Maand: juni 2019
Bij tegenslag hoeven ze alleen nog maar ‘Antwerpen’ te roepen
Het tapbiertje aan de kade van Olive
Trudy poetst de tanden van een vermoeide Ellen. Dinsdag 11 juni. Het loopt tegen halfzeven in de vooravond. Trudy poetst de tanden van Ellen. ‘Hoe lang gaat dit nog duren?’ Of Ellen nog even geduld kan opbrengen? ‘Nou even.’ Bijna klaar Ellen! ‘Goed zo.’
GOUDEN MOMENTEN !!!! Ze zijn volgens waarnemers vermoedelijk (mede) te danken aan de opgewekte sfeer thuis. Er wordt door al het verdriet heen veel gelachen. De sfeer is behoorlijk ontspannen. Met een vast ritme gelijk de slingerbeweging van de klok. Het viel de afgelopen dagen ook één van de schilders op, zoals hij zei. Hij kende het obstinate verschijnsel parkinson van heel dichtbij. Hoe lang het tandenpoetsen dus nog ging duren? Ellen kreeg er tabak van. Een lachsalvo door de achtertuin die even tevoren weer een behoorlijke plens hemelwater over zich heen had gekregen.
Reactie Elly Wolf: ‘Geweldig, werkelijk geweldig zo’n opmerking van Ellen, ik geniet.’
Reactie Charles: ‘Oh wat fijn! Zo zie je maar, alle inspanningen zijn zeer de moeite waard.’ (Aan dat laatste twijfelt een enkeling. Dat blijkt wel uit onderstaand blog. Is het niet een enkeling en zijn het er meer?)
****
Ha Johan,
Uit onderzoeken wereldwijd blijkt dat iemand met dementie pijn op een heel andere manier ervaart en verwerkt. Bovendien kan die persoon vaak niet aangeven waar hij pijn heeft en hoe hevig die is. Een knellende onderbroek of knellende sok kan al voldoende zijn voor pijn. Uit recentelijk onderzoek is naar voren gekomen dat een groep mensen met dementie die een standaard pijnmedicatie toegediend kreeg, bijvoorbeeld paracetamol, na een week of twee beter functioneerde. Dit in vergelijking tot de groep mensen met dementie die niet de pijnmedicatie ontving. Zie dit onderzoek: https://goedezorgvooru.nl/scherder/ Juist bij personen met meerdere aandoeningen tegelijk wordt pijn onderschat. Ik breng dit maar even onder je aandacht. Wie weet joh zou het bij Ellen kunnen helpen. Praat er eens met Erik over. Het viel me van de week trouwens weer op hoe goed Ellen er nog steeds uitziet. Ik kom gauw weer langs.
Groet Albert.
****
Zaterdagmiddag 1 juni. We blijven boekstaven. Als chroniqueur. De teksten zijn voor enkele dierbaren wel zeer in het bijzonder geschreven. Misschien dat die later nog eens zullen zeggen … Ik hoop het. Met die woorden wilde ik de afgelopen jaren nog wel eens mijn lezingen voor mantelzorgers en zorgprofessionals afsluiten. Met: ‘Stilletjes hoop ik dat ze ooit nog eens beseffen…’ Nee, ik noem geen namen. Het kan er niet louter aan liggen dat ze van een andere generatie zijn. Dat wil er bij mij niet in. Ook Clairy Polak (van radio en tv) begon een paar jaar geleden sereen en subtiel over haar gekantelde leven met een dementerende partner te schrijven. Het gaf haar in zekere opzicht troost. Schrijven over de rafelranden van haar bestaan als verwerking van rauwe rouw. Polak wilde het voor zichzelf niet al te confronterend maken. Het werd daarom een roman. Maar het is wel degelijk haar verhaal – ze is het helemaal zelf in haar roman. Niet alleen de dementerenden veranderen, ook hun mantelzorg verlenende partners. Worden we er voor de buitenwereld aardiger op? Ik vraag het mezelf dikwijls af. Ik vrees het niet. In sommige opzichten worden we er niet gezeglijker op, in andere daarentegen hopelijk wel. Het is paradoxaal. We worden meer gevoelsmensen. We zijn gemakkelijker en sneller te raken. We kijken meer met een timmermansoog naar onze omgeving. De spiegel geeft bij het dagelijks scheren een verdrietige man te zien met een steeds smaller bekkie. De afgelopen weken vlogen de kilo’s eraf. De meniscusknie vertikt het soms. Dat gaat hij op slot. Twintig jaar geleden werd ik aan die knie geopereerd. Zie nog Ellen voor me die mij in het Diaconessenhuis kwam ophalen. Meniscusdokter Derks had deze vrijdagochtend zoals gewoonlijk half Utrecht aan zijn knie geopereerd. We lagen met z’n vijftienen op een rij in de uitslaapkamer. Ellen begon geluidloos te huilen toen ze me er heel voorzichtig in de rolstoel hielp. Ik schaamde me tegenover de andere mannen. Nagenoeg binnensmonds: ‘Waarom die tranen Ellen, doe niet zo raar.’ Terug fluisterend: ‘Ze komen gewoon, heb je veel pijn?’ Nu denk ik, meer nog dan toen, stuntelend in een macho poging met die ingezwachtelde meniscusknie op de bijrijdersstoel van onze auto te klauteren: Wat was ik met haar toch altijd een ongelofelijke geluksvogel!
Gemis verteert. (En vindt de weegschaal met een uitslag die wel iets hoger had mogen uitvallen).
Zaterdagmiddag 1 juni dus. Het kwik is de afgelopen uren opgelopen naar 25 graden en meer. Ons passeert op haar fiets een hijgende buurtbewoner. ‘Dag luitjes! Is het niet te warm voor Ellen zo buiten?’ Het is inderdaad warm. Te warm om me over deze altijd vriendelijke vrouw druk te maken. Het is allemaal goed bedoeld. Ben in een milde bui. Die vrouw die zich over haar stuur gebogen in het zweet fietst alsof ze aan de Giro bezig is, die vriendelijke vrouw kan ook niet weten dat ik tevoren de rolstoelwandeling naar het winkelcentrum zó heb uitgekiend dat we voornamelijk in de schaduw lopen en onder de bomen. Het blijft één van de grootste irritatiepunten: buitenstaanders die het allemaal beter lijken te weten. Ik zie die naakte non weer voor me. Die non die me voor een stuk onbenul aanzag en ooit eens vroeg of Ellen niet te koud gekleed was. Ze bedoelen het allemaal niet verkeerd, maar toch. Het zal wel met vroeger te maken hebben. De tantetjes. Ze bemoeiden zich om de haverklap met mijn manisch-depressieve moeder en ons gezin. Maar als het op hulp aankwam, gaven ze niet thuis. Het werd één grote kermis. De tantetjes trompetterden en produceerden louter vals geluid. De oudste van het stel nog het meest. Die sprak niet alleen vals, die was dat ook. Bijna een halve eeuw later zal me dat niet nog eens gebeuren. Mantelzorgers voelen zich maar al te vaak voor een zachtgekookt ei gehouden. Een zielig zacht gekookt ei. Jaja. Als ik de afgelopen jaren eens naar al die vrome lieden had geluisterd? Dan was Ellen zes jaar geleden al volledig gehospitaliseerd. En wellicht nu al een hele tijd dood geweest. Ze zit kaarsrecht in haar rolstoel. Ondanks de warmte. Ze kijkt om zich heen. Lijkt als voormalige kleuterjuf te worden aangetrokken door de opgewonden kindergeluiden vanaf het sportpark van PVCV. De paarse zonnebril uit Curaçao op haar neus. De rode honkbalpet achterstevoren op haar hoofd. Katoenen kleding. Kanariegeel. ‘Heb je het naar je zin Ellen?’ ‘Ja schatje.’ De laatste tijd begint ze weer wat meer te praten. Woordjes slechts, met gelaatsuitdrukkingen, geen zinnen, maar het is al heel wat! Zo moest Diana niet zo sjorren en kreeg een ander te horen: ‘Nou weet ik het wel.’ Op zulke momenten gaat hier de vlag uit.
We komen onze oude vertrouwde postbode Jan tegen. Ook parkinson. Daarna kanker aan zijn oog. Het linker. Oog verwijderd. Uitzaaiingen. De kanker zit door zijn hele lijf. Jan verplaatst zich tegenwoordig in een scootmobiel door ons dorp. Hij heeft nog maar een paar maanden. Zei de dokter. Alle adviezen, behalve die van zijn dokter, en van zijn dappere vrouw, kunnen de postbode gestolen worden. ‘Doe je goed Johan, laat iedereen maar tegen je aan ouwehoeren, trek je eigen plan.’ Jan weet dat hij dood gaat. ‘Maar het komt me nog even niet gelegen.’ Hij wil eerst zijn scootmobiel nog even goed inrijden. Hij is pas 61, als ik me niet vergis. Ik heb Jan nog iets pikants te vertellen. Luister maar. Of Ellen de afgelopen jaren wel gebaat was bij alle prinsessenzorg van mij en haar persoonlijke elitekorps aan verzorgenden, fysiotherapeuten, eigener beweging nauw contact houdende huisarts, de wondverpleegkundige, enzovoorts? Of Ellen niet dood beter af was geweest. Niet dat die ‘iemand’ daaraan twijfelde die daarover begon. Nee zeker niet. Dié niet. Maar een vriendin van haar en daar weer een vriendin van. Dié wél. Dié vroeg zich dat af. In gemoede. Ik probeer me daar iets bij voor te stellen, bij in gemoede. De vriendin van een vriendin van de vriendin dus zogezegd. Die zou hebben geroepen dat ze er zelf onmiddellijk een eind aan zou laten maken bij de diagnose parkinson of iets dergelijks ingrijpends. Jan de postbode schudt zijn hoofd. ‘Heeft nog niet veel meegemaakt die vrouw, of een saai huwelijk.’ Jan lacht. Onze huisarts vorige week niet. Hij verschoot van kleur. Zó ongepast, liet hij blijken. Sommige buitenstaanders misten de handrem. En een wachter voor hun lippen. Hoorde op de radio een relatietherapeute zeggen: ‘Het moet bij velen altijd groots en meeslepend. Alles moet bereikbaar zijn en bereikbaar blijven. Velen vergeten de ware betekenis van LIEFDE. Dat is zeker ook incasseren, veiligheid bieden, geborgenheid. Liefde is óók van elkaar en van het leven blijven houden bij ziekte, zo lang dat kan.’
We koersen af op Olive aan de rand van ons winkelcentrum, recht tegenover een grote plas waarop gevaren wordt. Kinderen in een kano. Het water glinstert. Het heeft iets rustgevends. Het is rijkdom dat glinsterende water en die warmte zo vlak bij huis. Vlakbij ook het carillon. Onder een parasol in de namiddag van zaterdag 1 juni voor Ellen en mezelf een pilsje op de kade. Het begint een vertrouwd adresje te worden dat Olive. Het is er altijd druk, en niet toevallig. Aardige eigenaar. Vriendelijke bediening. Mediterraan. Elegant. De eigenaar van de schoenenwinkel vertelde dat je er ook geweldig kunt eten. Moeten we maar eens uitproberen. Olive dus. Smaakvolle inrichting. Op het buitenterras onder de parasol, met zonnebril, en op nog geen drie meter van de plas, aan een koud pilsje. Een praatje met een oude bekende. Die vertelt over een hele dure chirurgen- en tandartsengemeente, met een heel duur kaviaar- en champagneverpleeghuis en in dat peperdure verpleeghuis heel dure poederdoosjes en parfummetjes aan bewoners. Onze kennis was er onlangs een kijkje wezen nemen. Die bewoners betalen maandelijks tussen de vijf- en zesduizend euro voor hun appartement met gouden kranen. Ze kunnen hun eitje elke ochtend op zes verschillende manieren bestellen. Acht soorten brood. Een pinot gris bij het ontbijt. Zodat de stemming er meteen goed in zit. Aardappels hebben ze er ook. Daar praten ze mee. Hete aardappel in de keel. Utrecht-Oost natuurlijk, het kan niet missen. Tussen de Nederlandse Trumpjes woont een bekakte mevrouw met wandelstok die niet één appartement heeft gehuurd maar twee. Naast elkaar. Waarom ook niet. Twee? We tuimelen bij Olive zowat de plas en een kano in. Jazeker wel: twéé! ‘Die kennis van ons met een hand als zonneklep voor haar ogen: ‘Eén voor zichzelf en één voor haar hond. Tienduizend euro per maand.’ Een hond met een eigen appartement in een verpleeghuis in Nederland. Dát moest ik postbode Jan ook maar eens vertellen zodra ik hem weer tegenkwam. Die houdt wel van dit soort verhalen. Helemaal als ze nog kloppen ook. Zou die hond ook aan de beurt komen als het tijd was voor de medicijnen? Vast wel. Zou die hond een bed hebben in dat verpleeghuis of toch gewoon een mand? Doet de nachtzuster op haar ronde ook het appartement van de hond aan voor een verschoning?
Terug naar huis zit Ellen allang niet meer helemaal rechtop. Ze helt over naar links. Steeds meer. Ze is moe. Het monster doet zich weer gelden. Het monster van parkinson en Lewy Body. Maar dat ene biertje bij Olive neemt niemand ons meer af. En gelukkig komen we onderweg geen fietser meer tegen die ons toeroept bij welke temperatuur Ellen nog wel naar buiten kan en bij welke, zoals nu, maar beter niet. We zouden met minder dwarsigheid allang de strijd verloren hebben. Wondverpleegkundige Tier Braams kwam de vorige dag langs voor een decafé. Ze had Ellen een jaar niet gezien en vond haar ‘in verrassend goede conditie’. ‘Dat had ik niet verwacht.’ Thuis deze eerste juni een slaapje voor Ellen en daarna gewekt door verzorgende van dienst Elly Wolf met een groot bord Surinaamse roti. Het gaat er in zoals eerder het tapbiertje bij Olive. IJs toe. Met een enthousiaste dot slagroom. We kijken niet op een lepel. Zelf zit ik na achten ’s avonds aan de tuintafel met mijn avondeten. Ellen slaapt opnieuw. En diep. Ze snurkt. ‘Niet zo luidruchtig Ellen! Dadelijk krijg ik de politie nog hier aan de deur.’ Ik ben bij mijzelf thuis aan de tuintafel in mijn eentje aan het dineren. Zet voor de aardigheid een potplant met witte geraniums naast mijn bord. Een oase van rust omgeeft ons huis. De tuin is in een paar weken tijd helemaal dichtgegroeid. De tuin ligt voor Pampus. Ik denk aan maandag als de buitenboel wordt geschilderd. De kozijnen en zo krijgen een heel andere kleur. We gaan met onze vier woningen op een rij er nu écht strenge herenhuizen van maken. Zullen we straks het huis van een afstandje nog wel herkennen? Het hele gedoe met dat schilderen gaat volkomen aan Ellen voorbij. Tien jaar geleden coördineerde ze de schilderoperatie nog. Ik moet voortdurend met pijnscheuten aan die goeie vriend van ons denken die ook op weg lijkt naar dementie. Maar dan weer anders dan Ellen. Zijn familie zit met de handen in het haar. Normaal communiceren is er al niet meer bij. Ik merk, we hebben genoeg aan onszelf.
Het blijft warm. Naast het bord met eten het weekendinterview in NRC met journaliste Clairy Polak van radio en tv, sinds drie weken weduwe. Haar man Wim stierf aan de ziekte van Alzheimer. Ze hield het niet meer vol en moest de zorg voor haar Wim gefrustreerd overdragen aan een verpleeghuis. Haar liefste werd langzaam maar zeker vanbinnen uitgehold en opgevreten door hersenmijt die gaten knaagde in het brein van Wim. Polak, dochter van de onvergetelijke Alexander Pola, schreef er het boek ‘Voorbij, voorbij’ over. Dat komt binnenkort uit. Het ultieme schrikbeeld: dat je eigen partner, de LIEFDE VAN JE LEVEN, je niet meer herkent. Hoe kan zoiets? Dertig jaar geschiedenis voor Clairy Polak ineens door die verdomde alzheimer volkomen verdampt. Daar doelde ook Smalhout op. Je weet pas écht wat dit met een partner doet als je het zelf aan den lijve hebt ondervonden én de pijn van onmacht hebt gevoeld. Ik heb de illusie dat het bij Ellen nèt even anders ligt. De illusie, ik heb de illusie, dát is het. Nee, toch niet, het is méér dan de illusie. De gedachte als reddingsboei. Ze weet nog steeds wie ik ben. Ze zit opgesloten in haar eigen lichaam. Toen we nog niet wisten dat bij Ellen de parkinson gepaard ging met Lewy Body dacht ik dat de meest verschrikkelijke demonen haar bovenkamer ontregelden. Een paar keer destijds wilde ik het liefst bij haar wegvluchten. Keek schuins naar mijn koffer. Het was als eb en vloed in het hoofd van Ellen. Je leert als mantelzorger dagelijks bij. Ik eet aan een verder lege tafel in de tuin met het vooruitzicht van een – achteraf beschouwd waardeloze – finale van de champions league tussen Liverpool en de Spurs. Gelukkig wint Liverpool en haalt de geboren filmacteur Van Dijk de trekker over met een oprisping. Wie ik het vooral gun is Wijnaldum. En die Duitse trainer met bril en pet en capuchon. Ja die capuchon. Eerlijk gezegd vind ik dat een man met een capuchon autoriteit verliest. Die Duitser in Liverpool waarschijnlijk nog niet.
Zondagmorgen half negen. De potplanten alweer voorzien van een scheut kraanwater. Dieppaarse margrieten. Een ansichtkaart waard. Ons wacht weer een mooie warme dag. De was draait. De rekeningen van de Eneco lopen op. Nou vooruit dan maar. Een hoog stroomverbruik. Over de schutting de stem van Annemiek. Ze is sinaasappelen aan het uitpersen. Of ze nog even door moet gaan? Ieder een glas jus d’orange? ‘Het komt eraan, over de schutting, elk moment.’ Een geste die op waarde wordt geschat. Waakzaam nabuurschap. De paar huizen verderop test iemand zijn cirkelzaag. Zijn kippen raken volkomen van streek. Het opgewonden gekakel geeft het gevoel van een boerderij en het onbezorgde landleven. Het kwik stijgt weer.
Zondagmorgen negen uur. Het ochtendritueel van de dienstdoende verzorgende Elly Wolf zit erop. ‘Nou, nog één bakkie koffie dan, Ber zal in de tuin wel aan de uitgebloeide petunia’s lopen plukken.’ Ellen is er klaar voor. Een wandeling die uiteindelijk anderhalf uur gaat duren. Kerkklokken die luiden. We zoeken weer de schaduw. Zoveel mogelijk onder de bomen. Bij de sporthal een vrouw die ons opwacht. Stapt net van haar fiets. We kennen haar van gezicht. Altijd vriendelijk, altijd zwaaien. Een jaar of veertig. In die koers. Veel ouder zal ze niet zijn. Ze liep altijd van de halters naar de zonnebank en terug. Ook nu weer leg ik het af tegen haar. Ze is bruiner. Wat heel wat wil zeggen. ‘Wat een doorzettingsvermogen hebben jullie toch! Rare vraag misschien, maar mag ik jullie allebei even een knuffel geven?’ Een omhelzing van een vrouw die we alleen van gezicht kennen, geen idee hoe ze heet en waar ze woont. ‘Als ik iets ga mankeren dan hoop ik vurig ook zolang mogelijk door te gaan. Zoals jullie. Ik zeg dat vaak tegen mijn vriend. Niet meteen opgeven.’ Hoe anders dan die vriendin van een vriendin van onze vriendin. Die zou er liever meteen een rigoureus end aan maken. Moet ze dan maar lekker doen. Ik begreep dat die vrouw goed in haar slappe was zit. Getrouwd en volkomen uitgepraat met een man die ooit ergens een hoge sodemieter was en die zich nu al jaren alleen nog maar bezighoudt met voor zich uit staren. Ze kunnen nog samen praten maar hebben elkaar niets te zeggen.
Op zondagavond in de tuin het interview met Polak er nog eens bij gepakt. (Die tuin, als ik die tuin toch niet eens had!). Polak dus. Ze schreef over haar man in de hoop een basis te vinden om verder te kunnen. Ze schreef en werd daardoor minder gehinderd door tranen. Het schrijven bleek troostrijk. Ze was vergroeid met haar man, net zoals Ellen en ik met elkaar vergroeid zijn. Maatjes. Ze denkt dat heel veel mensen jaloers waren op haar liefde voor Wim. En zijn liefde voor haar. Zó herkenbaar. Ook ik denk dat veel mensen ondanks onze huidige moeilijke situatie nog heel erg jaloers op ons zijn. Ik heb wel een idee wie. Zoals wellicht ook die vriendin van een vriendin van onze vriendin. Polak vertelde over een heerlijk leven dat ze met Wim had gehad. Zelfs in de eerste jaren van zijn alzheimer stond dat hun geluk niet in de weg. Ook zó herkenbaar. Dat maakt ook dat je het zelf moet hebben meegemaakt, of nog bezig moet zijn het mee te maken, om het allemaal te kunnen begrijpen en te kunnen oordelen. En dan nóg! Dat is misschien wel het allermoeilijkste van mantelzorg: In de wereld van ziekte komen ineens de meest verschrikkelijke tantetjes als venijnig stekende muggen op je verder lege tuintafel met roti af. Ze lopen over je heen, als je niet uitkijkt. Mijn broer en ik, we hebben ooit eens één van die poepie christelijke schijnheilige trutjes bij kop en kont gepakt en als een postzak aan de rand van het Majellapark in Utrecht gezet. Later kregen we een politieagent aan de deur. Hij zou net zo gehandeld hebben, zei-ie, maar dat mochten we niet doorvertellen.
De eerste pagina’s van de bestseller ‘De tatoeëerder van Auschwitz’ zijn al meteen aangrijpend. Wat een adembenemend begin van een boek! De achterflap vertelt over de niet voor te stellen moed rond een hartverscheurende liefde onder de meest extreme omstandigheden. Daar heb je het woord weer: LIEFDE. De gevangenen 32407 en 34902 die beiden tijdens een dodenmars uit Auschwitz-Birkenau weten te ontsnappen en wier levens voor altijd verstrengeld bleven. Pas na de dood van Gita durfde Lale hun uitzonderlijke overleversverhaal door te vertellen. Daarvoor niet. Uit schaamte. Auschwitz overleven en je daarvoor de rest van je leven schamen. Schamen? Ja schamen. Dagelijks herinnerd worden aan de crematoria van Auschwitz-Birkenau en hun witgrijze rook uitbrakende schoonstenen. De herdenking van 75 jaar ná D-day nadert. Normandië. De kust. Dieppe! Heel in het begin van de relatie met Ellen brachten we in Dieppe samen een paar lange weekenden door. Kon dat nog maar. Levendig stadje. Kiezelstrand en een onafzienbare rij campers. Ik ruik nog die immense visafslag daar. Weet je nog Ellen? Ze kijkt me aan. Uitdrukkingsloos. Geen antwoord. Weer even van de radar. Dat hoofd, wat gebeurt er toch in godsnaam in dat hoofd?! Het maakt opstandig. Onze geschiedenis is weg. Bij haar althans. En bij mij steekt de geschiedenis dagelijks de kop op. Steeds heviger ook. Clairy Polak en Wim. Identiek, zo haal ik uit NRC. Wat zou ik alles graag herbeleven en dan niet alleen in mijn hoofd. Dieppe is van oudsher het belangrijkste Franse stadje voor het vissen op de sint-jacobsschelp. Verreweg de meeste zeevruchten van de Parijse restaurants komen uit Dieppe. Herinneringen, herinneringen. Gedachten die afdwalen. Ze meanderen. Ze slalommen. Een interessante tv-avond op de warme zondag van 2 juni met de bedachtzame Clarence Seedorf en met die gepassioneerde pionier Vera Pauw van het Nederlandse damesvoetbal. Pauw werd te lastig bevonden. Te compromisloos. Te gedreven. Te zelfbewust. Werd ontslagen en raakte, zoals ze vertelde, haar identiteit kwijt. ‘Ik vertrouwde niemand meer en werd almaar onzekerder.’ Pauw kwam te nadrukkelijk boven het maaiveld uit. Zoiets loopt altijd verkeerd af. ‘Andere Tijden Sport’. Mooi gemaakt. Dat beeld – zo subtiel – van die vrouw, van Vera Pauw, in haar cabriolet aan de rand van een verlaten weiland met heel in de verte een wazige kerktoren. Meeslepend portret vol weemoed en mijmeringen. Zo mooi dat ik bijna van Pauw ging houden. Ze doet me iets. Het is het authentieke aan haar.
Ellen slaapt bij de open pui naar de achtertuin. Een bloem uit de ligusterhaag achter haar linker oor.
****
Gaaf Ellen! Wat een mooi weekend hè! Liefs van Diana.
****
Hallo Johan.
Je sleept alles uit het leven! Zo lang mogelijk thuis blijven wonen, ook ik ben daar hartstikke voor. Maar wat als de muizen door het huis lopen en de muizenkeutels zelfs bij de alleen wonende dementerende in bed worden aangetroffen? Zo schrijnend. Ik ben er bij iemand getuige van geweest. Zeker ook Albert zal het met me eens zijn: die vrouw behoort natuurlijk te worden opgenomen in een beschaafd land. Dit is onverantwoord. Maar ik hoor dat de instanties vinden dat het nog wel even kan. Verschrikkelijk. En zo zijn er veel meer voorbeelden. Ellen is ondanks alles gezegend.
Tot gauw, Eva.
****