Ik heb een chicky in het verpleeghuis

Ze vond in fracties van een seconde de voor mij allerbeste frequentie. ‘Johan, ik kom je chicky brengen. Ben je op de kamer?’ Draaide me een kwartslag om en bezag mijn zomers geklede chick in waaierrok, met naaldhakken, met eyeliners, en de gebruikelijke bruine teint van volop buitenlucht en zonuren. Mijn mokkeltje van 70 grinnikte geamuseerd vanuit de rolstoel. Daarachter verzorgster Melissa. ‘Chicky’, wat had dat ouderwets huiselijk en feestelijk geklonken, wat verkortte dat ene woordje even de mentale afstand die ik nog altijd naar het verpleeghuis beleef. Het zijn de kleine ongedwongen hartelijkheden die de doorslag geven. Niets erger dan een bedompte sterfhuissfeer bovenop het dagelijks schurende besef in slow motion weduwnaar te worden. Melissa voelde dat goed aan. Maar ja, rasechte Utrechtse, Ondiep als ik me niet vergis. Melissa had de begroeting natuurlijk niet uit haar schoolboeken. Die lijken er vaak een steile stijl bij de jongens en meisjes studenten in te pompen.

Niet afgeschreven, mijn dementerende maîtresse. Ze doet er nog toe, ik had zoals elke dag een date met mijn eigen vrouw. Aan formeel gedoe, en zeker in combi met het niet nakomen van afspraken, heb ik een broertje dood. Daarover gesproken: neem de arts met wie ik het zorgplan doornam. Heb ik een hekel aan haar? Nee, ik heb zeker geen hekel aan haar. In de parkeergarage zeggen we elkaar altijd heel minzaam gedag. Maar iemand die na tien weken nog steeds niet een afspraak is nagekomen, draagt bij aan het beeld van verpleeghuizen als instellingen waar bewoners en familie veelal nog genadebrood eten. Het wordt ervaren als hovaardij, ook al is het dat niet misschien. Iemand die tot een verpleeghuis is veroordeeld, moet eigenlijk zijn eigen oorspronkelijke huisarts kunnen behouden. Juist bij opname in een zorginstelling, en alle verdriet en verwarring daar omheen, is die door de jaren heen opgebouwde vertrouwensrelatie fundamenteel. Toch maar eens aankaarten.

De werkvloer heeft vaak beter de juiste toonhoogte te pakken dan de hogere verbureaucratiseerde echelons. Ook in ons verpleeginstelling is het de warme oprechte belangstelling die de gezelligheid brengt en voor vertrouwen zorgt. Het moet van binnen uit komen. En een mens mag zich best wel een beetje welkom weten in een verpleeghuis. Woordbreuk is een ongerijmdheid bij het belijden van de zorgcatechisatie dat kwaliteit doorslaggevend is, en dat mantelzorgers een secure behandeling behoeven omdat ze in heel hun persoonlijk lijden voortdurend een massief stenen gebouw op hun maag voelen.

Schrijven is altijd een emotioneel proces, zeg ik Arnold Grunberg na. Geen enkel blog voor eigen website en www.zorgkaartnederland.nl laat mij onberoerd. De dementie van Ellen is voor haar en voor mij een innerlijke verwoesting. Ook mijn brein is er definitief door veranderd. Er is iets in me geklapt, zoals ook actrice Petra Laseur dat beleefde, zoals ze schreef, bij het verlies van haar man, tekstschrijven en dichter Martin Veltman. Mijn omgeving vindt dat ik zo’n verpleeghuisarts moet opbellen en blijven opbellen. Maar dat is niet mijn modus vivendi. Als het moet dan is gefundeerd schrijven mijn vileine wapen. Het is ook slechts een voorbeeld, die arts. Ik houd van mensen voor wie belofte schuld maakt, voor wie het belang van Ellen te allen tijde nauwgezet voorop staat, en die bij mij als mantelzorger de gevoelige snaar weten te raken. Die zijn er gelukkig ook, bij bosjes zelfs. De kwinkslag hoort daarbij. Spouwmuren heeft ons verpleeghuis aan de onverschrokken en consistent hard werkende medewerkers van tevens de vrolijke noot. Die brengen sfeer in een omgeving waar het vrijbuiterleven de bewoners jammerlijk de rug heeft toegekeerd.

Ging vanmiddag met mijn chicky picknicken in onze eigen achtertuin. Even tevoren hoorde ik in het winkelcentrum mijn naam roepen. Verzorgster Kimberley en in de rolstoel een medebewoonster van Ellen die volledig schuilging achter een joekel van een geelbeige strandhoed. ‘Heb ik zo-even voor haar gekocht. Ik dacht, het is zulk mooi weer, ik neem haar voor een boodschapje mee naar het winkelcentrum, wist niet dat die zon zo ongemeen fel brandde’. De bewoonster met hoed, die aan het filmfestival van Cannes deed denken, zat klaar voor een kus. Het werd een vette met een mond zonder tanden. Kimberley schikte de hoed nog maar eens op het grijze bejaarde hoofd. Ontwapend en stoer, die Kim, en geknipt voor de verpleegzorg. Pas geleden nadat ik ’s morgens vroeg van mijn campingbedje op de kamer van Ellen was gekomen: ‘Doe mij een lol en haal eerst even een kam door je haar, je buren zullen anders wel denken’. Het gaf me een opgewekte start van de dag, eindelijk weer eens iemand die recht voor z’n raap zei dat ik voor schut liep.

Zulke verpleeghuismedewerkers zal Hilde de Vocht hebben bedoeld, jonge mensen met idealisme, vakliefde en stiptheid. Dat als uitgangspunt en niet het maar zoveel mogelijk kunnen verdienen. Slagersdochter De Vocht gaf dertig jaar les aan verpleegkundigen in opleiding, in april dit jaar stierf ze 56 jaar oud aan tongkanker. Ze had hart en oog voor de uniciteit van de mens. Zou Elvan haar gekend hebben?

Over deze geëngageerde verpleegkundige in opleiding gesproken, een Turkse uit Luik. Ze beëindigde een praatje vorige week met: ‘Ik ga de nachtdienst weer in, ik zie u komende maandagnacht om 3 uur’. Moest daar vreselijk om lachen. Een buitenstaander zal niet geweten hebben wat hij hoorde. Inderdaad stond ze maandagnacht om drie uur aan het bed. Maar dan wel dat van mijn vrouw, niet aan het mijne, het campingbedje, van waaruit ik toezag hoe Ellen werd verzorgd. Ik babbelde ondertussen nachtelijk met Elvan over de funeste invloed van een blaasontsteking op parkinson.

Toch apart zo’n gesprek met een Turkse uit Luik om drie uur ’s nachts over een blaasontsteking vanaf een campingbed in een verpleeghuis.

Kom er net weer vandaan. Chantal (lakte de nagels van handen en voeten van Ellen) gaf heel lief een prutje avondeten mee. Kunnen Ellen en ik morgen weer mee vooruit. Doet me denken aan coördinerend verzorgende Ron. Die is van de speklapjes en zo. Hij gaf eens twee tamelijk platte schaaltjes overgebleven eten mee. In het ene zwommen drie saucijzen in de jus. Hoe kreeg ik die saucijzen in godsnaam thuis zonder dat mijn auto onder de jus kwam? De routekaart naar huis geraadpleegd. Gekozen voor de weg met de minste bochten. Maar even de verkeersdrempels vergeten. De saucijzen waren overigens voortreffelijk.

Morgen mijn chick weer ophalen. Vooraf een kam door mijn haar. Kan gelukkig nog veel lachen. Maar niet om toezeggingen die na tien weken nog steeds niet zijn nagekomen.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *