We moeten van die hooghartige bestuurdersmentaliteit af

Sprak onlangs een meisje dat stage liep in een verpleeghuis. ‘Weet u’, vertelde het meisje onthutst , en ik vat haar woorden even kort samen – ‘Weet u, ik wilde etensresten in de pedaalemmer gooien en zag daarin tot mijn schrik medicijnen liggen. Ik liep er meteen mee naar één van de vaste verzorgers. Ze waren vergeten een bewoonster op tijd haar pilletjes te geven. Dus daarom maar de afvalbak. Alsof dit de gewoonste zaak van de wereld was. Of dit dan niet moest worden gemeld bij de overdracht? Nee hoor, dat hoefde allemaal niet. Geen haan die hier naar kraaide. Ik was met stomheid geslagen. Of ik maar zo vriendelijk wilde zijn over die pedaalemmer mijn mond te houden tijdens het verdere verloop van mijn stage. Wat doe je dan? Maar ik voel me wel medeplichtig’.

Kan het cynischer? Dat de verpleegzorg in Nederland er bij de meest recente inspectietocht slecht van af kwam, mag niet verbazen. Sterker nog: het zal ook niemand verwonderen. Er is in die wereld van alles mis. Het is ook in niet onbelangrijke mate als samenleving onze eigen schuld. We hebben de zorg vermarkt en dus verkwanseld en zitten nu op de blaren. De zorg ging dezelfde onzalige weg als het onderwijs en het openbaar vervoer. We moesten toch zo nodig?! We hebben met de zorg oliedom een belangrijk onderdeel van onze beschaving opgegeven. We hebben het lot van onze verpleeghuisbewoners toevertrouwd aan rekenmachientjes in zakformaat die vanuit zelfgenoegzame Raden van Bestuur meer het eigen persoonlijke carrièrebelang nastreven dan de verantwoorde goede verzorging van hun verpleeghuisbewoners. Wel de poen opstrijken maar er niet de kwaliteit voor leveren.

Het is me te gemakkelijk om tevens de beschuldigende vinger te wijzen naar het grondpersoneel in de zorg als zou dat voor een deel onvoldoende gekwalificeerd zijn. Ik doe er niet aan mee. Toegegeven: er wordt vaker dan me lief is een beroep gedaan op flexwerkers en uitzendkrachten. Niet goed. De bewoners trekken zich op aan een bekend gezicht. Verpleeghuiszorg verdient continuïteit en stabiliteit. Die is er niet altijd. Maar wiens schuld is dat? Mijn vrouw, met parkinson en dementie, haal ik dagelijks in het verpleeghuis op. Ik weet er blindelings de weg. Vaak blijf ik er ook slapen en breng ik met de dementerenden de nacht door achter het cijferslot. Een doorgewinterde ervaringsdeskundige kortom. Voor teamleider Ron en zijn ‘harem’ heb ik respect. Ik ben ook niet ontevreden. Met de kanttekening dat ze meer tegenspel aan de bestuurders en managers mogen bieden. Ze zijn te dociel. Te weinig assertief. Het mag wel iets minder conformistisch. En houden de verzorgers hun eigen vakliteratuur wel voldoende bij? Ik twijfel. Ik mag de kamer van Ellen ook netter en gezelliger aantreffen. Hoogzomer midden op de dag een pit aan het plafond die brandt, gordijnen logementachtig open gekwakt, een nat washandje op de grond, ergens een rondslingerende theedoek zoals vandaag, een bed slordig opgemaakt alsof de bewoonster er ligt opgebaard – waarom in een zorghotel zulke ongein niet en in het verpleeghuis wel? Een smet en ongemeen fikse irritatiefactor. Mijn kritiek op de verzorgenden heeft in de regel weinig met de bezuinigingen van doen. Het is inflatoire slordigheid. Een aanleg voor ongezelligheid die niet van thuis meegenomen hoeft te worden.

Niettemin een dikke voldoende voor Ron en de andere verzorgenden. De communicatie van boven naar beneden is in onze verpleeginstelling daarentegen om te janken. Ik leg mijn oor te luisteren en heb mijn ogen open. Ik constateer een angstcultuur. Die zou er elders wel eens de oorzaak van kunnen zijn dat een stagiair medicijnen in de afvalbak vond waarvan bewust in de overdracht geen melding was gemaakt. Angst en onzekerheid als uitvloeisel van een systeem waarin dure dames en heren vanaf het pluche ergens ver weg regeren – luitjes die in feite over geen enkele diepgewortelde betrokkenheid met de zorg beschikken. De overval laatst op een deel van de bewoners van ons verpleeghuis die met het valse gelegenheidsargument van kwaliteitsverbetering te horen kregen dat ze op stel en sprong moesten verhuizen is exemplarisch voor onvergeeflijk hooghartig mismanagement. Het legde maar weer eens de flagrant abjecte bestuurdersmentaliteit bloot. Daar moeten we van af. Daar moet het beginnen.

En wie een dergelijke mentaliteit etaleert, brengt een hele organisatie in gevaar. Dat is bij ons zo, en zal elders niet anders zijn. Ook collega-journalist Hugo Borst maakt daar in het AD uit de eerste hand gewag van. Onder het kopje ‘Verzorgers in de verpleeghuizen, sta op! ’, riep ik het ‘werkvolk’ op een vuist te maken tegen bestuurders die voor hun taak niet berekend zijn. Dat die weblog binnen de kortste keren 1300 keer werd aangeklikt, zegt voldoende. Hoe komt het dat leidinggevenden er een handje van hebben toezeggingen niet na te komen, afspraken te vergeten, een cliëntenraad in stand te houden waarvan we nooit iets vernemen en waarvan de notulen niet naar buiten komen? En waar en door wie werd binnen onze verpleeghuisorganisatie besloten op het incontinentiemateriaal te gaan bezuinigen? Niemand van het grondpersoneel die wist waar ie aan toe was en geen enkele mantelzorger die daarover tevoren was ingelicht (laat staan fatsoenlijk geraadpleegd).

De ‘handen aan het bed’ moeten het gevoel hebben dat ze gezien en gehoord worden. Ze moeten zich geen nummer weten. Bestuurders, managers en andere megalomane machtsdenkers die in de zorg niets te zoeken hebben, moeten voorgoed naar huis worden gestuurd. Daarin heeft de overheid als beschermheer van de zwakkeren nog altijd een taak. Eigenlijk zou er ook gesneden moeten worden in al die zorgconglomeraten. Ze zijn uit hun krachten gegroeid. Die gedrochten leiden immers bij de bestuurders louter tot hun eigen papieren werkelijkheid vanuit rendementsdenken. Deplorabele tijdgeest. Praat ik het verdoezelen van vergeetachtigheid met medicijnen goed? Natuurlijk niet. Maar als we goede gezondheidszorg nog steeds als een onmisbare verworvenheid en vanzelfsprekendheid beschouwen , iets waarin de klad is gekomen, dan moet de samenleving ingrijpen. Omdat zachte heelmeesters stinkende wonden maken, zullen alle zorgkoepels beoordeeld moeten worden naar nog verdedigbare omvang en hun bestuurlijke niveau in medemenselijkheid, leiderschap en fatsoen.  

Vernam op de tv dat de meeste verpleeghuizen deugen, maar dat een aantal wegens wanprestatie gesloten dient te worden of onder verscherpt toezicht moet worden geplaatst. Prima! Zet er maar druk op! Hoorde een belanghebbende bazelen dat openbaarmaking van de zwarte lijst beter achterwege kon blijven. Je moet maar durven. In het belang van de bewoners die toch immers geen kant op konden. Hoezo? Welk een kromme redenatie. Een zwarte lijst dwingt de verzakende verpleeghuizen publiekelijk orde op zaken te stellen. Een schandpaal is functioneel. En goede verpleeghuizen zien maar wat graag een zwarte lijst verschijnen. En hoezo moeten we ons niet zo druk maken als de overgrote meerderheid van de verpleeghuizen een voldoende haalt? Ook zo’n belanghebbende wijsneus met wartaal! We hebben er recht op dat alle verpleeghuizen in Nederland naar behoren draaien. Niet één uitgezonderd. Want je zal er maar je oude moeder hebben zitten. Als twee procent van een internationale troepenmacht zich vergrijpt aan inlandse vrouwen en meisjes zoals ooit in Angola dan zeggen we ook niet dat het meevalt omdat 98 procent zich fatsoenlijk volgens de regels gedraagt. Het behoort voor de volle honderd procent goed te zijn. En geen procent minder. Het item op Een Vandaag deze dinsdag 4 juli was maar een slappe vertoning met twee sprekende poppen uit de zorg die hun parochie de hemel in kletsten. Waarom geen kritische verpleeghuisbewoners over de problematiek of een familielid. Even een quote halen zeiden we vroeger op de redactie. Vakken vullen in plaats van doorwrochte journalistiek. Het is maar goed dat de Inspectie en de Patiëntenfederatie er bovenop zitten. Waarvoor dank.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *