door Johan Carbo
Ooit vertelde de hoofdcommissaris mij vol trots dat zijn zoon Ernst óok journalist wilde worden. Ik weet het nog goed: de politiechef had het glas rode wijn aan het ranke steeltje tussen de vingers geklemd en zijn werkkamer vulde zich met klassieke muziek, met Bach. Zijn zoon zou ‘geen onaardige pen’ hebben en beschikken over ‘veel doorzettingsvermogen’. Niet veel later hielp Ernst Nordholt met veel bravoure mee met het dagelijks vullen van de kolommen van De Telegraaf. Anders dan zijn vader droeg hij niet het uniform maar scheef ie erover, ook nog lang nadat de afschuwelijke ziekte MS hem getroffen had, en de ziekteverschijnselen als wild water tegen zijn zekerheden aanklotsten.
De laatste jaren maak ik Ernst bijna dagelijks mee, omdat mijn echtgenote en nimpf Ellen zich medebewoonster van zorginstelling De Ingelanden mag noemen. Met regelmaat zie ik de voormalige hoofdcommissaris uit zijn auto stappen, en zich met twee plastic tassen van een supermarkt vol schone was door de glazen schuifdeur manoeuvreren, op weg naar zijn zoon op de derde etage van het verpleeghuis. Die zoon had nog een paar kilometer verderop bij zijn gezin kunnen wonen. Het liep alleen even anders. In meerdere van zijn boeiende columns vertelt Ernst bewonderenswaardig openhartig over zijn afknapper. Zoals hij ook heel anekdotisch-herkenbaar, gevat en vaak ronduit hilarisch verhaalt over zijn Kleine Bestaan te midden van het rollatorgilde en rolstoelpeloton.
Zei zijn vader het al niet begin jaren ’80 van de vorige eeuw? Zijn zoon met die ‘niet onaardige pen’ verstaat, zo blijkt, nog altijd de kunst met woorden te aquarelleren als gaat het niet om het toetsenbord maar om de ezel en het linnen doek.
In het grand café in het verpleeghuis kreeg Ernst van de andere borrelende stamgasten meermaals het advies zijn columns te bundelen en als boek uit te geven. ‘Doe het vooral ook voor je zoon en voor je dochter, ze zullen beretrots op je zijn’, zeiden we dan. En we bestelden nog maar eens een rondje. Ernst aarzelde, en dat bleef hij doen, tot voor kort. Gelukkig maar, want het is de facto een feest om zijn belevenissen te lezen. Zijn dagkoersen brengen de buitenwereld met open sluizen naar de binnenwereld van de verpleegzorg.
Het belangrijkste gereedschap van de schrijver Ernst Nordholt is wellicht zijn ironie in combinatie met vlijmschep oog voor detail. Je ziet het gebeuren met al dat gehannes rond die onmogelijke douchekoppen met anti-legionellafilter. Je ziet hem met zijn shampoohoofd naar beneden sodemieteren als de zitting van zijn aan de muur gemonteerde douchestoel plots losraakt en ook acht tegels mee-verruïneert. Een tehuis voor ‘dwaallichten’ volgestouwd met sensoren, verklikkers, detectielussen en alarmknoppen, het wordt op geestige wijze door de auteur op ieders netvlies gebracht. Je ziet als lezer ook de stiekeme vlucht naar de linnenkamer door de verstokte rokers voor wie het halen van een frisse neus buiten te ver rolstoelen is.
En dan weer ineens de diepe ontroering. Het verslagje bijvoorbeeld van de neuropsychologische test welke een verdere achteruitgang niet kan verhullen. Of de almaar knagende heimwee naar zijn kinderen die met een ‘extra’ vader te maken hebben gekregen. Zijn bewondering voor de verzorger Naved, ‘die van de koffie en de pillen’: autodidact, 25 nog maar, Afghaan, model ook, modeontwerper, bokser en liefhebber van alle mogelijke en onmogelijke piercings. En ja, de volkse bewoonster Sjaan met onafscheidelijke houten pollepel die vroeger voor haar hersenbloeding en de nodige tia’s in een slagerij werkte. Hij was met haar naar het winkelcentrum, hij voor een indische magnetronmaaltijd. Terug in De Ingelanden de vraag van Sjaan of ie meeging naar boven. ‘Van zo’n vraag zou ik vroeger vlinders in mijn buik hebben gekregen’.
‘Kroniek van een klein bestaan’ is een aanrader. Niet alleen voor mensen die nu al met een verpleeghuis te maken, ook voor hen die dat nog bespaard is gebleven. Eenmaal lezen blijft lezen. Wie eenmaal aan een column is begonnen verlangt ook naar de volgende, de hoofdcommissaris had het lang geleden goed gezien. Wat? Geen onaardige pen? Een juweel van een penseel!