Youp, ik wil mijn been terug

‘Is die meneer soms niet goed geworden?’
‘Valt wel mee mevrouw, maar deze meneer zit ter hoogte van zijn rechterkuit vast tussen de zitting en de leuning van het klapstoeltje’.
Youp van ‘t Hek kreeg zo-even een ovationeel applaus en een met 1700 bezoekers schoon uitverkocht Carré stroomt in hoog tempo leeg.
Alleen Jan komt niet weg, hij probeert met alle macht zijn been uit het klapstoeltje te krijgen.
‘Ik roep anders de zaalwacht er wel even bij hoor, hoe komt die meneer zo in die benarde positie?’
Raar eigenlijk dat mevrouw het niet met haar verwachtingsvolle blik aan meneer zelf vraagt maar aan mij. Maar ik heb ervaring: bij Ellen praat de goegemeente ook voortdurend over haar hoofd heen. Dat is dus heel normaal.
‘Mevrouw, deze meneer zocht zijn enkelband. Hij is op borgtocht vrij voor een avondje Youp. Hij moet om elf uur terug zijn in het Huis van Bewaring. Tijdens de voorstelling had hij zijn enkelband even afgedaan. Vonden we niet erg. Die knelde namelijk, weinig beenruimte immers in dit gedateerde theater Carré. Ik had meneer geadviseerd ook even te zoeken onder enkele stoelen op de rij vóór ons. Was ie zelf ook al op gekomen. Hij dacht even makkelijk en snel het overstapje te maken, hup even een been lenig over de leuning, jarenlang honkballer geweest, maar richting zeventig weet u, en toen klapte het klapstoeltje dicht en zat hij met zijn kuit klem’.
Och jeetje. Maar als dat het enige was.
‘Inderdaad, mevrouw – bovendien speelt Youp hier morgenavond weer, in het ergste geval kan deze meneer dan nóg een avondje naar Youp’.
Bedacht dat Jan op dit balkon van Carré deze februariavond mogelijk bezig was geschiedenis te schrijven. Wim Kan, Toon Hermans, Youp en dan ook Jan want wie was hem tot dusverre in dit roemruchte theater zó kunstzinnig voorgegaan? Zou er een zaag in de zaal zijn? De brandweer bellen? 
Nog meer bezoekers houden de pas in, behalve Hans, geen Hans meer te zien, Hans die we voor een avondje Youp mee uit hadden genomen. Die zou nu best wel eens al ter hoogte van Abcoude kunnen rijden. Die heeft er natuurlijk geen flauw idee van dat Jan in Carré een zelf verzonnen huisarrest ondergaat. Of erger: hier als apotheose op Youp zijn eigen been amputeert. Prachtig offer overigens.
‘Niet wrikken Jan, da’lijk krijg je nog kramp. Dan zijn we helemaal in de aap gelogeerd’.
‘Maar ik zie hem liggen daar’, kreunt de ongelukkige, ‘maar nou nog los zien te komen uit die stoel, ik zie hem daar glinsteren’.
Hij had zijn sleutelbos zien liggen. Tegen die mevrouw had ‘enkelband’ veel leuker geklonken.
‘Godverdomme, ik kom niet los, en waar is Hans eigenlijk gebleven?’
‘Doe je schoen uit Jan, moet ik je helpen? Met schoen aan kom je helemaal niet meer uit die gleuf’.
‘Ja ik hoor je wel, gleuf?, zeker net bij Youp geweest, ik ben al bezig, en is die mevrouw eindelijk weg?’
‘Voet strekken nu Jan, voet strekken’.
Het rechterbeen schiet los, of hoe zeg je dat precies. Jan op handen en voeten, en zijn rechter nog aan zijn romp, richting zijn sleutels. Kom dan in Carré maar weer eens rechtop! Bewegingsruimte nul. Hij krijgt desondanks weer kleur, en praats. Hij was in kort tijdsbestek nu naar drie cabaretiers geweest. Youp was niet slecht, zeker niet, maar die andere twee vond Jan beter. Is Jan door het hele voorval even de weg kwijt? Wie dat dan wel niet waren? Jan noemt namen, het zegt me niets. Youp zou in een recensie in Het Parool voor zijn doen niet hoog hebben gescoord. Drie sterren slechts hoorde ik Jan geloof ik zeggen. Ging hij nou Youp nog de schuld geven van dat afgeknelde been? Youp hield het licht, vloekte met windkracht tien, schold, spoot de eerste rij onder het speeksel, moest de bezoekers op het schellinkje teleurstellen omdat achter hem de hele avond ook nog eens een wild filmpje van het oude onstuimige hotseflotsende aandachtorgel Patricia P. werd vertoond maar de goedkoopste plaatsen daarop helaas geen zicht hadden, sorry sorry sorry, hij trakteerde weer op schitterende vondsten, maar bovenal: Youp ontroerde en grossierde in diepzinnigheid. Miste onder de voorstelling soms Ellen. Dat blijft. Toen Youp het over zijn latere vrouw had op zijn minikamertje aan het Singel in Amsterdam dwaalden m’n gedachten af naar ons luciferdoosje in Amstelveen. Ellen ja. Maar die had gezelschap van Thea, van Diana en van de bijna jarige Elly die op gebakjes trakteerde waarvan ik rond middernacht met een riek schaamteloos ook dat van Ellen naar binnen zou schrokken. Bij elke hap speelde het schuldgevoel nog meer op. Durfde het eigenlijk niet rechtstreeks op te biechten. Daarom nu maar zo. Maar dat kwam pas later. Zoals ook het weer eens onvergetelijke: ‘Wat zorgen we met z’n allen goed voor je, hè El’. ‘Kun je wel zeggen ja’. Maar dat kwam, als gezegd, pas later.
Hans één en al opwinding na afloop van Carré op straat in Amsterdam. We lopen in een druilerig regentje voorbij de Nederlandse Bank, het Frederiksplein over. Hans voor het eerst naar Youp, voor het eerst in Carré. Overweldigend. ‘Te gekke avond’. Die verdiende hij. Was hij het niet geweest, Hans, die de terugkeer van Ellen vanuit het verpleeghuis naar huis mede mogelijk had gemaakt? Hij maakte van het toilet een douche. Voor hem, Hans, een avond Van ‘t Hek. Met ook Jan. Maar die liet er bijna zijn been achter. ‘Geniaal. Allemaal uit zijn hoofd, twee uur lang. Dat iemand dat kán. Konden jullie de uitgang niet vinden?’
‘Nee, ik kwam niet weg. Zocht mijn enkelband. Die was losgeschoten en er vandoor gegaan naar de rij beneden ons’.
‘Zal je zien Jan dat je door dat malle oponthoud te laat bij de parkeergarage bent en dat je tot morgenochtend niet bij je auto kunt’.

 

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *