Onze vriend Taco belde de NOS met de vraag of ze alsjeblieft hun voetbalverslaggever Frank Snoeks niet uit Frankrijk wilden terugroepen. Hij vertelde de zoveelste te zijn geweest. Had ie van de portier van het Mediapark gehoord. De NOS werd plat gebeld. Vreemd eigenlijk. Want als de Belgen met 1-0 voorstaan dan is het toch inderdaad nuttig om er 2-0 van te maken, zoals Snoeks zei, want dan kan het nooit meer 1-1 worden. Je staat er meestal niet bij stil. Deed die Snoeks toch maar mooi uit het blote hoofd! Wij thuis vonden die mededeling anders dan Taco uitermate informatief. Snoeks ouwehoert zoveel dat we soms vergeten te kijken. Dan laten we zijn logica tot ons doordringen en overdenken we de reikwijdte ervan. Zoals het nut om op 2-0 te komen. Kan het dan nog 2-2 worden? Is dat mogelijk in het internationale voetbal? En elders? Zodra Snoeks een seconde zijn mond houdt – het gebeurt gelukkig eigenlijk maar sporadisch – dan slaat bij ons thuis de ongerustheid toe. Droge keel?
Met Ellen beleef ik deze weken het EK weliswaar anders dan vroeger, maar toch nog altijd als een klein feestje. Voor mijn liefste gaat er niets boven de volksliederen. Daar luistert ze nog liever naar dan naar Frank Snoeks. Afgelopen zondag moest het geluid harder bij de bijna kerkse klanken van de hoogmis der Ieren. Maar meteen erna ging er in elke oorschelp een wijsvinger omdat het krijgshaftige en bloeddorstige gebonk en gestamp van de Marseillaise haar zere slapen en schele hoofdpijn dreigden te bezorgen. Moet daarbij zelf altijd denken aan de overspelige Marie-Antoinette, een schavot, een beul en Robespierre. Bij de Marseillaise rollen er wraakzuchtig koppen. Maar ik kan me vergissen. Een uur eerder moest Ellen ook al een aanslag op haar trommelvliezen doorstaan. Maar dat ging met meer enthousiasme gepaard. ‘Dekking’, gilde ze opgetogen naar haar woongroep in het verpleeghuis toen ergens dicht in de buurt de bliksem leek te zijn ingeslagen. Verzorgster Petra liet er haar braadpan met varkenslapjes voor in de steek. Dit hadden we toch allemaal dondersgoed gehoord niet?! Na enkele dagen van ‘afwezige aanwezigheid’ was Ellen weer helemaal ‘bij’. Petra: ‘Ik heb haar deze zondag maar eens zowel het ontbijt als de lunch op bed gebracht’. Het beloofde een mooie zondag te worden en dat werd het beslist ook.
Wat resteert met parkinson en Lewy Body dementie? Eenvoud en genieten van hele kleine minuscule dingetjes. Ze komen zo maar ineens langs als over de lopende band. Gerda van verpleeghuisbuurman Wim had het meteen door toen we op aanraden van Ellen dekking moesten zoeken. Van haar kant een welgemeende gelukwens. Ellen kwam zoals nu nog wel eens achter de horizon vandaan, haar Wim in feite allang niet meer. Een schouderophalen in eindeloze berusting. Maar ook een gulle lach die doorbrak. Grote bewondering voor Gerda. Er is saamhorigheid in gedeelte smart in de mantelzorg. Het stortregende toen ik met Ellen zondag uit de parkeergarage van het verpleeghuis wegreed. Ik meende zelfs hagel te zien. Toch onderweg naar huis even een stop bij de super voor gebraden gehaktballetjes in pindasaus en gemarineerde kipkluifjes van de barbecue. In het verpleeghuis had gastvrouw Nicole beloofd een pilsje te zullen koud zetten voor ’s avonds bij de Belgen tegen de Hongaren. Zou onherroepelijk weer becommentarieerd worden door Snoeks. Maar eerst thuis de Fransen, de Ieren, de Duitsers met hun obsessief neuspeuterende coach en de koele rekenmeesters der Slowaken. Het EK zorgt voor jeu in ons door ziekte gekapseisde bestaan. Er staat steevast een fles Provençaalse rosé in een wijnkoeler op tafel. We steken een paar keer per wedstrijd de kaarsen aan, om die weer razendsnel uit te blazen zodra de zon zich even laat zien. Dan gaat ook meteen de schuifpui weer open. Het was zondag niet anders. En ook toen opnieuw in de pauzes met een afwasteiltje de tuin in om de slakken te verzamelen die de hosta’s zonder mededogen aanvreten. Wat me in de regel vergeefse moeite bleek, was dat ook nu zo. We hebben op het EK onze favorieten en dat zijn vooral keepers. Die van Polen bijvoorbeeld, de klemvaste Fabianski. En de kalende Ier Rendolph. Ik hoop niet dat ik zijn naam verkeerd schrijf. Die Rendolph stond ook zondag weer voortdurend goed opgesteld, een dag waarop we per saldo alleen maar hele goede doelverdedigers te zien kregen, met inbegrip van onze pyjamaheld uit Hongarije. Keepers en volksliederen. Ook afgelopen maandag weer Provençaalse rosé, weer kaarsen aan die voortdurend uitgeblazen konden worden, weer op avontuur naar die kleverige rubberen naaktslakken tussen het verse tuingroen en opnieuw keepers en volksliederen. Het EK verloor zijn meest indrukwekkende en kippenvel bezorgende hymne aan een revanche van de Vikingen van de vulkanische rots IJsland voor de Kabeljauwoorlog van verschrikkelijk lang geleden. We absorbeerden weer de encyclopedische meerwaarde van de commentator. Die begon zijn verslag met het weetje dat er in één straat in Londen meer mensen wonen dan op heel IJsland. Om er in één adem aan toe te voegen dat dit voor een voetbalwedstrijd geen fluit uitmaakte. Dat hebben we aan de uitslag gezien die met oerkreten werd begroet.
Prikkels (zoals nu met het EK maar anders zeker ook) en een steengoede verzorging, daarin zit voor Ellen het geheim. En, niet onbelangrijk: het mobiliseren van de juiste mensen. Zich niet verlaten voelen. Afgelopen week was ze voor haar kwartaalafspraak terug bij de in parkinson gespecialiseerde neuroloog van het Antonius. In zijn krappe ziekenhuiskamertje zei de neuroloog zich aangenaam te verwonderen over hoe hij zijn patiënte aantrof. Ze inhaleerde de loftuiting gretig, dat kon je zien. Ellen keek de arts met heldere vriendelijke ogen aan. Ze zat ook opvallend rechtop in haar rolstoel. Geen overhelling naar links. Maar dat is vaak wel het geval. Ze produceerde iets onverstaanbaars half binnensmonds en maakte daarbij een tevreden indruk. Of er nog vaak sprake was van hallucinaties, zo wilde de neuroloog weten. Nee, voor zover ik kon overzien eigenlijk nooit meer, of nog maar hoogst zelden. Zo ook de paranoia en de achterdocht. Niet meer. Maar ja, als ze er nog waren dan viel dit voor mij lastig vast te stellen, want de communicatie werd immers almaar minder. Ik moest het steeds meer hebben van mijn intuïtie. De neuroloog informeerde naar het gewicht en naar het slikken? Voorzichtig begon ik over een weekje vakantie in Portugal met Ellen. Verwachtte dat de neuroloog me zou uitlachen en me in woord en gebaar voor gek zou verklaren met al die te verwachten soesa op luchthavens en zo. Maar nee, hij vond het een allesbehalve idioot idee. Ondertussen hield hij zijn blik op Ellen gevestigd. Hij zei een patiënte te hebben die heel goed met Ellen te vergelijken viel, één die ze nog steeds het vliegtuig mee in namen naar de Spaanse kust. Het was een stroomstootmomentje dat de psyche aangenaam kietelde. Ik vertelde misschien wel een gediplomeerd iemand te weten die als chaperonne mee wilde. Maar vanwaar zo ineens? Toch misschien het EK? De Fransen lieten me weg zwijmelen naar de Côte d’Azur bij Théoule. De Italianen met hun telkenmale subliem door Pellè gelanceerde hazenwindhond Eder deden me poëtisch terugverlangen naar het Toscane van Dante en zijn statig wuivende cipressen. De Portugezen met hun brutale benzinemotor Sanches van nog maar 18 brachten herinneringen boven aan de Algarve waar ik in de verzengende hitte romantische wandelingen met Ellen maakte rond één van de mooiste golfbanen van Europa, en verder. Wat stelden wij hier momenteel nou tegenover? Veel plenzen lauwe regen, hoosbuien, bliksem en dekking zoeken, een beroepsprovocateur als Bert Maalderink die op onze belastingkosten voor de NOS de Belgische bondscoach voortdurend hinderlijk en hondsbrutaal voor de voeten liep, schaamteloos gewoon, en de kletsmajoor Frank Snoeks die maar niet van zijn praatstoel verdween. Portugal? Overweeg het! Zoek het uit met de zorg daar voor Ellen! In dat kleine ziekenhuiskamertje luidde de reactie dat het doorgaan met alle plannenmakerij weliswaar geen genezing gaf maar toch op z’n minst in fine fleur verpakte levenskwaliteit bood.
De beoogde chaperonne had wel oren naar een paar zonovergoten Portugese vakantiedagen met Ellen. Bijkomend voordeel: haar vriend zit in de horeca en werkt in het hoogseizoen door. Of toch maar niet dichter bij huis zoeken zo’n vakantie, met de eigen auto en niet het vliegtuig? Maar ik wil er – al dan niet aangestoken door het EK – hoe dan ook tussenuit met Ellen! Zolang het nog kan! Of maar liever België anders? Met Taco bij aanvang juli als kustverkenners, en misschien wel kwartiermakers zo hielden we ons voor, naar de badplaats De Panne nabij de Franse grens en slagvelden van eertijds getogen – met ’s avonds de Belgen tegen Wales op een levensgroot scherm in een overvolle winkelstraat. Daarvandaan ook dit stukje. Geschreven in de gelagkamer van het hotel. Hoosbuien, hagel, paraplu’s en blauwbekken in gewatteerde windjacks. Een Belgische voorsprong met een atoomschot van een tot aan zijn strottenhoofd getatoeëerde hanenkam. Maar meteen daarna huzaren van Hazard die voetbalden als kippen zonder kop. En achterin een smurf op links en één in het centrum die ook nog eens Denayer heette. Twee smurfen naast elkaar op een rijtje. Bale en consorten wisten er wel raad mee. Balletje hoog voor de pot enzovoorts. Een coach die met zijn gouden generatie de Ramp van Rijsel voelde aankomen en nog slechts liep te molenwieken langs de lijn. Als hij zelf ontslag nam, zou hem dat een miljoen euro kosten. Zou hij de zak krijgen dan leverde hem dat nu juist een miljoen op. Een kapitein die kapseisde met zijn bemanning en die in de winkelstraat van De Panne als een totale tactische onbenul naar de pedaalemmer werd verwezen. De contractbesprekingen en krankzinnige afvloeiingsregeling deden toch anders vermoeden, probeerden we voorzichtig. De Belgen in de winkelstraat waren er niet voor in de stemming. We dachten daar aan zee in België van Frank Snoeks verlost te zijn. Maar alsof de duvel er mee speelde hier dan weliswaar geen verbaal precisiebombardement, maar op de Belgische zender toch op zijn minst het dampende kruitvuur van een volautomatische Kalasjnikov AK-47. Dekking zoeken had in die menigte al helemaal geen zin. Aan de andere kant: geen volk laconieker onder verlies dan het Belgische. Ze maakten naderhand gewoon een dansje bij een orkestje.
Het zat tegen in De Panne. Behalve het hotel. Het was er Bourgondisch en gastvrij. En het boek ‘Dubbelspoor’ van de nog niet zo lang geleden overleden jurist en historicus Cees Fasseur gaf uiteindelijk de doorslag. De biograaf van Wilhelmina die als eerste onbeperkt toegang kreeg tot het Koninklijk Huisarchief tekende in ‘Dubbelspoor’ op, geen trauma’s aan zijn (eigen) tijd in het jappenkamp te hebben overgehouden. Een psycholoog had hij nooit bezocht. Als hij iets van het kampleven had meegekregen dan was het, zo schreef hij, een sterk aanpassingsvermogen. En wellicht vormde een zekere verlatingsangst een erfenis van die tijd onder japbezetting. Ik las de regels tijdens een verlegen zonnetje dat zich in De Panne haast preuts door het wolkendek heen wriemelde. Ik verlangde ineens heel erg naar mijn eigen kampmeisje in het verpleeghuis in Utrecht. Die woorden over verlatingsangst, die ontboezeming had van háar kunnen zijn geweest. Hoe rolstoelvriendelijk was ons hotel Cajou eigenlijk? De gerant erbij geroepen. Die begon onmiddellijk aan een rondleiding langs opstapjes en andere vermoede obstakels die bij nadere beschouwing eenvoudig te nemen bleken. Ellen zou in de watten worden gelegd. Ze was hier toch al eens eerder geweest? Gewoon weer komen meneer! Als ik wilde dan waren we op slag voor een korte buitenlandse vakantie in het hoogseizoen onder de pannen. En geen gezeur met vliegtuigen. Ik stond op 1-0, ik kon er nu 2-0 van maken. De bal lag zogezegd op de doellijn en geen keeper als Fabianski te bekennen. Moest tijdens de rolstoelinspectietocht terugdenken aan die muts die de leiding had over het eerste verpleeghuis van Ellen in Nederhorst den Berg. We wilden zomer 2012 naar De Panne en gingen er naartoe ook. Maar, zo kreeg ik tevoren te horen, ik deed er verstandiger aan Ellen thee drinkend in het dodelijk saaie verpleeghuis in ledige berusting te houden. Hoe dat zo madame? Ik moest niet zo met haar slepen. Maar u gaat ons de wet niet voorschrijven! Dat woord ‘slepen’ alleen al. Ellen moest wennen, hoezo wennen?, aan de andere dementerenden en door die mensen in de groep opgenomen worden. En meer van die kleverige achterhaalde antieke zorgzusters onzin. Ik zou mijn oren toch eens hebben laten hangen naar dit huidvale kettingrokende spijkerjackje – Ellen zou in dat geval allang van de wereld zijn geweest. Ze kon toen nog lopen en was cognitief beter dan nu. Ik zou toch eens jaren geleden al een punt hebben gezet achter de uitstapjes! De 1-0 moest hier in De Panne worden uitgebouwd. Met dank aan Snoeks en zijn Vlaamse (minimaal) evenknie die mijn ogen hadden geopend. Na vier jaar voor drie overnachtingen terug naar De Panne in hetzelfde hotel met zeezicht en flaneerboulevard en met speciaal aangepaste voorzieningen voor Ellen? Te mooi om waar te zijn. Het was een stroomstootmomentje voor de psyche. Taco begon erover dat hij bij geluksmomenten soms ineens een traan liet sinds hij een pleegzoon had verloren bij een nooit opgehelderd politiecelincident in Moldavië. Hij toonde zich een vlijmscherp waarnemer die mij feilloos aanvoelde en mij ook ten volle begreep aan de receptie van Cajou in De Panne. Ik nam een optie.