‘Wist je dat je ratten eet als je radeloos bent van de honger?’ In het eerste jaar van haar parkinson besloten we de vroegste jeugd van Ellen te boekstaven en door te geven aan de kleindochters. Ellen tastte in opperste concentratie haar geheugen af. Zij vertellen en ik schrijven, ik schrijven en zij weer verder vertellen. Ellen ging terug in de tijd en ons huis vulde zich met de geur van trasi. Een vergeeld en bijna vergaan exemplaar uit augustus 1947 van het Engelstalige blad The Warrior kwam uit een schoenendoos tevoorschijn. Een zekere Catherine Baird portretteerde Elleke Palstra als een ‘prachtig, weliswaar spichtig, lichtbruin getint meisje – een kind met grote donkerbruine ogen, en met lang en een beetje krullend zwart haar. Ze leek op een cherubijntje, een klein engeltje’.
Die peuter, zo herinnerde ooggetuige Catherine Baird zich na het oorlogsgewoel in de Gordel van Smaragd, ‘hield zich kranig als wij in vieze stinkende en bloedhete treinen, en daarna ook nog urenlang te voet onder de ongenadig straffende tropenzon, op onbarmhartige wijze van het ene gevangenenkamp naar het andere werden gesleept. Het was op één van die barbaarse tochten door de bushbush van Java dat Elleke met een hoog stemmetje tegen een oude vrouw gilde: ‘Niet mopperen’. Ondanks onze uitzichtloze ellende moesten we allemaal lachen om die wijsneus. We hadden niets, behalve onszelf. Ik zie nog het beeld voor me van moeder Beatrice die haar dochtertje over de schouder meezeulde. Het zweet gutste van haar gezicht op de rug van het kind. Beatrice had haar blik alleen maar gericht op die eindeloze, bloedhete en stoffige straat voor ons. En toen klonk weer dat iele en ontwapenend blije kinderstemmetje dat uitschreeuwde: ‘Mam, sterren, kijk naar de sterren’. Alle voort sloffende vrouwen richtten als op commando de blik omhoog’.
Hoe oud Ellen toen was? Ze moet twee jaar zijn geweest of anders drie, waarschijnlijk drie. Het kampleven sloopte de gezondheid van de geïnterneerden. Ze kregen beriberi, dikke benen door vitaminegebrek. Ze zaten onder de luizen. Ze werden volkomen kierewiet vanwege alle insecten die wegvraten wat in hun buurt kwam. De gedetineerden raakten aan de racekak. De waterpoep spoot er vele keren per dag uit. De moeder van Ellen trad als woordvoerster op van andere opstandige gevangenen en onderging lijfstraffen zoals onder water dompeling. Ze verdient een standbeeld. Beatrice liep tijdens de ontberingen niet alleen dysenterie op, maar ook paratyfus en cholera.
Twee dagen voordat Nederlands-Indië in maart 1942 capituleerde, werd Ellen als nakomertje geboren in het ziekenhuis van Bandoeng. In de wijde omtrek vielen de bommen. De enige tastbare herinneringen aan haar eerste levensjaren vormen het gebutste tinnen drinkbekertje, de houtskooltekening die een onbekend gebleven medegevangenen van haar had gemaakt, de donkergroene kledingkist van de repatriëring, de kampfoto met stempel voor een zoveelste bestemming onder commando van de hysterische jap, en het artikel van Catherine Baird. Moeder en dochtertje, maar ook vader en beide zoons, ze overleefden allemaal de oorlog. Maar zowel Beatrice als haar tweede zoon Wiebe stierven tussen hun zestigste en zeventigste in een psychiatrische kliniek. Toen de dementie bij Ellen voortschreed en ze niet meer thuis kon wonen, zei ze eens: ‘Ik ben achter prikkeldraad geboren, ik ga ook achter prikkeldraad dood’. Ze corrigeerde zichzelf. ‘Het waren op Java bamboematten. Zoals in het verpleeghuis cijfersloten. Opgesloten en niet anders dan dat’.
Huil maar, heb ik Ellen de afgelopen zeven jaar dikwijls gezegd. En dan huilde ik met haar mee. Het voelde zo onrechtvaardig, die parkinson en dementie. Gezondheid wordt als een vanzelfsprekendheid beleefd, totdat… Dan is niets meer vanzelfsprekend. Gelukkig komt Ellen nog steeds alle dagen van de week voor vele uren naar huis. Gelukkig beschikken we over een verpleeghuis dat in het algemene beeld van de verpleegzorg misschien wel zijn tijd vooruit is. Ellen is er een hotelgast. Ze komt en ze gaat. Ik kan bij haar blijven slapen zo vaak ik wil. En dat doe ik dan ook. Samen in één bed, zo veilig vertrouwd. Vaak krijgen we voor thuis een restje avondeten mee. Maar als ik zoals vandaag mijn mails open dan schrijnt het te lezen dat goeie vrienden vandaag eerst in Amsterdam naar de voorstelling Anne gaan en aansluitend naar de Dodenherdenking op de Dam. Wat had ik dat ook nog graag gedaan met mijn prachtige lichtbruin getinte meisje met grote donkerbruine ogen.
Het is weer 4 mei. De zon komt op. Het is nog vroeg. Vanavond om acht uur is het weer zover. De Dodenherdenking blijft voor ons belangrijk. Zoals ook de jaarlijkse herdenking op 25 augustus op Bronbeek van de Japanse vrouwenkampen op Java. Ellen liet op Bronbeek elk jaar weer haar ogen dwalen over de onafzienbare lijst met namen van personen die tussen maart 1942 en eind 1945 in de kampen hadden geleden. Ook haar eigen naam kwam ze tegen. Het deed haar veel. Dan kneep ze stevig in mijn hand als om te zeggen: help me door dit moment heen. Vandaag weer 4 mei. Hoe vaak nog zal ik die dag samen met mijn zo zieke soulmate beleven? De vlag wappert weer halfstok. Het belooft mooi weer te worden vandaag. Ik zal enkele mensen uitnodigen voor met Ellen en mij hier in de achtertuin. Ik ga een pan rijk gevulde katjangsoep maken met kroepoek erbij. Ik ga pralines kopen voor bij de thee. De parasols gaan uit. We mogen het leven genieten – we mógen, dat voorrecht is in Europa en in de Pacific bevochten en door miljoenen met hun eigen leven betaald. Vanavond schuift Ellen even na achten weer in rolstoel langs het monument in Vleuten en zullen wij weer samen bloemen leggen. De vogelgeluiden vanuit de boomtoppen zullen ons opnieuw herinneren aan de vrijheid, ziek of niet.




