Hartelijke vrouw, de receptioniste van hotelabdij Rolduc. Haar naam doet er niet toe. Ik weet ‘m niet eens. Vriendelijke vrouw. Altijd even een praatje. Altijd even informeren naar Ellen. En dat met het bronsgroen eikenhout accent van de Limburgers. Het gaat niet goed met Ellen. Nee, het gaat zeker niet goed. Maar ook niet slecht, nee. De winterdag is waardeloos. Ze is vatbaar voor alles, en dat met die kou, die gure verraderlijke wind, en met al die nattigheid. Bronchitis en daarna nog een poos een staartje bronchitis. Maar geen longontsteking. Van parkinson kun je het niet winnen. Ellen ligt veel op bed. Dat is voor haar in deze fase van haar ziekte het meest comfortabele. Maar eten als een bootwerker. Het gaat nu vaak eerst in de blender. Net het tuingereedschap van Husqvarna, die blender, met al die hulpstukken en dat handige kliksysteem. Herinnert me aan de twee buitenkranen. En aan van de zomer toen we ’s morgens vroeg bij dertig graden de tuin voor en achter stonden te sproeien. Dagen dat we naar de voor hier ongekende veertig graden zweetten. Aan de randen van het zonnescherm als extra nog een groot laken. Tuinplanten als drankorgels. De buitenkranen afsluiten voordat ze bevriezen door de vorst, waarschuw ik mezelf. Ellen is stabiel. Maar ze verslikt zich snel. Het zijn de spieren. Vandaar de blender. Inmiddels op de kop af tien jaar alweer dat ons leven in het teken van parkinson staat. Je kan er heel oud mee worden. Maar hoe? We vergaten het de neuroloog te vragen. Het valt niet altijd mee. We klagen maar niet. Er zijn ergere dingen. Broer en zus Hazes die geen moment rust wordt gegund. Niet klagen dus. Ook niet tegen de receptioniste van Rolduc. Het gaat redelijk met Ellen. En ze klampt zich nog steeds aan het leven en onze huiselijk warme gezelligheid vast.
De receptioniste van Rolduc knikt. Ze blijkt redelijk bekend met de verpleegzorg.Ik schat de receptioniste op vijftig. Ze vertelt. Over toen ze nog in een verpleeghuis werkte. Buiten komt de nevel opzetten. Binnen een abdij in kersttooi. Brandende kaarsen ook. Het schrijnt. Het geeft een dubbel gevoel. Mis op zulke momenten Ellen meer nog dan gewoonlijk al. Een partner gaandeweg verliezen is iets verschrikkelijks. Maar ze is thuis in goede handen. In zeer goede handen zelfs. In de verte oefent iemand onder de gewelven van de abdij op het orgel. Ze heeft een paar jaar aan de balie van een Limburgs verpleeghuis gezeten, de receptioniste van Rolduc. Wat haar het meest trof, was dat zoveel verpleeghuisbewoners nauwelijks bezoek kregen. Sommigen zelfs helemaal nooit bezoek. ‘Dat vond ik zó triest dat ik besloot er een paar te bezoeken na mijn dienst aan de balie. Die bewoners vonden het geweldig. Ze keken naar me uit. En dat stimuleerde mij weer. Ik wisselde het zoveel mogelijk af. Zodat ik mijn aandacht kon verdelen onder de meest eenzame bewoners. En toen ineens moest ik bij de leiding komen. Kreeg ik een reprimande. Het was het personeel ten strengste verboden om ook maar iets van een band met bewoners op te bouwen, ongeacht wie. Dat behoorde ik te weten. Ik was met stomheid geslagen. Ik voelde mij beledigd. Of ik me aan dat verbod heb gehouden? Welnee man, geen moment! Ik dacht: ze kunnen me wat. Ik dacht: wat een volstrekte waanzin, wat een idiote huisregel. Ik ging ermee door. Maar het leidde wel naar mijn vertrek uit het verpleeghuis. De aardigheid was er vanaf. Het begon me te benauwen. Dus ja, als ik naar uw vrouw Ellen vraag dan heeft dat óok te maken met mijn werk ooit in een verpleeghuis. Het kwam uit mijn hart.’
De regelzucht vernielde dat hart. Dat hart in een wielklem van de verpleeghuispolitie.
Voor het mantelzorgverlof in de winter is Rolduc een geweldige pleisterplaats. Je ontmoet er vooral ook jezelf. Kom er een paar keer en je hebt snel aanspraak. Vergelijkbaar met Cajou en de kust van De Panne in de zomer. Wat is dat toch, dat verpleeghuispersoneel verbieden enige persoonlijke aandacht te schenken aan bewoners die nooit bezoek krijgen van familie of vrienden? Bewoners die misschien wel helemaal geen familie en vrienden meer hebben. Is dat het eigen personeel wantrouwen? Is dat de angst voor verkeerde intenties? Zijn we al zo verziekt? Vertrouwen we eigenlijk onszelf nog wel? Op weg naar brasserie De Kanunnik in Rolduc moest ik aan dat vreemde bezoekje van een paar dagen terug denken. Een visite in verband met het speciale matras van Ellen. In opdracht van de zorgverzekeraar in Zwolle kwam er een gediplomeerde verpleegkundige van verpleegartikelenleverancier Vegro aan huis. Om te controleren of Ellen het anti decubitus matras nog steeds nodig had, nog waard was zogezegd, en zo ja of het voldeed. De verpleegkundige hield haar jas aan en zag binnen twee minuten dat we niet zonder dat matras konden. Waren het wel twee minuten? Welnee, minder! Daar was ze helemaal voor uit Capelle aan den IJssel bij Rotterdam gekomen. Een gediplomeerde verpleegkundige in de buitendienst van de leverancier Vegro die meest van de tijd in de file stond. Met een telefoontje naar de huisarts had ze op al haar vragen stante pede antwoord gehad. Wat kostte dit wel niet?! Bovendien: als de zorgverzekeraar nu eens zijn eigen archief raadpleegde dan zag die zorgverzekeraar toch meteen dat iemand met parkinson niet vooruit gaat maar achteruit? Dus… Soms verketter je als mantelzorger de zorgwereld in Nederland. De logica is vaak het ontbreken van enige logica. De zorg in Nederland gaat eraan kapot. Hoeveel geld gooien we niet over de balk?!
Wat valt er niet allemaal nog te verbeteren aan de zorg! ‘Krankzinnig’, reageerde verzorgende Elly op de receptioniste van Rolduc die na haar baliedienst geen eenzame verpleeghuisbewoners mocht opzoeken. ‘Geschift’. Elly houdt van duidelijkheid. Geschift als zure koffiemelk. Elly kan driehonderd euro extra verdienen in het verpleeghuis, maar vertikt het, als ze voor een nieuwe collega zorgt die door de proeftijd weet te komen. Zo hoog is de nood gerezen – het beslag voor de oliebollen is er niks bij – met al landelijk tachtigduizend vacatures in de verpleegzorg. Maar als je op eigen initiatief en buiten je werkuren niet eens een eenzame bewoner als verpleeghuismedewerkster mag bezoeken… Als je weet hoe de zorgverzekeraar Nederland een handje helpt bij zijn verkeersinfarct met onzinnig huisbezoek van gediplomeerde verpleegkundigen… Als je… Schaamteloos regelgeneuzel. Je maakt carrière in de zorg als je over de zorg quasi gewichtig gaat ouwehoeren in plaats van dat je met daad aan het bed zorg verleent.
‘Onvoorstelbaar allemaal’, reageert onze vriend vanuit verpleeghuis Vreugdehof in Amsterdam Buitenveldert waar niemand raad met hem weet omdat hij nog dement moet worden. In Vreugdehof is iedereen de weg kwijt, behalve onze vriend die de tijd doodt met lezen, lezen en nog eens lezen, die geen enkele talkshow op tv overslaat, en die bijna angstaanjagend scherpzinnig intellectueel wordt. Vreugdehof: de naam van een naar urine stinkend hol waar verwarde personen schuifelend achter een rollator naar hun bevrijdende dood lopen te zoeken. Zou zo’n directie zich van het sarcasme bewust zijn? Zou het de baliemedewerkers ook in Vreugdehof verboden zijn eenzame bewoners na werktijd even te verblijden met een kort bezoekje? Wie op zo’n krankzinnige naam voor een droeve verpleeginrichting komt zal wel meer curieuze dingen uithalen. ‘Meneer, het is buiten nog donker, het is pas half acht, bent U niet wat vroeg voor het bezoekuur?’ ‘Nee mevrouw, ik kom hier helemaal niet op bezoek, ik woon hier, ze hebben me hier in Vreugdehof opgeborgen, en ik kwam even de Volkskrant halen, zoals ik nu al twaalf weken doe.’ Onze vriend heeft zich in die twaalf weken Vreugdehof ook ontwikkeld tot een uitstekende biljarter. Over het eten is hij maar matig tevreden. ‘Te vet vaak. Ik ga ervan boeren.’ Als je ‘m belt dan wordt het gesprek tien keer onderbroken omdat iemand ongevraagd zijn cel in komt. ‘Nee Sonja, jouw kamer is verderop.’ ‘Sonja, ik waarschuw je nog één keer, en nu wegblijven.’ ‘Godverdomme Sonja, nu breng ik je naar je eigen kamer.’ Onze vriend deze week: ‘Midden in de nacht ging een andere patiënt op tournee. Kolere herrie vlakbij mijn kamer. Ik werd wakker: dat is heel wat voor iemand die niet hoort dat in zijn kamer een plafonnière naar beneden dondert en in honderden stukken uiteen valt. Stond slaapdronken naast mijn bed om de nachtzuster te helpen. Toen verstomde de herrie.’Ik zag het allemaal voor me. Hij schreef ook: ‘Gisteravond poepte een altijd op haar rollator vastgebonden mevrouw, die slechts kreten uitslaat als ‘mweh’ en daarop gelijkende klanken, tweemaal in haar broek. Bij het kantoortje. De stank was gelijk aan de odeur bij een open riool. Mijn rookoverlast kon de geur niet verdrijven. De lucht klaarde pas een beetje op nadat twee verschillende verpleegsters, op mijn nadrukkelijke verzoek, de patiënt hadden verschoond en een air-fresher hadden gebruikt. Het is hier goed toeven in Villa Tranendal.’ Thuis was onze vriend eenzamer, maar daar is ook alles mee gezegd. Spoelde de gedachte aan verpleeghuizen weg met de Merlot. Voor ons om meer dan één reden al drie jaar geen verpleeghuis meer. ’s Avonds in het verpleeghuis afscheid nemen van je vrouw. Je nog één keer omdraaien. Zwaaien. Naar elkaar even de hand opsteken. Zij op fluistertoon: ‘Tot morgen liefste.’ Nee, dat nooit maar dan ook nóóit meer. In mijn hoofd zit de Italiaanse zomerhit ‘Gente di Mare’. Hoezo? Van op de radio naar Rolduc toe. Die zomerhit herinnert aan warmte en zorgeloosheid, aan druk gesticulerende obers op de terrasjes aan de Middellandse Zee. Waarom zijn mensen eigenlijk zo stom om verliefd op elkaar te worden? Het eindigt met verdriet. Verpleeghuisverdriet. Verdriet vaak achter een gesloten deur.
Moest denken aan die redactiechef van het Nieuw Utrechts Dagblad, mijn eerste baan in de journalistiek. De chef had in de Willem Arntz een interview met de directeur. Na afloop stuitte deze Chris Rekké in de inrichting aan de Lange Nieuwstraat in Utrecht op een deur die op slot zat. Hij begon aan de deurknop te rammelen, steeds ongeduldiger. De vraag van een verpleegkundige wat van dit alles de bedoeling was. ‘Ik wil eruit’, moet onze chef met een rood hoofd geroepen hebben. Maar dat wilden ze allemaal, reageerde de medewerkster. De chef hield stug vol. Hij was van de krant. Ook dat kwam de medewerkster van de Willem Arntz bekend voor. Eenmaal daar binnen was iedereen van de krant. Om van zijn gezeur af te zijn mocht Chris het telefoonnummer van de redactie geven. Mevrouw bellen. Ze noemde een naam en of die meneer bij het Nieuw Utrechts Dagblad aan de Korte Jansstraat bekend was. ‘Nee, luidde het antwoord, ‘die kennen wij niet, nooit van gehoord.’ Onze chef was dus een fantast, zo kreeg hij in de Willem Arntz te horen. Of hij maar onmiddellijk wilde teruggaan naar zijn kamer. Maar hij had helemaal geen kamer in de Willem Artnz. Nog niet althans. Uiteindelijk kwam de directeur hem bevrijden toen die voor zijn lunch op weg was naar het bedrijfsrestaurant. ‘Bent u hier nog steeds?’
Naar de hotelabdij van Rolduc grote complimenten voor hun gastvrijheid. En vooral ook voor de lage stoeltjes van paars velours met hun geniale pasvorm bij de open haard in de stemmig ingerichte brasserie De Kanunnik. Een goed glas Merlot erbij, en een boek, en je voelt je waarlijk even een onbezorgde mantelzorger. Zoals ook binnenkort weer in de werkploeg van het Maximapark en het uitdunnen in het bosgedeelte van de boompjes. De gemerkte moeten weg. Maar dat boek. Dat boek bij aanvang december, ‘Debet’ van de schrijfster Saskia Noort, fascineert. Jaren geleden kocht Ellen ‘De Eetclub’. Ook Saskia Noort. ‘Debet’ borduurt daarop voort. Het doet tekstueel vermoeden dat schrijven een peulenschil is. Dat je alle zinnen zo maar eventjes in een handomdraai uit je mouw schudt. Het is de kracht en de verdienste van de meest gelezen Nederlandse schrijfster van dit moment, van Saskia Noort. Het boek is zó eigentijds. Voor een ieder herkenbare dialogen. Rake overpeinzingen over menselijke relaties. Scherpe satire in romanvorm. Decadentie. Hedonisme. Narcisme. Eén grote cocktail van dat alles. Burn-outs en psychiaters. Modernismen. Bohemien. Levens die als kaartenhuizen in elkaar storten doordat de partners hun hand overspelen. Meer, meer, en nog eens meer. De sky en de limit. De kustplaats Bergen bij Alkmaar en het Gooise Blaricum. Projectontwikkelaars, hypotheken, feesten en partijen, paracetamol en personal coaches, roddel en achterklap, elkaar de ogen uitsteken, aantrekken en afstoten, maneges en hockeyclubs voor de kinders, alcohol en cocaïne. Uiteindelijk de scherven. Je ziet het misgaan en je begrijpt dat de dertigers en veertigers zich er niet tegen kunnen verzetten. Je begrijpt ze ook nog daar in Bergen en Blaricum. Een beneveld bestaan. Zelf vond ik het vroeger wel leuk om af en toe op een zaterdag naar het Gooise Laren te gaan. Laren met op de brink die kraam met flensjes en met duur winkelpubliek. Je kon er Linda de Mol live zien giebelen bij Albert Heijn. Dat gaf bekijks.
Ellen haatte het. Ze vond Laren surrogaat en plastic. Saskia Noort schrijft er prachtig over. Van haar boeken werden al ruim drie miljoen exemplaren verkocht.
Ik kijk door de abdijramen van Rolduc in Kerkrade naar buiten en zie de kou. En de mistflarden. Ik staar naar de lampjes in de boomkruinen. Vroeger zou ik er een sigaar bij hebben opgestoken. Ik mis Ellen. Zat in zo’n laag stoeltje ook de krant te lezen en dacht: waar maken we ons eigenlijk druk over. Er zijn mensen die nog aanzienlijk méér onevenredig hard in hun leven getroffen worden. De wat dik uitgevallen dochter van wijlen volkszanger Hazes bijvoorbeeld. Die is nu in diepe droefenis, die dochter. Veel Bekende Nederlanders spreken haar gelukkig op sociale media moed in. Steunbetuigingen van overal. Vind ik altijd zo ontroerend aan de sterren. Toch dagelijks even tijd vinden voor een opbeurend woord naar iemand uit hun scene. Waarom is deze jonge vrouw Hazes ontroostbaar en deelt ze dat met de hele wereld? Gaat ze dood? Heeft ze geen geld meer? Krijgt ze te weinig aandacht? Wacht haar een opname in Vreugdehof? Nee, nee, nee! Het is allemaal vele malen erger. De schat heeft gruwelijk spijt van haar implantaten. Lekken die? Dat nu ook weer niet. Of misschien toch ook wel. Dat blijkt vaker voor te komen dan we tot dusver wisten, hoorde ik een wetenschapper zeggen. Vullen maar, schijnt dochter Hazes in een recent verleden geroepen te hebben. En daar kwam de betonmolen aanzetten. Ze lieten er geen gras over groeien. Van maatje B naar maatje E en F en zo verder. Het hele alfabet af. Vullen maar. En nu heeft ze rugpijn! Ze kan geen stap meer zetten of ze valt voorover. De zus van Dreetje heeft rugpijn en ligt voortdurend op de grond. Ze deelt dit gelukkig met de hele wereld. Zo ook met ons. Gisteren maakte ze een statement, deze over de gehele aardbol bekende zangeres. De trad met haar forse voorgevel op in haar ondergoed. Daarna was er geen houden meer aan met andere sterren die hun statement op het statement wilden delen. Met wie? Met ons!Is er niet zoiets als de jaarlijkse Week tegen Eenzaamheid? De radio raakte in die week niet uitgepraat over eenzaamheid. Ook de sterren betoonden hun betrokkenheid bij eenzaamheid. We zouden eens niks van ze horen! Sommigen wisten al geen ander wat het was om eenzaam te zijn. Het was eenzaam aan de top. Maar zo bedoelden de programmamakers het op de radio niet. Dat hadden die enkele BN’ers verkeerd begrepen. Al blijft het als gezegd eenzaam aan de top. Daar roepen we een andere week voor in het leven, een Siliconen Week. Op het bijzettafeltje naast het paars velours in brasserie De Kanunnik wordt een tweede glas Merlot neergezet. Ergens verderop aan een tafeltje wordt gelachen om het invalide hondje op wieltjes van Frans Bauer. En die komt nog niet eens uit Bergen, Blaricum of Laren. Volgend jaar dus weer in oktober een Week tegen Eenzaamheid. En weer zal de radio niet uitgepraat raken. Misschien is het een idee om het bestuur of de directie van een Limburgs verpleeghuis eens te laten vertellen hoe zij met eenzaamheid onder hun bewoners omgaan.
Beste Johan. Het zet me weer met beide benen op de grond, ook al denk ik als ervaren verpleegkundige vaak dat dit niet nodig is. Ik hou van mijn werk, het contact met collega’s en vooral de bewoners. Wat een mooie overdenking Johan op uitgerekend deze mooie dag. Ik ken gelukkig ook verpleeghuizen waar de medewerkers wel oog hebben voor de bewoners en het eten prima smaakt. Je ziet het al bij binnenkomst aan de ogen van de bewoners en je merkt het inderdaad, zoals je al eens zei, vaak aan de geur hoe het daar vertoeven is. Voor nu Johan bedankt voor je decemberoverdenking. Je mooie woorden voor collega’s die het verdienen, de receptioniste van Rolduc en vooral je warme liefde voor Ellen. Fijn dat ik hier deelgenoot van mag zijn. Groet, Carlie.
****
Hoi Ellen en Johan. Dank voor weer een mooie, inspirerende, geweldige decembergroet! Wat zie jij, Ellen, er nog altijd verzorgd uit met gelakte nagels en je haar zo mooi in model. Wat hebben jullie het nog steeds bewonderenswaardig goed voor elkaar. Van ons een typische Sinterklaas-lekkernij voor bij de thee. We wensen jullie nog heel veel Geef ons ook morgen! Lieve groeten van Ad en Cinta.
****
Hallo Ellen en Johan. Mooie tekst weer. Inspirerend. Net als vorig jaar. Zoveel herkenbaars ook in de tekst. Ik wens Ellen en jou, Johan, jullie zo kostbare huiselijke warmte in deze decemberweken. Ik kom graag zeer binnenkort een paar uurtjes mee genieten. Ik meld me gauw. Liefs Albert.
****
Dank jullie wel voor jullie mooie groet. Mooi om te lezen. Het is al bijna weer een jaar geleden dat ik Ton verloor. Ik mis haar elke dag. Het zijn vooral de kleine dingen die ik verschrikkelijk mis. Het elkaar goedemorgen zeggen en het: ‘Wat gaan we doen vandaag?’ Gelukkig heb ik veel steun aan de jongens. We brengen de feestdagen gezamenlijk door. Heel veel sterkte jullie beiden en ondanks alles fijne dagen gewenst. Tot gauw. Cor.
****
Ha Johan. Wat een waanzinnig verhaal, die controlerende verpleegkundige van de Vegro die in burocratia is beland in plaats van aan een bed. In een column zou je denken, nou die columnist overdrijft een beetje voor het “mooie” verhaal, maar helaas… Ik hoop dat het je niet al te veel meer doet dit soort waanzin, hoe ergerlijk en schandelijk het ook is. Je verhaal over Ledeacker is mooi, hoewel – of juist omdat? – ik de essentie plus de komische én ontroerende details al mondeling tot me genomen had. Nu was het zo mooi verweven met Ellen, tot en met Haps en de happen van Diana voor thuis. Ja, wat een kei en zegen is deze vrouw! Groet ook Diana van ons. Heel veel liefs voor Ellen en jou en wees omhelsd! Jeannette.
Hallo Johan & Ellen!
****
Het essay van Johan lees ook ik als een overdenking. Dank hiervoor. Ik wens jullie het beste voor 2020. Blijf doorgaan, ook al proef ik dat het nu wat minder gaat (ging?) met Ellen. Beschouw het als een dagkoers. Die gaan altijd weer omhoog! Tja, lang niet bij jullie geweest. Te lang eigenlijk. In januari of februari was het – dacht ik. Maar, iemand kan ook in gedachten bij jullie (en jullie voortreffelijke team) zijn. Dat doe ik. Het essay gaat over eenzaamheid. Op dit terrein ben ik inmiddels een erkend ervaringsdeskundige. Helaas. Ik lees veel meer in het stuk. Jullie hebben elkaar. Nu op een andere manier dan jullie in het verleden hadden gedacht. Dat schrijft Johan bij herhaling. En dat ‘samenzijn’ is intens. Blijf dat koesteren en -ook al is Ellen niet gezond- geniet er op jullie wijze van. Illustratief is het feit dat Johan, als hij in zijn eentje op het zonder twijfel pfas-vrije terrein van die pedofiele bisschop vertoeft, toch één simpele maar sprekende zin aan het papier toevertrouwt: ‘Ik mis Ellen.’ Dat is veelzeggend. Jullie hebben elkaar. Ook al is dat op een andere wijze dan vele anderen. Koester dat!
Liefs, Jan.
****
Beste Johan en Ellen,Hartelijk dank voor jullie lieve gelukwensen. Uiteraard wensen wij ook jullie, alsmede de verzorgenden van Ellen, een hele fijne afsluiting van dit jaar toe. Ik ben erg nieuwsgierig naar de erwtensoep. Kom binnenkort zoals gezegd graag ook eens langs voor een glas wijn! Lieve kerstgroeten, Rajaê en Niels.****





