Dat ene woordje, dat ‘Dankjewel’

Ooit gaf ik eens een mediatraining aan een stel hoge tantes uit de verpleegzorg. Allemaal dames natuurlijk, het kan niet missen, het is immers hun wereld die sector. Wat ik me eigenlijk alleen nog van die mediatraining herinner is het weeë gedoe van die tantes bij het bespreken van hun oefeningen voor de camera. Het gezelschap zocht telkens weer elkaars hand en keek me daarbij aan alsof zij hun eigen incontinentieluier hadden vol gepoept. Overdrijf ik? Nee, helaas niet, ik zweer het.
‘Zorgzusters, wanneer gaan we normaal doen, laat elkaars klamme handje eens los, hier in deze studio geen softies graag, mijn ogen beginnen te tranen bij deze aanblik’. Van achter het glas drong het gelach door van de technici.
‘Maar we horen van u steeds maar weer wat we fout doen’.
‘Daar komt u toch voor? Daar betaalt uw baas toch een hoop geld voor?’
‘Maar u maakt ons bang. U zegt het recht voor zijn raap. Maar u kunt tocht beginnen met wat u allemaal goed van ons vond. We zijn als de dood voor u. Wij zijn gewend dat je eerst complimenten geeft en dat je iemand eerst op zijn gemak stelt. Daarna zeg je dan wat je minder vond’.
‘Lieve zorgdames, dat is zonde van de tijd, de klok tikt door. Ik train hier politiecommissarissen, onderwijsdirecteuren, robuuste brandweercommandanten, burgemeesters en wethouders, lui uit de politiek – leg me over de knie, roepen die, en of ik mijn feedback vooral niet wil marineren in de blijde boodschap’.
Ik heb erg aan de zorg moeten wennen sinds de opname van Ellen in een verpleeghuis, en waarschijnlijk went het nooit. Het is de cultuur. Er lopen natuurlijk heel veel goeie vrouwen en een enkele verdwaalde man in die verpleegzorg rond. Maar er zijn er ook die geregeld een steek laten vallen en die dan in hun selectieve verontwaardiging op een woede-uitbarsting ogenblikkelijk een verdedigingslinie om zich heen metselen. Ik kan razend worden. Vooral als regels voor veiligheid en hygiëne met voeten worden getreden en bewoners voor objecten worden gehouden.
‘Je wilt niet weten wat ik allemaal meemaakte toen ik nog in het ziekenhuis werkte’, zei een vriendin me laatst. En een vriend, ook uit het verpleegmilieu: ‘Neem ze maar de maat, dat zijn ze niet gewend, ze leven min of meer als autonome eilandbewoners, jammer dat dementerenden niet in staat zijn periodiek een evaluatieformulier in te vullen, het zou ze leren’.
Ik leg de lat hoog. Mag ik ook? De afdeling van Ellen was laatst getroffen door het norovirus dat jaarlijks voor 600.000 buikgriepgevallen zorgt, vooral in verpleeghuizen, en soms met dodelijke afloop. Een heel protocol kwam uit een bureaulade. Of we de dag voornamelijk handen wassend wilden doorbrengen. Hygiëne en niets aan het toeval overlaten. Mondkapjes. Quarantaine. Ik mocht Ellen meenemen naar huis, maar wel achterom, via de artiestenuitgang, geen bezoek aan receptie of grand café.
Op een vrijdagavond terug in het verpleeghuis. Direct met Ellen naar haar kamer waar de hele dag de deur naar het balkon voor frisse lucht was blijven openstaan. Dikke bleek en andere schoonmaakmiddelen mee van thuis. Op de knieën en poetsen maar. Het chlooraroma deed denken aan het zwembad waar ik wegens kramp zelfs ongeëvenaard na een herexamen zakte voor mijn A-diploma. Een kamer in het verpleeghuis om door een ringetje te halen die vrijdagavond. De volgende dag bij het ophalen van Ellen een zwijnenstal. En het stonk. Alles potdicht.
Wat lag daar toch op de vloer? Het leken groot uitgevallen krenten en rozijnen. Van het ontbijt? Door de knieën weer. De krenten en rozijnen bij elkaar vegen met de blote hand. Het was ontlasting. Hoe creëer je een broeinest, nou zo!
De blote hand van mij. De klamme handen destijds van een paar zorgtantes bij de mediatraining. Hoe zouden de handen hebben aangevoeld van die twee die door mij ter verantwoording werden geroepen? Nog niet aan toegekomen? Zo een kamer verlaten en de deur achter je dichttrekken? Hoe zeiden ze het op die mediatraining ook alweer? ‘U kunt toch beginnen met wat u allemaal goed van ons vindt?’ Ze kregen die zaterdag de wind van voren. Het gebogen hoofd en wegwezen. ‘Dankjewel’. Ik had het haar vanuit de rolstoel echt horen fluisteren. Dat ene woordje – zo verliefd nog steeds op mijn heldin.
Het verpleeghuis verdient meestal een Oscar. Maar de behoefte aan lekeninspecteurs groeit. Ook bij mij. Noro was mijn gids. Terecht willen Inspectie en Patiëntenfederatie mantelzorgers controles laten uitoefenen, onverwacht ergens binnenvallen, en rapporteren. Dementerenden kunnen zich niet meer zo makkelijk uiten, vaak zelfs nog amper, maar er komt dikwijls nog veel binnen. Zie Ellen. Wat was ze graag nog voor zichzelf opgekomen.

IMG_0617

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *