Zorginfanterist filmt boven, nieuwsgierig kijkt de sfinx beneden mee

20190830_101246

‘Waanzinnig gewoon’, klinkt het opgetogen uit de mond van de verzorgende. Even eerder was een opgetogen Trudy speciaal voor Ellen het schilderen met een brede kwast van de werkkamer boven wezen filmen en fotograferen. Ellen is er sinds haar gebroken heup zes jaar geleden niet meer geweest. Geen traplopen sindsdien. Nu kijkt ze samen met haar verzorgende naar wat zich zoal boven haar hoofd afspeelt. Is het nou blokkwast of blockkwast? Van Dale geeft geen antwoord. Het beduimelde pocketwoordenboek van Prisma evenmin. Geen geschilder met een roller want dan spat de verf alle kanten op. Vrijdag 30 augustus. De maand eindigt tropisch. Met een hittegolf. Net als met ‘Kijkje achter de schermen’ (2015) bezig aan een nieuw dagboek. Geen gespat met verf, maar daarentegen wel gaan de gedachten alle kanten op. Heeft dit leven voor Ellen nog wel zin? Laatst weer eens door iemand gevraagd. Wat moet je met zo’n vraag! Een vermoeid schouderophalen. Zelf zal ik een ander nooit zo’n vraag stellen. Bij ziekte speelt gevoel een belangrijke rol en het zich vastklampen aan… Met hart en ziel. Zich vastklampen aan wat? Aan het leven!
Afgezien van alle perikelen rond parkinson en Lewy Body (met geregeld wolkenpartijen die in haar hoofd de zon verduisteren) is Ellen nog verschrikkelijk goed. Nooit verkouden, geen griep, wondjes genezen in een handomdraai. Niets van doorliggen. Geen nachtbraken. Een geweldige eetlust. ’s Ochtends een kopje koffie van LavAzza. Met melk en suiker. Ze is een zoetekauw geworden. Elke dag aan het eind van de middag haar glaasje chardonnay. Eén op één verzorging. Structuur. De duidelijke dagindeling en planning. Ze wil leven, LEVEN, uitroeptekens. Ze hecht aan het leven – dat merk je aan alles. Aan de wandel door het Maximapark. Bijna elke dag aan de rolstoelwandel. Lange siësta’s met pianomuziek en de schuifpui open. Wuivende roomwitte overgordijnen. Een meter daarvandaan het tuinmeubilair onder een grote parasol. Klaar voor de bijna dagelijkse borrel en barbecue. Maar ook veel slapen. Beperkte energie. De schemertoestand. Zo nu en dan comateus zowat. Het van parkinson zo kenmerkende masker. Het gezicht dat strak staat en weinig tot bijna geen mimiek vertoont. Waar zijn dan de emoties? Dat ongrijpbare en ondoorgrondelijke, ze maken machteloos en dikwijls moedeloos. Lichtpuntjes zoeken als mantra. Bezig blijven en zorgen dat het huis mooi blijft. Onderhoud plegen. De schilderkwast. 
‘Johan waanzinnig gewoon’. En toen het relaas. Trudy, een van onze daadkrachtige zorginfanteristen, was naar beneden gegaan, naar Ellen, en had het filmpje en de twee foto’s van het schilderen laten zien. En toen? Trudy: ‘Ik wist niet wat ik meemaakte. Ellen hield haar blik op de foto’s gevestigd. Haar wenkbrauwen gingen omhoog. Ze keek aandachtig naar het filmpje en luisterde met gespitste oren. Ze mompelde iets onverstaanbaars. Het kwam van ver en daarna van steeds dichterbij. Ze volgde al je bewegingen met die kwast en ging ook heel duidelijk op je stem af. “Dat is boven”, zei ik. “Herken je het Ellen?” “Ja”, hoorde ik en ze werd helemaal blij. En maar luisteren naar wat jij op dat filmpje te zeggen had. Ik vroeg of ze vond dat jij goed kon schilderen. “Ja goed”, antwoordde ze en maar kijken en kijken naar het filmpje. Schitterend, in één woord schitterend.’
Inderdaad, schitterend, en niets is tijdelijk. Wie zei dat ook alweer? Tsjechov? Deze Russische arts en schrijver? 
Dit gaan we vaker doen. We filmen gebeurtenissen in huis op plekken waar Ellen helaas niet meer komen kan en laten die haar dan naderhand zien. En we voorzien de beelden uiteraard van tekst. Vrolijke tekst. Kijken hoe ze reageert. Het huis is groter dan alleen de benedenverdieping. Is dit ook een deel van ons geheim? Dat we proberen zo normaal mogelijk met de omstandigheden om te gaan en dat we als ‘Team-Ellen’ steeds op zoek blijven naar nieuwe vindingen? We houden het licht. Niet alleen de muren houden we licht maar ook ons gemoed. Er wordt door ons verdriet heen veel gelachen. Er dwars doorheen! Dat schilderen vereist grote porties geduld. En het schilderen van wit op wit is zo gemakkelijk nog niet. In een mum van tijd is de schilder sneeuwblind. Samen in al die 36 jaar met Ellen meerdere keren ons huis van boven tot onder geschilderd. En ook dat van vrienden in Amsterdam en Blaricum. Geduld ja, dat had onze vriend in Blaricum niet. Het toenmalige hoofd amusement van de NCRV hing zijn schilderijen alweer op toen zijn muren nog nat waren en moesten uitwasemen. De volgende dag had hij schimmel. En we hadden hem nog zo gewaarschuwd. Wel lekker gegeten daar in Blaricum. In een Japans restaurant, als ik me nog goed herinner. Het was november en hartje Blaricum was al helemaal in kerstverlichting. Een ansichtkaart gewoon! Daar staken ze ons aan, daar in Blaricum. Van de weeromstuit kochten we ook een doos lampjes voor in de takken van een struik. We hebben ook eens de complete woning van mijn moeder aan het Majellapark 4 in Utrecht staan sauzen, Ellen en ik. Dat huis was volledig doorrookt vanwege de vele sigaren die mijn moeders vriend Karel rookte. Wat rookte hij ook alweer, La Paz? Die twee maakten er ook vaak een kerkse toestand van brandende kaarsen en waxinelichtjes van. Van het schilderen op Majellapark 4 werd je zeker niet sneeuwblind. Daar bleef je de afscheiding heel goed zien.
Het belooft onstuimig en herfstig te worden volgende week. Het weer slaat om. Een te groot uitgevallen klapperkunstgebit van de weergoden zal ons gaan toegrijnzen. De stekker gaat gewoon weer ’s avonds in het stopcontact voor de kerstverlichting in een boom van de voortuin. Waarom ook niet?! Het is nooit te vroeg om op de zaken vooruit te lopen. Wie zei dat ook alweer? Nee, niet Tsjechov. Een ander. Heb ik ooit van mijn moeder gehouden?, vraag ik me op de ladder af. Toen ik nog heel jong was wel, toen hield ik van mijn moeder. Maar later? Later werd dat steeds minder. Ze was vrijgevig en zorgzaam. Maar ook lijdzaam, amechtig en jaloers. Ze was weinig zelfstandig. Ze stimuleerde een verhuizing van de Jaffastraat naar honderd meter verderop aan het Majellapark. Van gewone mensen naar ambtenaren. Nog geen drie weken later had ze spijt en kreeg mijn vader de schuld. Ze ging in een slaapkamer voor het raam zitten en de hele dag naar onze oude tuin staren. Naar de seringenboom vooral. Haar seringenboom. Een witte. Op het Majellapark zijn we als gezin wel een keer of zes onderling van kamer geswitcht om mijn moeder maar oogcontact met die seringenboom op de Jaffastraat te laten houden. Hoe dichter bij die boom hoe beter. Het werd er niet beter op. Niet opgewassen tegen het leven toen het er op aan kwam. Totaal geen vechtlust. Geen enkele weerstand. Lamenteren. Ze was graag met een onderwijzer getrouwd in plaats van met een timmerman die ooit nog eens een winkel in vogelbenodigdheden bezeten had. Maar die onderwijzer, een zekere Rutger, had een horrelvoet, zoals ze meer dan eens vertelde, en dus ging het feest niet door. Ze wilde niet met een horrelvoet gezien worden. Graag een onderwijzer maar dan wel één met twee gezonde voeten. Een moeder met pretenties. Mijn moeder, ze was er één van Beenen. Die Beenens hadden het allemaal veel te hoog in hun bol. Behalve Beenen zelf, mijn opa, een sigarenmaker ooit. Maar zijn dochters, die plakte je het liefst stuk voor stuk achter het behang. Onuitstaanbare wezens. Mijn vader moet het niet gemakkelijk hebben gehad. Hij zuchtte en stak maar weer een North State op. Sta je op een trap met een emmer muurverf en denk je plots aan het Majellapark. Ik zal haar nooit vergeven dat ze zich na de dood van mijn vader volledig overgaf aan zelfmedelijden. En dat ze er nooit bij heeft stilgestaan wat het verlies van een vader voor haar twee zoons op hun nog jonge leeftijd betekende. Moeder ging in een stoel zitten met heel haar verdriet en dat was het dan. Ze kwam er niet meer uit, uit die stoel.    
Hoe in vredesnaam kan het bestaan dat het welvarende Nederland van 2019 nog steeds niet is overgegaan tot differentiatie en specialisatie in dementie of verschijnselen die daar tegenaan leunen? Ook zo’n gedachte op de trap. Waarom besloot verpleeghuis De Ingelanden een paar jaar geleden niet om de bewoners met parkinson en Lewy Body bij elkaar te huisvesten in plaats van ze te laten opgaan in de grote stroom op een gesloten afdeling? Ze hadden er met de herinrichting (en reorganisatie) alle kans toe. Maar nee. Ze gingen zich meer toeleggen op dementie en hielden alles bij het oude. Slechts met de mond beleden progressie. Bedriegerij. Wat gaat hierachter schuil? Verkeerde zuinigheid? Een kruideniersmentaliteit? Zal ik ze achteraf toch bij de overheid verantwoordelijk houden voor inschattingsfouten en nalatigheid? Mensen zoals Ellen horen niet in een verpleeghuis op een gesloten afdeling thuis. Dat is vrijheidsberoving. Het staat op gespannen voet met de mensenrechten. Wat ben ik blij dat ik haar enkele jaren achtereen elke dag uit het verpleeghuis weghaalde en voor uren en uren mee naar huis nam. De streng-orthodoxe farizeeërs in de verpleegzorg in hun gezicht uitgelachen. Ik moest niet zo slepen met mijn vrouw. Ik moest Ellen laten verstakkeren tussen de andere bewoners. Het bontst maakte de directrice in Nederhorst den Berg het. En als die figuren zelf eens…? Wat ben ik blij dat we nu alweer bijna drie jaar geleden het boek verpleeghuis niet eens meer uitlazen, maar dichtklapten, en zo ver mogelijk wegslingerden. Kan je in geval van Ellen blijven spreken van Lewy Body dementie of moeten we met elkaar spreken van het Lewy Body syndroom? Voor het hechte en met elkaar bevriende ‘Team Ellen’ is het duidelijk. We schrappen het woord dementie. We achten onszelf ervaringsdeskundigen bij uitstek. We zijn de boekenwijsheid ruimschoots voorbij. Waanzinnig gewoon.
Over boeken gesproken. Naast Ellen beneden op de bijzettafel ‘De kunst van het veldspel’ van Chad Harbach uit Wisconsin die aan Harvard studeerde. ‘De kunst van het veldspel’ is het gedroomde romandebuut van een groot literair talent. Een roman over honkbal, ambitie, perfectionisme, karakters, familie, vriendschap en liefde. Dit alles binnen een honkbalploeg op de universiteit van Westish aan de oever van Lake Michigan. Eén verkeerde worp van de uitblinkende korte stop Henry (op weg naar eeuwige roem) doet de levens van vijf mensen op slag veranderen. Hemzelf incluis. De rector wordt iemand om van de te gaan houden. Ook als lezer. Ook de lezer gaat vanzelf van Guert Affenlight houden. Zijn hart brak, zijn ziel bleef. Boek met een adembenemende apotheose. Verfijnd slotakkoord. Een ziel is (anders dan een hart) niet iets waarmee de mens geboren wordt. Maar is iets wat moet worden opgebouwd. Met vallen en opstaan. Met studie en toewijding. Zoals die rector. Zoals die andere hoofdpersonages gaandeweg het boek. Pagina 517 dreunt door. Ook onder het schilderen met een blokkast of een blockkwast. Zielsveel van elkaar houden. Dames die vanuit toewijding met hart en ziel dagelijks voor ons klaarstaan. Hun betekenis wordt groter en groter. Meanderende gedachten. Schildergedachten. De herkenning. ‘De kunst van het veldspel’ zou op elke school in het middelbaar onderwijs verplichte lesstof moeten zijn. De noodzaak van perfectionisme en tegelijkertijd  (o wee) de valkuil ervan.
Ik haal een nieuw oud boek uit de kast om te herlezen. ‘Potgieterlaan 7’ van Sytze van der Zee. Over zijn jeugd en over zijn ouders die bij de NSB zaten. Als onschuldig kind werd hij tot ver na de oorlog met de nek aangekeken. Ik zie het voor me: door een vader van een vriendje ten overstaan van leeftijdgenootjes weggestuurd worden van een kinderfeestje met een poppenkast omdat zijn ouders fout waren in de oorlog. ‘Potgieterlaan 7’. Ergens in het boek stelt ook hij zich de vraag of hij ooit van zijn moeder gehouden heeft. Dat staat me nog steeds voor de geest. Sla het boek open, en ja, zie! Een hartje met rode ballpoint, en daarachter: ‘Valentijnsdag 1997. Voor mijn allerliefste vriendje. Van Ellen’. Ik huil aan het bureau in een fris geschilderde spierwitte werkkamer. Kale muren want ze moeten drogen. Het klinkt er hol zonder gordijnen. Die moeten nog terug. Boven m’n hoofd hoor ik gestommel. Met de buren laten we de schoorsteen preventief nakijken. Nergens met schilderen over de randjes gegaan. Geen strepen ook. Wat verfklodders op een oud T-shirt. ‘Voor mijn allerliefste vriendje’. Ik huil zonder er geluid bij te maken. Zonder tranen ook. Want tranen, die zijn er allang niet meer. Vergoten. Een hele tijd geleden alweer. Konden we de tijd maar stilzetten. Maar laten we het licht houden. Zoals de muren. En zoals ook de kast. Ook die is opgekalefaterd. Net zo wit weer als de muren. Het is trouwens gewoon blokkwast. Met alleen maar een k. 

20190830_091750

Bijzonder weer de reactie van Ellen! Geeft moed en bevestigt nog eens de juiste keuzes destijds. Ga morgen wandelen bij Amerongen. Als ik op tijd terug ben kom ik graag even langs voor een afzakkertje. Succes met schilderen! Charles. 
****
Hahaha, geweldig dat filmpje! Moest er ook erg om lachen. Er gaat meer in Ellen om dan we denken. Morgenochtend zet ik Ellen weer onder de douche en daarna een uurtje ochtendzon. Diana.
****
Je bent een klein stukkie vergeten beneden. Bij de deur links. Dat moet nog een likkie verf krijgen hoor. Wat willen meneer en mevrouw Carbo eigenlijk eten volgende week? Ik heb de bestelling nog niet ontvangen. Die kast met boeken is ook heel mooi wit geworden. Als je nog verf overhebt zou ik doorgaan naar de badkamer. In Praag hadden we veel plezier met dat schilderfilmpje dat Trudy ons via de app toestuurde. Zou Ellen wel eens terugdenken aan de rest van haar huis waar ze niet meer kan komen? Het blijft raadselachtig. Raadselziekte. Elly
****
Heeft Ellen al die warmte van de afgelopen week weer goed doorstaan? Ik heb jullie laatste blogs gelezen, ik ben weer helemaal bij. Prachtig! Komt zondag uit voor een glaasje? Wil. 
 

raadselziekte

Does Insulin Resistance Contribute to Parkinson’s Disease?
 
Ha Johan en Ellen,
Deze kwam ik zojuist tegen dus ik dacht stuur m door.
Fijn dag!
Niels.
 
https://blog.designsforhealth.com/node/855
****
 

 

Een tastbaar stukje verleden dat onder geen beding mag worden aangeraakt

20190825_152700_HDR_resized

‘Nee nee, niet aanraken! Niet aanraken, mevrouw! Wilt U dat alsjeblieft niet aanraken?!’
De Indisch man krijgt het op zijn zenuwen en fluit een paar hoge ijle astmatische toonladders in de tent waar het kwik naar boven de veertig graden is opgelopen.
Het zweet staat eenieder op de rug. Er is koffie en cake in overvloed. Natuurlijk, waar Indische mensen bij elkaar zijn moet er gegeten worden. Straks de rijsttafel. In elk geval rijst met boontjes en saté. 
De totok, daar houd ik haar in elk geval voor, geschrokken van de vermaning, ‘Niet aankomen’, brengt haar rechter hand vliegensvlug naar haar linker met cake. Ze kan een klein verlegen giechellachje niet echt onderdrukken.
Maar vanwaar al die drukte van die Indisch man om een lap gore, half vergane stof uit zijn poetsdoekenmandje thuis?  
Nu willen ook enkele andere bezoekers van de jaarlijkse herdenking van de jappenkampen voor vrouwen en meisjes graag weten welke geheimen de gedrongen Indisch man deze bloedhete zondag van 25 augustus heeft meegenomen naar zijn stand op het landgoed Bronbeek.
‘Nee, nee, niet te koop, dit hier is één van de pronkstukken uit mijn collectie.’
Niet aanraken dus, en de beker met koffie op veilige afstand houden. Maar de Indisch man vertelt graag. Heldere opgewekte stem.
‘Dit is een schort zoals U ziet.’ Inderdaad, dat zien we allemaal. ‘Dit schort heeft één van de vrouwen destijds meegenomen het jappenkamp van Ambarawa in. Ambarawa 6. Kijk, daar staat het: Ambarawa 6. Kennelijk konden ze in het kamp nog borduren. Ze hadden er naald en draad. Dit schort is in het jappenkamp van Ambarawa helemaal met borduurwerk verfraaid voor de Kerst van 1943. Leest U maar.’
Mogen we er niet heel even met onze vingertoppen overheen? Geen sprake van, gebiedt de Indisch man. Hij moet bij het KNIL gezeten hebben. 
Zou? Nee, waarschijnlijk niet. Zou dit schort van de moeder van Ellen kunnen zijn geweest? Zij borduurde graag, weet ik uit de overlevering. Sta gefascineerd de tekst te lezen op het schort van Kerst 1943. En ik vergeet de Indisch man te vragen naar hoe hij aan het relikwie gekomen is, en of hij ook weet van wie het borduurwerk afkomstig was.
Evenzo interessant is een vuistdik boek met kartonnen kaft vol foto’s over Ambarawa van destijds. Het rijk geïllustreerde boek ligt op een halve meter van het schort. Het boek mogen we wél aanraken. We mogen er van de Indisch man zelfs doorheen bladeren. Foto’s van het kampleven. Je ziet kinderen. Zou één van die kinderen Ellen zijn? Je ziet kampbewoners gehurkt met stokjes in de aarde schrapen. Op zoek naar iets? Maar op zoek naar wat? Naar mieren en zo. Om hun van leegte samengekrompen maag te vullen. Je ziet op de foto’s de onhygiënische toestand. Je ruikt de racekak. Het kamp werd steeds voller. Steeds meer mensen. Ieder een steeds kleinere ruimte. En maar inschikken. Privacy ho maar. Steeds minder eten. Hongeroedeem. Maar ook hier en daar een lach op de gezichten van de bewoners die de mensonterende omstandigheden probeerden te trotseren. Ik probeer me voor te stellen anno nu zo een uur te moeten leven. Het lukt me niet. Het schort was niet te koop, maar dit boek misschien wel? Na zijn dood, bast de Indisch man. Het is moeilijk in te schatten hoelang dat nog gaat duren. Hij oogt fit.
Vlakbij in de broeierige tent – de EHBO is gelukkig om de hoek – een kraam met kleding en de meest uiteenlopende snuisterijen. Daar geen strenge Indisch man maar een totok zoals hij vertelt. Hij is in Indië geboren uit Europese ouders, net als Ellen. De man draagt een karakteristiek Indisch zijden hemd. Dat lijkt me ook iets voor Ellen die met Diana thuis is achtergebleven. Ik mis Ellen hier op Bronbeek. Ik mis haar voortdurend. Kon een mens de tijd maar stilzetten. Maar Ellen mee naar Arnhem is geen doen, zeker niet met die hoge temperaturen. Buiten is het al 35 graden. Ik ga voor groen. Een groene zijden blouse. En samen met Diana moet ze daarin natuurlijk later op de dag op de foto. We gaan 25 augustus thuis in de tuin vieren met een barbecue en een klein gezelschap om ons heen.
Bronbeek 2019: 74 jaar na de bevrijding van de jappenkampen voor vrouwen en kinderen. Op hun tiende werden de jongens door de jap als volwassen beschouwd en weggerukt bij hun moeder. De beelden ken ik. Nu nog was er een aparte herdenking van de jongens in de kampen in de Archipel. Zoals broer Wiebe van Ellen. Niet volwassen geworden maar volwassen geschopt. Hij stierf in een inrichting in Haarsteeg bij Den Bosch. Geen aparte herdenking dus langer. Vanaf volgend jaar niet meer. Dan komt de herdenking al helemaal in het teken te staan van moeder en kind tijdens de Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands-Indië. Gelijk het beeld in de grote tuin van Bronbeek. Moeder en geborgenheid. Moeder en veiligheid. Moeder en ook ontreddering. 
Het is deze zondag 25 augustus 2019 drukker dan ooit tevoren op Bronbeek. De organisatie heeft duizend klapstoelen op het gazon klaar gezet en die duizend zijn zo’n beetje allemaal bezet. Mooie zang, als altijd. Een geweldige toespraak ook van de presentator van het tv-programma ‘Andere Tijden’ wiens opa bij het KNIL zat. De spreker vertelt hoe hij zijn opa naar diens verleden vroeg. Handelingen van opa die tegenwoordig al niet meer zo vanzelfsprekend zijn als ze vroeger waren. De derde generatie die informeert naar de geschiedenis, de eerste (wat daarvan nog over is) die alle herinneringen naar boven haalt. Voor de één herinnering, voor de ander geschiedenis. En de tweede generatie die er in veel gevallen nooit over had durven beginnen. Eerste en tweede generatie deden er het zwijgen toe. Je zweeg over de oorlog. Je zweeg over de ontberingen. Je zweeg over het kolonialisme. Je zweeg. Je zweeg over alles. Je verdrong. Maar dat verandert. Er wordt steeds minder gezwegen. Er wordt ook steeds minder verzwegen. Ook niet meer over het slechte visitekaartje dat Nederland na de Tweede Wereldoorlog met de politionele acties afgaf. Wilhelmina werd door veel slippendragers en slaafse Oranjegezinde biografen de hemel in geprezen, maar bleek in feite dom en star. Ongeletterd zowat. Een koningin op klompen. Lees de historicus Gerard Aalders. Hij is niet van de verdoezeling. Wilhelmina had geen enkele notie van de veranderde verhoudingen in de wereld na de oorlog. Ze rebbelde en bazelde als een kip zonder kop vroom christelijk over Indië zonder er zelf ook maar één dag te zijn geweest. Haar ministers waren geen spat beter. Ieder een dreumes op het wereldtoneel. Dwergen. Uitgelachen kabouters. KVP-minister Joseph Luns van buitenlandse zaken niet uitgezonderd. De blinddoek. En dat verandert in het huidige tijdsgewricht in snel tempo. Er wordt niet meer uitsluitend geloofd in het eigen imperialistische gelijk. Herinnering en geschiedenis, ze vinden elkaar over een generatie heen.
Opa en oma – kleinkind. Ze waren er op Bronbeek in 2019 in groten getale, de kleinkinderen. Een stapje verder. Ook de kleinzoon van zes van Diana begint steeds meer te vragen. Over Afghanistan. Over het land waar zijn baba geboren is. Het land waar oma met twee kinderen uit wegvluchtte, kinderen in de leeftijd van haar kleinzoon nu. De deur ging achter hun dicht en er viel weinig tot niets mee te nemen. Bijna geen foto’s van vroeger. Bijna niet. Net als Ellen. Nauwelijks tastbare herinneringen aan de geschiedenis. Hun geschiedenis. De herinnering in het hoofd. Met lege handen aan de poort van Nederland. Zoals ook Ellen met bijna niets met Holland kennismaakte destijds.
Op Bronbeek klonk weer het Wilhelmus. Onderwijl, zo triest om dat te zien, vielen enkele bezoekers flauw van de tropische omstandigheden. Flesjes water kwamen te laat. Een ambulance kwam stapvoets het gazon op rijden. Het contrasteerde. En ook weer niet. Op Bronbeek ging andermaal een heel bijzondere driekleur in top. Een vlag van meer dan driekwart eeuw oud. De vlag was in drie banen geknipt en diep weggestopt geweest in een barak van één van de jappenkampen voor vrouwen en meisjes. Ambarawa 6 misschien? Net als dat schort? En…?  
In de namiddag van zondag 25 augustus genieten we in de achtertuin van de stilte om ons heen. Het doet Diana aan Afghanistan denken. Het Afghanistan van vóór de Mudjahedien. Het Afghanistan van vóór de Taliban. De tuin van het ouderlijk huis in Afghanistan met dat grote grasveld, met aan één kant allemaal uitbundig rood bloeiende tuinplanten, met die vijver en dat gastenverblijf met meerdere kamers. De onbezorgde jeugd in een milieu van apothekers. Ineens werd alles anders. Ineens vervaagde het geluk. Ze verloor niet alleen haar vader maar ook voor een hele tijd het geloof in een betere wereld. Ze vertelt van haar overbuurman die door een granaatinslag getroffen werd. Uiteengereten, die buurman. Delen van zijn lichaam kwamen bij Diana op het balkon terecht. In bloed gedrenkt onrecht en verdriet. Niemand die het balkon voor Diana opruimde, dat moest ze zelf doen. Traumatisch.
Even eerder had ze buurman Charles een foto van haar ouders laten zien. Die had ze nog wel kunnen meenemen op haar ongewisse vlucht naar Europa. Een foto ook van vorige week van haar kleinzoon die met zijn baba en diens aanstaande bruid op vakantie/ familiebezoek was in Bosnië. Je ziet op de achtergrond in Mostar nog enkele huizen die door de Balkanoorlog van de oorlogshitsers Milosevic en Karazic in geraamtes werden veranderd en er nog net zo bijstonden. 
Ach, het geborduurde schort uit Ambarawa. Kerst 1943 op Java. Met wel een schort maar geen eten. Het fotoboek met alle verschrikkingen in de jappenkampen. De lange rij onschuldigen op de gedenkborden van Bronbeek die de Japanse bezetting niét overleefden. De bombardementen op Afghanistan, de ledematen van de overbuurman, het uiteengeslagen Joegoslavië en de huizenskeletten van Mostar – niets vergeleken natuurlijk, werkelijk niets, vergeleken goddomme bij het leed dat de Denen Donald Trump met Groenland aandeden. De brutaliteit een verwend kind de aankoop van Groenland te weigeren. De kras over de ziel van die lul van Trump. 
‘Niet aanraken Trump! Blijf er met je gore inhalige narcistische vingers vanaf Trump, verwend welvaartskind!’ Ik hoor het de Indisch man van Bronbeek vol walging zeggen met zijn ijle stemgeluid.
****
Stichting Japanse Vrouwenkampen,
Ik begin ermee U andermaal te complimenteren met de herdenkingsbijeenkomst van afgelopen zondag 25 augustus op Bronbeek. Dank.
Ik vertegenwoordigde er mijn vrouw Ellen Carbo-Palstra, overlevende van kamp Ambarawa. Ik doe dit alweer enkele jaren. Voorheen gingen we altijd samen naar Bronbeek.
Mijn vrouw is van 1942, geboren te Bandoeng, jongste dochter van twee zendelingen in Nederlands-Indië namens het Leger des Heils. Zij krijgt jaarlijks van U een speciale invitatie.
In 2010 werd Ellen getroffen door parkinson. Niet veel later werd bovendien het aan parkinson gelieerde syndroom van Lewy Body gediagnostiseerd.
De ceremonie van afgelopen zondag bracht mij tot twee punten die ik graag aan U voorleg.
1. Was het, net als vorig jaar, en ook al vaker eerder, met 32 graden niet veel en veel te warm voor een herdenking van dik een uur op een open gazon indachtig de leeftijd van veel bezoekers? Zou daar niet iets op gevonden moeten worden? Eerder in de ochtend beginnen bijvoorbeeld? Of ’s avonds? Of binnen, in een zaal die ruimhartig is voorzien van airco? Het was een pijnlijk gezicht om iemand onder het Wilhelmus gestrekt in het gras te zien gaan die even later per ambulance naar het ziekenhuis werd afgevoerd. Enkele anderen zag ik vroegtijdig vertrekken. De oorzaak was duidelijk: de tropische omstandigheden zonder enige bescherming van bomengebladerte of iets dergelijks.
2. Is het nou zó belangrijk om als eerste(n) instituties c.q. een minister of staatssecretaris een krans te laten leggen? Dat is toch allang niet meer van deze tijd? Waarom begint U vanaf volgend jaar niet met de mensen voor wie zo’n kranslegging de meeste betekenis heeft en die zulks ook het meest verdienen? Ik doel natuurlijk op de mensen die de gruwelijke kampen hebben overleefd en op hun nageslacht. De eerste, tweede en derde generatie Indische Nederlanders voor wie Indië als een rode draad door hun leven loopt. Uw bezoekers komen niet voor een minister, staatssecretaris en burgemeester. Voor deze personen is de kranslegging ook vaak niet meer dan een formaliteit. Ze staan thuis voor de spiegel en roepen wellicht: ‘Daar gaat weer een vrije zondag.’ Hoe anders wordt dit door overlevenden en hun familie beleefd! Daar komt bij dat het koningshuis en de kabinetten van destijds niet bepaald een fraai visitekaartje aangaande Nederlands-Indië afgaven. De ten onrechte bejubelde Wilhelmina voorop. Lees hieromtrent maar de biografen die onafhankelijk bleven van de Oranjes, Aalders bijvoorbeeld, en die geen zoete broodjes bakten. 
Bezoeker Johan Carbo. 
 

‘Ellen die de zwartkijkers voor lul laat staan’

Lieve Johan en Ellen,
Je schreef het al eens weken geleden, het mailtje over Scheveningen met Ellens vraag of jij weg was. Ik mag hopen dat het sprongetje dat je hart geheel terecht maakte nog steeds niet is geland. Het maakt misschien geen wereld van verschil, maar het geeft wel aan dat Ellen om de dooie dood niet steeds afwezig is en met die onbekende tussenpozen steeds weer alle zwartkijkers voor lul laat staan. Dat is hartverwarmend – al weer dat hart – en al maakt het jullie tegenwoordige leven niet meteen  gemakkelijker, het lijkt me wel van wezenlijk belang voor jouw houding jegens je dierbare geliefde. Hoort thuis in het rijtje van ‘Jopie wast wel’ die van formulering nog net even mooier en pittiger is!
Dat Trudy meteen het mailtje naar jou op het strand van Scheveningen stuurde is natuurlijk ook fantastisch en geeft aan wat een goede mensen zich om Ellen bekommeren.
Ik neem aan dat Diana inmiddels terug is van haar vakantie. Hoop dat die haar goed heeft gedaan en dat haar evenwichtsstoornissen – waarvoor ze mijns inziens nog veel te jong is! – nu echt verdwenen zijn. Die vervloekte Talibaan en überhaupt die vreselijke geschiedenis van het arme land Afghanistan die maakt dat zulke idiote bewegingen nog een poot aan de grond krijgen ook na alle inmenging van Britten, Amerikanen en niet te vergeten de Sovjetrussen die er wel voor rechtvaardigheid zouden zorgen. Gek genoeg wees net vanmorgen een aardige dorpsgenoot, gepensioneerd leraar Frans en filosofie, mij op een uit het Engels vertaald boek van een mij onbekende Bannel: ‘L’homme de Kaboul’, dat hij erg goed vond. Ik wil het thuis in het Engels bestellen en houd je wel op de hoogte.
We zitten dus nog in Homs, weliswaar niet dankzij jouw advies ons hier nog maar even te verpozen in plaats van naar Rutte-land terug te keren, maar geheel op eigen initiatief. Er is genoeg te doen, ook nu onze laatste gasten zijn vertrokken. We vertrekken bij goed weer komende zondag naar de Alpen om daar nog te wandelen en zijn dan volgens plan op 2 september thuis. Het dorpsleven is nu een niet onbelangrijk deel van ons bestaan hier en ik moet zeggen dat het een aangenaam deel is. Aardige mensen, van wie de meesten wat te vertellen hebben of een deel van de maatschappij vertegenwoordigen waar ik in de Utrechtsedwarsstraat niet tegenaan loop. Ik had negen jaar geleden, toen Marcs broer stierf en het huis ons eigendom werd, niet gedacht dat ik nog eens vrij gemakkelijk in het Frans zou kunnen communiceren en daarmee een actief dorpsgenoot zou worden.En dan te bedenken dat ik met een 5 voor Frans mijn eindexamen haalde en nooit en te immer die vervloekte werkwoorden heb leren beheersen. Jij wel? Toch legde dat oude schoolsysteem kennelijk een aardige basis. De kinderen leren hier tegenwoordig vanaf hun achtste ook Engels, maar het duurt nog even voor de vruchten daarvan ook voor ons te plukken zijn. Een leuk joch van 10, kleinzoon van de leraar electricité, kwam bij ons langs en hoorde van Marc dat ik nog aan ‘le jogging’ was, keerde terug naar opa en vertelde hem dat ik bij de ‘shopping’ was. Opa stomverbaasd want er is hier in de wijde omtrek slecht één klein épicerietje. Kleine dingen die ik erg leuk vind. Niet alleen die taal-misverstanden maar ook die kinderen die hier vrijuit rond lopen en die gekke ouwe buitenlanders wel leuk vinden.
Donald Trump komen we slechts op de Franse radio tegen en af en toe op internetnieuwsberichten van NOS, BBC of FAZ. Ik heb geloof ik nog nooit zo slecht het nieuws gevolgd en heb tegelijk het idee dat ik de akelige ontwikkelingen in grote lijnen helaas heel goed voor me zie. Over een paar dagen komt onze Britse dorpsgenote terug van een maand in haar vaderland, ze is faliekant anti Boris J. en zal wel vol verhalen zitten over haar conservatieve familie.
Ondertussen  schuren en lakken wij de luiken, wroeten in de stenige tuin, boenen de vloeren – dat doet Marc, want de kop naar beneden bekomt mij slecht – maken af en toe een tekening, lezen, verwaarlozen het thuisfront enigszins en iedere ochtend de rituele shopping oftewel jogging. Soms naar het piepkleine ‘privéplekje’ aan de oever van de Dourbie dat door  verrassend weinig mensen is ontdekt en waar je echt even aan het bestaan van een klein paradijsje denkt. Na afloop een pilsje drinken bij de slome Maurice die geen genoegen neemt met zijn klamme handje in de mijne maar staat op het rituele zweterige zoenen – donner des bises – terwijl zijn fantastische Roemeense vrouw de tent draaiende houdt. Ja, de migratie waar naar mijn schatting slechts een heel klein deel van de rijke wereld het grote belang van weet in te zien. Prachtig verhaal uit Scheveningen van jou over dat gemengde Nederlands-Marokkaanse gezin! Voor de deelstaatverkiezingen in het oosten van Duitsland houd ik trouwens mijn hart vast – je snapt de samenhang van deze mededelingen.
Van een vriendin in A’dam met Indische achtergrond hoorde ik van een lange documentaire, Sultan Agoeng, in bioscoop Rialto vol met Indonesiërs en Indische mensen, wat me helaas niets zei. Heb jij erover gehoord? Ik neem aan dat jullie naar de 15 augustus bijeenkomst zijn geweest of zou dat nu te zwaar zijn voor Ellen?
Johan, het is hier in ons gehucht al nacht, ik ga naar bed om fris te zijn voor een dinsdag regendag!
Ik hoop dat er geen nare ontwikkelingen zijn, noch medische noch bureaucratische, en dat jouw veerkracht het niet begeeft, we zien elkaar weer in september en praten dan zeker verder.
Alle goeds gewenst met veel groeten en liefs voor jullie beiden, ook van Marc,
Jeannette
****
Lieve Jeannette, beste Marc.
Bedankt voor de mooie beeldende bijpraatmail uit het even als hier van fikse plensbuien doordrenkte en verzadigde Zuid-Frankrijk. Een welkome mail van jullie waarmee ik deze dag begon. Ook wij verzopen de afgelopen anderhalve week. De zomer keert terug. Alle regen heeft er op de Veluwe voor gezorgd dat de hei weer volop paars in bloei staat. Die hei trekt momenteel veel bekijks. Die bloeiende hei levert schitterende plaatjes op. De plensbuien van afgelopen weekend heb ik maar aangegrepen om hier de vloer weer ‘ns in de was te zetten. De bups glom als een spiegel. Jullie hoor ik ook over huisvlijt. Over lakken, schuren, boenen en wroeten. Mooie mail las ik zo-even. Ik was alweer vroeg uit de veren. Rond half zes. Het vaste ritme. Als een pendule. Ja, ook hier is het harde wereldnieuws inmiddels vaak heel ver weg en tegelijkertijd ook weer niet. De tv is weinig aan. Eigenlijk nog hooguit voor Het Journaal en een voetbalwedstrijd. Al word je van Feyenoord niet vrolijk. Van Het Journaal evenmin. Meestal vallen we hier in reclameboodschappen als we die tv aandoen. Met een opgewonden stemmetje dat bij de Lidl het pleepapier maar vier euro 99 kost. Op = op. Rennen natuurlijk, rennen geblazen naar de Lidl. Trieste beelden weer van Kabul en een aanslag op een verlovingsfeest van puur onschuldige burgers. Diana schokschouderde toen ik het haar vertelde. Ze hoorde niet anders van haar tante daar. Moedeloosheid. De Taliban heeft vijftien procent van Afghanistan in handen. De officiële regering 55 procent. Wat overblijft is van alles en nog wat. Het verloren moederland. Voor Diana, haar kinderen, haar gehele familie, maar ook voor het vriendelijke Afghaanse hoogopgeleide echtpaar dat in De Panne het mosselrestaurant Pammier drijft. Hoe belangrijk is en blijft de geboortegrond niet. Zie het ook aan Zulay die beklemtoont dat Colombia meer is dan Medellin en wijlen schuifkoning Pablo Escobar. En de voetballer die werd doodgeschoten omdat hij op een WK zo ongelukkig was in eigen doel te mikken. Heette toevalligerwijs ook Escobar. Ken je dat boek? ‘Eigen doelpunt’, heet het. Over voetbal en de drugsmaffia. Colombia is meer. Meer ook dan de Farc van die mevrouw ergens uit de Achterhoek of Twente die aanzat bij de vredesonderhandelingen met Bogota op Cuba. Hoor Zulay over haar geboortestad Cartagena met al zijn eeuwenoude historie en eeuwenoude beschaving.  
Jullie schetsen een Frans dorps bestaan dat ons heel erg aanspreekt. Het is prachtig om te lezen allemaal. Inderdaad dat kind met ‘Le jogging’. Dat paradijsje helemaal voor jullie alleen en dat pilsje na afloop. Die slome knuffelkastelein. Geen zweterig klam handje maar een volmaakte spontane kameraadschappelijke provincieomhelzing. Dorpser dan dorps. Het is de gereserveerdheid voorbij. Het is de eenvoud die op het platteland vanachter de horizon tevoorschijn komt. Ja toch? Om die reden genoten wij ook zo van ons boshuisje in Drenthe. Het is de ongecompliceerdheid. De overtreffende trap van de tijd aan jezelf hebben. Zo leven wij nu en hier in feite ook. Noodgedwongen weliswaar. Maar het bevalt. Ik moet ineens aan Surinamers denken. Je ziet op straat welke Surinamer vergroeid is met de hectiek van West-Europa en welke altijd in Paramaribo gebleven is. De voetstappen en het tempo. Ik heb me bij een brouwerij als vrijwilliger opgegeven voor het hopplukken. Ergens in september een heel weekend hopplukken in de velden. Naar zulke avonturen ga ik meer op zoek. Er is hier in deze puist van Utrecht genoeg te doen. Het bruist echt van de activiteiten. Ondertussen probeer ik de diensten van de zorgzusters van Ellen weer iets uit te breiden. Als PGB-boekhouder ben ik aan het knobbelen. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: het orkest van Ellen is van onschatbare waarde. Zó zuiver! In geen enkel opzicht voelt het als een inbreuk op onze privacy. 
Je vroeg naar de evenwichtsstoornis bij Diana en zo’n beetje dezelfde klachten als jij. Ik heb Diana er niet meer over gehoord.   
Lezen ja. Ik kreeg van overburen cadeau de dikke pil Nelson Mandela, in gesprek met mijzelf’. Indrukwekkend. En maar weer eens van de plank gehaald: ‘De kunst van het veldspel’. Kochten jullie een paar jaar geleden voor mij. Ik ben ‘t aan het herlezen. Trump, Boris J., die praatjesmaker in Italië van de Lega in zijn zwembroek en Baudet zijn hooguit exponenten van een zorgelijk tijdsgewricht met een weinig rooskleurig toekomstperspectief. Ze zijn beter in campagne voeren dan in politiek bedrijven. Die boreale mafkees bij ons heeft zijn eerste afsplitsing al te pakken. Hebben jullie dat nieuws al meegekregen in Holms? De LPF in zijn hoogste versnelling. IJdelheid der ijdeltuiten. Opmerkelijk dat een paar geïnterviewde partijpaladijnen ook na die quasi intellectuele boreale noordelijke kletskoek volslagen idolaat van Baudet bleven zónder, zoals ze toegaven, ook maar één woord van die dronkenmanspraat als speech begrepen te hebben. Ze kenden geen van die dure woorden die hun studeerkamer Messias gebruikte. Thierry Boreaal had onnavolgbaar gesproken… Dood- en doodeng gedrag natuurlijk, ook van die kwijlende applausmachine.
Inderdaad, het was geweldig dat Ellen tijdens één van die snikhete dagen in juli aan Trudy vroeg waar ik eigenlijk uithing. En even geweldig was het dat de attente Trudy mij dat meteen op het strand van Scheveningen met per sms liet weten. Ik wil niet pathetisch klinken maar zulke momenten onderstrepen de zin van mijn mantelzorgbestaan. Zoals dat ook voor afgelopen donderdag 15 augustus gold. Weer die vraag: ‘Waar ben je?’ Ik moet er maar niet te veel en uitvoerig aan denken dat ze die vraag ook gesteld had kunnen hebben vanuit het bed in het verpleeghuis. En ik dan een paar kilometer bij haar vandaan thuis. Leuke reactie was het inderdaad van die Marokkaanse schone op het strand van Scheveningen, zoals je opmerkt. We hebben niet zo heel veel nodig om happy te zijn. Vrolijk gezelschap, dat wél. Geen gezever. En een goed medicijn voor Ellen is het bijkans dagelijks buiten zijn. Elle dag buitenlucht. Zuurstof! Goeie voeding. Verse groente. Elly die wekelijks kookt. Vitamine en een paracetamol op z’n tijd. Bij die volkstuintjes vlakbij ons halen we niet alleen verse dahlia’s weg maar ook al courgettes. Voor september zitten er weer een paar badplaatsvakantiedagen voor Ellen in de planning. Een aantal pietlutten zet Ellen hiermee voor lul. Zoals ook met haar verbale interventies. Je schreef het al. En terecht. We doen inspiratie op met nieuwe mensen in ons midden. Jonge mensen ook. En ze leggen een belangstelling voor Ellen en haar conditie aan de dag die ons versteld doet staan. ‘Hebben Ellen en Johan nog geluksmomentjes?’ Het was een zekere Renda die dat vroeg aan Trudy. Renda is uit de generatie Leroy, Abdullah, Erna, Annelies. Ze moeten allemaal nog dertig worden. Maar zó sociaal intelligent! Renda is de nieuwe kapster ‘van om de hoek’. Een frêle Hisdoestaanse vol flair met Surinaams bloed die als adoptiebaby van zeven maanden vanuit een voorstad van New Delhi in India naar Nederland kwam. ‘Jazeker’, had Trudy geantwoord, ‘ze hebben nog heel wat geluksmomenten. Daar zorgen ze vooral ook zelf voor, en wij doen de rest.’   
Fijne vakantieapotheose naar de Alpen toegewenst en een goede reis daarna naar Amsterdam. We spreken elkaar in september weer in Mokum, ergens aan de Amsterdamse grachten. Met liefs en een Surinaamse brasa. Ook uiteraard van Ellen.

Opdat wij ook kijken naar de wereld van nú

20190815_103332_HDR_resized

Met Ellen sta ik met gebogen en daarna opgeheven hoofd stil bij wederom de herdenking en viering van 15 en 25 augustus. (En eigenlijk zou dat vanuit het recht op zelfbestuur ook op 17 augustus en 27 december moeten gebeuren). 

Van Ellen voor de mensen die momenteel het dichtst bij haar (en mij) staan. Ze ontvangen een roos. Sinds zeven uur vanochtend bij zonsopgang wappert de vlag weer vanaf het balkon. Straks samen kijken naar de Indië-herdenking vanuit een Den Haag in de stromende regen. Opdat wij nooit vergeten. Ook 74 jaar later niet. Opdat wij ook kijken naar de wereld waarin we nú leven. Opdat wij blijven vechten tegen vreemdelingenhaat. Straks samen kijken naar de Indië-herdenking met ongetwijfeld ook het gezongen Onze Vader. En een kranslegging door drie generaties Indische mensen. Opdat wij nooit vergeten.

Ze werd geboren toen de bommen vielen op Bandoeng, in het huidige Indonesië. Het was 10 maart 1942. Om niet door de bommen en de granaatscherven geraakt te worden, zaten de mensen met een pan omgekeerd op hun hoofd en met ingetrokken schouders onder de tafel. Tezelfdertijd capituleerde het voormalige Nederlands-Indië officieel voor Japan. Een tijd van ongekende wreedheid brak aan. Misschien overtroffen de Japanners de Duitsers in Europa daarin nog wel, in die barbaarse gewetenloosheid. Moeder Beatrice waakte in de jappenkampen als een kloek over het nakomertje Ellen en loodste de baby en peuter manmoedig – nee, vrouwmoedig natuurlijk – door alle verschrikkingen. Beatrice vond troost in het geloof. De Nederlandse vlag had ze ergens in haar barak verstopt. Die vlag, daar ging voor Beatrice een magische kracht vanuit.

Ellen naderhand in het boek ‘Mam kijk nar de sterren’: ‘Weet je dat je ratten eet als je maag doorlopend rammelt van de honger?’ Eten weggooien, griezelen van eten, misprijzende gebaren maken, nooit doen waar Ellen bij is, ze ervaart het als een vijandelijke dolkstoot. Ze was vel over been. Die benen, het waren stokjes. Voortdurend aan de diarree. De racekak. Luizen. Pas op 15 augustus 1945 kwam er een einde aan de oorlog in de Archipel. Er kwam een andere oorlog voor in de plaats. De Bersiap. Soekarno (1901-1970), Mohammed Hatta en Soetan Sjahrir en hun strijd tégen het kolonialisme en het imperialisme en vóór de onafhankelijkheid (baas in eigen land) der Indonesiërs. De jap werd van vijand beschermer van de Europeanen. Chaotische taferelen. Het gistingsproces. Veel bloedvergieten. Opnieuw veel tragedie. Onbeschrijfelijk. En toch een poging. De jap was verslagen. De Tweede Wereld Oorlog was voorbij. Niettemin bleef Ellen met haar moeder om veiligheidsredenen achter bamboevlechtwerk in het kamp van Ambarawa. Er buiten liepen de Europeanen het risico op klaarlichte dag op straat zonder enig mededogen en met een door blinde haat ingegeven fanatisme met een kris onthoofd te worden. Lees het boek ‘De tolk van Java’. Een vuistdikke pageturner. (Op 27 december dit jaar is het zeventig jaar geleden dat Nederland officieel zijn claim op Indië opgaf met de soevereiniteitsoverdracht. Maar Soekarno en Hatta hadden de onafhankelijkheid al veel eerder uitgeroepen: met de Merdeka van 17 augustus 1945. Tussen die datum en 27 december 1949 liggen twee politionele acties).

Gevangenschap en verlatingsangst. Het tekent de eerste zes tot zeven levensjaren van Ellen. De altijd onbarmhartig brandende zon als de ergste vijand in de kampen. Bij het minste of het geringste voor straf een etmaal (en vaak langer nog) moeten staan in de genadeloze verzengende zon zonder enige bescherming. Laat staan zonnebrand en een hoedje. En durfde maar eens door de knikkende knieën te gaan! Dat betekende slaag met een riem. Bebloede geraamtes waar de botten uitstaken en de vliegen en muggen wellustig op af kwamen. Java. Oogverblindend mooi. Maar van 1942 tot zeker 1948 – zeg maar gerust december 1949 – was dat slechts een masker. Achter dat verraderlijke masker gingen een oorlog en een opstand schuil waarin honderdduizenden en nog eens honderdduizenden – nee miljoenen – het leven lieten. De lijken lagen hoog opgestapeld op straat. Onschuldige mensen. Ze crepeerden ook bij de aanleg van de intens gehate Birma-spoorlijn. De haven van Soerabaja veranderd in een slachthuis. Mannen, vrouwen, kinderen – geen enkel mensenleven telde meer. Rechteloosheid. De beschaving oneindig ver voorbij. Opdat wij nooit vergeten. 

Geweld en nog eens geweld. Uiteindelijk de repatriëring. Naar Nederland met de boot. Via Port Said. Daar een vrolijk orkestje en het uitdelen door het Rode Kruis van jaegeronderbroeken en wanten tegen de kou in Nederland. Het onbekende natte en gure Nederland. Indië het moederland, Nederland het vaderland. Naar Holland. Ellen was toen zes. Bijna zeven. De kennismaking in Nederland met water dat ijs werd en waarop je zowaar kon schaatsen. Schaatsen? Friese doorlopers met touwtjes. Veters die zich onmogelijk lieten strikken. Tintelende vingers van de vrieskou. Kastanjes die je kon poffen. Amsterdam en kraampjes langs de grachten. Het Leger des Heils waarin vader en moeder prominente posities innamen. Ook Ellen die nog een poos lang vrolijk halleluja zong bij bijbel-teksten waarvan ze net als zoveel anderen geen snars begreep. Want zo lieflijk was God voor haar en de wereld tot dan niet geweest. Ellen die haar moeder Breatrice al op haar twaalfde verloor. Beatrice, de moedige Beatrice die vermoedelijk in een opstandige bui door de jap ook eens voor een paar dagen was opgesloten achter ijzeren roestspijlen in een hondenhok op een pleintje – de Engelse lady Beatrice eindigde in de psychiatrie. Ellen die zichzelf daarna opvoedde. Nu zou je zeggen dat haar vader een Bekende Nederlander was. Bestond dat begrip toen al? Hij had veel aan zijn hoofd. Een hoge maatschappelijke positie. Twee eigenlijk. Het Leger des Heils en omroepvoorzitter. Een vrouw in een inrichting. En thuis het nakomertje. Ellen jaren later: ‘Als mijn vader ons tweetjes op zaterdag wilde verwennen dan stuurde hij me naar de kruidenier voor een blik nasi. Nasi uit blik en daar een gebakken ei over. Een hele traktatie!’

Indië en de tienerjaren in Amsterdam. Het verhaal dat moést worden opgetekend. En doorverteld. Vooral aan de beide kleindochters. Zeker nadat Ellen januari 2010 van de artsen te horen had gekregen dat ze aan parkinson leed. De toekomst was immers ongewis. Samen tastten we met een gevoelige pen de geschiedenis van Ellen af. En ons huis vulde zich met de geur van trasi. Het verhaal over Nederlands-Indië werd in boekvorm uitgegeven onder de titel ‘Mam, kijk naar de sterren’. De oplage was in een mum van tijd uitverkocht. Ook een tweede druk vond in 2014 zijn weg naar de lezer, toen we erbij stilstonden én vierden dat het zeventig jaar geleden was dat de jap zich inclusief zijn goddelijk gewaande keizer tot in al zijn vezels gedemoraliseerd, vernederd en bijkans deemoedig overgaf. Vandaag, donderdag 15 augustus 2019, ging bij ons al heel vroeg de balkondeur open en even later wapperde de driekleur in herfstige omstandigheden. ‘Mam, kijk naar de sterren’. Dat citaat uit een kindermondje werd opgetekend door een mevrouw die na de oorlog publiceerde in een Britse krant. Het cherubijntje was van Elleke Ellen geworden. 

Ik ken Ellen zo goed dat ik weet dat ze dit jaar op 15 augustus wil stilstaan bij de betekenis die de verzorgenden voor haar, en voor mij, hebben. Ze zijn van onschatbare waarde om ondanks ziekte en verdriet te kunnen blijven leven zoals we metterdaad doen. Nog steeds samen onder één dak. En zonder het gevoel dat we onze privacy kwijt zijn. Zó belangrijk! De prijs voor ziekte is een hoge. Een verschrikkelijk hoge. Materieel en immaterieel. Maar die prijs kunnen we nog steeds betalen. Dankzij Diana, Trudy, Elly, Esmé en Zulay. Maar ook dankzij Wil. Dankzij Charles, en Ceciel. Dankzij Dorothy en Leroy. Dankzij Erik. Dankzij Jan. Vergeet ik nog iemand? Albert natuurlijk. Ja, ik vergeet Cajou in De Panne. Bruno, Chris, Peter, Bianca, Ivan, Danny, Nancy en al die anderen uit de hotelbrigade. Jo in het restaurant van Rolduc in Kerkrade. Zoon Abdullah van Diana die ons samen met zijn aanstaande bruid Erna uit Bosnië heeft uitgenodigd voor hun trouwen later dit jaar in een feeëriek kerkdorp. Afghanistan de eeuwig durende brandhaard. Abdullah vluchtte er uit weg en mee met zijn moeder en zusje. Erna uit Bosnië uit het voormalige Joegoslavië dat door de onbeheersbare Balkan-burgeroorlog geheel en al aan flarden werd geschoten en aan gruzelementen ging. Abdullah en Erna, gave mensen die ook weten wat oorlog is. De betekenis van al deze personen is groot. Ik vergeet er meer. Het is me hopelijk vergeven. Ondertussen regent het weer gestaag en wappert de doorweekte driekleur vanaf het balkon. De vlag die verstopt in de barak in het jappenkamp van Ambarawa op Java voor overlevingsdrang zorgde. Op zondag 25 augustus Bronbeek. Het Wilhelmus klinkt er, net als op de Dam op 4 mei, en net als bij het Indië-monument in Den Haag, anders dan overal elders de rest van het jaar. Opdat wij nooit vergeten. 

Voor ‘Mam, kijk naar de sterren’ richtte oma Ellen zich ín 2010 in het voorwoord rechtstreeks tot de kleindochters. Het begin van haar verhaal ging als volgt:

‘Van een totok, zoals een in Indië geboren kind uit Europese ouders destijds ook wel werd genoemd, voor mijn dierbare kleindochters May en Zanna. Ter gelegenheid van Kerst 2010. Het idee, mijn leven van geboorte tot pakweg mijn achttiende door opa te laten opschrijven, en wel heel speciaal voor jullie tweetjes, dat idee kreeg vaste vorm op 25 augustus 2010 op Bronbeek bij Arnhem. Dat was tijdens de jaarlijkse herdenking van de Japanse vrouwenkampen van Java. Die dag tuurde ik vele minuten lang, net als andere jaren, naar de plattegronden van de ettelijke gevangenenkampen in het voormalige Nederlands-Indië – uiterst nauwkeurige pentekeningen zoals die aan een muur van de ontvangstruimte waren opgehangen. En bij een andere wand liet ik mijn ogen dwalen over de onafzienbare lijst met namen van personen die tussen 1942 en eind 1945 in de kampen gevangen hadden gezeten. Ook die van mij kwam ik tegen. En het deed me veel, ik kan dat niet ontkennen. Ook woensdag 25 augustus 2010 waren we weer met een paar honderd lotgenoten en hun familie op dat grasveld van Bronbeek in saamhorigheid bij elkaar – allemaal met hetzelfde verhaal, en ieder toch weer net even anders. Mijn verhaal wil ik doorgeven. Aan mijn beide kleindochters van 11 en bijna 9 in wie ik zoveel terugzie van mezelf op die leeftijd. De bevestiging dat ik er goed aan doe jullie, May en Zanna, te vertellen van vooral mijn allereerste kinderjaren – die bevestiging kreeg ik de zaterdagavond toen we ze saampjes meenamen naar een musical in Houten. Voor ons uit liepen jullie te darren, muffins te schransen, en sloegen jullie eensgezind een arm over elkaars schouders. ‘Lieverds, kijk naar de sterren’, flitste het door mij heen, en ik geloof dat ik het nog gezegd heb ook. Ik moet het gefluisterd hebben. Ik houd van jullie. Liefs. Oma.’

Aldus Ellen in het voorwoord bij de eerste druk van het boek over haar vroegste jeugd. Prachtige en toepasselijke mail van Trudy vanochtend. Ellen die cadeautjes uitdeelt met steeds weer wat meer praten. Ze betaalt cognitief de continuïteit en stabiliteit in zorg terug en doet ons versteld staan. Ons allemaal. Mooie mail vanochtend ook van Jan in verband met 15 en 25 augustus. ‘Ik ben in gevangenschap geboren en ik ga ook in gevangenschap dood’, zei Ellen eens mistroostig in het verpleeghuis. Iets dat voor een trieste glimlach moest doorgaan trok over haar gezicht. Dood in gevangenschap? Nee, dat gaat ze niet. Mede dankzij de mensen die hier boven al werden genoemd. En die op 15 augustus nog maar eens speciaal worden genoemd. Speciaal ja. Ellen zou het zo graag zelf willen zeggen en schrijven. Maar ook hier is mantelzorg voor. Voor Bronbeek heeft ze een speciale uitnodiging. Ze wordt er vertegenwoordigd. net als vorig jaar. En het jaar daarvoor. Door haar mantelzorger. Thuis zal ze gepast Ambarawa gedenken. Haar moeder en Ambarawa. De hereniging met de rest van het gezin na elkaar door de oorlog een paar jaar niet meer te hebben gezien. Haar vader die zich Ellen alleen nog als baby herinnerde en ineens een meisje van zes voor zich zag. Thuis gedenken, samen met Diana. Met spekkoek. Dringt het nog tot haar door? Het antwoord is ja. 

Geloof het of niet, ‘Waar ben je?’, klinkt het van beneden. Ik hoor een diepe gaap. Ze ontwaakt. In vrijheid en geborgenheid ontwaken. Ik stop. Mooier kan ik niet afsluiten. ‘Waar ben je?’

 

 

 

 

                                                                            

Chanel brengt Ellen op de versiertoer

20190812_115215_resized

 

Na een wandeling van dik een uur weer thuis. En op de foto. Maandag 12 augustus. Kijk die ogen. Ze leven. Ze staan uitdrukkingsvol. Een impressie van een expressie die ons doet juichen. Aan die ogen zien we of ze een betere dag heeft of een mindere. De colour rouge. Knalrood T-shirt, zwarte stretch trainingsbroek. Van Nike. Steekt af. Felle kleuren. Ze fleuren. Jammer dat de parfum van Coco Chanel niet dwars door het beeldscherm de neusgaten vertroetelt. Jammer. Niet zo maar parfum. Maar Coco Chanel. Cadeautje van Diana. Noemen ze dat in de parfumwereld niet monstertjes? Ici Paris en Douglas. Pure verwennerij. Ze is zeer enthousiast over de natuurschoon in Beieren en Oostenrijk teruggekeerd van vakantie. Ze zag weer bergen als in Afghanistan. Anders dan die molshopen van Zuid-Limburg. Stoeptegels, noemde ze het ooit eens, die hoogteverschillen bij Vaals. Elke vakantiedag in de Alpen moest ze toch wel even aan Ellen denken. We geloven haar op haar woord. De draad weer opgepakt. Ook met wandelen. Het is warm en droog. Stilte voor de storm met code geel. Er wordt regen verwacht, heel veel regen. Dreun onweer erbij. Mogelijk wat hagel ook. Daar gaat de tuin! De vlinderstruiken worden alvast gekortwiekt. Er is anders geen doorkomen aan naar de voordeur. Nederland leeft van codes naar codes inmiddels. Onderweg zijn de dames even bij de schooltuintjes aan de rand van de voetbalvelden wezen kijken. Ze mochten er van de beheerder dahlia’s plukken. Die staan er in overvloed. De dahlia’s zijn voor de mantelzorger. Ellen oogt ontspannen. De ogen, de ogen zeggen alles en vertellen het verhaal.

In De Panne twee dagen eerder, zaterdag 10 augustus, aan een tafeltje naast het onze een mevrouw van de Belgische grens met Frankrijk. Niet Moeskroen, maar daar vlakbij. Haar vader ook parkinson. En bovendien eveneens Lewy Body. Ze vertelde al een hele tijd geen contact meer met haar vader te hebben. Bij hem had de Lewy Body dementie gezorgd voor veel agressie. Werd ze stapelgek van. Mevrouw, geschatte leeftijd 45, had haar vader al een paar jaar niet meer gezien en ook niet meer gesproken. Ze had er afstand van genomen. Maar beter zo. Tsja. Voor wie? Deed denken aan een meneer in ons vroegere verpleeghuis. Ook parkinson en Lewy Body. De man lanceerde zich dagelijks achter een levensgevaarlijke rollator die met ‘m op de loop ging. Of liever: aan de haal. Veel valpartijen. Bont en blauw. Van een omgekeerd remsysteem hadden ze in ons vroegere verpleeghuis kennelijk nog nooit gehoord. Een lieve man? We moesten maar goed oppassen, adviseerde zijn kleindochter eens in de lift. We moesten maar op onze hoede blijven. Kon die medebewoner niet vrijelijk in de woonkamer bij de messen en vorken van de keukenhoek? We waren door het verpleeghuis niet voor hem gewaarschuwd. Waarom eigenlijk niet? Privacy meneer! De verzorgende schokschouderde erbij. Privacy ging boven veiligheid. Niet uit te leggen natuurlijk, ook niet door het verpleeghuispersoneel, maar de veiligheid was secundair. De wet. Had die man anderen wat aangedaan dan was dat natuurlijk heel vervelend geweest, maar zijn privacy was gewaarborgd gebleven. Tot aan de bloedspatten toe. Privacy gewaarborgd en daar ging het tenslotte om. De wet schreef strenge regels ten aanzien van de privacy voor.

Feliciteerde ondertussen de mevrouw met boze vader vanwege haar verjaardag. Want dat vertelde ze: jarig en haar verjaardag werd gevierd aan de kust met zo te zien de nodige bombarie. En Ellen? Niets van dat agressieve. Ingetogen. Volkomen ingetogen. Gelijkmatig. Hooguit kun je stellen dat Ellen snurkt, wat ze vroeger nooit deed. De sirene van de BB op de eerste maandag van de maand is er niks bij. Ellen snurkt een complete symfonie van Gustav Mahler bij elkaar. Nog even en we hebben de politie aan de deur. Eigenlijk gaat het nog steeds hartstikke goed. Eigen haard. Goud waard. ‘s Nachts alleen een kopje water. Om het snurken geen schade aan de keel te laten aanrichten. Nooit nachtbraken. Ze is de extreme hitte met veertig graden voortreffelijk doorgekomen. Ze is weer klaar voor de viering donderdag 15 augustus van de Japanse capitulatie en het einde van de Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands-Indië. De vlag weer uit. Na 15 augustus volgt 25 augustus op Bronbeek. Waar in de ochtenduren wordt stilgestaan bij alle verschrikkingen, alle leed en alle angst in de jappenkampen en aan de Birma-spoorlijn. Op Bronbeek hebben we de zondvloed meegemaakt, maar ook tropische temperaturen die ons tijdens de ceremonie onder de bomen bracht. Ergens tussen 15 en 25 augustus krijgt het Ellen-kwintet een roos met een speciale tekst in de geest van hoe Ellen het zou hebben opgeschreven als het haar allemaal nog gelukt zou zijn.

Diana, Trudy, Elly, Esmé en Zulay – ze doen hun werk niet alleen maar voor het geld. In tegendeel. Ze getuigen van toewijding. Ze houden van Ellen. Ze laten hun hart spreken. Ze zijn op tijd en praten niet op een kleutertoontje tegen Ellen. Geen infantilisering. Geen betutteling. Werk is voor het kwintet een deel van hun identiteit, net als dat voor ons vroeger gold. Je wás onderwijskracht, je wás journalist. De identiteit. Het is een voordeel met een klein zorgteam te werken. Een dagelijkse in- en uitloop van een heel peloton dames is iets voor de kippen en hun haan van Barneveld maar niet voor de zorg. Je bouwt met springerige passanten geen band op en juist om vertrouwen en vertrouwdheid draait het. ‘Ellen in topvorm. Ze spreekt de woorden uit die we allemaal dagelijks tegen haar zeggen. En dan plots: “Joopje, waar is Joopje?” Wat mooi hè en wat leuk! Het zijn cadeautjes die ze ons geeft. Ik heb onze app-groep gevraagd alvast te kijken naar wie wanneer kan werken met de feestdagen. Kun jij tijdig met het verdere rooster aan de gang.’ Trudy regelt het app-verkeer. Ze is ook van de huisapotheek. ‘Het badschuim raakt op en ook de tandpasta’. Diana is ook pedicure en schoonheidsspecialiste. Elly kookt, elke maandag voor een hele week. De Thaise kippensoep is momenteel in trek. Ook bij de buren. De nieuwe van nummer 10 die momenteel zijn keuken eruit sloopt met veel gebonk en gehamer probeert de pindasoep van Elly uit. 

Ach ja, we spraken als gezegd in De Panne de grensstreekmevrouw van het tafeltje naast ons. En naderhand nog een mevrouw. Ergens anders was dat, aan zee, waar we gezandstraald werden. Mevrouw was Belgische. Net als die andere. Maar deze woonde in Engeland. Met haar Britse man. Op de parkeerplaats stond hun sportwagen. Verstappen zou er jaloers op zijn geweest. Wat een bolide! Alleen al die uitlaat kostte zo te zien een godsvermogen. Er was ook nog zoiets als een klein hondje. Dat vierpotige dingetje moest in elk geval een hondje voorstellen. Nerveus gevalletje aan een rood riempje. Strikjes in wat als oortjes moest worden verondersteld. De echtgenoot was vooral met dat hijgerige speelgoed bezig. Raar gezicht voor een man. Zij was even over voor haar ouders die Belgische. Niet eens zulke oude ouders nog. De één nog goed, de ander niet meer, Alzheimer. Ze woonden nog samen thuis, haar ouders, maar eigenlijk ging dat niet meer. Ze ploeterden zich de dag door. Beetje thuiszorg, maar veel was het niet. Lieve oude ouders waren het. Hadden altijd voor hun kinderen klaar gestaan. Had mevrouw, geschatte leeftijd 55, ook broers en zusters? Zeker wel, een jongere broer. Die woonde zelfs bij zijn ouders in de buurt. Maar ze zagen hem nooit. Broerlief kon niet tegen ziekte. Dus stond hij er met zijn rug naartoe. Wat lastig voor die broer dat hij er niet tegen kon, concludeerden we, en we nipten nog maar eens aan onze inmiddels lauwe koffie. Afgehaakt, die broer. Zou hij kinderen hebben? En zou hij zich nooit eens afvragen hoe het hemzelf later zou kunnen vergaan? Misschien wel net zo. Hoe moet dat later als de zorg helemaal niet meer te betalen is? Langer thuis wonen? Maar hoe? In een zwaar vervuild huis vol ongedierte?

Wat is ons perspectief? Maar later? Wat is later? Over dat toekomstperspectief dat er voor de rijke westerse wereld misschien wel helemaal niet is zei een vriendin uit Velsen later op maandag van 12 augustus 2019: ‘Een jonge collega van mij zit sinds haar vakantie in juni ziek thuis te wachten op een burn-out. Want die is volgens mijn collega in aantocht. Vlak voor de vakantie stierf haar schoonvader onder behoeftige omstandigheden met wie ze jaren geen contact meer had gehad en de vakantie zelf liep enigszins anders dan ze had verwacht. Door een overboeking. Daar kan geen verdronken bootvluchteling tegenop natuurlijk. De dokter kan niets vinden, maar mijn collega is zwanger van een burn-out. Weet ze heel zeker. En ze wacht die burn-out thuis af. Wat ze thuis zoal uitspookt? In de stad op een terras kan ze het verlies van haar schoonvader met wie ze járen geen contact had en die vreselijke overboeking een plekje geven, hopelijk. Dat kwebbelt de kwebbel tenminste.’

Nog geen burn-out maar wel alvast ziek thuis. Als dít geen humor is! Wellicht een idee om dit landelijk in te voeren en er beleid van te maken. Met betaald ziekteverlof om niet ziek te worden. Arm Nederland. Arm België. We leven in de ik-maatschappij, zo kreeg ik bijna twintig jaar geleden al eens letterlijk van een intimus te horen. Ik dacht dat-ie een grapje maakte. De ik-maatschappij? Jazeker, de ik-maatschappij. Het was ieder voor zich en God voor ons allen. En voor God mocht ik de overheid invullen. Of ongeacht welke instantie ook. Eigenlijk was ik toen al gewaarschuwd. Verwacht niets. Leven vanuit de gedachte: wat levert het mij op. En levert het mijzelf niets op, of onvoldoende, dan draai ik me om.

Moest aan die twee Belgische vrouwen van circa 45 en 55 terugdenken toen ik Ellen zag terugkomen in de rolstoel met op haar schoot de dahlia’s van de schooltuintjes. De hele Zonzijde rook naar Chanel. Coco Chanel maakt onweerstaanbaar. ‘Jullie verdienen respect’, merkte onze goeie kennis Carli uit Brabant deze ochtend op. Carli is directeur van een paar zorginstellingen. Respect? Welnee Carli! Het is anders. Heel anders. Maak het klein. En houd het klein. Houd het licht, zou Youp van ’t Hek zeggen. Genieten van het handen schudden op straat in De Panne. Van een babbeltje links en rechts. Het raam van de hotelkamer in De Panne wagenwijd open richting de duinen en het gezicht naar de zon. Hoofd in de kussens. De stilte van de zomerse zaterdagavond in augustus. Een soort eucharistieviering. Laat elkaar niet in de steek. En zeker niet op het moment dat de één de ander het hardst nodig heeft. Doe recht aan het woord liefde. Facebook, getwitter, dure apparatuur – het kan me allemaal gestolen worden. Er is teveel oppervlakkigheid. Ik ben een romanticus. 

‘Ellen wat ruik je lekker.’ ‘Jaaaa.’ Parkinson. Lewy Body. Parkinson én Lewy Body. Moeilijk kunnen praten. Maar nog altijd wel in staat tot een heel kort verleidelijk antwoord met die lang aangehouden metersdiepe erotische a. Ze was even op de versiertoer. Op tafel een boek. ‘De kunst van het veldspel’.