Het werd een jaar om werkelijk nooit meer te vergeten. Een journalistiek intens en bewogen jaar als universitair docent aan de Erasmus in Rotterdam. Ons verstand stond stil bij de moord op de politieke komeet en sensatie Pim Fortuyn. We beleefden de ontluisterende val van het kabinet Kok na het vernietigende rapport over de rampspoed in Srebrenica. Het huwelijk van de Argentijnse Maxima met onze bolle kroonprins. Een plechtigheid die vooral in de herinnering blijft door De Traan tijdens de vertolking in de Nieuwe Kerk te Amsterdam van Adiós Nonino, met dank aan bandoneonspeler Carel Kraayenhof. Tussen de bedrijven door Feyenoord dat in eigen Kuip aan de vooravond van Hemelvaartsdag ten koste van Borussia Dortmund de UEFA bokaal won. Die gebeurtenis viel samen met de laatste eer die Fortuyn bewezen werd. Voor het stadshuis van Rotterdam een lange rij wachtenden om het condoleanceregister te tekenen. Aan de overkant de terrassen met de zwijgzaam bier hijsende voetbalsupporters. Er hing een lugubere onrealistische benauwende sfeer op het Weena die ik mijn leven niet meer zal vergeten. Zeker niet toen de avond viel met donkere onheilspellende wolkenpartijen. Rotterdam vierde in shock een voetbalfeestje dat op het verkeerde moment kwam. De volgende dag de rouwdienst aan de Mathenesserweg en onze politieke elite die met samengeknepen billen en angstzweet de oorlogsverklaring van het stemvee buiten door de kerkmuren heen hoorde. In de Puinhopen van Paars (toen net verschenen) waarschuwde Fortuyn al voor de zorg in Nederland die er alleen nog maar rampzaliger en ontluisterender op zou worden.
Het jaar 2002 bracht alles, maar dan ook ronduit alles, het bracht zelfs meer dan wat een universitair docent journalistiek zich voor zijn 22 studenten mocht wensen. Ik combineerde de Erasmus in de avonduren met de Hogeschool voor Journalistiek in Utrecht. Waar ik destijds alle energie vandaan haalde, mag god weten, denk ik achteraf wel eens. Eind 2002 was het vooral Ellen die aan het bestaan van kleine zelfstandige een einde maakte. De financiële basis onder de postdoctorale opleiding journalistiek bij de faculteit Letteren aan de Erasmus was toch al niet zo stevig, en stel je eens voor dat daardoor mijn contract ooit eens zou worden opgezegd. Ze had op de keper beschouwd gelijk. Er werd voor vastigheid gekozen, en die vastigheid bood de academie in Tilburg waar Jeannette Klusman al gauw een van mijn beste collegae werd. Die schreef indertijd voor De Groene Amsterdammer. Ze was een beetje grachtengordel, en ook weer niet. De linkse intelligentsia. Maar niet met gedans om meibomen, dat weer niet. De studenten waren dol op haar, veel collega’s van onder de rivieren daarentegen een stuk minder. Die vreesden haar scherpe tong. Moordwijf die Jeannette. Maatje jarenlang bij een veel omvattend krantenproject. De invoering van het malle rabiate competentiegerichte onderwijs, dat de docent voornamelijk aan de computer bracht in plaats van in het leslokaal, betekende haar vrijwillige vertrek bij het hbo. Mijn (de moderne onderwijswereld relativerende) toespraak bij haar afscheid in een kapel (pantheon bijna) met aan de muur Moeder Maria leverde me naderhand de directionele wanhoopsvraag op van: ‘Waarom moest dit nou?’ Studenten en docenten hadden zich er vrolijk mee vermaakt, Jeannette voorop, de door haar zo verafschuwde onderwijsmanagers van de kroonluchters en de gelambriseerde vensterloze heiligdommen daarentegen niet. Nou en.
Altijd contact met haar blijven houden. Om de zoveel weken eet ik een hapje mee met Jeannette en haar man Marc nabij Carré in Amsterdam. Tilburg heeft mijn periode als universitair docent nooit kunnen doen vergeten, maar leverde Ellen en mij afgezien van Jeannette wel een paar vrienden voor het leven op. Jeannette en Marc kunnen beiden nog op een goede gezondheid rekenen en kennen nog altijd de luxe van gaan en staan waar ze willen. Ze zijn soms voor vier maanden op stap. Jaloersmakend? Jazeker. Maar het is ze van harte gegund. Ook vanuit hun huis in Frankrijk houden ze contact. Ik ben ze er dankbaar voor. Een voor ons doen korte correspondentie vandaag als blog, als voorbeeld ook van hoe hartverwarmend en onmisbaar bij ziekte de onverbrekelijke steun van vrienden wel niet is.
Lieve Johan en Ellen!
Daar ben ik dan weer na (her)lezing van diverse columns van jou op de site gelezen te hebben. Goed gedaan Carbo, blijf ze wakker schudden! Gek genoeg kan ik die over de dure incontinentiemiddelen die maar liever niet te vaak verwisseld moeten worden niet meer terugvinden. Die zal toch niet verwijderd zijn wegens te opstandige toon? ‘Marlene Dietrich’ staat onder 21 juli terwijl ik die echt al eerder gelezen heb. Nou ja, dat is niet de essentie van de zaak. Dat de patiëntenfederatie kritische geluiden (en meer!) laat verschijnen, verbaast natuurlijk niemand. Maar ik mag toch hopen dat ook meerdere officials de websites en de kritische columns lezen en er iets mee doen. Hoe fijn en belangrijk het ook is dat je door velen gelezen wordt en positieve reacties krijgt, het gaat je uiteindelijk toch om het effect in de praktijk. Goed trouwens dat je die ‘grondwerkers’- prachtige kwalificatie – steeds prijst, ook daar waar sommigen er een potje van maken. Wat hartverscheurend, de huilende Ellen bij Albert Heijn en tot haar eigen verbazing eerst oog in oog met haar piano en dan zelfs met een vinger op de toetsen. Wat zou je hopen, dromen en haast bidden en smeken dat ze ineens een Geistesblitz kreeg en wel weer zomaar mooi kon spelen.
Ach Johan, wat heb ik daartegenover te melden uit ons brave dorp, waar een bijtende hond al een happening is? Dat we de finale van het EK op straat achter het plaatselijke café-restaurant in ons buurdorp hebben gezien. Op straat op zo’n zwoele zuidfranse avond omdat het café het record aantal bezoekers van wel dertig man niet aan kon! Wat zijn die Fransen beschaafd – in dit opzicht. Slechts één persoon met een voetbalpruik op, iemand van mijn geslacht met tien jaar erbij, niemand bleu blanc rouge opgetjet, niemand dronken of aan het schreeuwen tegen de Portugezen, de scheids of de grensrechter. Kort voor het einde, toen voor iedereen duidelijk was dat de Fransen hun achterstand nooit meer zouden inhalen, slopen ze langzaam zwijgend weg. Eerst netjes hun twee biertjes betalen. Wijn is uit als drankje, en pastis drink je vooral des ochtends – of nooit, zoals ik. Verder lezen en schilderen , soms bezoek, wandelen, fietsen en verrichten we zuchtend (vanwege de hitte) hoognodige werkzaamheden aan huis en tuin. En natuurlijk verlaten we af en toe het departement. Montpellier voor musée, zee en diner. Lodève voor straattheater (heel aardig, moet ik zeggen). Het brave provinciegat le Vigan voor het festival du Vigan waar we op een bloedhete avond te midden van vrijwel uitsluitend generatiegenoten in de zelfs hete kerk barokmuziek hoorden. Dit samen met onze ooit eens echt levensmoede buurvrouw die haar leven verrassend snel weer aan het oppakken is, ook dankzij alle aardige mensen die zich om haar bekommeren. Verder is het volgen van de actualiteit (internet en radio) helaas ook een vast onderdeel van het dagprogramma, dat begrijp je wel. Nice is echt relatief dichtbij, we kennen er mensen en in München heb ik mijn oudste vriendin zitten die we in april nog opgezocht hadden. Niet dat het gaat om die eigen contacten, maar wel om die lange arm van terreurorganisaties die zich nu dus ook bedienen van de ongevraagd aangeboden diensten van gestoorden. Zo blijft het nieuws geen ver-van-je-bed show. Voor de media ook heerlijk omdat je niets hoeft te analyseren en de hele dag huilverhalen kunt schrijven. Ik heb nog nooit zo weinig oplossing gezien als het laatste jaar. Straks ook nog Trump? Denk niet dat ik nu echt cynisch aan het worden ben, maar dit gaat wel mijn voorstellingsvermogen te boven. En ik krijg de neiging de wereld de wereld te laten en dat vind ik niet goed. Jij hebt weer heel andere zorgen, maar zult wel dagelijks beseffen hoe vreselijk het is om al deze dingen niet meer echt met Ellen te kunnen bespreken. Goddank begrijp ik uit je columns dat veel mensen zich iets aan jullie gelegen laten liggen en dat jij nog steeds met Ellen erop uit trekt. Houd vol, Johan! Wij zijn rond 1 september weer thuis, voordien hebben we nog contact, daarna zien we elkaar weer. Ik neem m’n petje diep voor je af en stuur per glasvezel een ferme omhelzing waar Marc symbolisch in deelt. Dag Johan! Jeannette.
Lieve Jeannette, beste Marc:
Zopas terug van de Belgische zuidkust waar ik (bibberend in korte broek en windjack aan de vloedlijn) nieuwe mantelzorgenergie opdeed. En waar ik ook de voorbereidingen trof voor mijn nieuwe boek dat ik net als de twee vorige in de loop van december wil laten uitkomen. Je krijgt de neiging de wereld de wereld te laten, zo las ik – ik ben de neiging vaak al voorbij. Een weinig journalistieke attitude, geef ik toe. Mijn verhitte relaas over die rabiaat verbureaucratiseerde zuinigheid met incontinentiemateriaal staat zowel op mijn eigen site als die van de patiëntenfederatie. Niet gemuilkorfd dus. Stel je voor, ze zouden wel gek wezen zeg. Ze zijn er nu juist om misstanden aan de kaak te stellen. Hoorde pas geleden van een verpleeghuis waar een druiloor een bewoonster bij tropische temperaturen onder drie dekens had gelegd. Toen onze bevriende collega Taco dat hoorde ontplofte hij zowat met de woorden ‘werd de wachtlijst ze te lang’? Ook ik ben niet cynisch, maar je zou het wél bijna worden, Jeannette. Hoorde van een insider dat het grondpersoneel in de verpleegzorg elke futiliteit en quatsch in de computer moet opslaan. Hoe slecht moet je getafeld hebben om zoiets te verzinnen. Als bewoonster A. zoals altijd tussen de middag braaf haar twee boterhammetjes heeft opgegeten dan moet dat worden gemeld. Aan wie in godsnaam? Dus dan gaat die hopeloze computer weer aan. Waarom niet pas een notitie als mevrouw A. in hongerstaking dreigt te gaan? Die insider zei dat het gevolg van die losgeslagen computerrimram was dat verzorgers dermate door alle prietpraat in beslag werden genomen dat ze essentiële info gemakkelijk over het hoofd zagen. De wereld is gek geworden. Ik zie ons nog bezig in Tilburg met het urenlang op de computer invullen van die afgrijselijke competentieformulieren, daar waar we bij veel studenten aan een paar woorden genoeg hadden. In het verpleeghuis van Ellen zie ik ze ook voortdurend met de computer in de weer. Daar maken sommigen zich met wissewasjes drukker om dan om de bewoners. Die leven echt niet langer met al dat computeren, die hebben meer aan een beetje persoonlijke aandacht en een arm om hun broze schouder. Gelukkig heeft Ellen daar niks mee te maken. Alle dagen van de week is ze de hort op. Nog steeds. Met mij of met anderen. Hier spreekt een verpleeghuismoeë man. Terug uit De Panne hoorde ik dat onze Ellen met haar oud-collega Wil naar de fietsenmaker was geweest om de banden van de rolstoel een beetje te laten oppompen. Wil knoopte er meteen een uitje aan vast. Ellen geniet daarvan. Je staat soms echt perplex. Esmé die met Ellen een Surinaams broodje kipkerrie ergens at. Ellen die knoeide. Esmé die uitriep: ‘Oh jee’. Waarop Ellen: ‘Ach kind, Jopie wast toch wel’. Vorige week had Esmé opnieuw de grootste lol. Gingen ze samen voor nasi, kip, kousenband en worteltjes naar diezelfde toko. Hadden ze het op, zei Esmé: ‘Nou we gaan’. En Ellen: ‘Zozo en waar gaan we nu dan naartoe?’ De ene dag is ze beter dan de andere dag. Er zijn dagen bij dat ze geen woord zegt. Dan is het wel moeilijk ja, maar ik houd vol. ‘Ellen, zullen we een ijsje gaan halen of toch maar liever naar bed?’ Geen enkele reactie. Nog eens gevraagd, en andermaal. Ik hoorde alleen maar het ruisen van de bomen. ‘Nou dan zal ik de verzorging vragen of ze je naar bed willen helpen’. ‘Nee joh!’. Werkt het gehele reactievermogen in slow motion bij parkinson en dementie? Het lukt niet altijd mijn geduld te bewaren. Dan loop ik op mijn tandvlees. Maar als gezegd: ik houd vol. De Olympische Spelen komen er weer aan. Veel verspilling van geld natuurlijk opnieuw. Smijten met dollars en paupers die zich mogen vergapen als ze zich al een bril kunnen permitteren. Megalomane verkwisting. Ook Brazilië nu. Maar voor Ellen en mijzelf komen de Spelen desondanks als geroepen. Er valt veel te kijken. Maken we het thuis gezellig met zijn tweetjes. Ik geef je twee voorbeelden van hoe krankzinnig het trouwens in de topsport toegaat. Eigenlijk alle reden om ook die wereld de wereld te laten, die van de topsport dus.
Een televisieprogramma blikte afgelopen weekend met enkele coryfeeën terug op de Zomerspelen, die van 2000 in Sydney, als ik me niet vergis. Een zwemster en een zwemmer van toen verknalden het voor hun estafetteploeg door een honderdste van een seconde te vroeg van het startblok te komen. Estafetteploeg geen zilver maar gediskwalificeerd. Hoe die twee ‘illusieverknallers’ op dat Olympisch avontuur terugkeken na al die jaren? Ze hadden er een psycholoog aan overgehouden. Ze waren dus in een fractie van een fractie van een seconde te vroeg te water gegaan, kwamen eruit, iedereen wist hoe laat het was, geen medaille maar diskwalificatie, en de rest van de Spelen keurde niemand van de Nederlandse delegatie de twee nog een blik waardig. Ook de chef-de-mission niet. Die was drukker met hossen samen met toen nog Prins Pils. Twee mensen die nog tien dagen door moesten ver van huis en die met de nek werden aangekeken. Afgefakkeld, noemen ze dat. Die oud-zwemster begon er afgelopen weekend in de studio weer bijna om te huilen. Egoïstische egocentrische narcistische wereld – dat beeld riep de uitzending op. Trouwens, een aantal voormalige topsporters gaf het ruiterlijk toe. Bezeten van medailles waren ze. Zoals dat zwemkanon Pieter van den Hoogenband. In de aanloop naar de Spelen moest hij een verstandskies laten trekken. Dan maar uit voorzorg meteen allemaal, zei hij zijn tandarts. En die gehoorzaamde. Van den Hoogenband vertelde ook nog dat hij na die verstandskiezen had lopen piekeren of er nog iets in zijn lichaam zat dat hem van een medaille kon afhouden. Hij meldde zich bij het ziekenhuis. Of ze zijn blindedarm eruit wilden halen. Was er dan iets mis met die blindedarm, wilde het ziekenhuis weten. Nee, er was met die blindedarm niks aan de hand. Maar je kon nooit weten. Uit voorzorg, Jeannette! Om hem heen zag ik andere ex-topsporters knikken. Die begrepen daar alles van. Wie ik niet instemmend zag knikken was die zwemster die te vroeg het water was ingedoken. Die dacht wellicht: ik was met gekken op stap, ik had dat eerder moeten weten, dat had me een psycholoog uitgespaard.
Lieve twee, ik zie jullie in september graag terug maar voor die tijd is er zeker mailcontact. Trump wordt het overigens niet hoor, dat kunnen we de wereld niet aandoen. Straks haal ik Ellen weer op. Al zes jaar, en dat een paar keer per week, neemt de fysiotherapeut Piet haar onder handen. Grenzeloze bewondering voor deze jongen die nog dertig moet worden. Maar hij snapt het. Met dit soort gasten zou je zelfs niet de aanvechting krijgen de wereld de wereld te laten. En al helemaal niet om je maar alvast uit voorzorg aan je blindedarm te laten opereren. Ik vertelde Piet daar van de week over. Hij piepte de longen uit zijn lijf, zo hard moest ie lachen. Gisteren was het voor Ellen een pijnlijke sessie. Spieren moesten worden opgerekt. Ellen huilde dat ze nog niet dood wilde. Hoor het Piet nog zeggen: ‘Maar meisje je gaat nog niet dood, dat is nu juist wat we geen van allen willen’. Las net bij de nieuwsflitsen dat studenten in Texas een wapen mogen meenemen naar de universiteit. Je kunt mijn slotzin al raden.
Zoen, ook van Ellen. Johan.