schrijven en heb dat eigenlijk ook gedaan. In enkele van mijn boeken, geschreven na mijn pensionering, vooral ook over het omgaan met de parkinson van mijn vrouw, in enkele van die boeken een paar hoofdstukken over de belevenissen met vooral de redactie van De Ware Tijd. Maar ook over de lessen in de catacomben van het nationale voetbalstadion met die sintelbaan eromheen. We zaten recht onder de plek waar in aanwezigheid van Beatrix en Joop den Uyl in 1975 de onafhankelijkheid werd bekrachtigd. De anekdotes regen zich voor ons als lesgevers aaneen als een schitterende kralenketting. Maar nog even terug naar de Gimbrèrelaan, de fietsenstalling voorbij, langs het loket van Paul Smeets, en verder het gebouw in. Ik kwam oorspronkelijk van de Postdoctorale Opleiding Journalistiek van mediaprofessor Henri Beunders (faculteit Letteren, Erasmus, Rotterdam). Een hoogtepunt in mijn journalistieke carrière. Misschien wel het absolute hoogtepunt naast de buitenlandjaren bij Parool en UN. Want het was een eer door Beunders gevraagd te worden. Met Jan Blokker als een van mijn voorgangers. Wat zouden mijn ouders trots geweest zijn op me. Hun zoon docent op de Erasmus. Ze hebben het niet mogen meemaken. Jammer. Ellen besliste over de FHJ en Tilburg. De FHJ bood vastigheid, de Erasmus niet echt. Die bleef met donaties aan het infuus. Ik had graag meer teruggezien in Brabant van de cultuur van de PDOJ. Het was bij Henri anders, directer en praktischer. In Rotterdam, naast het Sophia Kinderziekenhuis, werd veel meer op journalistiek inzicht getraind en ja, daar kwam je ook niet voor de klas zonder zelf in de journalistiek gewerkt te hebben en er aantoonbaar je sporen in te hebben verdiend.

De PDOJ was overigens armzalig gehuisvest in Rotterdam. Niet gehuisvest maar weggestopt in feite. In een parkeergarage, in een bunker, naast een verbrandingsoven voor afvalmateriaal van het ziekenhuis. Als je op een stoel ging zitten keek je eerst even hoeveel poten er nog onder zaten. We hielden er als docenten en studenten zelf het keukentje en de wc schoon. Tussen de middag aten we brood met pindakaas met de studenten. Nooit in mijn leven zoveel potjes pindakaas gezien. Ik voelde me er als op de krant, aan de Gimbrèrelaan niet. Keek je naar buiten in die kelder in Rotterdam dan zag je louter bumpers van auto’s. Wel toepasselijk eigenlijk gelet op de fietsenstallingstory. De overgang naar de FHJ was in alle opzichten een buitengewoon grote, zeker ook qua entourage. Kun je nagaan welk een onvoorstelbare indruk het gebouw aan de Gimbrèrelaan met al zijn faciliteiten moet hebben gemaakt op de mensen uit Suriname. Zie ze nog komen voor de eerste contractbesprekingen met Wiel Schmetz en Jan Breugelmans, alle bestuursleden van de Surinaamse journalistenvereniging of -vakbond die zich verwonderd afvroegen waar al die weelde toch mee betaald werd. Achteraf gezien was het wellicht beter geweest als voor het bezoek aan de tv-studio boven ook de hartbewaking voor alle zekerheid had meegelopen. Of op z’n minst een student of docent met een EHBO-koffertje. Gerrie Timmermans misschien? De Surinamers betraden de hemel daar op die bovenverdieping aan de Gimbrèrelaan. Voor ons was het al zowat normaal, voor hun zeker niet. Wat een apparatuur zeg waarmee Jan van den Heuvel zich omgeven wist. Die camera’s. Dat enorme oppervlak voor mediatrainingen en zo. Daar kon ook het gerenommeerde bureau Brain Box van Hans Kriek op het Mediapark in Hilversum, waar ik mijn mediatrainingen begon, niet aan tippen. En ik zie de Surinaamse bestuursleden nog likkebaardend kijken naar de nagebootste redactieruimte van Ikea op de bovenverdieping voor het competentiegerichte studentenonderwijs. Ik hoor het ze nog tegen elkaar zeggen: competentiegericht onderwijs, moeten we ook in Suriname zien in te voeren. Niet doen, dacht ik nog. Doe dat in godsnaam niet. Blijf bij jullie schoolbord en het krijtje. Blijf authentiek. Houd de schoolmeester in ere. Leermeester en gezel. Doen de Belgen hier verderop voorbij Goirle ook. Dat competentiegerichte onderwijs, zelfsturend, rugzakjes, portfolio, bezuinigingstruc – het blijft hier in huize Carbo een open wond. Na één goed nieuwsbericht had je dat genre zogezegd onder de knie. Je had als student je competentie daarvoor binnen. Aanfluiting. een papieren werkelijkheid die voorbij ging aan de echte werkelijkheid. Veel liever het onderwijs van de nonnen, zullen we maar zeggen. Zie nu met die corona, fysiek onderwijs, onderwijs van de oude stempel, je kunt het elke dag horen. Je moet met onderwijs niet improviseren. Maar liever niet meer aan denken.

Ik stop zoetjesaan.  Ik ben natuurlijk alweer uitgeschoten. Heel vroeger als sportmedewerker op de krant werd je per regel betaald, vandaar wellicht. Het was ook allemaal zo leuk, zó ontzettend leuk. De wond over het studentonderwijs een korstje gunnen, ook dat. En ik wil het helemaal niet hebben over onderwijsvernieuwingen aan tekentafels in Zoetermeer en het teleurgesteld weer terugdraaien van die onderwijsvernieuwingen. Ik wil het over de Gimbrèrelaan hebben, en daar ging het ook over, de Gimbrèrelaan, rijk aan monumentale bomen, geen winkel in de buurt, wel een kapsalon, en soms een haringkar, de Gimbrèrelaan van waaruit een onderwijsvenster naar Paramaribo werd geopend. Onvergetelijke ervaring. Als slagroom op de appelbeignet. De mooiste herinneringen in en over Paramaribo. De Gimbrèrelaan levert een gezellige terugblik op. Behalve dan aan die fietsenstalling. Nu durf ik wel op te biechten dat ik ooit eens in een woeste bui niet lángs die fietsenstalling ben gereden maar erin, of in elk geval er keihard tegenaan. Een hele Skoda is bij aanschaf niet duur. Een halve Skoda levert al helemaal niks op. Ik schrijf het hier, maar niet doorvertellen graag. En Steve? Ik zat eens met hem te overleggen in een duur hotel in Paramaribo met uitzicht op de Surinamerivier. Kwam het kindermeisjes binnen met zijn zoontje en dochtertje. Die kropen meteen bij hun vader onder de tafel om er aan zijn broekspijpen te trekken. Om die twee kinderen zoet te houden gooide Steve voortdurend een half afgekloven kippenboutje onder de tafel naar zijn kroost. De nagenoeg tandeloze nanny knikte alleen maar. Die sprak alleen maar Javaans. Op een gegeven moment keek Steve op zijn klokkie. Hij wilde naar de sportschool. Of ik even op zijn kinderen kon passen. Te onthutst om nee te zeggen. Even oppassen werd een paar uur oppassen. Want Steve was in geen velden of wegen meer te bekennen. En met die oude nanny viel niet te communiceren daar aan de Surinamerivier. Waarom heb ik dat oppassen namens de FHJ nooit bij Steve in rekening gebracht? Stom eigenlijk. Suriname ja, het was me diep in mijn hart de fietsenstalling waard. 

****

Heerlijk verhaal. Zag het voor me. Ja jeetje, die Ware Tijd, er was altijd wel iets aan de knikker. Maar ik heb wel een beetje heimwee naar die krant. geweldige tijd daar op hun fotoredactie. Zie je in Amsterdam. X Annelies.

****

Met ontzettend veel plezier gelezen Johan, dank ervoor. Na jouw pensionering geen contact meer gehad, maar laat ons elkaar weer eens gauw ergens treffen! Jan Hein, Tilburg.

****

Een icoon die op de bagagedrager van een mobylette bij UVV werd afgeleverd

Roley Wout overleden. In zijn slaap. Roley dood. ‘Joris Goedbloed’, 79 geworden. Stierf een week voor zijn tachtigste. Boogschutter dus. Het bericht van zijn dood roept weer veel zoete herinneringen op aan vroeger, aan het honkbal vroeger op de Hoge Weide waar nu intussen het grote winkelcentrum van Leidsche Rijn is verrezen. Op die locatie werd honkbalgeschiedenis geschreven. Ik trof hem voor het laatst twee jaar geleden in de Utrechtse Schepenbuurt waar hij woonde. Roley Wout was zonder meer een van de allerbeste honkballers van UVV sinds de oprichting door mannen als Kees Hiele en (voorheen cricketer) Jan Kars in 1948. Zie hem nog komen in 1967, Roley, achterop de mobylette of scooter bij Adrie, later zijn vrouw. Adrie reed, hoe geëmancipeerd, Adrie die bij Werkspoor koffiejuffrouw was in de personeelskantine en die Roley van Ajax (toen met Ruben Leysner als playing coach) hoogst persoonlijk naar UVV bracht. Zo van: ‘Nou jongen, deze club had ik voor je uitgezocht, het is van de Laan van Nieuw-Guinea een kippenwip, hoef je voortaan niet lang te lopen, alleen maar even die Hoge Brug bij de koffiebranders van Douwe Egberts over.’

De transfer liep via Adrie, daarna pa Terstall (ook Werkspoor, draaide er hoogst persoonlijk de houten honkbalknuppels voor de club) en tenslotte pa Klein (voorzitter van UVV die in datzelfde jaar 1967 aan een hartstilstand overleed op de maandag dat een kruitschip de lucht in vloog en heel Utrecht geen glas meer in zijn ramen had) . De muziek uit 1967? Scott Mc Kenzie met San Francisco. All you need is love van de Beatles. The Monkees met I’m a believer. This is mij song van Petula Clark. En natuurlijk Procol Harum, het schilderachtige nummer A whiter shade of pale. Zou ik bijna From the underworld vergeten. Een wereldnummer, The Herd. Het is een greep, 1967. Geweldige fielder en slagman die Roley. Een specialist in het verwerken als binnenvelder van gemillimeterde en snoeiharde grondballen. En al evenzeer een specialist in het slagperk van waaruit hij verwoestend kon uithalen voor homeruns of gewone honkslagen waar de vlammen vanaf sloegen. Vuurwerk met Roley Wout, legaal vuurwerk wel te verstaan. Maar misschien zou Ferd Grapperhaus het vandaag de dag wel verboden hebben. De tribunes stroomden weer vol. Roley Wout kwam van Aruba. In 1965 debuteerde hij in de Nederlandse honkbalcompetitie. Niet toevallig belandde hij eerst bij Ajax waar zijn volle neef Ruben Leysner (voormalig topattractie van UVV, jaren 1959-1964) als speelse en meespelende technisch directeur kon worden gezien naast de honkbalpaus Martin Bremer, meer nog bekend als journalist bij de krant Sport & Sportwereld van Kick Geudecker. Bij Ajax in de hoofdklasse haalde Roley Wout de top-4 van kanonnen aan slag, homerun-royals vooral, welke lijst natuurlijk werd aangevoerd door de onaantastbare Hamilton Richardson van Sparta en waarop ook Hudson John (eveneens Sparta) prijkte. Die derde? Ik sla er een spreekwoordelijke slag naar. Wim Crouwel van OVVO? Roley Wout sloeg voor Ajax tien homeruns in veertien wedstrijden, niet verkeerd kortom. Die Roley Wout wandelde in 1967 bij UVV binnen. Nou ja, wandelde, Roley wandelde weinig, ook later in zijn leven niet, hij liet zich brengen op de bagagedrager. Zijn vriendin de koffiejuffrouw dropte hem gewoon bij UVV. Had ze zelf veel met honkbal? Volgens mij niet nee. Af en toe kwam ze kijken met een klein hondje aan een riempje. En een zus.

Herinner me de wispelturigheid van Roley. UVV bleef bij gebrek aan goeie werpers te lang eersteklasser en Roley wilde terug naar de hoogste divisie. Waar hij ook hoorde trouwens. Ging naar HCAW in Bussum, met zijn gemoedelijkheid had hij overal vrienden, maar kwam meteen weer terug bij UVV, voor hem altijd een warm bad. En dat warme bad waren misschien nog wel het meest de supporters, met name de doorgewinterde voetbalclan van UVV en de honkbalheethoofden rond Roland van Bavel. Roley de wispelturige. De zachtmoedige die te lijmen was met een natte vinger. De man die geen nee kon zegen en dus altijd ja zei. En zich vervolgens achter het oor krabde. Kon rond 1970 niet meer kiezen, de vedette, tussen UVV en HCAW. Op de laatste avond van de overschrijvingen bekende Roley dikwijls kleur, op 31 oktober. En dat voor iemand die lang kleurenblind bleef. Wie hem die avond als laatste sprak had hem voor een vol jaar als honkballer te pakken. Daar staken Adrie en Line Klein op een gegeven moment in een zusterlijke samenzwering een stokje voor. Ging het echtpaar Wout bij Line op bezoek. Initiatief Line. Die kon koppelen en speelde graag stratego. Kaarsjes aan, muziekje op en Line aan de ene mentholsigaret na de andere. Roley kreeg zoveel te drinken van Line dat hij niet eens meer wist dat ie honkbalde. Laat staan bij welke club. Kwam namens HCAW Ad Fijth aan de deur, even verderop de Spinozabrug over, voorbij de Laan van Nieuw-Guinea, in de Makassarstraat of Priokstraat of hoe die straat met die bovenwoning en steile stenen buitentrap ook alweer heette. Daar kwam Fijth dan kortademig helemaal vanuit ’t Gooi aangereden met een overschrijvingsformulier en vond hij Roley niet thuis. En hij had nog wel een afspraak! Wel godverdomme. Je kon ook nooit van die Antillianen op aan… Roley Wout niet thuis om hem weer terug naar Bussum te slepen. Nee, die zat lazarus de verhalen van Line ‘knipperbol’ Klein op Lessinglaan 9 aan te horen. Ja die Line, ook niet vies van een glaasje port. Roley is terug van Line ook nog eens van zijn fiets gedonderd. Daarna liet hij zich altijd brengen. Zo ging het écht! Memorabele tijden. In het eerste van UVV was Roley een van de weinigen die niét rookte. Wel een biertje. Ook wel twee.

Roley Wout kwam als tweede honkman in 1967. Het binnenveld bestond uit catcher Rob Rijnders, eerste honkman Wim van der Ster, Roley op het tweede honk, Jan van Ewijk op het derde honk, en korte stop Tom Stamer die bij UVV zou uitgroeien tot de Vader des Vaderlands. Was dit een infield voor de hoofdklasse? Ja! dit was dubbel en dwars een infield op hoofdklasseniveau. Ook het buitenveld mocht er zijn met Peter Janssen, Guillaume Campagnard en Egilio Leito. We hebben het nog steeds over 1967, het debuutjaar van Roley Wout bij UVV, gesponsord door een winkel in sportkleding in de Zadelstraat bij de Dom. Maar de gedegen werper ontbrak. UVV had geen Bert Paalman (HCK), Doby Peters (ABC), Marco Nagelkerken (HCTIW), Ben Salemink (ADO) of Kees Wijdekop (De Volewijckers) om er een paar te noemen. Te vaak werpers bij UVV met een vormcrisis. Ook de met een oud-papier-actie van Aruba weggeplukte broer Harold Wout zou daar geen verandering in aanbrengen. Alsof die op de kermis stond moest hij regelrecht van het strand op de Antillen in de sneeuw laten zien hoe goed hij wel niet was en Harold verprutste voor het oog van de likkebaardende supporters meteen voor altijd zijn dure arm. Hij werd outfielder. En bankemployé met een wit boordje, anders dan zijn oudere broer de fabrieksarbeider. Maar dat was later. In 1967 werd Roley Wout uit armoe werper. En dát kon hij ook. Hij gooide soepballen van Unox of Knorr, maar ze bereikten Rijnders met zoveel curve dat het nog wel eens overwinningen opleverde. Tegenstanders sloegen niet op zijn worpen, maar hengelden ernaar. Herinner me als supporter (hbs-tijd nog) een wedstrijd waarin het bestuur nagelbijtend de minuten aftelde. UVV moést winnen want de aansluiting met bovenin gloorde na een paar asgrijze jaren. Roley gooide. Achter de back-stop zat Adrie op een koffer. Ook al nagelbijtend. Ze zouden eind van de middag voor vakantie naar Malaga of Aruba vliegen. Maar die kut wedstrijd duurde en duurde maar. En Roley was onvervangbaar. Maar hij moest naar Schiphol. Roley moest met Adrie mee naar Malaga (of Aruba). Gelukkig zat Adrie in de hofhouding van Line Klein. Door echtgenotes en vriendinnen in te pakken had Moe Klein greep op haar spelers. Voor Line moesten spelersvrouwen bovenal dienstbaar zijn. Spiegeltje spiegeltje aan de wand. Coach Kars kreeg de opdracht zo min mogelijk een time-out aan te vragen. Liever niet één. Ik hoor ze nog overleggen, gezeten op die vreselijke ruwe betonnen tribune van B2 blokken van de firma Bredero die in die dagen bezig was heel Nederland te ontsieren. Denk aan Hoog Catharijne. Ojee die tribune die je na een paar uur verliet met benen vol pleisters. Bestond het Kruidvat toen al?

Maar wat was het gezellig en sfeervol altijd. Geen time-out voor Kars. Dat kreeg hij vanaf de tribune te horen. In looppas winnen graag, het Haarlemse HCK van Arie van Driel-Krol en het Haagse Celeritas van Joop Meevers-Scholte achterna. En de onpeilbare bureauman van de Demka gehoorzaamde voor het eerst in zijn leven. Uiteindelijk werden Adrie en Roley Wout door een bestuurslid op een drafje met hun koffers naar de parkeerplaats gesjeesd, in een auto geduwd en naar Schiphol afgeschoten, als met een katapult. Het was moeilijk rennen geblazen voor het oververhitte bestuurslid, want van de zenuwen had hij – Nico Bladt, het kan ook Herman Neerings zijn geweest – anderhalf pakje sigaretten onder de wedstrijd weggerookt. De nicotine zorgde er bijna voor dat de Wouts voor een gesloten incheckbalie op Schiphol kwamen. Ik weet niet meer tegen wie UVV die knotsgekke Malaga-middag speelde, wel weet ik nog dat er gewonnen werd. Ik weet ook nog dat Roley als tweede honkman een betere hitter was dan als werper. Trek daarbij de gemakkelijke conclusie dat UVV na 1963 veel eerder zou zijn terug geweest in de hoofdklasse als het in de jaren ’60 de Henk Heinen van de begin jaren ’70 op de heuvel had gehad. Herinneringen ja, veel herinneringen weer bij de dood van de flegmatieke Roley Wout van wie velen zich in diens beginjaren bij UVV afvroegen of die jongen eigenlijk wel kon praten. Je hoorde hem nooit. Praten liet hij aan Egilio Leito over, ook Antilliaan, ook ex-Ajax, ook Werkspoor, ook pa Terstall als intermediair, maar nog niet voor de helft zo goed als Wout. Geen prater Roley, broer Harold was nog erger, die heeft tot op de dag van vandaag zijn rijbewijs nog niet, geen praters, maar Roley wel iemand die ongelofelijk chagrijnig op scheidsrechters kon zijn, en dat veel te lang bleef, met het van hem bekende wegwerpgebaar. ‘Ach man, kom op zeg.’ ‘Rustig maar Roley, je krijgt straks weer een slagbeurt.’

In 1968, zijn tweede jaar op de heilige grond van de Hoge Weide, werd Roley Wout behalve topspeler en publiekslieveling in het eerste ook coach van het tweede. Samen met Arie Hagen. Was dat logisch? Nee, dat was niet zo heel erg logisch. Oppervlakkig beschouwd misschien wel, maar niet als je er goed over nadacht. Want als beiden nou iets niét waren dan was het wel coach. Het waren trainers. Het waren instructeurs. Het waren geen krijgsheren. Ze speelden op intuïtie. Ze waren beiden geniaal, Roley zowel verdedigend als aanvallend, Arie verdedigend vooral. Zelden bij UVV zulke technisch begaafde binnenvelders gezien. Snelle handen, soepele polsen. De heupen van een ballerina. De legendarische Amerikaanse bondscoach Ron Fraser zei eens dat heel misschien één UVV’er in Amerika het profhonkbal kon halen en hij wees tot veler verbazing op het kleine dikkerdje Arie Hagen uit de Kanaalstraat in Lombok. Het straatjoch. Ron Fraser zou zonder twijfel ook Roley Wout naar voren hebben gehaald als die toen al in Utrecht had gespeeld en niet aan de Kruislaan in Amsterdam-Watergraafsmeer. Beiden waren natuurtalenten, Arie Hagen én Roley Wout. Maar ze konden je na afloop nooit vertellen waarom ze iets, voor anderen zo onnavolgbaar goed, voor elkaar hadden gebokst. Als je ze in het leslokaal zette, onder de oude houten vooroorlogse voetbaltribune toen nog, begrepen beide spelers maarschalk Kars met zijn stencils niet. Reden voor Jan Kars om er maar hoofdschuddend mee op te houden. Het ging met die twee vanzelf wel. Roley zou bij UVV veel langer doorgaan dan zijn maatje Arie Hagen. Die vergooide zijn arm omdat hij één meter curve niet voldoende vond en er zes meter van wilde maken. Arie verdiende (een grijpstuiver trouwens) wat bij als profvoetballer voor Gooiland in een of andere kelderdivisie. Bloemenkoopman en handelaar in Lola-afwasborstels en wc-eenden Arie Hagen (al eerder overleden) honkbalde tot afgrijzen van Line Klein met een strandhoed op in een bierteam en werd ook vlaggenist bij de omstreden amateurclub Holland aan de Thorbeckelaan waar behalve de familie Van Hanegem ook heel wat vreemde snuiters rondscharrelden.

Maar Roley Wout dus, hij zou een paar generaties honkballers bij UVV overleven. Als honkballer had hij het eeuwige leven. Hij was erbij toen de Rotterdammer Wim Onderstal UVV terugbracht in de hoofdklasse. Met Onderstal alweer zo’n icoon genoemd. De kilo’s vlogen er bij Roley aan. Hij kwam na het vertrek van het studiehoofd Lem Briessen op het derde honk terecht. Hij verhuisde naar het eerste honk. Steeds weer werd rekening gehouden met dat ene minpuntje: zijn snelheid. Want de pondjes werden kilo’tjes. Desondanks bleef hij heel lang onmisbaar, ook met het begin van een pens en vervolgens met wel degelijk iets van een pens. Roley Wout handhaafde zich moeiteloos, ook toen UVV steeds meer kaliber op het gravel bracht en het honkbal ná FC Utrecht in de stad het meeste publiek trok. Tribunes werden bijgebouwd. De Hoge Weide werd een zomers theater. Die B2-blokken van Bredero waren allang voor nieuwe dug-outs gebruikt en die dug-outs ook alweer vervangen. Voor zover ik weet is Roley nooit namens Ajax, UVV of HCAW A-international geweest, Ruben Leysner namens UVV en Ajax wel. Hij had een bruikbare pinchhitter geweest kunnen zijn. Maar een moordende concurrentie. Verslaafd aan honkbal was hij. In zijn vrije tijd reed hij naar het veld om gras en gravel te zien. Om vers gemaaid gras op te snuiven. Hij kon niet zonder buitenlucht. Hij hielp de terreinknechten een handje en dronk koffie met ze. HCAW, van zijn vriend Julio Hazel, en Bussum verdwenen naar de achtergrond.

Hij verloor Adrie aan kanker. Krankzinnig jong nog. Hoe oud zal ze geworden zijn? Ergens in de veertig? Veel ouder niet nee. Adrie was zijn anker. Zijn houvast. Adrie was zijn coach. Sprak hem erover tijdens een Haarlemse Honkbalweek. En daarmee eindig ik. Roley stond bij de poort van het Pim Mulierstadion van Haarlem een pilsje te drinken met enthousiaste luidruchtige Antilliaanse honkballers. Ik meen me Ricky Placidus te herinneren en Dassy Rasmijn. Roley zag Ellen en mij en kwam naar ons toe. We condoleerden hem met het verlies van Adrie. Het was nog maar net gebeurd. Ik zag een traan. Ik herinner me zijn woorden voor de deur van het Pim Mulierstadion. Roley met een blikje bier in zijn hand. ‘Ja Johan, het leven kan hard zijn, ik sta hier een beetje voor me uit te lachen, maar vraag me niet waarom en hoe, ik heb pijn.’ Een man van weinig woorden. Maar één van diepe zielenroerselen. Een binnenvetter. Nooit kinderen met Adrie gekregen en ik weet dat het hem pijn deed. Toch alleen.

Nu pijn bij heel veel UVV’ers van vroeger om de dood van die geweldenaar Roley Wout die ook de gedachten aan Adrie weer naar boven haalt.

****

Ha Johan. Ik heb zojuist hier op Bali jouw indrukwekkende verhaal over het wel en wee van Roley Wout gelezen. Wat een prachtig overzicht. Wat een onmetelijk geheugen heb jij zeg!! Roley zou het ook geweldig mooi hebben gevonden. Ik weet niet hoe het boven werkt. Misschien heeft hij het daar ook al gelezen. Samen met zijn maatje Adrie Hagen. Johan, ik wil je vragen of ik dit prachtige afscheidsartikel mag doorsturen naar de honkballers van Ajax. Ik heb nog contact met alle spelers van het team waarin ik destijds heb gespeeld. Een aantal heeft ongetwijfeld met Roley samengespeeld. Zoals Marco Nagelkerken, Leo van Wijk, King Zschuschen, Herman Vegter, Peter Hendriks, Dick van den Berg, enz, enz. En ook naar Alfred Cop, de sinds jaar en dag fotograaf van HCAW. Hij kent eigenlijk iedereen van HCAW. Ik zie jouw reactie wel verschijnen. Hartelijke groet aan jullie beiden, zoen voor Ellen, Hans Walraven.

****

Prachtig werk Johan. Ik attendeer anderen hierop. Ik heb er al een paar een berichtje gestuurd. Het meeste van wat je schrijft was ik al hoog en breed vergeten. Die Malagawedstrijd heb ik opgezocht en warempel na heel lang zoeken gevonden. Een oud knipsel uit het Nieuw Utrechts Dagblad van toen. Het stel ging voor drie weken naar Aruba. Niet Malaga maar Aruba. Op zondag won UVV van koploper HCK met 5-2 en werper Roley ging vanaf de heuvel in zijn honkbalkleren meteen in één rechte lijn door naar het vliegtuig. Jan van Ewijk.

****

Ha Johan,

Ik heb heel veel honkballers de link toegestuurd. Het gehele Ajax team van 1972, tw: Marco Nagelkerken, Leo van Wijk, ook jaar en dag CEO geweest bij KLM, Peter Hendriks, Jan van Wieringen, Dick van den Berg, Herman Vegter, Hennie van de Bovenkamp, John Ludenhoff, Ben Richardson en Bram Vermeer en nog wat coaches. Bovendien naar Alfred Cop gestuurd, al jaar en dag de fotograaf van HCAW. Hij heeft het artikel op zijn Facebook gezet. Hij vond het een geweldig en fantastisch artikel. Ook verstuurd naar HMS i.c. Marcel Meekers, Jan van Maurik, Eugene Meekers, Paul Steenbrink, Maarten Plas, en naar Henk van Zijtveld en Wil Toft, hij schreef me trouwens dat hij nog met Roley Wout had gespeeld bij UVV. Dat heb ik nooit geweten. Klopt dat? Moet voor mijn jaar zijn geweest. Hij vertelde me dat hij met de uitwedstrijden met Roley en Harold meereed, hij dacht in een Ford Capri. Verder verstuurd naar Ron Tuinder van OVVO, 3e honkman. Heeft niet lang gespeeld want hij kreeg op 11 juni 1972 een wild pitch van Win Remmerswaal tegen zijn hoofd waardoor hij hersenschade opliep. Is wel goed afgelopen, maar geen comeback voor hem helaas. Schijnt wel een talent te zijn geweest want hij schijnt nog in het BRL team van Nederland te hebben gespeeld. Hij vond je artikel prachtig geschreven uit een heerlijke honkbalperiode. Dat was het ook. Hij gaat a.s. zondag naar Hans Onverwagt en zal het artikel met hem delen. Ook heeft hij het naar Wim en Karel Crouwel toegestuurd. Wim Crouwel reageerde met enige weemoed op de terugblik van de jaren 60/70. Hij vond het een treffend geschreven tijdsbeeld. Kortom, het artikel is alom geprezen en zal nog veel meer lezers weten te interesseren.

Fijn weekend en tot schrijfs. Lieve groet ook aan Ellen! Hans W.

****

Hallo Johan. Ik heb pas na het overlijden van Roley Wout je blogs gevonden. Werkelijk schitterend, een genot om ze te lezen! Rijk van den Bunt. Voormalig pitcher Quick Amersfoort.