Maand: augustus 2019
Een tastbaar stukje verleden dat onder geen beding mag worden aangeraakt
‘Ellen die de zwartkijkers voor lul laat staan’
Opdat wij ook kijken naar de wereld van nú
Met Ellen sta ik met gebogen en daarna opgeheven hoofd stil bij wederom de herdenking en viering van 15 en 25 augustus. (En eigenlijk zou dat vanuit het recht op zelfbestuur ook op 17 augustus en 27 december moeten gebeuren).
Van Ellen voor de mensen die momenteel het dichtst bij haar (en mij) staan. Ze ontvangen een roos. Sinds zeven uur vanochtend bij zonsopgang wappert de vlag weer vanaf het balkon. Straks samen kijken naar de Indië-herdenking vanuit een Den Haag in de stromende regen. Opdat wij nooit vergeten. Ook 74 jaar later niet. Opdat wij ook kijken naar de wereld waarin we nú leven. Opdat wij blijven vechten tegen vreemdelingenhaat. Straks samen kijken naar de Indië-herdenking met ongetwijfeld ook het gezongen Onze Vader. En een kranslegging door drie generaties Indische mensen. Opdat wij nooit vergeten.
Ze werd geboren toen de bommen vielen op Bandoeng, in het huidige Indonesië. Het was 10 maart 1942. Om niet door de bommen en de granaatscherven geraakt te worden, zaten de mensen met een pan omgekeerd op hun hoofd en met ingetrokken schouders onder de tafel. Tezelfdertijd capituleerde het voormalige Nederlands-Indië officieel voor Japan. Een tijd van ongekende wreedheid brak aan. Misschien overtroffen de Japanners de Duitsers in Europa daarin nog wel, in die barbaarse gewetenloosheid. Moeder Beatrice waakte in de jappenkampen als een kloek over het nakomertje Ellen en loodste de baby en peuter manmoedig – nee, vrouwmoedig natuurlijk – door alle verschrikkingen. Beatrice vond troost in het geloof. De Nederlandse vlag had ze ergens in haar barak verstopt. Die vlag, daar ging voor Beatrice een magische kracht vanuit.
Ellen naderhand in het boek ‘Mam kijk nar de sterren’: ‘Weet je dat je ratten eet als je maag doorlopend rammelt van de honger?’ Eten weggooien, griezelen van eten, misprijzende gebaren maken, nooit doen waar Ellen bij is, ze ervaart het als een vijandelijke dolkstoot. Ze was vel over been. Die benen, het waren stokjes. Voortdurend aan de diarree. De racekak. Luizen. Pas op 15 augustus 1945 kwam er een einde aan de oorlog in de Archipel. Er kwam een andere oorlog voor in de plaats. De Bersiap. Soekarno (1901-1970), Mohammed Hatta en Soetan Sjahrir en hun strijd tégen het kolonialisme en het imperialisme en vóór de onafhankelijkheid (baas in eigen land) der Indonesiërs. De jap werd van vijand beschermer van de Europeanen. Chaotische taferelen. Het gistingsproces. Veel bloedvergieten. Opnieuw veel tragedie. Onbeschrijfelijk. En toch een poging. De jap was verslagen. De Tweede Wereld Oorlog was voorbij. Niettemin bleef Ellen met haar moeder om veiligheidsredenen achter bamboevlechtwerk in het kamp van Ambarawa. Er buiten liepen de Europeanen het risico op klaarlichte dag op straat zonder enig mededogen en met een door blinde haat ingegeven fanatisme met een kris onthoofd te worden. Lees het boek ‘De tolk van Java’. Een vuistdikke pageturner. (Op 27 december dit jaar is het zeventig jaar geleden dat Nederland officieel zijn claim op Indië opgaf met de soevereiniteitsoverdracht. Maar Soekarno en Hatta hadden de onafhankelijkheid al veel eerder uitgeroepen: met de Merdeka van 17 augustus 1945. Tussen die datum en 27 december 1949 liggen twee politionele acties).
Gevangenschap en verlatingsangst. Het tekent de eerste zes tot zeven levensjaren van Ellen. De altijd onbarmhartig brandende zon als de ergste vijand in de kampen. Bij het minste of het geringste voor straf een etmaal (en vaak langer nog) moeten staan in de genadeloze verzengende zon zonder enige bescherming. Laat staan zonnebrand en een hoedje. En durfde maar eens door de knikkende knieën te gaan! Dat betekende slaag met een riem. Bebloede geraamtes waar de botten uitstaken en de vliegen en muggen wellustig op af kwamen. Java. Oogverblindend mooi. Maar van 1942 tot zeker 1948 – zeg maar gerust december 1949 – was dat slechts een masker. Achter dat verraderlijke masker gingen een oorlog en een opstand schuil waarin honderdduizenden en nog eens honderdduizenden – nee miljoenen – het leven lieten. De lijken lagen hoog opgestapeld op straat. Onschuldige mensen. Ze crepeerden ook bij de aanleg van de intens gehate Birma-spoorlijn. De haven van Soerabaja veranderd in een slachthuis. Mannen, vrouwen, kinderen – geen enkel mensenleven telde meer. Rechteloosheid. De beschaving oneindig ver voorbij. Opdat wij nooit vergeten.
Geweld en nog eens geweld. Uiteindelijk de repatriëring. Naar Nederland met de boot. Via Port Said. Daar een vrolijk orkestje en het uitdelen door het Rode Kruis van jaegeronderbroeken en wanten tegen de kou in Nederland. Het onbekende natte en gure Nederland. Indië het moederland, Nederland het vaderland. Naar Holland. Ellen was toen zes. Bijna zeven. De kennismaking in Nederland met water dat ijs werd en waarop je zowaar kon schaatsen. Schaatsen? Friese doorlopers met touwtjes. Veters die zich onmogelijk lieten strikken. Tintelende vingers van de vrieskou. Kastanjes die je kon poffen. Amsterdam en kraampjes langs de grachten. Het Leger des Heils waarin vader en moeder prominente posities innamen. Ook Ellen die nog een poos lang vrolijk halleluja zong bij bijbel-teksten waarvan ze net als zoveel anderen geen snars begreep. Want zo lieflijk was God voor haar en de wereld tot dan niet geweest. Ellen die haar moeder Breatrice al op haar twaalfde verloor. Beatrice, de moedige Beatrice die vermoedelijk in een opstandige bui door de jap ook eens voor een paar dagen was opgesloten achter ijzeren roestspijlen in een hondenhok op een pleintje – de Engelse lady Beatrice eindigde in de psychiatrie. Ellen die zichzelf daarna opvoedde. Nu zou je zeggen dat haar vader een Bekende Nederlander was. Bestond dat begrip toen al? Hij had veel aan zijn hoofd. Een hoge maatschappelijke positie. Twee eigenlijk. Het Leger des Heils en omroepvoorzitter. Een vrouw in een inrichting. En thuis het nakomertje. Ellen jaren later: ‘Als mijn vader ons tweetjes op zaterdag wilde verwennen dan stuurde hij me naar de kruidenier voor een blik nasi. Nasi uit blik en daar een gebakken ei over. Een hele traktatie!’
Indië en de tienerjaren in Amsterdam. Het verhaal dat moést worden opgetekend. En doorverteld. Vooral aan de beide kleindochters. Zeker nadat Ellen januari 2010 van de artsen te horen had gekregen dat ze aan parkinson leed. De toekomst was immers ongewis. Samen tastten we met een gevoelige pen de geschiedenis van Ellen af. En ons huis vulde zich met de geur van trasi. Het verhaal over Nederlands-Indië werd in boekvorm uitgegeven onder de titel ‘Mam, kijk naar de sterren’. De oplage was in een mum van tijd uitverkocht. Ook een tweede druk vond in 2014 zijn weg naar de lezer, toen we erbij stilstonden én vierden dat het zeventig jaar geleden was dat de jap zich inclusief zijn goddelijk gewaande keizer tot in al zijn vezels gedemoraliseerd, vernederd en bijkans deemoedig overgaf. Vandaag, donderdag 15 augustus 2019, ging bij ons al heel vroeg de balkondeur open en even later wapperde de driekleur in herfstige omstandigheden. ‘Mam, kijk naar de sterren’. Dat citaat uit een kindermondje werd opgetekend door een mevrouw die na de oorlog publiceerde in een Britse krant. Het cherubijntje was van Elleke Ellen geworden.
Ik ken Ellen zo goed dat ik weet dat ze dit jaar op 15 augustus wil stilstaan bij de betekenis die de verzorgenden voor haar, en voor mij, hebben. Ze zijn van onschatbare waarde om ondanks ziekte en verdriet te kunnen blijven leven zoals we metterdaad doen. Nog steeds samen onder één dak. En zonder het gevoel dat we onze privacy kwijt zijn. Zó belangrijk! De prijs voor ziekte is een hoge. Een verschrikkelijk hoge. Materieel en immaterieel. Maar die prijs kunnen we nog steeds betalen. Dankzij Diana, Trudy, Elly, Esmé en Zulay. Maar ook dankzij Wil. Dankzij Charles, en Ceciel. Dankzij Dorothy en Leroy. Dankzij Erik. Dankzij Jan. Vergeet ik nog iemand? Albert natuurlijk. Ja, ik vergeet Cajou in De Panne. Bruno, Chris, Peter, Bianca, Ivan, Danny, Nancy en al die anderen uit de hotelbrigade. Jo in het restaurant van Rolduc in Kerkrade. Zoon Abdullah van Diana die ons samen met zijn aanstaande bruid Erna uit Bosnië heeft uitgenodigd voor hun trouwen later dit jaar in een feeëriek kerkdorp. Afghanistan de eeuwig durende brandhaard. Abdullah vluchtte er uit weg en mee met zijn moeder en zusje. Erna uit Bosnië uit het voormalige Joegoslavië dat door de onbeheersbare Balkan-burgeroorlog geheel en al aan flarden werd geschoten en aan gruzelementen ging. Abdullah en Erna, gave mensen die ook weten wat oorlog is. De betekenis van al deze personen is groot. Ik vergeet er meer. Het is me hopelijk vergeven. Ondertussen regent het weer gestaag en wappert de doorweekte driekleur vanaf het balkon. De vlag die verstopt in de barak in het jappenkamp van Ambarawa op Java voor overlevingsdrang zorgde. Op zondag 25 augustus Bronbeek. Het Wilhelmus klinkt er, net als op de Dam op 4 mei, en net als bij het Indië-monument in Den Haag, anders dan overal elders de rest van het jaar. Opdat wij nooit vergeten.
Voor ‘Mam, kijk naar de sterren’ richtte oma Ellen zich ín 2010 in het voorwoord rechtstreeks tot de kleindochters. Het begin van haar verhaal ging als volgt:
‘Van een totok, zoals een in Indië geboren kind uit Europese ouders destijds ook wel werd genoemd, voor mijn dierbare kleindochters May en Zanna. Ter gelegenheid van Kerst 2010. Het idee, mijn leven van geboorte tot pakweg mijn achttiende door opa te laten opschrijven, en wel heel speciaal voor jullie tweetjes, dat idee kreeg vaste vorm op 25 augustus 2010 op Bronbeek bij Arnhem. Dat was tijdens de jaarlijkse herdenking van de Japanse vrouwenkampen van Java. Die dag tuurde ik vele minuten lang, net als andere jaren, naar de plattegronden van de ettelijke gevangenenkampen in het voormalige Nederlands-Indië – uiterst nauwkeurige pentekeningen zoals die aan een muur van de ontvangstruimte waren opgehangen. En bij een andere wand liet ik mijn ogen dwalen over de onafzienbare lijst met namen van personen die tussen 1942 en eind 1945 in de kampen gevangen hadden gezeten. Ook die van mij kwam ik tegen. En het deed me veel, ik kan dat niet ontkennen. Ook woensdag 25 augustus 2010 waren we weer met een paar honderd lotgenoten en hun familie op dat grasveld van Bronbeek in saamhorigheid bij elkaar – allemaal met hetzelfde verhaal, en ieder toch weer net even anders. Mijn verhaal wil ik doorgeven. Aan mijn beide kleindochters van 11 en bijna 9 in wie ik zoveel terugzie van mezelf op die leeftijd. De bevestiging dat ik er goed aan doe jullie, May en Zanna, te vertellen van vooral mijn allereerste kinderjaren – die bevestiging kreeg ik de zaterdagavond toen we ze saampjes meenamen naar een musical in Houten. Voor ons uit liepen jullie te darren, muffins te schransen, en sloegen jullie eensgezind een arm over elkaars schouders. ‘Lieverds, kijk naar de sterren’, flitste het door mij heen, en ik geloof dat ik het nog gezegd heb ook. Ik moet het gefluisterd hebben. Ik houd van jullie. Liefs. Oma.’
Aldus Ellen in het voorwoord bij de eerste druk van het boek over haar vroegste jeugd. Prachtige en toepasselijke mail van Trudy vanochtend. Ellen die cadeautjes uitdeelt met steeds weer wat meer praten. Ze betaalt cognitief de continuïteit en stabiliteit in zorg terug en doet ons versteld staan. Ons allemaal. Mooie mail vanochtend ook van Jan in verband met 15 en 25 augustus. ‘Ik ben in gevangenschap geboren en ik ga ook in gevangenschap dood’, zei Ellen eens mistroostig in het verpleeghuis. Iets dat voor een trieste glimlach moest doorgaan trok over haar gezicht. Dood in gevangenschap? Nee, dat gaat ze niet. Mede dankzij de mensen die hier boven al werden genoemd. En die op 15 augustus nog maar eens speciaal worden genoemd. Speciaal ja. Ellen zou het zo graag zelf willen zeggen en schrijven. Maar ook hier is mantelzorg voor. Voor Bronbeek heeft ze een speciale uitnodiging. Ze wordt er vertegenwoordigd. net als vorig jaar. En het jaar daarvoor. Door haar mantelzorger. Thuis zal ze gepast Ambarawa gedenken. Haar moeder en Ambarawa. De hereniging met de rest van het gezin na elkaar door de oorlog een paar jaar niet meer te hebben gezien. Haar vader die zich Ellen alleen nog als baby herinnerde en ineens een meisje van zes voor zich zag. Thuis gedenken, samen met Diana. Met spekkoek. Dringt het nog tot haar door? Het antwoord is ja.
Geloof het of niet, ‘Waar ben je?’, klinkt het van beneden. Ik hoor een diepe gaap. Ze ontwaakt. In vrijheid en geborgenheid ontwaken. Ik stop. Mooier kan ik niet afsluiten. ‘Waar ben je?’
Chanel brengt Ellen op de versiertoer
Na een wandeling van dik een uur weer thuis. En op de foto. Maandag 12 augustus. Kijk die ogen. Ze leven. Ze staan uitdrukkingsvol. Een impressie van een expressie die ons doet juichen. Aan die ogen zien we of ze een betere dag heeft of een mindere. De colour rouge. Knalrood T-shirt, zwarte stretch trainingsbroek. Van Nike. Steekt af. Felle kleuren. Ze fleuren. Jammer dat de parfum van Coco Chanel niet dwars door het beeldscherm de neusgaten vertroetelt. Jammer. Niet zo maar parfum. Maar Coco Chanel. Cadeautje van Diana. Noemen ze dat in de parfumwereld niet monstertjes? Ici Paris en Douglas. Pure verwennerij. Ze is zeer enthousiast over de natuurschoon in Beieren en Oostenrijk teruggekeerd van vakantie. Ze zag weer bergen als in Afghanistan. Anders dan die molshopen van Zuid-Limburg. Stoeptegels, noemde ze het ooit eens, die hoogteverschillen bij Vaals. Elke vakantiedag in de Alpen moest ze toch wel even aan Ellen denken. We geloven haar op haar woord. De draad weer opgepakt. Ook met wandelen. Het is warm en droog. Stilte voor de storm met code geel. Er wordt regen verwacht, heel veel regen. Dreun onweer erbij. Mogelijk wat hagel ook. Daar gaat de tuin! De vlinderstruiken worden alvast gekortwiekt. Er is anders geen doorkomen aan naar de voordeur. Nederland leeft van codes naar codes inmiddels. Onderweg zijn de dames even bij de schooltuintjes aan de rand van de voetbalvelden wezen kijken. Ze mochten er van de beheerder dahlia’s plukken. Die staan er in overvloed. De dahlia’s zijn voor de mantelzorger. Ellen oogt ontspannen. De ogen, de ogen zeggen alles en vertellen het verhaal.
In De Panne twee dagen eerder, zaterdag 10 augustus, aan een tafeltje naast het onze een mevrouw van de Belgische grens met Frankrijk. Niet Moeskroen, maar daar vlakbij. Haar vader ook parkinson. En bovendien eveneens Lewy Body. Ze vertelde al een hele tijd geen contact meer met haar vader te hebben. Bij hem had de Lewy Body dementie gezorgd voor veel agressie. Werd ze stapelgek van. Mevrouw, geschatte leeftijd 45, had haar vader al een paar jaar niet meer gezien en ook niet meer gesproken. Ze had er afstand van genomen. Maar beter zo. Tsja. Voor wie? Deed denken aan een meneer in ons vroegere verpleeghuis. Ook parkinson en Lewy Body. De man lanceerde zich dagelijks achter een levensgevaarlijke rollator die met ‘m op de loop ging. Of liever: aan de haal. Veel valpartijen. Bont en blauw. Van een omgekeerd remsysteem hadden ze in ons vroegere verpleeghuis kennelijk nog nooit gehoord. Een lieve man? We moesten maar goed oppassen, adviseerde zijn kleindochter eens in de lift. We moesten maar op onze hoede blijven. Kon die medebewoner niet vrijelijk in de woonkamer bij de messen en vorken van de keukenhoek? We waren door het verpleeghuis niet voor hem gewaarschuwd. Waarom eigenlijk niet? Privacy meneer! De verzorgende schokschouderde erbij. Privacy ging boven veiligheid. Niet uit te leggen natuurlijk, ook niet door het verpleeghuispersoneel, maar de veiligheid was secundair. De wet. Had die man anderen wat aangedaan dan was dat natuurlijk heel vervelend geweest, maar zijn privacy was gewaarborgd gebleven. Tot aan de bloedspatten toe. Privacy gewaarborgd en daar ging het tenslotte om. De wet schreef strenge regels ten aanzien van de privacy voor.
Feliciteerde ondertussen de mevrouw met boze vader vanwege haar verjaardag. Want dat vertelde ze: jarig en haar verjaardag werd gevierd aan de kust met zo te zien de nodige bombarie. En Ellen? Niets van dat agressieve. Ingetogen. Volkomen ingetogen. Gelijkmatig. Hooguit kun je stellen dat Ellen snurkt, wat ze vroeger nooit deed. De sirene van de BB op de eerste maandag van de maand is er niks bij. Ellen snurkt een complete symfonie van Gustav Mahler bij elkaar. Nog even en we hebben de politie aan de deur. Eigenlijk gaat het nog steeds hartstikke goed. Eigen haard. Goud waard. ‘s Nachts alleen een kopje water. Om het snurken geen schade aan de keel te laten aanrichten. Nooit nachtbraken. Ze is de extreme hitte met veertig graden voortreffelijk doorgekomen. Ze is weer klaar voor de viering donderdag 15 augustus van de Japanse capitulatie en het einde van de Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands-Indië. De vlag weer uit. Na 15 augustus volgt 25 augustus op Bronbeek. Waar in de ochtenduren wordt stilgestaan bij alle verschrikkingen, alle leed en alle angst in de jappenkampen en aan de Birma-spoorlijn. Op Bronbeek hebben we de zondvloed meegemaakt, maar ook tropische temperaturen die ons tijdens de ceremonie onder de bomen bracht. Ergens tussen 15 en 25 augustus krijgt het Ellen-kwintet een roos met een speciale tekst in de geest van hoe Ellen het zou hebben opgeschreven als het haar allemaal nog gelukt zou zijn.
Diana, Trudy, Elly, Esmé en Zulay – ze doen hun werk niet alleen maar voor het geld. In tegendeel. Ze getuigen van toewijding. Ze houden van Ellen. Ze laten hun hart spreken. Ze zijn op tijd en praten niet op een kleutertoontje tegen Ellen. Geen infantilisering. Geen betutteling. Werk is voor het kwintet een deel van hun identiteit, net als dat voor ons vroeger gold. Je wás onderwijskracht, je wás journalist. De identiteit. Het is een voordeel met een klein zorgteam te werken. Een dagelijkse in- en uitloop van een heel peloton dames is iets voor de kippen en hun haan van Barneveld maar niet voor de zorg. Je bouwt met springerige passanten geen band op en juist om vertrouwen en vertrouwdheid draait het. ‘Ellen in topvorm. Ze spreekt de woorden uit die we allemaal dagelijks tegen haar zeggen. En dan plots: “Joopje, waar is Joopje?” Wat mooi hè en wat leuk! Het zijn cadeautjes die ze ons geeft. Ik heb onze app-groep gevraagd alvast te kijken naar wie wanneer kan werken met de feestdagen. Kun jij tijdig met het verdere rooster aan de gang.’ Trudy regelt het app-verkeer. Ze is ook van de huisapotheek. ‘Het badschuim raakt op en ook de tandpasta’. Diana is ook pedicure en schoonheidsspecialiste. Elly kookt, elke maandag voor een hele week. De Thaise kippensoep is momenteel in trek. Ook bij de buren. De nieuwe van nummer 10 die momenteel zijn keuken eruit sloopt met veel gebonk en gehamer probeert de pindasoep van Elly uit.
Ach ja, we spraken als gezegd in De Panne de grensstreekmevrouw van het tafeltje naast ons. En naderhand nog een mevrouw. Ergens anders was dat, aan zee, waar we gezandstraald werden. Mevrouw was Belgische. Net als die andere. Maar deze woonde in Engeland. Met haar Britse man. Op de parkeerplaats stond hun sportwagen. Verstappen zou er jaloers op zijn geweest. Wat een bolide! Alleen al die uitlaat kostte zo te zien een godsvermogen. Er was ook nog zoiets als een klein hondje. Dat vierpotige dingetje moest in elk geval een hondje voorstellen. Nerveus gevalletje aan een rood riempje. Strikjes in wat als oortjes moest worden verondersteld. De echtgenoot was vooral met dat hijgerige speelgoed bezig. Raar gezicht voor een man. Zij was even over voor haar ouders die Belgische. Niet eens zulke oude ouders nog. De één nog goed, de ander niet meer, Alzheimer. Ze woonden nog samen thuis, haar ouders, maar eigenlijk ging dat niet meer. Ze ploeterden zich de dag door. Beetje thuiszorg, maar veel was het niet. Lieve oude ouders waren het. Hadden altijd voor hun kinderen klaar gestaan. Had mevrouw, geschatte leeftijd 55, ook broers en zusters? Zeker wel, een jongere broer. Die woonde zelfs bij zijn ouders in de buurt. Maar ze zagen hem nooit. Broerlief kon niet tegen ziekte. Dus stond hij er met zijn rug naartoe. Wat lastig voor die broer dat hij er niet tegen kon, concludeerden we, en we nipten nog maar eens aan onze inmiddels lauwe koffie. Afgehaakt, die broer. Zou hij kinderen hebben? En zou hij zich nooit eens afvragen hoe het hemzelf later zou kunnen vergaan? Misschien wel net zo. Hoe moet dat later als de zorg helemaal niet meer te betalen is? Langer thuis wonen? Maar hoe? In een zwaar vervuild huis vol ongedierte?
Wat is ons perspectief? Maar later? Wat is later? Over dat toekomstperspectief dat er voor de rijke westerse wereld misschien wel helemaal niet is zei een vriendin uit Velsen later op maandag van 12 augustus 2019: ‘Een jonge collega van mij zit sinds haar vakantie in juni ziek thuis te wachten op een burn-out. Want die is volgens mijn collega in aantocht. Vlak voor de vakantie stierf haar schoonvader onder behoeftige omstandigheden met wie ze jaren geen contact meer had gehad en de vakantie zelf liep enigszins anders dan ze had verwacht. Door een overboeking. Daar kan geen verdronken bootvluchteling tegenop natuurlijk. De dokter kan niets vinden, maar mijn collega is zwanger van een burn-out. Weet ze heel zeker. En ze wacht die burn-out thuis af. Wat ze thuis zoal uitspookt? In de stad op een terras kan ze het verlies van haar schoonvader met wie ze járen geen contact had en die vreselijke overboeking een plekje geven, hopelijk. Dat kwebbelt de kwebbel tenminste.’
Nog geen burn-out maar wel alvast ziek thuis. Als dít geen humor is! Wellicht een idee om dit landelijk in te voeren en er beleid van te maken. Met betaald ziekteverlof om niet ziek te worden. Arm Nederland. Arm België. We leven in de ik-maatschappij, zo kreeg ik bijna twintig jaar geleden al eens letterlijk van een intimus te horen. Ik dacht dat-ie een grapje maakte. De ik-maatschappij? Jazeker, de ik-maatschappij. Het was ieder voor zich en God voor ons allen. En voor God mocht ik de overheid invullen. Of ongeacht welke instantie ook. Eigenlijk was ik toen al gewaarschuwd. Verwacht niets. Leven vanuit de gedachte: wat levert het mij op. En levert het mijzelf niets op, of onvoldoende, dan draai ik me om.
Moest aan die twee Belgische vrouwen van circa 45 en 55 terugdenken toen ik Ellen zag terugkomen in de rolstoel met op haar schoot de dahlia’s van de schooltuintjes. De hele Zonzijde rook naar Chanel. Coco Chanel maakt onweerstaanbaar. ‘Jullie verdienen respect’, merkte onze goeie kennis Carli uit Brabant deze ochtend op. Carli is directeur van een paar zorginstellingen. Respect? Welnee Carli! Het is anders. Heel anders. Maak het klein. En houd het klein. Houd het licht, zou Youp van ’t Hek zeggen. Genieten van het handen schudden op straat in De Panne. Van een babbeltje links en rechts. Het raam van de hotelkamer in De Panne wagenwijd open richting de duinen en het gezicht naar de zon. Hoofd in de kussens. De stilte van de zomerse zaterdagavond in augustus. Een soort eucharistieviering. Laat elkaar niet in de steek. En zeker niet op het moment dat de één de ander het hardst nodig heeft. Doe recht aan het woord liefde. Facebook, getwitter, dure apparatuur – het kan me allemaal gestolen worden. Er is teveel oppervlakkigheid. Ik ben een romanticus.
‘Ellen wat ruik je lekker.’ ‘Jaaaa.’ Parkinson. Lewy Body. Parkinson én Lewy Body. Moeilijk kunnen praten. Maar nog altijd wel in staat tot een heel kort verleidelijk antwoord met die lang aangehouden metersdiepe erotische a. Ze was even op de versiertoer. Op tafel een boek. ‘De kunst van het veldspel’.