Het is alweer enige tijd geleden dat we elkaar gesproken hebben. Hoe gaat het met je? We mailen je in verband met de aankomende live kerstuitzending op de Hogeschool voor Journalistiek. Deze staat in het teken van de verhuizing van FHJ naar de Spoorzone in Tilburg. Het leek ons een leuk idee als oud-collega’s met een ingezonden kerstgroet zouden willen terugblikken op het gebouw aan de Gimbrèrelaan. Wat was leuk/gezellig of juist frustrerend? Misschien zijn er pakkende anekdotes te vertellen. Aan jou wel besteed, dachten we zo. We hopen van harte dat je mee wilt doen. Jan Hein de Gruijter.
****
Schrijf wat als eerste in je opkomt, nam ik me voor. Niet altijd een goeie aanpak maar voor nu hopelijk wel. Het spijt me maar het is niet anders: ik denk met de Tilburgse Gimbrèrelaan allereerst terug aan de fietsenstalling. Mag dat voor deze opdracht, de fietsenstalling? Of valt die er buiten? Die vedomde rot fietsenstalling. Die laatste zin zal wel geschrapt worden, die zal wel worden weggecensureerd, ik laat ‘m staan, toch maar, op goed geluk. We leven toch immers niet meer in de Middeleeuwen? Al zou je dat met al dat oververhitte gedoe rond het 18 geworden arme meisje Amalia haast gaan geloven. Het zal je maar gebeuren dat volwassen mensen zó aanstellerig idioot met je omgaan. Maar ik dwaal af, nu al.Vraag deze 71-jarige Boogschutter naar Fontys Hogeschool Journalistiek aan de Gimbrèrelaan in Tilburg en meteen weer schele hoofdpijn van die klote fietsenstalling vanaf de straat naar het gebouw toe, en dan overdag meteen de ogen van de strenge sergeant-majoor Paul Smeets op je gericht. De fietsenstalling der FGH dus. Die keek me nog met een stalen grijns op het gezicht terug. Die vréselijke dag, ergens in 2008 of 2009, als afgesproken, mijn plan van aanpak voor de redactie van de Surinaamse krant De Ware Tijd per mail met bijlagen ingediend bij eigenaar,directeur,messias, wispelturige redactiegekmaker en wat-ie allemaal nog meer was, Stevie Wonder. Zo noemden we hem onderling, die Chinese Surinamer of Surinaamse Chinees. Zijn achternaam weet ik niet meer precies. Die bestond uit drie onderdelen. Het begon met Jong of Jang en het eindigde, dat weet ik wél zeker, met Fa. Wij van de FHJ hadden met geld uit Brussel een samenwerkingsverband met Suriname gesloten ter verbetering van de journalistieke kwaliteit daar. We gingen immers niet voor minder. Interviews met politici en dergelijke, ze moesten allemaal minder gezagsgetrouw worden, minder van op de hurken, minder public relations, minder sprekende poppen. Weg met dat wollige taalgebruik en het praten met meel in de mond. De artikelen moesten meer op een biefstuk gaan lijken, er moest bloed door de verhalen gaan stromen. De Surinaamse journalist moest zich meer gaan verwonderen en soupeler gaan schrijven. Als een ballerina zeg maar, meer de pen vanuit de heupen.
Ja even geduld nog, ik kom vanzelf bij die verschrikkelijke fietsenstalling aan de Gimbrèrelaan hoor. Een paar van mijn voorstellen eerder door Steve aangenomen. Eigen kweek Meredith Helstone, een zeer intelligente jonge vrouw, was tot hoofdredacteur benoemd en ze mocht van haar baas voorafgaande aan de grote klus stage lopen bij de NRC in toen nog Rotterdam en bij ons van de FHJ. Die memorabele dag als afgesproken Stevie Wonder verbeterpunten doorgemaild naar zijn – door de houtworm aangevreten – hoofdkwartier aan de Malebatrumstraat in het historische centrum van Paramaribo. Wie de boeken van Cynthia McLeod heeft gelezen heeft er een voorstelling van. Het waren 28 verbeterpunten, tot in detail uitgewerkt, maar als ik dát geweten had. Steve zat om verbeterpunten verlegen maar geen 28! ’s Middags Nederlandse tijd mailde hij terug. Dus eigenlijk meteen al nadat hij wakker was geworden en rechtstreeks van de sportschool met zijn enorme blauwe terreinwagen XXL op de krant was neergestreken. Hij hoefde me niet meer, alsof het de voetbaljungle betrof, hij dankte me niet rücksichlos af, want 28 verbeterpunten, onderbouwd, dat wel, natuurlijk onderbouwd, maar 28 verbeterpunten dat durfde tot dusver alleen een krankzinnige hem onder zijn aandacht te brengen. Waar ik de euvele moed vandaag haalde om heel Paramaribo te willen verbouwen! Hij zag af van verdere samenwerking. Naast me in het gebouw van de FHJ in een kamer met als nummer 51, 52, of ergens in die koers, ik deelde die kamer met twee collega’s die er een ongelofelijke zwijnenstal van maakten, naast me stond Meredith te trillen als een espenblad. Ze mocht in Nederland blijven. Ze mocht haar stage bij NRC en FHJ afmaken. De Here Jezus van de Malebatrumstraat had op dat punt de hand over het gevoelige hart gestreken. Maar! Die kerel met zijn 28 verbeterpunten, ik dus, kon – bericht van meneer Fa, het was niet moeilijk te ontcijferen – het mentorschap op de redactie van zijn krant op zijn buik schrijven. Aan de vele tikfouten, spelfouten en onnavolgbaar meanderende zinsconstructies kon je aflezen dat Steve aan de Malebatrumstraat in Paramaribo tot waanzin was gedreven. En met zijn haar nog nat van de douche op de sportschool zo’n beetje al het serviesgoed tegen de muur had gesmeten. Zou hij de ventilator van het plafond hebben gerukt? Zou hij zijn geliefde palmboom in de tuin hoogst persoonlijk hebben omgehakt? De koffie moet van de muren zijn gedropen. Hij runde ook een houtzagerij op één van de vroegere plantages, Stevie Wonder, en daar was hij veel liever, daar op die houtzagerij tussen de boomstammen en het zaagsel, dan onder die almaar zoemende en doodirritante plafondventilor in de bruingetinte directiekamer van de krant die hij in zijn maag gesplitst kreeg bij de dood van zijn vader, mede oprichter van De Ware Tijd. Zijn broer, later minister, was beter af geweest, die erfde de garage en de showroom met de mooiste en duurste automobielen, om de hoek van de krant. En dan was er geloof ik ook een zus en die… De broodjeszaak naast de showroom, meen ik me te herinneren. Nou ja, wat doet dat ertoe.
We naderen zoetjesaan de fietsenstalling. De schriftelijke woedeaanval van Steve bereikte Tilburg nét toen we op het punt stonden aan een les voor de commerciële tak CCM (derde geldstroom) te beginnen in de tv-studio. Voor een paar uur ging de knop om. Bij mij althans. Voor zoveel mogelijk. Even geen Steve. Maar niet voor de nieuwe hoofdredacteur van De Ware Tijd die er, gezeten op de eerste rij, bijzat alsof ze haar laatste oortje had versnoept. Die arme Meredith. Haar schoonheid verbleekte daar tussen de camera’s en alom aanwezige bedrading van de studio. Ze dreigde elk moment te kapseizen en in huilen te gaan uitbarsten. Na die avondcursus voor CCM wij beiden de auto in om Meredith naar haar familie, een zus en een zwager die Harold heette, in Diemen af te leveren. En toen gebeurde het. De voor een paar uur vergeten Stevie Wonder kwam weer boven drijven. Meredith begon op de passagierstoel haar veiligheidsgordel om te gespen en wilde niet naar Diemen maar, daar niet ver vandaan, naar Schiphol. Ze wilde zo snel mogelijk naar haar drie kinderen uit een concubine met een bekende advocaat uit Paramaribo. Een cd op in de auto. Knetterhard. Bob Dylan. Like a rolling stone. Naar Schiphol? Nu? Maar je koffers dan Meredith? Je spullen staan in Diemen. Nee Schiphol. En het was van: Jij ook met je 28 verbeterpunten, Nederland weet het altijd beter. Waarom 28 verbeterpunten en niet veertien? Nou ja Meredith, ik kwam tot 28, je was het ermee eens. Maar Johan, dat overziet een houthandelaar als Steve toch niet! Dat overziet hij niet? Nee, hij heeft geen verstand van kranten. Dat zeg je nu, Meredith! Ze wilde naar huis terug, enkele reis Zanderij, Jopie Pengel Airport. Ze werd ook geen hoofdredacteur meer, ze zou wel zien. Ineens was ik de kolonisator die Suriname als een klein kind behandelde. En ik had nog wel zó mijn best gedaan. Uren en uren me thuis aan mijn bureau met de redactie van haar krant in de tropen beziggehouden. En de ene verandering haalde de volgende uit, dat begreep ze zelf toch hopelijk ook wel? De krant was vaak veel te laat om nog de abonnees in het binnenland te bereiken. Stonden de bosjesmannen op hun krant te wachten en kwam die niet. Kwam Steve op Zorg en Hoop met zijn kranten aanzetten en was het vliegtuig al weg naar het oerwoud. Het productieproces moest scherper. Redacteuren die achter hun computer voortdurend bezig waren wortel te schieten moesten een stroomstoot krijgen. Het schemerde en achter ons verlieten studenten en cursisten en andere studiehoofden het gebouw van de FHJ aan de Gimbrèrelaan. Razend was ik op Steve en toch ook wel een beetje op Meredith die me liet zakken als een baksteen, die naar Schiphol wilde, die over haar kinderen begon en die … Weet ik veel. De Skoda met veel gekraak in zijn achteruit en weg van de FHJ die in mijn ogen ook al niet deugde. Niks deugde meer. En Bob Dylan maar over die rolling stone blèren. Het moet allemaal zo onbesuisd zijn gegaan dat ik met Meredith naast me pardoes die fietsenstalling van de Hogeschool voor Journalistiek inreed. Dacht ik op dat moment ook aan Bouterse? Aan Brunswijk en Langatabbetje? Aan Steve natuurlijk in zijn nette streepjesoverhemd met korte mouwen met een knoopje en die eeuwige witte al dan niet geparfumeerde wegwerpdoekjes tegen het zweten. Ik weet het allemaal niet meer. Ik had zelf hoofdredacteur van De Ware Tijd kunnen worden. Ik had alleen maar ja hoeven zeggen. Maar ik gunde het Meredith. Ik had de zak gekregen omdat 28 verbeterpunten er 27 teveel waren.
Trouwens, over kolonisator gesproken, ik vond dat de ‘NRC van Suriname’ een Surinaamse hoofdredacteur verdiende en geen Nederlandse. Die fietsenstalling gaf niet echt mee. Dus de auto in zijn één en weg, naar de Efteling toe, naar Waalwijk, naar Gorinchem, naar Vianen en zo verder naar… Diemen of Schiphol Meredith? Zeg het maar! Geen enkel idee dat de Skoda van achteren in elkaar zat. Geen enkel idee dat ik nog maar een halve auto overhad na dat gezeik met Stevie Wonder. Geen besef. Dat kwam later. Ook bij Meredith. Die wist ook van haar gezond niet meer af. Die had op de parkeerplaats alleen wel een paar studenten en cursisten beduusd zien kijken. Maar ja Johan, jij had Bob Dylan ook zo oorverdovend hard aan staan. Meredith, ik kan van jullie niet op aan. Ze draaide bij. Het lag allemaal aan Steve. Ze zou hem het mes op de keel zetten. Toe maar! Hoeveel literflessen Parbo bier moest ze daar eerst voor wegdrinken? Maar Meredith dronk uit overtuiging, haar geloof, geen druppel alcohol. Ze zou Steve een voorwaarde stellen: ze zou het hoofdredacteurschap alleen aanvaarden als Steve met mij en de FHJ in zee bleef gaan. Anders niet. Nooit aan de militaire roostermaker Paul Smeets het verhaal van die beschadigde fietsenstalling opgebiecht. Ik dacht: dat komt wel als de FHJ daar weggaat en in het spoorgebied gaat wonen. Dan vragen ze me om een stukkie. Nu dus. Het goeie moment afwachten, heet zoiets. Ja toch? Er zijn verder geen ongelukken gebeurd. De studenten bij de fietsenstaling bleven ongedeerd en haalden met vlag en wimpel hun papiertje. De deelnemers van CCM bleven braaf hun cursusgeld betalen. Meredith maakte haar stage af en Steve liet me naderhand nog een paar keer naar de Malebatrumstraat overkomen voor workshops van een week tot twaalf dagen. Hij correspondeerde via een oud-strafpleiter op hoge leeftijd in een racewagen die beweerde onder het rode bauxietstof van Moengo in een klein kwartier van Paramaribo naar Frans-Guyana te sjezen. Hem, Steve, zag ik nooit meer. Zijn vrouw kon niet tegen de tropische warmte van Suriname en verkoos de ijsschots in haar geboorteland Canada. Steve zat er ook vaak met een vishengel naast een wak.
De contacten met De Ware Tijd bleven. En er was eens een studiedag op het voormalige gevangenenkamp van Nieuw-Amsterdam (cultureel erfgoed van de bovenste plank). Daar werd de FHJ inclusief de fietsenstalling letterlijk en figuurlijk in het zonnetje gezet. Het openluchtmuseum Fort Nieuw-Amsterdam in de Commewijne met zijn vroegere plantages, een plek met een zure griezelgeschiedenis van slavernij, gevangenschap en zo meer. Inmiddels een conferentieoord voorbij de kanonnen van de WIC. Waar we met de hele redactie in een aftandse Chinese bus op een zwoele zaterdag naartoe reden, veel te laat trouwens, maar slechts weinigen waren op tijd. Waar de studiedag (tot 17.00 uur in het programma) om half één ’s middags al was afgelopen omdat de nasi en bami met gloeiend hete kip werd binnengebracht. Nooit heb ik ook zoveel mensen tegelijk naar hun doggybag zien grijpen. Ze hadden zich hier al op geprepareerd. Waar de redactie vervolgens moest uitbuiken op de veranda. Waar van de overkant van de weg uit een Chinees dorpswinkeltje de pils in veelvoud werd aangesleept. Waar de lachsalvo’s steeds luider werden. En welke studiedag eindigde met een redactie waarvan het merendeel van de mannen niet meer op zijn benen kon staan. Ze gingen bij wijze van spreken per brancard die aftandse Chinese bus weer in. Zodra die bus startte verdween de hele Commewijne in een wolk van uitlaatgas. Bij terugkeer in de Malebatrumstraat kwam de zoetjesaan honderdjarige portier – baret op zijn hoofd als altijd – aansnellen met witte plastic terrasstoelen. Die werden aan de stoeprand op een rij gezet en gevuld met die redacteuren, het crème-de-la-crème van journalistiek-Paramaribo, die er het meest aan toe waren om door hun vrouw of maîtresse te worden opgehaald. Het was net een taxistandplaats. De volgende dag ’s ochtends was een lesdag maar de redactiezaal uitgestorven. De dames en heren zongen overal en nergens in de kerk. Er had meer ingezeten, in Suriname. Je wilde je aanpassen aan hun leefstijl maar uiteindelijk lukte dat toch niet. Niet veel later kwam de parkinson het leven van mijn onvervangbare vrouw en muze Ellen (en dat van mij) binnengeslopen. Het leerde relativeren. Het besef meer en meer dat het Ellen was die me leerde wat belangrijk in het leven is, en wat niet, of minder. Tsja, 28 verbeterpunten, waarom die ambitie? Ook bevlogenheid dient zijn grenzen te kennen. Een verstandige docent legt zijn verbeterpunten rustiger op het altaar, heel sacraal. Gelukkig beheersten we al het kunstje van gezonde zelfspot. Maar toch. Een mantelzorger die zijn werk mist. Die Suriname vooral ook mist. Het mooiste land waar deze docent ooit is geweest, veruit het mooiste land, dankzij de FHJ. Ik kan er uren over vertellen. Zal ik niet doen.
In feite was niets zo mooi in die veertien jaar FHJ als de samenwerking tot verbetering van de journalistieke kwaliteit van Suriname. Het was er ontwapenend. De mensen zorgden er voor een schitterende gevoelstemperatuur. Ze waren aanstekelijk in hun humor. Er werd veel gelachen. Er zat ook heel wat talent. Ik kan er een boek over schrijven en heb dat eigenlijk ook gedaan. In enkele van mijn boeken, geschreven na mijn pensionering, vooral ook over het omgaan met de parkinson van mijn vrouw, in enkele van die boeken een paar hoofdstukken over de belevenissen met vooral de redactie van De Ware Tijd. Maar ook over de lessen in de catacomben van het nationale voetbalstadion met die sintelbaan eromheen. We zaten recht onder de plek waar in aanwezigheid van Beatrix en Joop den Uyl in 1975 de onafhankelijkheid werd bekrachtigd. De anekdotes regen zich voor ons als lesgevers aaneen als een schitterende kralenketting. Maar nog even terug naar de Gimbrèrelaan, de fietsenstalling voorbij, langs het loket van Paul Smeets, en verder het gebouw in. Ik kwam oorspronkelijk van de Postdoctorale Opleiding Journalistiek van mediaprofessor Henri Beunders (faculteit Letteren, Erasmus, Rotterdam). Een hoogtepunt in mijn journalistieke carrière. Misschien wel het absolute hoogtepunt naast de buitenlandjaren bij Parool en UN. Want het was een eer door Beunders gevraagd te worden. Met Jan Blokker als een van mijn voorgangers. Wat zouden mijn ouders trots geweest zijn op me. Hun zoon docent op de Erasmus. Ze hebben het niet mogen meemaken. Jammer. Ellen besliste over de FHJ en Tilburg. De FHJ bood vastigheid, de Erasmus niet echt. Die bleef met donaties aan het infuus. Ik had graag meer teruggezien in Brabant van de cultuur van de PDOJ. Het was bij Henri anders, directer en praktischer. In Rotterdam, naast het Sophia Kinderziekenhuis, werd veel meer op journalistiek inzicht getraind en ja, daar kwam je ook niet voor de klas zonder zelf in de journalistiek gewerkt te hebben en er aantoonbaar je sporen in te hebben verdiend.
De PDOJ was overigens armzalig gehuisvest in Rotterdam. Niet gehuisvest maar weggestopt in feite. In een parkeergarage, in een bunker, naast een verbrandingsoven voor afvalmateriaal van het ziekenhuis. Als je op een stoel ging zitten keek je eerst even hoeveel poten er nog onder zaten. We hielden er als docenten en studenten zelf het keukentje en de wc schoon. Tussen de middag aten we brood met pindakaas met de studenten. Nooit in mijn leven zoveel potjes pindakaas gezien. Ik voelde me er als op de krant, aan de Gimbrèrelaan niet. Keek je naar buiten in die kelder in Rotterdam dan zag je louter bumpers van auto’s. Wel toepasselijk eigenlijk gelet op de fietsenstallingstory. De overgang naar de FHJ was in alle opzichten een buitengewoon grote, zeker ook qua entourage. Kun je nagaan welk een onvoorstelbare indruk het gebouw aan de Gimbrèrelaan met al zijn faciliteiten moet hebben gemaakt op de mensen uit Suriname. Zie ze nog komen voor de eerste contractbesprekingen met Wiel Schmetz en Jan Breugelmans, alle bestuursleden van de Surinaamse journalistenvereniging of -vakbond die zich verwonderd afvroegen waar al die weelde toch mee betaald werd. Achteraf gezien was het wellicht beter geweest als voor het bezoek aan de tv-studio boven ook de hartbewaking voor alle zekerheid had meegelopen. Of op z’n minst een student of docent met een EHBO-koffertje. Gerrie Timmermans misschien? De Surinamers betraden de hemel daar op die bovenverdieping aan de Gimbrèrelaan. Voor ons was het al zowat normaal, voor hun zeker niet. Wat een apparatuur zeg waarmee Jan van den Heuvel zich omgeven wist. Die camera’s. Dat enorme oppervlak voor mediatrainingen en zo. Daar kon ook het gerenommeerde bureau Brain Box van Hans Kriek op het Mediapark in Hilversum, waar ik mijn mediatrainingen begon, niet aan tippen. En ik zie de Surinaamse bestuursleden nog likkebaardend kijken naar de nagebootste redactieruimte van Ikea op de bovenverdieping voor het competentiegerichte studentenonderwijs. Ik hoor het ze nog tegen elkaar zeggen: competentiegericht onderwijs, moeten we ook in Suriname zien in te voeren. Niet doen, dacht ik nog. Doe dat in godsnaam niet. Blijf bij jullie schoolbord en het krijtje. Blijf authentiek. Houd de schoolmeester in ere. Leermeester en gezel. Doen de Belgen hier verderop voorbij Goirle ook. Dat competentiegerichte onderwijs, zelfsturend, rugzakjes, portfolio, bezuinigingstruc – het blijft hier in huize Carbo een open wond. Na één goed nieuwsbericht had je dat genre zogezegd onder de knie. Je had als student je competentie daarvoor binnen. Aanfluiting. een papieren werkelijkheid die voorbij ging aan de echte werkelijkheid. Veel liever het onderwijs van de nonnen, zullen we maar zeggen. Zie nu met die corona, fysiek onderwijs, onderwijs van de oude stempel, je kunt het elke dag horen. Je moet met onderwijs niet improviseren. Maar liever niet meer aan denken.
Ik stop zoetjesaan. Ik ben natuurlijk alweer uitgeschoten. Heel vroeger als sportmedewerker op de krant werd je per regel betaald, vandaar wellicht. Het was ook allemaal zo leuk, zó ontzettend leuk. De wond over het studentonderwijs een korstje gunnen, ook dat. En ik wil het helemaal niet hebben over onderwijsvernieuwingen aan tekentafels in Zoetermeer en het teleurgesteld weer terugdraaien van die onderwijsvernieuwingen. Ik wil het over de Gimbrèrelaan hebben, en daar ging het ook over, de Gimbrèrelaan, rijk aan monumentale bomen, geen winkel in de buurt, wel een kapsalon, en soms een haringkar, de Gimbrèrelaan van waaruit een onderwijsvenster naar Paramaribo werd geopend. Onvergetelijke ervaring. Als slagroom op de appelbeignet. De mooiste herinneringen in en over Paramaribo. De Gimbrèrelaan levert een gezellige terugblik op. Behalve dan aan die fietsenstalling. Nu durf ik wel op te biechten dat ik ooit eens in een woeste bui niet lángs die fietsenstalling ben gereden maar erin, of in elk geval er keihard tegenaan. Een hele Skoda is bij aanschaf niet duur. Een halve Skoda levert al helemaal niks op. Ik schrijf het hier, maar niet doorvertellen graag. En Steve? Ik zat eens met hem te overleggen in een duur hotel in Paramaribo met uitzicht op de Surinamerivier. Kwam het kindermeisjes binnen met zijn zoontje en dochtertje. Die kropen meteen bij hun vader onder de tafel om er aan zijn broekspijpen te trekken. Om die twee kinderen zoet te houden gooide Steve voortdurend een half afgekloven kippenboutje onder de tafel naar zijn kroost. De nagenoeg tandeloze nanny knikte alleen maar. Die sprak alleen maar Javaans. Op een gegeven moment keek Steve op zijn klokkie. Hij wilde naar de sportschool. Of ik even op zijn kinderen kon passen. Te onthutst om nee te zeggen. Even oppassen werd een paar uur oppassen. Want Steve was in geen velden of wegen meer te bekennen. En met die oude nanny viel niet te communiceren daar aan de Surinamerivier. Waarom heb ik dat oppassen namens de FHJ nooit bij Steve in rekening gebracht? Stom eigenlijk. Suriname ja, het was me diep in mijn hart de fietsenstalling waard.
****
Heerlijk verhaal. Zag het voor me. Ja jeetje, die Ware Tijd, er was altijd wel iets aan de knikker. Maar ik heb wel een beetje heimwee naar die krant. geweldige tijd daar op hun fotoredactie. Zie je in Amsterdam. X Annelies.
****
Met ontzettend veel plezier gelezen Johan, dank ervoor. Na jouw pensionering geen contact meer gehad, maar laat ons elkaar weer eens gauw ergens treffen! Jan Hein, Tilburg.
****