Je kunt een kind uit een oorlog halen, maar je kunt nooit een oorlog uit een kind halen. Ik ken zelf die realiteit. Helaas wel. Het lijkt mij een ontzettend fijn gevoel dat je in een oorlog geluk hebt. Het is bijzonder dat je bent beschermd door een ander, die luitenant-generaal. Iedereen verdient het om te leven. Speciale groet voor Mooie Ellen.
De Koerdisch-Syrische studente Geneeskunde aan de VU, vier jaar in Nederland nu, Helin Mohammad (22 en taalstudente bij Het Gilde Utrecht).
**
Het werd een sombere bijeenkomst, die avond van 8 maart 1942 op het vliegveld van Kalijati. Gouverneur-generaal Van Starkenborgh en luitenant-generaal Ter Poorten waren gesommeerd te komen onderhandelen met generaal Imamura, bevelhebber van de Japanse invasiemacht op Java. De Japanse gevechtsvliegtuigen stonden klaar om Bandoeng in puin te leggen, van de aardbodem te doen verdwijnen. Of de heren niet de bevoegdheid hadden om de Nederlandse overgave af te kondigen en te ondertekenen, wilde Imamura van Van Starkenborgh en Ter Poorten weten. Nee? Hadden ze die niet? Waarom kwamen ze dan in hemelsnaam op commando naar hem, generaal Imamura, toe? Wat hadden ze dan bij hem te zoeken?
Van Starkenborgh: ‘We kwamen niet uit onszelf, u nodigde ons uit’. Maar waarom de heren een dag eerder dan een bode met vlag stuurden met het aanbod van een staakt-het-vuren? ‘Meneer Imamura, we boden een bestand aan om Bandoeng als bolwerk over te geven, omdat het ondraaglijk is Bandoeng nog verder aan de verwoestingen van de oorlog bloot te stellen. Alleen de koningin, koningin Wilhelmina, kan tot overgave besluiten. Aangezien wij over geen communicatiemiddel met haar beschikken om haar toestemming tot overgave te vragen, kunnen wij niets.’ De Japanse krijgsheer Imamura stuurde met een vermoeide handbeweging alle niet-militairen de kamer uit, inclusief gouverneur-generaal Van Starkenborgh. Als een kleine jongen liet die zich de deur wijzen. Ter Poorten mocht blijven.
‘Revolusi’, subtitel: ‘Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld’, mag als een magistraal werk worden gezien van de fenomenaal schrijvende Belg David van Reybrouck. Stad en land heeft hij ervoor afgereisd. Ook doorkruiste hij Japan. Het is het mooiste verjaardagscadeau dat juist zij, Diana Sharifi, de privéverzorgende van Ellen, mij (met een opdracht) had kunnen geven vorig jaar december. Research in optima forma. Geschiedschrijving van de bovenste plank. Ik begrijp dat heel wat Nederlanders niet blij waren toen deze uitgave door de Bezige Bij werd uitgegeven en in de boekhandel verscheen. Het boek is weinig complimenteus over Nederlandse gezagvoerders uit die tijd. Admiraal Van Helfrich bijvoorbeeld. Een blinde strateeg. Maar zoveel anderen ook. In Den Haag minister-president Gerbrandy. Volgens de critici had de Belg Van Reybrouck zich beter met Congo en ene Leopold bezig kunnen houden. Een uiterst zwakke verdediging. Het vuistdikke boek, een bijbel zowat, doet me beseffen dat ik leef. Nee beter: doet me beseffen dat Ellen leeft. Zij, Ellen, mijn alles, mijn levensader. ‘Mooie Ellen’ zoals Helin, mijn Koerdisch-Syrische taalstudente bij Het Gilde, na haar bezoek met bloemen in een bedankmailtje schreef. Bij het lezen van Revolusi besef ik dat het bijna een wonder is dat Beatrice Ellen Palstra op 10 maart 1942 überhaupt nog ter wereld kwam in Bandoeng. Als Ter Poorten er eens niet was geweest.
Imamura tegen luitenant-generaal Ter Poorten twee dagen voor de geboorte van Ellen: ‘Geeft u zich over, zelfs als de gouverneur-generaal het daar niet mee eens is?’ Ter Poorten stond met zijn rug tegen de muur. ‘De toestand in Bandoeng en omgeving is erbarmelijk, generaal. Bandoeng is totaal onverdedigbaar geworden. En het leger zo goed als ontbonden. Het is volkomen ondraaglijk om de burgers nog verder tot de gruwelen van de oorlog te veroordelen. Ik zal een ruim gebied rondom Bandoeng overgeven. Kunt u dat aanvaarden?’ Imamura nam daar geen genoegen mee. Hij wilde alles, het Japanse leger eiste een totale en onvoorwaardelijke overgave. Japan wilde heel Java, nee heel Nederlands-Indië. En zo niet dan zou allereerst Bandoeng eraan moeten geloven. Het zou totaal worden verwoest. Van de aardbodem verdwijnen. Met alle nu nog levende zielen. De volgende dag klonk ’s middags de stem van Ter Poorten op de Nederlands-Indische radio. Om erger te voorkomen, om Bandoeng van de totale ondergang te redden, had Ter Poorten alle eisen van Imamura ingewilligd. ‘Leve de koningin’, klonk het nog zwakjes.
Zo had Ellen het mij natuurlijk niet verteld toen we samen in 2010, het jaar van de diagnose parkinson, het boek ‘Mam, kijk naar de sterren’ schreven en ons huis zich vulde met de geur van trasi . Hoe kon ze dit alles ook zo precies weten. Het was haar in elk geval zo niet verteld. Wat ze wel wist was dat haar moeder in de dagen voor haar geboorte met doodsangst onder een tafel had gezeten met haar dikke buik, en met een pan omgekeerd over haar hoofd. Beschutting zoeken tegen bombardementen en granaatinslagen. Op een pan uit de keuken zouden de kogels misschien afketsen. Dat was op de radio het advies geweest op de radio. Boven Bandoeng cirkelden de gevechtsvliegtuigen. Het luchtruim was ermee bezaaid. Het leken wel zwermen vogels. Twee dagen, ja zelfs een dag nog, voor de geboorte van Ellen in Bandoeng dreigde de complete vernietiging van die stad met voorspelbaar vele duizenden doden en verminkten tot gevolg. Als de op Java geboren Hein ter Poorten er toch eens niet was geweest. Het was Japan om de olievelden te doen, om de aardolie voor zijn oorlogsindustrie. Op 10 maart 1942, de dag dat Ellen werd geboren, was Japan heer en meester in de regio Zuidoost-Azië. Vijf westerse koloniale grootmachten waren uitgeschakeld: De VS, Groot-Brittannië, Frankrijk, Portugal en Nederland. Het was het einde van de heerschappij van Nederland in de Archipel. Met de Japanse bezetting rukte de Indonesische strijd van communisten, islamisten, nationalisten en intussen ook fascisten om onafhankelijk verder en in rap tempo op. Van Reybrouck neemt zijn lezers van pagina naar pagina ademloos mee in zijn op doorwrochte studie (en onderzoeksjournalistiek) gebaseerde relaas.
Alles werd anders op en na 10 maart 1942. Het was ineens geen 1942 meer maar 2602. De keizerlijke jaartelling was ouder. De tijd op het eilandenrijk dat niet meer van Nederland was en ook niet meer van Nederland zou worden werd aangepast aan de tijd in Tokio. Een immens Japans propaganda-apparaat overspoelde Java, en dus ook het op het laatste nippertje geredde Bandoeng. In Revolusi valt te lezen dat Nederlandse vrouwen, totoks dus, geen broek meer mochten dragen. Roken onder de twintig was voortaan verboden. Sigarettenmerken als Mascot en Double Ace kregen Japanse namen. Wie een Japanse soldaat op straat tegenkwam moest buigen. Ook als je op de fiets zat. Afstappen en buigen. Uit vrees voor de hitsige Japanse soldaten, ze waren geobsedeerd van seks, gingen veel jonge vrouwen en meisjes met een kussen onder hun blouse naar buiten. Om maar in verwachting te lijken. In de vele getuigenissen worden de jappen afgeschilderd als wreed, ook wreed voor zichzelf. Een intelligent volk, en ijverig, maar ook super sadistisch. Op clandestien luisteren naar buitenlandse zenders stond de doodstraf. Geen Nederlandse boeken meer en ook geen theelepeltjes meer met de W van Wilhelmina. Het goeie mens was nog nooit in Nederlands-Indië geweest en zou er ook nooit komen. De koningin hield niet van warmte en van specerijen. Ze was van de eenvoudige bal gehakt zonder poespas. Geen postzegels meer met Wilhelmina om aan de achterkant ervan te likken. En in een wiegje in Bandoeng de zopas geboren Beatrice Ellen.
Meteen na 10 maart 1942 werden Nederlandse rechters, politiemensen, bankiers, handelaren, hoogleraren, zendelingen en missionarissen opgesloten. Dat lot wachtte ook de vader van Ellen. Al gauw ook werden de Europese ambtenaren ontslagen. Een halfjaar later werden vrouwen en kinderen naar ‘beschermde woonwijken’ gedeporteerd. Zoals de moeder van Ellen met op de arm haar nakomertje, een baby. Een spartaans leven tegemoet zonder contact met de buitenwereld. De wanhoop druppelde in die ‘beschermde woonwijken’ van het plafond. Eigenlijk zou het boek van Van Reybrouck verplichte kost moeten zijn in het Nederlandse middelbare onderwijs. Of in elk geval een aantal hoofdstukken uit zijn meesterwerk. Hoe kritisch ook. Misschien juist daarom ook wel. Japan dat hij VOC-methoden toedichtte. Tegen het zere been natuurlijk van nationalisten en chauvinisten die graag hun eigen uitleg geven aan de geschiedenis. In november werd opperbevelhebber Imamura, die jegens de totoks wat menselijke trekjes had getoond, vervangen. Er kwam een hardliner over uit Japan. Na de oorlog werd Imamura door de geallieerden veroordeeld tot tien jaar gevangenis. Ook al was de straf opgelegd voor met name de oorlogsmisdaden door zijn ondergeschikten, Imamura vond zelf zijn veroordeling te licht. Ridderlijk vroeg hij zijn rechters om een zwaardere straf. Die kreeg hij niet. Hij kwam in 1954 vrij en Van Reybrouck vervolgt zijn verhaal met het onvoorstelbare: De man liet in zijn tuin een kopie bouwen van zijn gevangeniscel. Het was een cel van niks. Hij kon zich er amper in bewegen. Imamura bleef in die cel, en kwam er geen moment uit, tot aan zijn dood in 1968 (het jaar dat ook Hein ter Poorten stierf). Je kunt zijn cel in Nirasaki nog steeds bezoeken.

Drie jaar geleden in augustus op de dag van de Indië-herdenking van de interneringskampen van Ambarawa voor vrouwen en meisjes. Java. Bandoeng. Ellen in een Indonesisch jasje, afkomstig van Bronbeek in Arnhem. Aan de plechtigheden ging altijd traditiegetrouw het bezoek aan een marktje met kleding, boeken en snuisterijen vooraf. Ook toen. Zondagmiddag en bloedheet. Het uiterste puntje van onze tuin, buiten bereik van de zon, de schaduw, en Diana die over de geuren en kleuren begon die haar heel sterk aan haar ouderlijk huis in Afghanistan deden terugdenken. Hun tuin van vroeger, de familie, de zeden en gewoonten. Verhalen die leerden dat we maar een zeer beperkte voorstelling van zaken hadden, waar het Afghanistan betrof. In veel opzichten een zeer bijzondere middag. En zoals Diana toen, en vaker wel, over het verleden vertelde, zo deed de Koerdisch- Syrische Helin dat afgelopen vrijdagmiddag. Verhalen waarnaar met ingehouden adem werd geluisterd. Oorlog, met angst en beven. Oorlog en rechteloosheid. Nooit weten of je de volgende dag wel halen zal.
****
Ik ben niet zo gauw een bewonderaar van iets of iemand, maar van de zwemster Ranomi Kromowidjojo werd ik dat al een hele poos geleden. Door haar persoonlijkheid. Door haar oorspronkelijkheid. Door haar spontane Groningse echtheid. Eén van de allerbesten uit de Nederlandse zwemgeschiedenis. Nu is ze gestopt. Haar woorden zijn me uit het mantelzorghart gegrepen: ‘Ik heb altijd geweten dat er meer is dan topsport en dat het een onderdeel vormt van een groter geheel. Dankzij alle jaren topsport weet ik dat je tot veel meer in staat bent dan je zelf vaak denkt, onder andere door je juiste gedachten te hebben. Ik ben ervan overtuigd dat deze ervaringen mij nu ook gaan helpen met mijn volgende uitdaging om anderen te inspireren.’ Dit is geen tegeltjeswijsheid, dit is zoals het leven in elkaar steekt. Het is iets willen en met alle kracht en alle macht proberen het doel ook te bereiken. ‘Prominenten’, zoals ze worden genoemd, en zoals ze zichzelf ook graag zien, haasten zich nu om ‘Kromo’ met haar zwemcarrière te feliciteren. Ze duiken overal op. Daarbij valt opmerkelijk vaak het woordje ‘ik’.
****
Hoi Johan,
Hartstikke bedankt voor het boek ‘Dankjewel voor je liefde’. Ik ga er veel cliënten hier in Zuid-Limburg blij mee maken, die ook met parkinson in hun naaste omgeving te maken hebben. En ook anderen. Veel getroffenen van de watersnoodramp van juli vorig jaar in Valkenburg zijn er nog steeds heel beroerd aan toe. Ze zijn er nog altijd niet bovenop. De impact is ongelofelijk. Nachtmerries, stress. Ze hebben begeleiding nodig. Mantelzorg lijkt me ook zo zwaar. Maar jij bent altijd zo vrolijk en goedgehumeurd. Prachtig. Echter mag je ook wel eens je dekking laten vallen, en de stress en frustratie eruit gooien. Dat lucht ook op. Gezellig dat je maandelijks voor acupunctuur wilt komen.
Hele fijne dag. En tot over enkele weken weer.
Groetjes, Angela.
****

Dierbare vriendschap meegenomen uit jarenlange samenwerking met Ellen in parallelle klassen op school, je bezoek met tulpen, Wil, was ons weer een waar genoegen.